Eerste eisch voor onze Marinevloot:
Moinieert II op dit blad
Ons Indisch hoekje
YliejuwJ uil I0i&>
SA&p&ri uit een. acioeete blacnuAe
doeltreffende leiding
volwaardigheid
Een u-o-Cfc dat tztli, bovw-t aan ^Ijn toe&omAi
Het personeeivraagstuk en
Jortan de Witt
Marktoverzicht
Visscherij
Vertrek „Christiaan Huygens"
uitgesteld
Veertig jaren moedig
op zee
Kapelmeester van der Glas
gaat heen
Het kauwen van WKIGLEY'S P.K.
is goed voor Uw gezondheid; het
kalmeert en voorkomt overspannen
zenuwen.
Behalve dat de verkwikkende P.K. na eiken
maaltijd de zenuwen sterkt, bevordert het
de spijsvertering en houdt het de tanden
schoon, gaaf en sterk. P.K. kauwen is een
goede gewoonte voor jong en oud.
Koopt vandaag nog enkele pakjes enhoudt
er steeds een paar bü de hand. h.t.3.
Veel genot voor weinig geld: 5 cent
AAAAAAMAAAAAA
ders te vinden en hen te behouden, tot
uit de jongeren even goede krachten
voortkomen. Men wake dus voor het
systeem, dat o.a. in de Kon. Marine elke
4 jaar een compleet stel nieuwe leiders
brengt, die daarby niet altijd opkomen
omdat zij beter zyn, doch omdat het hun
beurt is.
In kritieke perioden zal onze Rijkseenheid
moeten steunen op krachtige zeegaande
schepen met goede leiders aan boord en aan
den wal. Men geve aan de militaire chefs ook
de macht, die overeenkomst met hun hooge
verantwoordelijkheid, opdat niet de blijvende
en dikwijls behoudzieke ambtenaar zijn stem
pel drukke op de geheele organisatie.
De tweede, niet minder belangrijke eisch
is volwaardigheid.
Dit is het beginsel, dat speciaal voor een
kleinere zeemacht moet worden geëerbiedigd
en dat zwaarder weegt, naarmate de schepen
grooter zijn en een langeren levensduur heb
ben. Het verwaarloozen van dit beginsel leidt
tot schijnbare momenteele bezuiniging, doch
tevens tot een oneconomisch en ondoeltreffend
gebruik der defensiegelden. Speciaal wanneer
men een vloot met een kern van zware sche
pen wil bouwen, moet men in de toekomst
zien en dus zorgen, dat deze kern niet alleen
over 4 jaar, doch ook over 20 jaar, nog vol
doende offensieve en dus preventieve waarde
heeft.
Wanneer gij, Nederlanders, weer eens
mocht gaan begrijpen, wat zeemacht betee-
kent voor u en voor uw nageslacht, dan zal
zij niet lang meer een speelbal zijn iri de
binnenlandsche politieke geschillen van moe
derland en overzeesche gewesten. Dan zal zij
kunnen en moeten zijn: een krachtig politiek
instrument in het buitenlandsch gebied van
den Nederlandschen Staat.
Dan zal zij door de regeering van dien
Staat worden gebruikt tot handhaving of her
stel van een eervollen vrede en voor het be
houd van de eenheid en zelfstandigheid van
het „Koninkrijk der Nederlanden", waar en
wanneer dit ook wordt bedreigd.
Dan zal men ook weer begrijpen, wat het
verschil is tusschen „verdedigen van grond
gebied" en de taak van de „Weermacht voor
het behoud van den Staat".
Het doel van die weermacht staat sinds
eeuwen gegrift onder het wapen, dat deze
Staat erfde van den Vader des Vaderlands.
Daar staat niet „Je Défendrai" Ik zal
verdedigen; doch „Je Maintiendrai"
Ik zal handhaven.
