D E POTTE NB AKKER
in zijn element
Armoe troef,
verleden
Jan Zeedijk in Amerika
maar
een blij
gemoed
De Avonturen van
Artistieke
Portugeezen
van het
door R. J. VAN NEERVOORT
De pottenbakker
in zijn werkplaats.
De platte schotels,
die hij maakt, kos
ten 2 ct. per stuk!
Mej. Boekei, die
al bij de Finnen
de Laplanders, de
Joegoslaven, de
Serven en xelfs
wel eens bij een
Russischen mon
nik op visite is ge
weest, gaat nu te
gast bij Portugee-
sche pottenbak
kers en filigraan-
werkers. Wat zij
daar ziet, is een
mengeling van ar
moe en levens
vreugde, en wij,
haar verhaal vol
gend, bewonderen
mede de Portugee
sehe handwerkers
mannen en vrou
wen, om hun sim
pele levensopvat
ting, hun geduld
en artistieken zin.
Vrouwen, zegt men, hebben maar
twee leeftijden: 20, of nog-geen-30. En
in Nederland is dat complimenteuze
hatelijkheidje inderdaad waar, want
sedert bij ons de kapothoedjes wer
den afgeschaft, blijven eigenlijk alle
vrouwen jong en jeugdig. Maar deze
uitspraak geldt niet voor Portugal,
waar je bakvischjes aanziet voor 30-
jarigen en jonge bloemen van 35 voor
50.
Natuurlijk ga je peinzen, waarom dit zoo
is en eerst ben je dan wel geneigd om het
dramatisch op te vatten en te denken dat
het komt van te veel en te moeilijk werken
en van drukkende zorgen. Maar als je wat
langer in het land bent, moet je wel tot de
nuchtere conclusie komen dat het eenvoudig
een aangeboren eigenschap van dit Zuidelijk
ras is en dat verder misschien de felle zon
wat invloed heeft, ofschoon geen Portugee-
sche zich zonder hoed of parasol buiten zal
wagen, overtuigd, dat ze anders oogenblilcke-
lijk een zonnesteek zal krijgen. Maar in ie
der geval weet je al gauw, dat het geen ge
volg is van te hard werken, want van de Por-
tugeesche vrouwen werkt maar een deel (nl.
de arme) en de rest voert grootendeels niets
uit onder het motto: ,,'t Is hier te heet om
te werken", ofschoon het voor haar werk
vrouwen toch even heet is. Want natuurlijk
bestaat er hier niet, zooals in de koloniën
dikwijls, een rasverschil tusschen meesteresse
en dienstbode, waardoor de laatste ook beter
op het klimaat zou zijn ingesteld. En die
rijke dames zien er toch ook oud uit,
zelfs ondanks haar kwistige make-up en
haar stroogeel geverfde haren, waar het
zwart toch nog altijd een beetje doorlieen-
schemert.
Geen geld en toch geen zorgen!
Wat de tweede oorzaak voor het vroeg
oud lijken, de zorgen, betreft, die heeft een
FEUILLETON
Naar 't Engelscli vaa A. W. Marchmont
26.
„Ik bedoel daarmee dat ik niet voornemens
ben dit absurde gesprek voort te zetten. Als
miss Merrion u een of ander geheim wil toe
vertrouwen zal ze zelf de raadzaamheid daar
van kunnen beoordeelen. Wil ze het niet doen,
dan moet u haar een standje geven en niet
mij."
Zgn hooghartig optreden ergerde Cheriton
uitermate, maar voor hij iets kon zeggen,
mengde mrs. Markham zich in het twistge
sprek."
„Dessie, kindje, wat zeg jij nu? Wat is er
toch, en waarom zeg jij niets?" De explicatie
van de Montalt had haar volmaakt tevreden
gesteld.
„Ik heb niets te zeggen," antwoordde Dessie
dof. „Niets, dat een nieuw gezichtspunt opent.
Ik heb Tom vandaag alles verteld wat er te
vertellen is. Meer kan ik niet doen. Ik ben al
ellendig genoeg."
„Nu, ik vind toch dat jc je moet uitspreken,
hield mrs. Markham aan. „Ik zie geen
enkele reden voor je stilzwijgendheid. W at mr.
Cheritons vergissing ten opzichte van Godefroi
betreft ik weet zeker dat hij er niets kwaads
mee bedoeld heeft, maar het is alles onzin en
zooals Godefroi zegt, je kunt vrijuit spreken.
Dus als je een verklaring kunt geven, vind ik
dat je dat aan ons verplicht bent." Er was
een zweem van geprikkeldheid in haar stem en
voor Dessie iets zeggen kon, vervolgde ze.
„Je weet zelf, Dessie-lief, dat mysterieuze
stilzwijgen van jou meer kwaad doet dan wat
ook; het zou niet de eerste keer zijn dat een
oude vriendschap daarop strandde. Ik heb
zelf ook een onbehagelijk gevoel en ik hoop
Van harte dat je je houding verandert.
„We schieten zoo niet op," viel Tom abrupt
Portugeesche niet. Dat is allerminst een ver
wijt; eerder het tegendeel. Alle Portugeezen
hebben zonnige naturen en maken zich van
daag nog geen zorgen voor morgen, zooals
wij in ons zwaarwichtige Nederland. En zelfs
de allerarmste kan nog wel de lichtzijde van
het leven zien.
Dit tevreden zijn met weinig en bovendien
de eigenschap van een onuitputtelijk geduld,
maken, dat in Portugal nog handwerken kun
nen worden beoefend, die bij ons door de
hooge werkloonen onbetaalbaar zouden zijn.
