Eerste eisch voor onze Marinevloot: Moinieert II op dit blad Ons Indisch hoekje YliejuwJ uil I0i&> SA&p&ri uit een. acioeete blacnuAe doeltreffende leiding volwaardigheid Een u-o-Cfc dat tztli, bovw-t aan ^Ijn toe&omAi Het personeeivraagstuk en Jortan de Witt Marktoverzicht Visscherij Vertrek „Christiaan Huygens" uitgesteld Veertig jaren moedig op zee Kapelmeester van der Glas gaat heen Het kauwen van WKIGLEY'S P.K. is goed voor Uw gezondheid; het kalmeert en voorkomt overspannen zenuwen. Behalve dat de verkwikkende P.K. na eiken maaltijd de zenuwen sterkt, bevordert het de spijsvertering en houdt het de tanden schoon, gaaf en sterk. P.K. kauwen is een goede gewoonte voor jong en oud. Koopt vandaag nog enkele pakjes enhoudt er steeds een paar bü de hand. h.t.3. Veel genot voor weinig geld: 5 cent AAAAAAMAAAAAA ders te vinden en hen te behouden, tot uit de jongeren even goede krachten voortkomen. Men wake dus voor het systeem, dat o.a. in de Kon. Marine elke 4 jaar een compleet stel nieuwe leiders brengt, die daarby niet altijd opkomen omdat zij beter zyn, doch omdat het hun beurt is. In kritieke perioden zal onze Rijkseenheid moeten steunen op krachtige zeegaande schepen met goede leiders aan boord en aan den wal. Men geve aan de militaire chefs ook de macht, die overeenkomst met hun hooge verantwoordelijkheid, opdat niet de blijvende en dikwijls behoudzieke ambtenaar zijn stem pel drukke op de geheele organisatie. De tweede, niet minder belangrijke eisch is volwaardigheid. Dit is het beginsel, dat speciaal voor een kleinere zeemacht moet worden geëerbiedigd en dat zwaarder weegt, naarmate de schepen grooter zijn en een langeren levensduur heb ben. Het verwaarloozen van dit beginsel leidt tot schijnbare momenteele bezuiniging, doch tevens tot een oneconomisch en ondoeltreffend gebruik der defensiegelden. Speciaal wanneer men een vloot met een kern van zware sche pen wil bouwen, moet men in de toekomst zien en dus zorgen, dat deze kern niet alleen over 4 jaar, doch ook over 20 jaar, nog vol doende offensieve en dus preventieve waarde heeft. Wanneer gij, Nederlanders, weer eens mocht gaan begrijpen, wat zeemacht betee- kent voor u en voor uw nageslacht, dan zal zij niet lang meer een speelbal zijn iri de binnenlandsche politieke geschillen van moe derland en overzeesche gewesten. Dan zal zij kunnen en moeten zijn: een krachtig politiek instrument in het buitenlandsch gebied van den Nederlandschen Staat. Dan zal zij door de regeering van dien Staat worden gebruikt tot handhaving of her stel van een eervollen vrede en voor het be houd van de eenheid en zelfstandigheid van het „Koninkrijk der Nederlanden", waar en wanneer dit ook wordt bedreigd. Dan zal men ook weer begrijpen, wat het verschil is tusschen „verdedigen van grond gebied" en de taak van de „Weermacht voor het behoud van den Staat". Het doel van die weermacht staat sinds eeuwen gegrift onder het wapen, dat deze Staat erfde van den Vader des Vaderlands. Daar staat niet „Je Défendrai" Ik zal verdedigen; doch „Je Maintiendrai" Ik zal handhaven. DE SULTAN BIEDT PRINSES JULIANA EEN DAJAKSCH MANDJE AAN Het gevoel voor ornamentkunst grenst by den Dajak aan het wonder baarlijke „De Sultan van Boeloengan N.O. (Borneo) bood bij zijn bezoek Prinses Juliana een kra- lenmandje aan van Dajaksch maaksel, Prins Bernhard ontving een Dajaksch zwaard en Prinses Beatrix een gouden schotel", stond er in de krant. Toen ik dit bericht las, doemde plotseling het beeld van een Dajaksch hoofd voor me op, dat Resident van Suchtelen bij zijn bezoek aan Apo-Kajan, het was de eer ste keer in 26 jaar, dat een Resident dat deel van Ned.