Nederlands neutraliteit
IVOREN
SCHAT
De zin van
Belastingcommies
meldt zich zelf aan
Sybrigje krijgt twee jaar
Radioprogramma
Het geheim van de
door: A. PANDOR
J.EV GROOTE MATE VAN BUR
GERLIJKE VRIJHEID MOGELIJK.
De vijand staat in het kamp van
het extremisme.
Het October-nummer van „Het Filter", uit
gave van de „Nederlandsche Jongeren Pers
Commissie", is bijna geheel gewijd aan het
onderwerp: „neutraliteit" en, in verband
hiermede, aan de bestrijding der nat.-socialis-
tische perspraktijken. Het zou ons te ver voe
ren, alle passages, waarop de redactie van
tHet Filter" haar bewering, dat de N.S..B.-
kranten onze neutraliteit schenden, baseeren,
over te nemen, doch iets uit de inleiding van
het nummer, dat bijna een brochure vorm
heeft aangenomen, willen wij onzen lezers
niet onthouden.
De Ned. Jongeren Pers Commissie begint
met haar houding in dezen tijd te kenschet
sen. Zij onderschrijft hierbij geheel de mee
ning van mr. J. J. Schokking, in zijn boekje:
„In de klem der verdeeldheid", uiteengezet
en neemt uit dit.'boekske o.m. het volgende
over:
„Nederland moet vertrouwen stellen in zijn
neutraliteit. Op twee manieren. Nederland
nioet vertrouwen in de mogelijkheid zijn
neutraliteit vol te houden: het moet, vervol
gens, van ganscher harte de overtuiging zijn
toegedaan, dat de neutraliteit niet slechts
voor Nederland een diepen zin heeft, maar
ook in het verband van Europa en van de
heele wereld een eigen, onvervangbare
waarde bezit.
Deze waarde ontleent de neutraliteit
niet aan zichzelf. Op zichzelf gesteld,
zou de neutraliteit een lafheid wor
den; zij zou getuigen van de neiging
om tegenover het historische gebeu
ren onzer dagen passief te blijven.
Een neutraliteitspolitiek zonder diep
te ware de openbaring van slapte in
een volk, dat afzijdig wil blijven en
levensrust en stoffelijk bezit boven
alles doet gaan. Zoo staat Neder-
land's neutraliteit er ondertusschen
niet voor.
Zij vertegenwoordigt een eigen waarde,
voor Nederland zelf en voor de wereld, die
Nederland omringt. Nederland's neutraliteit
maakt het mogelijk op ons grondgebied een
groote mate van burgerlijke vrijheid te ver
wezenlijken. Niet alleen in onze instituten,
maar ook in de sociale en politieke werkelijk
heid. Door neutraal te blijven, kan Neder
land deze vrijheden voor de toekomst behou
den. Slechts een Nederland, dat aan zijn bur
gers de gelegenheid biedt in vrijheid te leven,
kan voor Europa nuttig zijn. Slechts zulk
een Nederland kan aan het geheel der
menschheid terzake van den socialen op
bouw, terzake van recht en vrede do bijdra
gen verschaffen, waartoe het krachtens zijn
verleden en krachtens de hoedanigheden
van zijn bevolking in staat is.
Neutraliteit en zelfstandigheid.
Onze binnenlandsche politiek moet er op
zijn toegespitst iederen zweem van een ge
dachte aan interventie, welke in het Oosten
of in het Westen mocht opkomen, op de
meest afdoende wijze naar het rijk der lucht-
kasteelen te verbannen.
Het buitenlandsch beleid is gericht op het
handhaven der neutraliteit in tijd van oor
log, wanneer en zoolang dit maar eenigszins
kan. Deze politiek vindt haar aanvulling
in een tweede richtsnoer: dat der zelfstandig
heid. In tijd van vrede, als er van neutra
liteit of niet-neutraliteit geen sprake is,
wenscht Nederland, volgens zijn eigen maat
staf, zijn houding vast te stellen en zich niet
te begeven in eenige alliantie, waarvan de
gevolgen op het tijdstip, waarop zij wordt
aangegaan, niet zijn te voorzien. In tijd van
FEUILLETON
Naar't Engelsch van A. W. Marchmont
11.
„Ik zou het gemakkelijk met een blikopener
kunnen klaarspelen, als het slot niet met een
krommen spijker opengaat", concludeerde hij
met een minachtend lachje, nadat hij de kast
onderzocht had en binnen eenkwartier was hij
er in geslaagd het slot te forceeren.