DE SULTAN BIEDT PRINSES JULIANA
EEN DAJAKSCH MANDJE AAN
Het gevoel voor ornamentkunst grenst by
den Dajak aan het wonder
baarlijke
„De Sultan van Boeloengan N.O. (Borneo)
bood bij zijn bezoek Prinses Juliana een kra-
lenmandje aan van Dajaksch maaksel, Prins
Bernhard ontving een Dajaksch zwaard en
Prinses Beatrix een gouden schotel", stond er
in de krant. Toen ik dit bericht las, doemde
plotseling het beeld van een Dajaksch hoofd
voor me op, dat Resident van Suchtelen bij
zijn bezoek aan Apo-Kajan, het was de eer
ste keer in 26 jaar, dat een Resident dat deel
van Ned.-Indië bezocht, had gevraagd of hij
namens de bewoners van zijn kampong een
mooie zonnehoed aan „Radjabioe" (de hooge,
groote Radja) Wilhelmina cadeau zou mo
gen doen en of de Resident die zou willen mee
nemen en verzenden. Die zonnehoeden moet
men weten zijn met zeer mooi kralenwerk ver
sierd. De Resident wimpelde het voorstel di
plomatiek af, omdat hij bij de aanvaarding
moeilijkheden voorzag. Hij vreesde, dat de an
dere kampongs van Apo-Kajan (een twintig
tal) er zich gepasseerd door zouden voelen,
dat het denkbeeld ook niet van hen was uit
gegaan. U ziet, naijver bestaat ook bij „wil
den" (Zijn de menschen in de heele wereld
niet gelijk?) Ik haal dit geval aan om te laten
zien, welke hooge waarde ze aan hun kralen
werk toekennen. Immers Radja Wilhelmina is
in hun oogen een hemelhoog wezen en dit biedt
men het beste aan, dat men bezit.
Al is er nu aan ons Koninklijk Huis geen
zonnehoed aangeboden, de idee van den een-
voudigen Dajak, in wiens hoofd het denkbeeld
was gerijpt, is toch tot vervulling gekomen en
wel via hun heerscher, den sultan van Boe
loengan, die de dochter van Radja Wilhel
mina een fraai mandje met kralenwerk aan
bood. Nu vermeldt het bericht in de krant niet
of het in Apo-Kajan is gemaakt, ook niet welk
mandje is aangeboden. De Dajaks n.1. inaken
er verschillende: rugmandjes, kinderdraag.
mandjes, sirihmandjes enz. De wij ze van ver
siering verschilt by de Dajakstammen waar
over de sultan regeert. Maar één ding hebben
ze gemeen: ze geven er onbewust uiting mee
aan hun behoefte de voorwerpen van dage-
lgksch gebruik te versieren, hun gevoel voor
schoonheid dat zich openbaart in levendige
kleuren, fraaie siermotieven, gevoel voor vorm
en ipn.
In het museum te Leeuwarden bevindt zich
'n Dajaksch mandje. De bekende bewonderaar
van Indonesische kunst, de heer Nanne Otte-
ma, schreef er o.m. van: „Het gevoel, dat de
Dajaks hebben voor ornamentkunst grenst aan
het ongelooflijke. De beelden van mensch en
dier, die de aanleiding zijn voor de ornamen
ten op weefsels, kralenwerk, vlechtwerk, hout
snijwerk zijn op kundige wijze tot allerlei gril-
lige vormen gestyleerd". Ik beeld hierbij een
bovenkant van dat sirihmandje af. De figu
ren stellen man en vrouw en de mytische neus-
horenvogel voor. De kleuren zijn wit, zwart,
geel, rood en groen. Nooit zijn de teekeningen
gelijk aan elkaar. In het dorp van het hoofd,
waarvan ik hierboven sprak, fotografeerde ik
een dertigtal, alle ongelijk. En de mannen die
de teekeningen ontwerpen, de vrouwen die de
kleuren uitkiezen, de kraaltjes rijgen, gebrui
ken er geen patroon of handleiding bij.
Tot slot vermeld ik, dat er van die figuren
mogische krachten uitgaan, zoodat de bedoe
ling oorspronkelijk was, zich te beschermen
tegen invloeden van booze geesten en demo
nen. Die bedoeling is thans grootendeels ver
loren gegaan.
Maar, vraag ik me af, zou die gedachte aan
bescherming toch niet in het onderbewustzijn
van het „wilde" Dajaksche hoofd, dat onze
Koningin een hoed met zijn magische bescher
mingsfiguren wilde aanbieden, hebben geze
teld. Ik stel die vraag, omdat „wilden" fijn
gevoelige menschen zijn.
H. F. TILLEMA.
Zoojuist is verschenen van de hand van
den luitenant ter zee le kl. C. J. W. van
Waning, als uitgave van de Kon. Nederl.
Ver. „Onze Vloot", met medewerking van de
Marine-Vereeniging en verkrygbaar in den
boekhandel en bij de N.V. Drukkerij en
Uitgeverp v/h C. de Boer Jr., te Den
Helder een uiterst intressante en leer
zame brochure, getiteld „De Weermacht
voor het behoud van den Staat". In deze
brochure zet de schrijver op klare wijze uit
een hoe wij het belang van een goede vloot
moeten zien en bevorderen. Wij wenschen
deze brochure "in de hand van ieder marine
man en ieder burger. Men zal er zijn leering
uit kunnen trekken.