-Indië bezocht, had gevraagd of hij namens de bewoners van zijn kampong een mooie zonnehoed aan „Radjabioe" (de hooge, groote Radja) Wilhelmina cadeau zou mo gen doen en of de Resident die zou willen mee nemen en verzenden. Die zonnehoeden moet men weten zijn met zeer mooi kralenwerk ver sierd. De Resident wimpelde het voorstel di plomatiek af, omdat hij bij de aanvaarding moeilijkheden voorzag. Hij vreesde, dat de an dere kampongs van Apo-Kajan (een twintig tal) er zich gepasseerd door zouden voelen, dat het denkbeeld ook niet van hen was uit gegaan. U ziet, naijver bestaat ook bij „wil den" (Zijn de menschen in de heele wereld niet gelijk?) Ik haal dit geval aan om te laten zien, welke hooge waarde ze aan hun kralen werk toekennen. Immers Radja Wilhelmina is in hun oogen een hemelhoog wezen en dit biedt men het beste aan, dat men bezit. Al is er nu aan ons Koninklijk Huis geen zonnehoed aangeboden, de idee van den een- voudigen Dajak, in wiens hoofd het denkbeeld was gerijpt, is toch tot vervulling gekomen en wel via hun heerscher, den sultan van Boe loengan, die de dochter van Radja Wilhel mina een fraai mandje met kralenwerk aan bood. Nu vermeldt het bericht in de krant niet of het in Apo-Kajan is gemaakt, ook niet welk mandje is aangeboden. De Dajaks n.1. inaken er verschillende: rugmandjes, kinderdraag. mandjes, sirihmandjes enz. De wij ze van ver siering verschilt by de Dajakstammen waar over de sultan regeert. Maar één ding hebben ze gemeen: ze geven er onbewust uiting mee aan hun behoefte de voorwerpen van dage- lgksch gebruik te versieren, hun gevoel voor schoonheid dat zich openbaart in levendige kleuren, fraaie siermotieven, gevoel voor vorm en ipn. In het museum te Leeuwarden bevindt zich 'n Dajaksch mandje. De bekende bewonderaar van Indonesische kunst, de heer Nanne Otte- ma, schreef er o.m. van: „Het gevoel, dat de Dajaks hebben voor ornamentkunst grenst aan het ongelooflijke. De beelden van mensch en dier, die de aanleiding zijn voor de ornamen ten op weefsels, kralenwerk, vlechtwerk, hout snijwerk zijn op kundige wijze tot allerlei gril- lige vormen gestyleerd". Ik beeld hierbij een bovenkant van dat sirihmandje af. De figu ren stellen man en vrouw en de mytische neus- horenvogel voor. De kleuren zijn wit, zwart, geel, rood en groen. Nooit zijn de teekeningen gelijk aan elkaar. In het dorp van het hoofd, waarvan ik hierboven sprak, fotografeerde ik een dertigtal, alle ongelijk. En de mannen die de teekeningen ontwerpen, de vrouwen die de kleuren uitkiezen, de kraaltjes rijgen, gebrui ken er geen patroon of handleiding bij. Tot slot vermeld ik, dat er van die figuren mogische krachten uitgaan, zoodat de bedoe ling oorspronkelijk was, zich te beschermen tegen invloeden van booze geesten en demo nen. Die bedoeling is thans grootendeels ver loren gegaan. Maar, vraag ik me af, zou die gedachte aan bescherming toch niet in het onderbewustzijn van het „wilde" Dajaksche hoofd, dat onze Koningin een hoed met zijn magische bescher mingsfiguren wilde aanbieden, hebben geze teld. Ik stel die vraag, omdat „wilden" fijn gevoelige menschen zijn. H. F. TILLEMA. Zoojuist is verschenen van de hand van den luitenant ter zee le kl. C. J. W. van Waning, als uitgave van de Kon. Nederl. Ver. „Onze Vloot", met medewerking van de Marine-Vereeniging en verkrygbaar in den boekhandel en bij de N.V. Drukkerij en Uitgeverp v/h C. de Boer Jr., te Den Helder een uiterst intressante en leer zame brochure, getiteld „De Weermacht voor het behoud van den Staat". In deze brochure zet de schrijver op klare wijze uit een hoe wij het belang van een goede vloot moeten zien en bevorderen. Wij wenschen deze brochure "in de hand van ieder marine man en ieder burger. Men zal er zijn leering uit kunnen trekken. Enkele citaten nemen