Hij begon onmiddellijk den inhoud overhoop
te halen en na te snuffelen. Wat hij vond in
teresseerde hem buitengewoon en meer dan
eens liet hij een zelfvoldaan gegrom hooren
bij het doorlezen van sommige papieren.
Hij was geheel verdiept in zijn werk en ont
stelde dan ook heftig toen er plotseling op de
deur geklopt werd.
„Kan dit het meisje zijn, of, verdraaid
misschien die Cheriton?" schoot het verschrikt
door zijn hersens. „Als dét zoo is, dan vallen
er klappen!"
Inmiddels handelde hij snel. Hij gooide alle
onbelangrijke papieren in de brandkast terug
en sloot de deur; een paar brieven stopte hij in
den zak van zijn jas, die hij haastig aantrok,
verwijderde zoo goed mogelijk de sporen van
zijn clandestiene bezigheid, ging toen in een
stoel zitten en wachtte tot er weer geklopt zou
worden.
Na den tweeden klap op de deur, gaapte hij
zeer luid, stond op en opende met het gezicht
van iemand die juist wakker geworden is, ter
wijl hij de hand voor zijn mond hield als om
een nieuwen geeuw te verbergen.
„Neemt u mij niet kwalijk. Ik hoop, dat u
hier niet lang hebt gestaan. Ik werd een beetje
slaperig van het wachten en was even onder
zeil". Terwijl hij sprak, keek hij vol belangstel
ling naar den kwieken, onberispelijk gekleeden
jongeman op het portaal, die wel eenigszins
verwonderd leek bij deze ontvangst.
oorlog als onze neutraliteit onverhoopt zou
worden geschonden, begeert Nederland zich
zoo vrij mogelijk te houden in zijn oordeel
over zijn eigen zaken en niet blindelings te
worden gespannen achter de oorlogsdoelein
den van het kamp, waarin liet tegen zijn wil
zal zijn terechtgekomen."
Tot zoover mr. Schokking. Het Filter voegt
hier aan toe:
Het levensbelang en de taak der Nederlan
den verlangen de neutraliteitspolitiek der
Reg.: zij is een axioma geworden. Geen
enkele regeering is echter in staat te leven
zonder het voortdurende vertrouwen der Ge-
regeerden. Juist in dezen tijd behoort derhal
ve het Nederlandsche volk zijn Regeering
zoo intens mogelijk te steunen. Daarbij legge
het dan voor de zooveelste maal getuigenis
af van liet feit, dat zin voor de werkelijkheid
en bereidheid tot noodzakelijke offers bchoo-
ren tot zijn onvergankelijke deugden. Het is
verheugend te kunnen constateeren, dat de
overgroote meerderheid van ons volk dit al
les beseft en er naar handelt.
De vijand.
Eenige groepeeringen blijken echter ook
thans nog niet bereid te erkennen, dat ook
zij de plicht bezitten Nederland als Neder
landers en op Nederlandsche wijze te dienen
Aan hen en een gedeelte van hun actie wil
onze commissie dit nummer van haar uit
gave besteden: niet alleen om hun werk
zaamheden aan de kaak te stellen, doch
om het goedwillende en goedhandelende
deel van ons volk te doen beseffen, dat
een vijand niet persé aan de grenzen be
hoeft te staan.
Deze vijand staat in het kamp van
liet extremisme. Tot zijn wapenen
behooren het zaaien van defaitisme,
volksverdeeldheid en onderdanige
oogendienarij van een buitenland-
sche macht om zijn „wereldbeschou
wing" te dienen.
Het aankweeken van een mentaliteit, die
steeds wcnscht te doen schijnen, dat Neder
land toch niet in staat is en kan worden
geacht zelfstandig te beschikken over zijn
gedrag, is een deel van de tactiek en stra
tegie van dezen vijand. Weerloosheid in den
geest is voor hem immers een belangrijke
„terreinwinst." Een bibberende hand kan,
aldus het blad, een revolver niet hantee-
ren; zij schept zelfs het gevaar, dat de loop
in het gezichtsveld van het eigen volk ver
schijnt. De geestesgesteldheid, wier eigena
ren in hun vaandel willen schrijven „dat
gebeurt hier niet" is van gelijk fabrikaat.