Enkele citaten nemen wij hieronder over.
Wellicht zijn zij aanleiding dat men de bro
chure aanschaft.
De taak van de Zeemacht.
De taak van de Zeemacht zien de meeste
Nederlanders in onze dagen vrijwel uitsluitend
als „kustverdediging", d.w.z. een passieve
verdedigen van onze kustlijn tegen vijande
lijke landingen. Dit is echter een wanbegrip,
dat ten aanzien van elk maritiem land op
den duur tot fatale gevolgen moet leiden,
vooral wanneer het de geesten der leidende,
dus verantwoordelijke instanties gaat beheer-
schen.
Essentieel hebben de Zeemachten een an
dere taak dan de legers; zij voeren den Zee
oorlog, welke een strijd is om het „Meester
schap ter zee", d.w.z. om de controle der
eigen en vijandelijke zeewegen. Deze controle
heeft een tweeledig resultaat:
In de eerste plaats kan men den eigen
zeehandel in stand houden en vijandelijke
verstoren en men spreekt dan van beheer-
sching „van de economische verbindingen".
Daarnaast kan men den zeeweg benutten
voor het overzenden van expeditionaire
legers en (of) dit gebruik aan den vijand
ontzeggen. Men vat dit resultaat samen on
der het begrip „controle der oorlogs- of mi
litaire verbindingen". Afsnijden der econo
mische verbindingen verhindert den invoer
van voor het leven der bevolking en voor de
oorlogvoering noodzakelijke grondstoffen. Het
voor den zuiveren zeeoorlog typische middel
van den economischen druk heeft reeds dik
wijls, geheel onafhankelijk van den landoorlog
en soms zelfs zonder eenigen strijd te land,
den uitslag van de geheelen oorlog bepaald.
Het afsnijden der militaire verbindingen
verhindert het overzee-gaan van legers en
dus het bezetten van eigen of vreemd grond
gebied vanaf de zeezijde.
Geen enkel van de zeeverbindingen afhan
kelijk land kon tot dusver in de geschiede
nis op den duur den druk weerstaan van
een vijand, die ter zee sterker was en een
zoodanige positie innam, dat hij slechts over
zee te bereiken was. Napoleons machtig con
tinentaal systeem leverde hiervan reeds een
sprekend voorbeeld, doch ook de wereld
oorlog werd door de centralen verloren ter
wijl hun legers nog geheel op vijandelijk ge
bied stonden.
In onzen tijd voltrekt zich een strijd tus
schen een enorm continentaal bloc (China) en
een typisch maritiem eilandenrijk (Japan).
Het zou een grove fout zijn dezen strijd te
beschouwen als een zuiveren landoorlog,
want welke successen de Chineesche legers
ook mogen behalen, China zal den oorlog
van Japan slechts kunnen winnen, wanneer
het door den steun van machtige zeemogend
heden zijn zee-aanvoeren kan in stand hou
den en vooral als het met die hulp, de Japan-
sche economische en militaire zeeverbindingen
zou kunnen verstoren. Het maritiem karak
ter van dezen strijd ontgaat niet aan Chiang
Kai Chek; zie slechts bij welke mogend
heden hij steun zoekt.
Wie den strijd om overzeesche gebieden
niet ziet als worsteling, waarin de zeeoorlog
beslissend is, kan dien oorlog slechts ver
liezen. Wee daarom de maritieme natie, die
zich den blik laat verduisteren door conti
nentale begrippen en aan de Zeemacht niet
de plaats toekent, welke haar van nature
toekomt voor het behoud van haar overzee
sche gebieden en haar maritieme positie.
Wanneer onze zeegaande vloot beschikt
over snelle, volwaardige slagschepen, kan
de politieke beteekenis van deze schepen
zich nog over 20 jaren doen gevoelen.
Wij wijzen in dit verband op het feit, dat
de maritieme positie van Engeland, zoo
wel als van de andere zeemogendheden,
nog goeddeels steunt op dezelfde (zij het
gemoderniseerde) slagschepen, die het
meesterschap ter zee in den wereldoorlog
handhaafden. De lichtere eenheden zyn
goeddeels vervangen, terwijl de laatste
oorlogsvliegtuigen en tanks sinds lang
ergens in een museum staan.