wij hieronder over. Wellicht zijn zij aanleiding dat men de bro chure aanschaft. De taak van de Zeemacht. De taak van de Zeemacht zien de meeste Nederlanders in onze dagen vrijwel uitsluitend als „kustverdediging", d.w.z. een passieve verdedigen van onze kustlijn tegen vijande lijke landingen. Dit is echter een wanbegrip, dat ten aanzien van elk maritiem land op den duur tot fatale gevolgen moet leiden, vooral wanneer het de geesten der leidende, dus verantwoordelijke instanties gaat beheer- schen. Essentieel hebben de Zeemachten een an dere taak dan de legers; zij voeren den Zee oorlog, welke een strijd is om het „Meester schap ter zee", d.w.z. om de controle der eigen en vijandelijke zeewegen. Deze controle heeft een tweeledig resultaat: In de eerste plaats kan men den eigen zeehandel in stand houden en vijandelijke verstoren en men spreekt dan van beheer- sching „van de economische verbindingen". Daarnaast kan men den zeeweg benutten voor het overzenden van expeditionaire legers en (of) dit gebruik aan den vijand ontzeggen. Men vat dit resultaat samen on der het begrip „controle der oorlogs- of mi litaire verbindingen". Afsnijden der econo mische verbindingen verhindert den invoer van voor het leven der bevolking en voor de oorlogvoering noodzakelijke grondstoffen. Het voor den zuiveren zeeoorlog typische middel van den economischen druk heeft reeds dik wijls, geheel onafhankelijk van den landoorlog en soms zelfs zonder eenigen strijd te land, den uitslag van de geheelen oorlog bepaald. Het afsnijden der militaire verbindingen verhindert het overzee-gaan van legers en dus het bezetten van eigen of vreemd grond gebied vanaf de zeezijde. Geen enkel van de zeeverbindingen afhan kelijk land kon tot dusver in de geschiede nis op den duur den druk weerstaan van een vijand, die ter zee sterker was en een zoodanige positie innam, dat hij slechts over zee te bereiken was. Napoleons machtig con tinentaal systeem leverde hiervan reeds een sprekend voorbeeld, doch ook de wereld oorlog werd door de centralen verloren ter wijl hun legers nog geheel op vijandelijk ge bied stonden. In onzen tijd voltrekt zich een strijd tus schen een enorm continentaal bloc (China) en een typisch maritiem eilandenrijk (Japan). Het zou een grove fout zijn dezen strijd te beschouwen als een zuiveren landoorlog, want welke successen de Chineesche legers ook mogen behalen, China zal den oorlog van Japan slechts kunnen winnen, wanneer het door den steun van machtige zeemogend heden zijn zee-aanvoeren kan in stand hou den en vooral als het met die hulp, de Japan- sche economische en militaire zeeverbindingen zou kunnen verstoren. Het maritiem karak ter van dezen strijd ontgaat niet aan Chiang Kai Chek; zie slechts bij welke mogend heden hij steun zoekt. Wie den strijd om overzeesche gebieden niet ziet als worsteling, waarin de zeeoorlog beslissend is, kan dien oorlog slechts ver liezen. Wee daarom de maritieme natie, die zich den blik laat verduisteren door conti nentale begrippen en aan de Zeemacht niet de plaats toekent, welke haar van nature toekomt voor het behoud van haar overzee sche gebieden en haar maritieme positie. Wanneer onze zeegaande vloot beschikt over snelle, volwaardige slagschepen, kan de politieke beteekenis van deze schepen zich nog over 20 jaren doen gevoelen. Wij wijzen in dit verband op het feit, dat de maritieme positie van Engeland, zoo wel als van de andere zeemogendheden, nog goeddeels steunt op dezelfde (zij het gemoderniseerde) slagschepen, die het meesterschap ter zee in den wereldoorlog handhaafden. De lichtere eenheden zyn goeddeels vervangen, terwijl de laatste oorlogsvliegtuigen en tanks sinds lang ergens in een museum staan. Waarom