Ook deze leidt tot een grove verwaarloozing
van de defensieve krachten, waarover ons
volk, wil het Nederland behouden als Ne
derland, moet beschikken. Het „je main-
tiendrai" beteekent niet „laat maar waaien"
Andere wapens.
Het belagen van de volkseenheid door al
tijd maar weer te wijzen op scherpe tegen
stellingen van politieleen, godsdienstigen en
maatschappelijken aard past al even
zeer in het kader der activiteiten van het
extremisme. Katholiekenhaat, socialisten- of
liberalenhaat, jodenhaat en producten van
soortgelijke makelij moeten hier worden ge
noemd. De verscheidenheid, die de kracht
is van een vrij volk, omdat het spel der
verschillende overtuigingen de waarachtige
cultuur voortbrengt, wordt hier aangewend
om, natuurlijk via haar caricatuur de
Nederlandsche waarden te devalueeren. En
om, hetgeen ernstiger is, aan het buiten
land, het doet er niet toe welk, te doen
blijken wat voor een ontzaggelijke „pan"
het in ons huishouden is.
De slang met de negen koppen.
Vrees voor uitbreiding van het kwaad
doordat er aandacht aan geschonken wordt
mag een krachtig optreden niet beletten.
Men heeft hier wellicht de hydra van Ler-
na uit de godenwereld voor oogen: werd
één kop van deze waterslang met negen
koppen, waarvan de middelste onsterfelijk
was, afgeslagen, dan kwamen er twee nieu
we voor in de plaats. Toch werd dit mon
ster verslagen door den dapperen Hercules,
die zijn enorme krachten wel wist te ge
bruiken. Door een vriend liet hij, telkens
wanneer een kop was afgehouwen, de won
de dichtschroeien met een gloeiend ijzer en
op den onsterfelijken kop wierp hij een ge
weldig rotsblok. Met het giftige gal van de
hvdra zelve bestreek hij zijn wapenen, waar
door de wonden, die déze maakten, onge
neeslijk werden.
Wij kunnen niet aanvaarden, aldus Het
Filter, dat de autoriteiten des lands over
minder vitaliteit beschikken dan Hercules
en wij weigerden te gelooven, dat hun vrien
den niet in staat zijn een gloeiend «iz.er te
hanteeren.
Bekent, ruim elfduizend gulden
te hebben verduisterd.
De oproep tot aanhouding van den adjunct
commies der directe belastingen, den 43-ja-
rigen P. M. M. te Leiden, die Maandag j.1.
was verdwenen, met medeneming van' een
bedrag van vijfhonderd gulden uit de kas,
heeft tot gevolg gehad, dat de man zich
Woensdagmorgen vrijwillig bij de Leidschc
politie heeft aangemeld.
Het ontvreemde bedrag is grootendeels
door hem weer aangezuiverd. Van ernstiger
aard was evenwel zijn medcdeeling aan de
politie, dat hij in den loop van verscheidene
jaren het Rijk voor aanzienlijke bedragen
heeft benadeeld, door meermalen gelden uit
de kas te verduisteren. Hij zelf raamde het
bedrag der aldus gestolen gelden op ruim
elfduizend gulden.
De Rijksaccountantsdienst stelt een uitge
breid onderzoek in naar de wijze, waarop M.
daartoe kans heeft gezien, zoomede naar den
omvang der gepleegde malversaties.
Reeds is komen vast te staan, dat M. op
zeldzaam geraffineerde wijze te werk is ge
gaan.
De oneerlijke ambtenaar is ter beschikking
van den officier van Justitie gesteld.
En de oude heer zijn geld
terug
Het Amsterdamsche Gerechtshof
wees gisteren arrest in de strafzaak
tegen Sybrigje V. uit Groningen,
verdacht van diefstal van 45.000
gulden ten nadeele van haar be
jaarden vriend, den Groningschen
heereboer P.
Het Hof veroordeelde haar tot
twee jaar gevangenisstraf, waar
door de straf, die de Rechtbank had
opgelegd, met een half jaar werd
verhoogd.
Ter terechtzitting had de Procu
reur-Generaal twee-en-een-half jaar
gerequireerd.
Het geld, dat in de Bank te Ou
de Pekela door de politic in beslag
werd genomen, is den eigenaar te
ruggegeven.
Zooals men zich herinneren zal,
hield Sybrigje tegenover haar rech
ters vol, dat zij het geld, dat zij uit
een safe had weggenomen, van haar
ouden minnaar gekregen had.