Waarom slagschepen voor het
Koninkrijk?
Men moet niet bouwen „slagschepen vöor
Indië", want hiermede zou men voortgaan op
den verkeerden weg van het regionale defen
sie-systeem, doch bovendien, wie kan voor
spellen of de aanwezigheid van ons slag
eskader altijd het meest noodzakelijk zal zijn
in den Pacific? Wellicht is over eenige jaren
concentratie van onze maritieme macht in
andere zeeën meer gewenscht, ook voor het
„behoud van Indië".
Omdat de strijd om het behoud der ge-
biedsdeelen een strijd moet zijn met den ge
heelen Staat, kan b.v. Indië nooit méér zijn,
dan een operatieterrein van de Staatsweèr-
macht. Deze moet blijven: een politiek in
strument in handen der Nederlandsche re
geering. Er kan dus in Indië ook nooit
sprake zijn van een zelfstandig opperbevel
van een eigen weermacht, want de buiten-
landsche politiek wordt geleid door de re
geering van den Staat, welke zetelt in Den
Haag en niet in Batavia of Bandoeng.
Hoewel aan dit beginsel niet mag worden
getornd, legt dit tevens aan de regeering
van den Staat de verplichting op, de handha
ving van de belangen van den Staat niet
achter te stellen bij die van het Rijk in Euro
pa of deze te zien op een hooger plan dan de
interne belangen van het moederland. In het
bijzonder geldt dit wel voor het eenige
machtsorgaan van den Staat als geheel n.m.1.
de Staatsmarine. Wanneer het gebiedsdeel
Indië in de kosten der Staatsmarine bij
draagt, heeft het ook recht, dat met zijn
wenschen ten aanzien van de samenstelling
wordt rekening gehouden in het moederland.
Een maritieme Staat bouwt een zeegaande
vloot voor de bescherming van haar belan
gen als geheel en concentreert of verspreidt
deze, afhankelijk van de politieke constellatie
en zoodanig, dat zij op de maritieme oor
logvoering een gunstigen invloed kan uit
oefenen.
Wanneer men tot het inzicht komt. dat
de bouw en instandhouding van een eigen
slageskader noodzakelijk is voor het behoud
der Staatseenheid, dan moet deze zeemacht
dus worden geschapen voor het „Koninkrijk
der Nederlanden", al werkt zij thans speciaal
voor het behoud van Nederlandsch-Indië.
Na enkele financieele bezwaren genoemd te
hebben komt schrijver op het personeels-
argument.
De noodige personeelssterkte voor de vloot,
zooals deze thans wordt afgebouwd, be
draagt rond 12.000 man op oorlogssterkte.
Voor 4 slagschepen en 1 kruiser extra zou
den hier ongeveer 6750 man bijkomen; het
geen vrijwel gelijk is aan het tekort, dat in
de j[aren 1937 tot 1941 zal worden aangevuld,
voor de thans vastgestelde vlootsterkte.
Wanneer men hiertoe niet in staat is, lukt
het zeker niet om b.v. een verdubbeling der
huidige klein-materieel-vloot te bemannen,
want deze vergt niet alleen naar verhouding
veel meer personeel aan boord en aan den
wal, doch bovendien veel meer technisch-
gespecialiseerd en leidend personeel. Dit
zelfde geldt in nog ernstiger mate voor een
eventueele verdubbeling der huidige lucht
vloot voor Marine en Leger. Zware schepen
vereischen een blok van personeel, gemiddeld
minder kostbaar en gemakkelijker verkrijg
baar, dan de bemanning van welk kleiner
scheepstype ook, om van personeel voor den
vliegdienst maar niet te spreken.
Het kan nuttig zijn in dit verband aan
een historische feit te herinneren. In Mei
1665 bemande Johan de Witt uit een be
volking van nog geen millioen Nederlan
ders een vloot met 21.600 man. Wanneer
wij thans uit een bevolking van 8.000.000
zielen alleen in het moederland, nog geen
18.000 man kunnen bijeenbrengen, betee-
kent dit wel een zeer ernstige aanklacht
tegen ons volk.
Men kan als rechtgeaard Nederlander aan
deze zelfbeschuldiging niet mede doen!
Er is op den afsluitdijk van de vroegere
Zuiderzee een monument gegrondvest,
waarin met fiere letters de zelfvoldane
spreuk staat gebeiteld: „Een volk dat
leeft, bouwt aan zyn toe-
li o ms t".