slagschepen voor het Koninkrijk? Men moet niet bouwen „slagschepen vöor Indië", want hiermede zou men voortgaan op den verkeerden weg van het regionale defen sie-systeem, doch bovendien, wie kan voor spellen of de aanwezigheid van ons slag eskader altijd het meest noodzakelijk zal zijn in den Pacific? Wellicht is over eenige jaren concentratie van onze maritieme macht in andere zeeën meer gewenscht, ook voor het „behoud van Indië". Omdat de strijd om het behoud der ge- biedsdeelen een strijd moet zijn met den ge heelen Staat, kan b.v. Indië nooit méér zijn, dan een operatieterrein van de Staatsweèr- macht. Deze moet blijven: een politiek in strument in handen der Nederlandsche re geering. Er kan dus in Indië ook nooit sprake zijn van een zelfstandig opperbevel van een eigen weermacht, want de buiten- landsche politiek wordt geleid door de re geering van den Staat, welke zetelt in Den Haag en niet in Batavia of Bandoeng. Hoewel aan dit beginsel niet mag worden getornd, legt dit tevens aan de regeering van den Staat de verplichting op, de handha ving van de belangen van den Staat niet achter te stellen bij die van het Rijk in Euro pa of deze te zien op een hooger plan dan de interne belangen van het moederland. In het bijzonder geldt dit wel voor het eenige machtsorgaan van den Staat als geheel n.m.1. de Staatsmarine. Wanneer het gebiedsdeel Indië in de kosten der Staatsmarine bij draagt, heeft het ook recht, dat met zijn wenschen ten aanzien van de samenstelling wordt rekening gehouden in het moederland. Een maritieme Staat bouwt een zeegaande vloot voor de bescherming van haar belan gen als geheel en concentreert of verspreidt deze, afhankelijk van de politieke constellatie en zoodanig, dat zij op de maritieme oor logvoering een gunstigen invloed kan uit oefenen. Wanneer men tot het inzicht komt. dat de bouw en instandhouding van een eigen slageskader noodzakelijk is voor het behoud der Staatseenheid, dan moet deze zeemacht dus worden geschapen voor het „Koninkrijk der Nederlanden", al werkt zij thans speciaal voor het behoud van Nederlandsch-Indië. Na enkele financieele bezwaren genoemd te hebben komt schrijver op het personeels- argument. De noodige personeelssterkte voor de vloot, zooals deze thans wordt afgebouwd, be draagt rond 12.000 man op oorlogssterkte. Voor 4 slagschepen en 1 kruiser extra zou den hier ongeveer 6750 man bijkomen; het geen vrijwel gelijk is aan het tekort, dat in de j[aren 1937 tot 1941 zal worden aangevuld, voor de thans vastgestelde vlootsterkte. Wanneer men hiertoe niet in staat is, lukt het zeker niet om b.v. een verdubbeling der huidige klein-materieel-vloot te bemannen, want deze vergt niet alleen naar verhouding veel meer personeel aan boord en aan den wal, doch bovendien veel meer technisch- gespecialiseerd en leidend personeel. Dit zelfde geldt in nog ernstiger mate voor een eventueele verdubbeling der huidige lucht vloot voor Marine en Leger. Zware schepen vereischen een blok van personeel, gemiddeld minder kostbaar en gemakkelijker verkrijg baar, dan de bemanning van welk kleiner scheepstype ook, om van personeel voor den vliegdienst maar niet te spreken. Het kan nuttig zijn in dit verband aan een historische feit te herinneren. In Mei 1665 bemande Johan de Witt uit een be volking van nog geen millioen Nederlan ders een vloot met 21.600 man. Wanneer wij thans uit een bevolking van 8.000.000 zielen alleen in het moederland, nog geen 18.000 man kunnen bijeenbrengen, betee- kent dit wel een zeer ernstige aanklacht tegen ons volk. Men kan als rechtgeaard Nederlander aan deze zelfbeschuldiging niet mede doen! Er is op den afsluitdijk van de vroegere Zuiderzee een monument gegrondvest, waarin met fiere