ZATERDAG 28 OCTOBER 1939.
Hilversum I. 1875 en 414,4 m.
KRO-uitzei ding.
8.00 Berichten ANP.
8.059.15 en 10.00 Gramofoonplaten.
11.30 Godsdienstig halfuurtje.
12.00 Berichten.
12.15 Het KRO-Orkest (Van 12.45—1.10 Be
richten ANP en gramofoonplaten).
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonplaten.
2.45 Kinderuurtje.
4.00 Gramofoonplaten.
4.30 Het KRO-Orkrest.
5.15 Filmpraatje.
5.30 Gramofoonplaten.
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonplaten.
7.00 Berichten.
7.15: Causerie: „Huisgezin en Maatschappij".
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP.
8.15 Meditatie met muzikale omlijsting.
8.35 Gramofoonplaten.
8.45 Gevarieerd programma.
10 30 Berichten ANP.
Een avontuurlijke reis naar de ontoegan
kelijke oerwouden van Afrika, op zoek naar
de plaats, waar de olifanten hun laatste le
vensdagen slijten.
189.
Toen Kazimoto hem verteld had, dat
Bwana Roho en de anderen in het olifanten
dal waren, verdween Boo-loo-la om hem te
zoeken. Hij keerde terug en zei, dat Bwana
Roho veilig was en dat hij vanochtend naar
hem toe zou gaan.
„Ik volgde hem", zei Kazimoto trots. Op
de' vraag hoe de trouwe bediende den man
had kunnen volgen, vertelde hij, dat terwijl
Boo-loo-la sliep, hij een beetje van de zalf
van den olifantsman die Kazimoto heel
voorzichtig uit de z. k van leeuwenhuid had
gebaald, op diens rug had gesmeerd.
191.
Opnieuw begreep René 1. oe t-ouw Kazi
moto was. Hij had ter wille van zijn jongen
meester zijn angst voor den olifantsman over-
v. onnen. Boo-loo-la herhaalde zijn voorstel.
Hij wilde hen alleen den weg wijzen, als ze
beloofden hier nooit meer terug te komen.
„Dit i" een geheime olifantsplek" vervolg
de hij. „Boo-loo-ia toegang afgesloten. Na-
wisha! Feenish! Olifanten kunnen niet ko
men! U kunnen niet meer gaan, Oeh! Oeh!"
10.40 Causerie „Het onvergankelijke rijk",
met muzikale omlijsting.
11.1012.00 Gramofoonplaten.
Hilversum II. 301,5 m.
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.30
—8.00 VPRO.
8.00 Berichten ANP, gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de continubedrijven.
12.00 Gramofoonplaten (Om 12.45 Ber. ANP).
2.00 Filmpraatje.
2.15 Orgel, zang en mandoline.
3.00 Reportage.
3.30 VARA-orkest.
4.15 Causerie: „Een wandeling door de
Herfstnatuur."
4.30 Residentie-orkest.
5.30 Filmland.
5.50 Orgelspel.
6,15 Uit de roode jeugdbeweging.
6.45 Kinderleesclub.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 Cyclus: „Hoe werkt de kerk?"
„Wie zou die vent zijn?" vroeg de Montalt
zich af. En hardop vroeg hij: „Wilt u niet bin
nenkomen?"
„Ben ik hier niet op de flat van miss Mer-
rion?" informeerde de bezoeker.
„Cheriton is het in ieder geval niet", stelde
de graaf opgelucht vast en hij antwoordde:
„Zeker zijn dit de kamers van miss Merrion. Ze
zal zoo wel thuiskomen. Komt u binnen. U bent
zeker de heer dien zij verwachtte". Hij stak de
hand uit naar het kaartje, dat de ander vast
hield. „O, Landale sir Edmund Landale.
Was dat de naam dien z(j noemde?" Hij deed
alsof hij even zijn geheugen raadpleegde. ,,0
ja, Landale, natuurlijk", en iets wat hij zooeven
in de papieren had gelezen, flitste door zijn
brein.
„Ik heb haar geschreven, dat ik haar van
morgen zou opzoeken".
„Nou, dan zal ze niet veel lust hebben terug
te komen om je te ontvangen", dacht hjj. Maar
tegen den keurigen jongeman zei hij wat an
ders. „Ja, dat is me bekend. Nu, ik ben een
goede vriend van haar, sir Edmund, en wat u
haar hebt te zeggen, kunt u mij gerust toever
trouwen".