Zeker! Doch wanneer dit volk werkelijk
leefde, bouwde het thans niet alleen aan zijn-
toekomst in de Zuiderzee, doch ook aan zijn
toekomst op alle zeeën.
Dan zou dit volk niet op een dag een be
drag van 400 millioen voor inpolderingen
slikken bij zijn onversch morgenkadetje, ter-
wille van één Z.O. polder en den volgenden
dag alarm slaan, wanneer de Minister van
Defensie een bedrag van 340 millioen noemt
voor den bouw en outillage van een behoor
lijk slageskader voor het behoud van zijn
duizendmaal grooter overzeesch gebied.
Dan zou dit volk willen bedenken, dat het
desnoods beter is zijn kinderen met schulden
achter te laten, dan zonder middel van be
staan.
En vóór gij zegt, dat die maritieme „noma
denstam" in dezen Staat zonder invloed in
parlement, regeering en pers, ongelijk heeft,
omdat gij hun taal niet meer verstaat, stel
len wij U, Nederlanders, deze vragen:
Wie hebben uw machtig koloniaal Rijk ge
maakt
Het waren uw zeevaarders, uw kooplieden
en uw soldaten, die uittrokken over zee.
Wat stelde u in staat uw waterland te her
scheppen in vruchtbare polders? Het waren
de schatten, die kwamen van overzee en uit
uw overzeesche gewesten.
Waarmede betaalde men uw spoorwegnet?
Het was het batig slot van uw „Indische
begrootingen".
Doch in al die jaren van voorspoed en rijk
dom hebt gij vergeten, wat u die welvaart
bracht en waarop zij steunde door alle eeuwen
heen. Dat was op Zeemacht, op Marine en
Koopvaardy, gezien als één geheel.
Als door een wonder hebt gij uw over
zeesche gebieden teruggekregen na het her
stel uwer onafhankelijkheid.
Veel is sinsdien herleefd, doch de maritieme
visie van de machthebbers der oude „Ver-
eenigde Provinciën" herleefde niet.
De ware beteekenis van het woord Zee
macht heeft dit volk sinds lang niet meer
begrepen; het scheen vertrapt en gedood
onder den dreun der soldatenlaarzen van de
Napoleontische troepen.
De eerste eisch is een goede en doel
bewuste leiding en vooral ook continuiteit
in goede leiding. Goede leiders zyn zeld
zaam overal. De kunst is om goede lei-
De wolveeprijzen loopen geleidelijk op, de
lammeren deden op de markt van gisteren
gemiddeld 9.per stuk. Ook de oude scha
pen stegen belangrijk in prijs bij vorige week.
Op de markt werden nu prijzen betaald van
8.- tot 16.Op de boerderij werden in
den loop der week middelmatige schapen ver
kocht voor ongeveer 17.per stuk.
Erkende wolhandelaren mogen ondanks re-
geeringsmaatregelen hun bedrijf voorzetten,
op de markt werden gisteren prijzen geboden
van 0.95 tot 1.per kg.
De rammenhandel trok weer groote be
langstelling. Wat niet in ruilhandel van de
hand ging, werd verhandeld voor prijzen van
17.— tot 30.—.
Koeien werden niet verhandeld, pinken de
den 60.tot 120.per stuk, nuchtere
kalveren golden gemiddeld 12.Voor
graskalveren liep de prijs van 25.45.
Biggen deden ongeveer 10.per stuk.
De vette varkens gelden op de boerderij 31
tot 32 cent per pond.
Paarden werden een achttal aangevoerd,
prijzen gelijk aan vorige week 180.tot
375.Voor varkens betaalde men gemid
deld 80.per stuk.
De markt had, doordat ook een rundvee
keuring plaats had, een zeer druk verloop.
Aan de eierenveiling liepen de prijzen der
kipeieren by vorige week een weinig om
hoog.
Eierenveiling Maandag 25 Sept. '39.
58—62 kg per 100 4.50 tot 4.85; 62—
64 kg per 100 4.75 tot 4.95; 66—70 kg
per 100 5.— tot 5.40; 50—56 kg per 100
3.80 tot 4.40; 40—50 kg per 100 2.85
tot 3.85.
Veemarkt, Maandag 25 Sept. '39.
8 paarden 180.tot 375.2 veulens
70.tot 100.4 pinken 60.tot
120.—; 67 schapen 16.— tot 19.—; 88
lammeren 6.— tot 11.50; 5 nuchtere kal
veren 8.tot 16.3 graskalveren
25.tot 75.5 schrammen 12.tot
16-11 biggen 8.tot 12.48 ram
men 17.— tot 30.—.