letters de zelfvoldane spreuk staat gebeiteld: „Een volk dat leeft, bouwt aan zyn toe- li o ms t". Zeker! Doch wanneer dit volk werkelijk leefde, bouwde het thans niet alleen aan zijn- toekomst in de Zuiderzee, doch ook aan zijn toekomst op alle zeeën. Dan zou dit volk niet op een dag een be drag van 400 millioen voor inpolderingen slikken bij zijn onversch morgenkadetje, ter- wille van één Z.O. polder en den volgenden dag alarm slaan, wanneer de Minister van Defensie een bedrag van 340 millioen noemt voor den bouw en outillage van een behoor lijk slageskader voor het behoud van zijn duizendmaal grooter overzeesch gebied. Dan zou dit volk willen bedenken, dat het desnoods beter is zijn kinderen met schulden achter te laten, dan zonder middel van be staan. En vóór gij zegt, dat die maritieme „noma denstam" in dezen Staat zonder invloed in parlement, regeering en pers, ongelijk heeft, omdat gij hun taal niet meer verstaat, stel len wij U, Nederlanders, deze vragen: Wie hebben uw machtig koloniaal Rijk ge maakt Het waren uw zeevaarders, uw kooplieden en uw soldaten, die uittrokken over zee. Wat stelde u in staat uw waterland te her scheppen in vruchtbare polders? Het waren de schatten, die kwamen van overzee en uit uw overzeesche gewesten. Waarmede betaalde men uw spoorwegnet? Het was het batig slot van uw „Indische begrootingen". Doch in al die jaren van voorspoed en rijk dom hebt gij vergeten, wat u die welvaart bracht en waarop zij steunde door alle eeuwen heen. Dat was op Zeemacht, op Marine en Koopvaardy, gezien als één geheel. Als door een wonder hebt gij uw over zeesche gebieden teruggekregen na het her stel uwer onafhankelijkheid. Veel is sinsdien herleefd, doch de maritieme visie van de machthebbers der oude „Ver- eenigde Provinciën" herleefde niet. De ware beteekenis van het woord Zee macht heeft dit volk sinds lang niet meer begrepen; het scheen vertrapt en gedood onder den dreun der soldatenlaarzen van de Napoleontische troepen. De eerste eisch is een goede en doel bewuste leiding en vooral ook continuiteit in goede leiding. Goede leiders zyn zeld zaam overal. De kunst is om goede lei- De wolveeprijzen loopen geleidelijk op, de lammeren deden op de markt van gisteren gemiddeld 9.per stuk. Ook de oude scha pen stegen belangrijk in prijs bij vorige week. Op de markt werden nu prijzen betaald van 8.- tot 16.Op de boerderij werden in den loop der week middelmatige schapen ver kocht voor ongeveer 17.per stuk. Erkende wolhandelaren mogen ondanks re- geeringsmaatregelen hun bedrijf voorzetten, op de markt werden gisteren prijzen geboden van 0.95 tot 1.per kg. De rammenhandel trok weer groote be langstelling. Wat niet in ruilhandel van de hand ging, werd verhandeld voor prijzen van 17.— tot 30.—. Koeien werden niet verhandeld, pinken de den 60.tot 120.per stuk, nuchtere kalveren golden gemiddeld 12.Voor graskalveren liep de prijs van 25.45. Biggen deden ongeveer 10.per stuk. De vette varkens gelden op de boerderij 31 tot 32 cent per pond. Paarden werden een achttal aangevoerd, prijzen gelijk aan vorige week 180.tot 375.Voor varkens betaalde men gemid deld 80.per stuk. De markt had, doordat ook een rundvee keuring plaats had, een zeer druk verloop. Aan de eierenveiling liepen de prijzen der kipeieren by vorige week een weinig om hoog. Eierenveiling Maandag 25 Sept. '39. 58—62 kg per 100 4.50 tot 4.85; 62— 64 kg per 100 4.75 tot 4.95; 66—70 kg per 100 5.— tot 5.40; 50—56 kg per 100 3.80 tot 4.40; 40—50 kg per 100 2.85 tot 3.85. Veemarkt, Maandag 25 Sept. '39. 8 paarden 180.tot 375.2 veulens 70.tot 100.4 pinken 60.tot 120.—; 67 schapen 16.— tot 19.—; 88 lammeren 6.— tot 11.50; 5 nuchtere kal veren 8.tot 16.3 graskalveren 25.tot 75.5 schrammen 12.tot 16-11 biggen 8.tot 12.48 ram men 17.