De landjonker keek hem lichtelijk verbijsterd
aan en hernam:
„Bedoelt u dat miss Merrion u den inhoud
van mijn brief heeft meegedeeld, mr... mr...
ik heb uw naam niet goed gehoord..."
„Neen, dien heb ik niet genoemd. De Montalt
is mijn naam een bekende naam in Frank
rijk. U kent dien misschien wel".
„Neen, nooit van gehoord. Maar mag ik vra
gen in welke betrekking u tot miss Merrion
staat?"
„Er zal straks ongetwijfeld gelegenheid zijn
dat uit te leggen dat is niets om op den
drempel te bespreken", klonk het ontwijkende
antwoord en hij ging voort: „Uit het feit, dat
ik hier alleen op haar kamers op haar wacht,
blijkt voldoende, dat we niet bepaald vreemden
zijn, zou ik zeggen. Ik verzeker u, dat u geheel
vrijuit spreken kunt".
„Bent u op de hoogte van het doel van mijn
bezoek
„Neen, dat zou ik niet mogen beweren, maar
ik ben natuurlijk op de hoogte van uw vroegere
vriendschap".
„Dus u weet van onze verloving destijds?"
„Natuurlijk!"
Hij had brutaalweg een slag geslagen naai
aanleiding van iets, dat hij daarnet vluchtig in
haar papieren gelezen had.
„En u weet waarom het engagement afge
broken werd?" vroeg de ander gretig verder.
„Ja, daar heb ik wel iets over gehoord, maar
ik kan het me niet meer precies herinneren.
Wel weet ik, dat u niet bepaald hoog in haar
achting staat aangeschreven". Dit was ook
maar lukraak gezegd, doch listig psycholoog
als hij was, meende hij, dat uit haar nieuwe
verloving te mogen afleiden.
„Bedoelt u, dat zij nog bitter gestemd is ten
opzichte van mij?"
„Hoe zou het anders kunnen? U kent haar
toch", klonk het en de Montaits woorden gin
gen vergezeld van een veelbeteekenend lachje.
„Als goeden vriend van haar kan ik tegen
over u toch wel openhartig zijn?" wilde Lan
dale weten. Het was duidelijk, dat hij in hevige
spanning verkeerde, anders zou hij een wild
vreemde, dien hij voor den eersten keer zag
en die nogal vaag deed over de relatie waarin
hij tot het jonge meisje stond, niet direct op
die manier in den arm hebben genomen.
„Kijk eens hier", verklaarde de Montalt op
een toon alsof hij zich een beetje gekrenkt
voelde. „Ik vraag geen vertrouwen tegen
iemands zin. U en ik zijn vreemden en ik ken
uw motieven niet, maar als ze niet zuiver zijn,
wil ik liever niets hooren. Natuurlijk bent u mij
bij name bekend; ik ben vrij goed van mis3
Merrions zaken op de hoogte, maar wat zij zou
goed vinden dat ik u omtrent haar vertel, is een
andere kwestie".
„Om u de waarheid te zeggen", bekende de
bezoeker, na even te hebben nagedacht en ter
wijl hij ging zitten", er zijn verscheidene dingen
die ik eigenlijk liever aan u vraag dan aan
haar".
„Als ik u helpen kan, met genoegen. Maar ik
verbind mij niet om elke vraag te beantwoor
den".
„Ik zou graag willen weten of miss Mer
rion... een of andere liefdesgeschiedenis aan de
hand heeft?"
Landale kreeg een kleur onder de scherpe
blikken van den graaf.
„Die vraag kan ik niet beantwoorden als ik
uw beweegredenen niet ken", weerde de andei
af, alsof hij argwaan koesterde.
„Die is eenvoudig genoeg", gaf de jongeman
ten antwoord. Zijn gastheer scheen hem ver
trouwen in te boezomen: hij sprak vrijer uit, nu
het ijs gebroken was. „Ik zou de oude betrek
king graag weer aanknoopen".
„Zoo, zoo!" De Montalt floot zachtjes voor
zich heen. „Maar waarom hebt u die dan ver
broken?"
„In de eerste plaats omdat ik een idioot was
en in de tweede plaats omdat ik dacht, dat de
smet van Marlows misdaad misschien ot> zön
dochter zou blijven kleven".