Urk, 25 September.
Door 60 vaartuigen werd j.1. Zaterdag aan
den Gemeentelijken Vischafslag alhier aan
gevoerd:
6650 pond kuilpaling, van 30 tot 330 pond
per vaartuig, prijs 13% tot 15% ct.; 218 pond
lijn- of beugaal, 17 tot 21 ct.; 660 pond
snoekbaars, 5 tot 7% ct.; 25 pond blei, 3 tot
4 ct. per pond en 270 manden nest, 40 tot
45 ct per mand.
Alhoewel het zeer gevaarlek is om op de
Noordzee te visschen, zoo is Maandagmor
gen toch nog een gedeelte van onze groote
Noordzeevloot uitgevaren. Begunstigd door
het mooie weder hebben deze de geheele week
het bedrijf uitgeoefend, toch wordt er over
het algemeen zeer weinig gevlscht. aangezien
er door zeer velen maar alleen overdag ge-
vischt wordt. Toch is voor de visscherij de
geschikste tijd om te visschen: de nacht.
Aangezien de aanvoer van visch nu niet zoo
groot is, zoo waren de vischprijzen zeer hoog.
De vangsten waren matig. Toch zyn er over
het algemeen bevredigende weekresultaten
geboekt. De groote motorvaartuigen tot 350
gulden. De kleine kustvaartuigen voor IJmui-
den tot 175 gulden, terwijl de garnalenvis-
schers van 180 tot 240 gulden besomden. De
levende garnalen waren duur.
De vorige week (18 tot en met 23 Septem
ber werd door 5 tot 60 vaartuigen per dag
aan den Gemeentelijken Vischafslag alhier
aangevoerd:
18251 pond kuilpaling, prijs 11 tot 18% ct.;
858 pond lyn- of beugaal, 15 tot 22% ct.;
3000 pond snoekbaars 5 tot 7 ct.; 25 pond
beil 3 tot 4 ct., alles per pond en 810 manden
nest, prijs 40 tot 45 ct. per mand.
In verband met de besprekingen over de
contrabande-lijsten der oorlogvoerende mogend
heden, gaat naar Aneta verneemt, ook het
vertrek van het m.s. „Christiaan Huygens" op
27 September van Tandjong-Priok naar Am
sterdam niet door. De juiste datum van ver
trek is nog niet vastgesteld.
Bij navraag vernamen wij van de directie
der Stoomvaart Mij. Nederland, te Amster
dam, dat inderdaad het vertrek van de „Chris
tiaan Huygens" met enkele dagen is uitge
steld, in verband met de moeilijkheden om
lading voor het schip te verkrijgen.
Kapitein B. 't Hart jubileert.
Op 1 October zal de oudste nog actieve ge
zagvoerder van L. Smit Co.'s Internatio
nalen Sleepdienst, de heer B. 't Hart te Maas
sluis zijn veertigjarig jubileum in dienst van
deze bekende onderneming vieren.
Een lange lijst van reizen, welke onder zijn
leiding werden uitgevoerd, kan kapitein 't Hart
opsommen. Alle mogelijke vaartuigen werden
naar de verschillende werelddeelen gesleept.
Onder zijn commando werden niet minder dan
negen dokken naar hun bestemming gebracht.
Hoeveel schepen kapitein 't Hart met de
verschillende booten, waarover hij het bevel
voerde, van een ondergang gered heeft, door
deze in de oceanen vast te maken en behou
den binnen te brengen, is moeilijk te schatten,
doch het zal niet ver van de zestig zijn.
Te Amersfoort heeft Maandag de kapel
meester van de stafmuziek van 5 R. I., de
heer J. R. v. d. Glas, afscheid genomen van
den militairen dienst. Nadat in de morgenuren
kapitein-adjudant Wolthuis, commandant der
muziek, den heer van der Glas had bedankt
voor zijn prestaties, hebben de stafmuzikanten
van hun dirigent afscheid genomen en hem
een geschenk aangeboden.
Des middags heeft de commandant van het
kantonnement Amersfoort, overste van der
Lely, den heer van der Glas op zijn bureau
toegesproken. Hij prees hem als een goed
dirigent, die de stafmuziek van 5 R. I. een
goeden naam heeft bezorgd. De marschen en
cantates, door van der Glas gecomponeerd,
zullen vaak worden uitgevoerd. Namens de
officieren van het regiment bood spr. den
scheidenden dirigent een fraai geschenk aan.