— tot 30.—. Urk, 25 September. Door 60 vaartuigen werd j.1. Zaterdag aan den Gemeentelijken Vischafslag alhier aan gevoerd: 6650 pond kuilpaling, van 30 tot 330 pond per vaartuig, prijs 13% tot 15% ct.; 218 pond lijn- of beugaal, 17 tot 21 ct.; 660 pond snoekbaars, 5 tot 7% ct.; 25 pond blei, 3 tot 4 ct. per pond en 270 manden nest, 40 tot 45 ct per mand. Alhoewel het zeer gevaarlek is om op de Noordzee te visschen, zoo is Maandagmor gen toch nog een gedeelte van onze groote Noordzeevloot uitgevaren. Begunstigd door het mooie weder hebben deze de geheele week het bedrijf uitgeoefend, toch wordt er over het algemeen zeer weinig gevlscht. aangezien er door zeer velen maar alleen overdag ge- vischt wordt. Toch is voor de visscherij de geschikste tijd om te visschen: de nacht. Aangezien de aanvoer van visch nu niet zoo groot is, zoo waren de vischprijzen zeer hoog. De vangsten waren matig. Toch zyn er over het algemeen bevredigende weekresultaten geboekt. De groote motorvaartuigen tot 350 gulden. De kleine kustvaartuigen voor IJmui- den tot 175 gulden, terwijl de garnalenvis- schers van 180 tot 240 gulden besomden. De levende garnalen waren duur. De vorige week (18 tot en met 23 Septem ber werd door 5 tot 60 vaartuigen per dag aan den Gemeentelijken Vischafslag alhier aangevoerd: 18251 pond kuilpaling, prijs 11 tot 18% ct.; 858 pond lyn- of beugaal, 15 tot 22% ct.; 3000 pond snoekbaars 5 tot 7 ct.; 25 pond beil 3 tot 4 ct., alles per pond en 810 manden nest, prijs 40 tot 45 ct. per mand. In verband met de besprekingen over de contrabande-lijsten der oorlogvoerende mogend heden, gaat naar Aneta verneemt, ook het vertrek van het m.s. „Christiaan Huygens" op 27 September van Tandjong-Priok naar Am sterdam niet door. De juiste datum van ver trek is nog niet vastgesteld. Bij navraag vernamen wij van de directie der Stoomvaart Mij. Nederland, te Amster dam, dat inderdaad het vertrek van de „Chris tiaan Huygens" met enkele dagen is uitge steld, in verband met de moeilijkheden om lading voor het schip te verkrijgen. Kapitein B. 't Hart jubileert. Op 1 October zal de oudste nog actieve ge zagvoerder van L. Smit Co.'s Internatio nalen Sleepdienst, de heer B. 't Hart te Maas sluis zijn veertigjarig jubileum in dienst van deze bekende onderneming vieren. Een lange lijst van reizen, welke onder zijn leiding werden uitgevoerd, kan kapitein 't Hart opsommen. Alle mogelijke vaartuigen werden naar de verschillende werelddeelen gesleept. Onder zijn commando werden niet minder dan negen dokken naar hun bestemming gebracht. Hoeveel schepen kapitein 't Hart met de verschillende booten, waarover hij het bevel voerde, van een ondergang gered heeft, door deze in de oceanen vast te maken en behou den binnen te brengen, is moeilijk te schatten, doch het zal niet ver van de zestig zijn. Te Amersfoort heeft Maandag de kapel meester van de stafmuziek van 5 R. I., de heer J. R. v. d. Glas, afscheid genomen van den militairen dienst. Nadat in de morgenuren kapitein-adjudant Wolthuis, commandant der muziek, den heer van der Glas had bedankt voor zijn prestaties, hebben de stafmuzikanten van hun dirigent afscheid genomen en hem een geschenk aangeboden. Des middags heeft de commandant van het kantonnement Amersfoort, overste van der Lely, den heer van der Glas op zijn bureau toegesproken. Hij prees hem als een goed dirigent, die de stafmuziek van 5 R. I. een goeden naam heeft bezorgd. De marschen en cantates, door van der Glas gecomponeerd, zullen vaak worden uitgevoerd. Namens de officieren van het regiment bood spr. den scheidenden dirigent een fraai geschenk aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 6