„Mét zegt u?" riep de ander, opspringend
cn den bezoeker in sprakelooze verbazing en
met groote oogen aanstarend. Toen, na zich met
moeite beheerscht te hebben, iiet hij een ver-
wensching hooren en riep in geveinsde ver
ontwaardiging: „Hebt u u werkelijk zoo mis-
-i.jv g-m!rw>vn?" En direct daarop: „Och
neemt u mij niet kwalijk, het zijn mijn zaken
190.
Toen nu Boo-loo-la bij Iet aanbreken van
de dag op weg ging naar de reizigers, was Ka
zimoto hem gevolgd, had hij steeds de ïug
van den man in het oog kunnen houden, hoe
nauw de doorgangen soms ook waren. „Ge
bruikte hem om de weg te wijzen", vervolgde
Kazimoto, terwijl hij er aan toevoegde, dat hij
hier en daar wat van de lichtgelende zalf op
de muren van de spelonken had gesmeerd om
de terugweg te vinden.
192.
„Maar je begrijpt het niet, luister", pro
testeerde Renè. „Luister Het gedreun
van en zware motor verbrak de stilte boven
hen. „Een vliegmachine!" riep Bep. „De Zil
veren Albatros", voegde Koen er aan toe, „we
zijn gered".
„Nog niet," antwoordde René, „kom vlug,
wc moeten Kazimoto naar buiten volgen en
rooksignalen geven, dan weet de piloot waar
we zijn!" Zonder nog iets te vrage volgden
de anderen René en zijn trouwen Kazimoto.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.15 Vraag en antwoord.
8.30 De Ramblers.
9.00 Toespraak.
9.05 Radiotooneel.
9.40 Vragenbus.
10.00 En nu... Oké!
11.00 Berichten ANP.
11.10 Radiotooneel.
11.30—12.00 VARA-Strijkorkest.
niet: ik vergat mijzelf even". Het was een
voortreffelijk gespeelde comedie, die diende om
voor den ander de hevige opwinding, welke zijn
woorden veroorzaakt hadden, te verbergen.
,,U kunt m(jn vragen beantwoorden of niet,
al naar het u goeddunkt, meneer", riep sir Ed
mund Landale boos, „maar ik verzoek u in
beide gevallen u van op- en aanmerkingen te
onthouden".
„Zooals u wilt", antwoordde de graaf. On
danks zijn inwendige spanning sprak hij weer
op normalen toon. Bliksemsnel had hij een
prachtkans gezien en hij besloot die onmiddel
lijk met beide handen aan te grijpen. „Ik moet
mij verontschuldigen", sprak hij. „maar ik laat
me nu eenmaal gauw door mijn gevoel mee
slepen en dan flap ik er alles uit wat mij voor
den mond komt. Maar om terug te komen op
het doel van uw bezoek, ik kan u weinig hoop
geven dat miss Merrion de relatie met u zal
willen vernieuwen. Miss Merrion is verloofd met
een zekeren mr. Tom Cheriton, een jong advo
caat en ze zijn van plan binnenkort te trouwen.
Maar eerlijk gezegd, ik még hem niet en als ik
daarom iets kan doen om het huwelijk te ver
hinderen, dan kunt u over mij beschikken. Ik
weet niet of u..."
Hy wachtte om het effect van zijn woorden
na te gaan en een kind kon zien, dat de slag
hard was aangekomen.
„Bent u..." begon sir Edmund aarzelend.
De Montalt begreep de strekking van de niet
ten einde gebrachte vraag onmiddellijk.
„Ik ben verloofd met miss Merrions beste
vriendin, mrs. Markham, van Edgecumbe
Square, waar miss Merrion op het oogenblik
logeert. Zooals gezegd, als ik u op de een of
andere manier kan helpen, dan graag en ik
geloof ook dat ik dat kan, maar..."
Hij zweeg en keek heel ernstig.
„Maar wét?"
„Is er voor u zóóveel aan gelegen?"
„Ik heb al meer dan een jaar naar miss Mer
rion gezocht, maar ik kon niet ontdekken waar
ze woonde".
„Ik vroeg het", vervolgde de Montalt, om
dat de manier, die ik in mijn gedachten heb,
met zoo heel plezierig is en u schrikt er mis
schien voor terug. Maar ik geloof niet, dat die
Cheriton het goed met haar meent en ik wil
alles doen om te verhinderen dat zij trouwen"
„Wat wilt u dan doen?"
De ander aarzeide even.
(Wordt vervolgd.)