B.v. het filigraan; de doosjes, broches, arm
banden, etagère-figuurtjes, enz. van het fijne,
vergulde zilverdraad, die je in de vele goud-
smidswinkeltjes van Lissabon en Porto zoo
goedkoop kunt bemachtigen (wanneer je ten
minste goed kunt afdingen). Ik had gelegen
heid tot de bron van dit werk te gaan, n.1.
naar de werkplaats van Joaquim de Magal-
hae.s in Gondamar bij Porto, een donker ver
trekje, waar een tiental mannen zat te too-
veren met die uiterst fijne draadjes, die ze
rolden, bogen, knipten en in den vorm zet
ten. Soms werden de figuurtjes nog versierd
met kleurtjes van email. Wanneer de sub
tiele krulletjes aan elkaar gesoldeerd wer
den, mocht er geen straaltje tocht in het
vertrekje komen en werd ieder gaatje zorg
vuldig dichtgestopt. Daardoor was bet een
vrij bedompte lucht, waarin de mannen
werkten, die bovendien door het al te fijne
oogenwerk op lateren leeftijd dikwijls-blind
worden. Maar het was interessant en ver
bijsterend om de vaardigheid van die grove
vingers te zien.
Wat verder in Portugal veel wordt ge
maakt, is gdblagen zilverwerk, zooals scha
len, serviezen, enz., een weer geheel andere
techniek, waarvoor de arbeiders een lange
opleiding noodig hebben. Ook dit werk kon
ik zien door de vriendelijkheid van den Di
recteur van één der grootste zaken op dit ge
bied, n.1. „Allianga". Deze heeft mij alles ge
toond en uitgelegd vanaf het smelten der ou
de zilveren munten tot liet polijsten der voor
werpen toe, terwijl ik ook een kijkje mocht
nemen in de groote voorraadskamers, waar
ik me voelde als in een schatkamer uit een
sprookje.
Pottenbakken.
Een derde soort handwerk in Portugal is
het pottenbakken. Meestal worden eenvoudi
ge gebruiksvoorwerpen gemaakt van vrij grof
materiaal, die echter altijd aardig van vorm
en kleur zijn. Ik bezocht zoo'n pottenbakkerij
in de buurt van Braga. Op zoek naar het
juiste adres kwam ik echter eerst terecht bij
een fabriek voor dakpannen a la main, waar
8 marinen en 2 vrouwen werkten, die graag
bereid waren mij van alles te vertellen. Inge
wikkeld was het werk niet. Men schepte wat
klei op een hoop, goot daar water op en liet
door die prut 3V2 uur lang 2 ossen loopen,
waarna het mengsel met varenbladeren werd
bedekt om uitdrogen te voorkomen. Van de
zen voorraad nam men dan steeds kleine
hoeveelheden, kneedde die nog wat en vorm
de met behulp van een handpersje dakpan
nen, die eerst nog eenigen tijd buiten
moesten drogen vóór ze gebakken konden
worden. De oven was al heel eenvoudig. Ik
vroeg, hoe hoog de temperatuur daarin werd,
maar dat wisten ze niet; wel, dat er 2500 pan
nen tegelijk in konden en dat het bakken 12
uur duurde, maar van graden hadden ze
geen verstand. Tenslotte beweerde één der
mannen, dat het daarbinnen „wel 80 gra
den" werd. Ik bleef nog net ernstig. „Fahren-
heit of Celsius?" en waarschijnlijk omdat zijn
kameraden hem allen verwonderd aankeken,
zei de man met een geleerd gezicht: „Celsius"
Een huis verder woonde dan de pot
tenbakker. Hij zat onder een afdak
aan zijn draaischijf en maakte platte
schotels. Op het erf stonden series on
gebakken kommen en potten te dro
gen, de meeste al versierd met de
witte figuurtjes, die na het bakken
geel zouden zijn. Ik vroeg, of hij dat
schilderwerk ook zelf deed? Nee, dat
was het werk van zijn vrouw; en
meteen trad een onaanzienlijk vrouw
tje stralend van trots naar voren.
„Zou ze het eens demonstreeren?"
Graag! Een paar halfnaakte kinde
ren sleepten kommen aan en een
schotel met de witte vloeistof en met
een potscherf tikte en draaide ze toen
de stipjes en streepjes en ringetjes op
het aardewerk met zulk een rapheid,
dat ik vermoedde, dat ze zelden ver
andering in haar motieven bracht,
maar niettemin was het resultaat
simpel doch aardig.
De pottenbakker had inmiddels zijn schijf
verlaten en gaf gewichtig uitleggingen. Veel
was er trouwens niet uit te leggen; dit werk
was zóó eenvoudig: vormen, kleuren, bak
ken en dan verkoopen, wat misschien nog de
grootste kunst van 't heele bedrijf was.
Twee cent per schotel.
Zijn afnemers waren meest menschen die
het aardewerk op de markt weer verkochten.
Voor de groote, platte schotels vroeg hij 24
cent voor een dozijn en hij kon er ongeveer
30 stuks per dag maken.
„En dan is de prijs op de markt zeker veel
hooger?" vroeg ik. „Oh ja, véél! wel een cent
per stuk" en dat is zeker een groot verschil
voor menschen die zelf 60 cent per dag ver
dienen. De man was zeer mededeelzaam en
voelde zich kennelijk beurteling de kunste
naar en de zakenman ai naar gelang hij ver
telde over zijn werk, of over zijn kommen en
nachtspiegels van 2 centen per stuk.
„Breng mij naar den commandant - vlug!"
„Dangloss heeft me verraden!" mompelde de
vrouw. „Zeedijk, luister naar me. Ik wil je
alles vertellen. Ik zal je naar de geheime ver
gaderplaats van de Schorpioenbende brengen,
in Dry Tortugas! Dangloss kan mijn plan
nen niet in de war sturen en mij opzij schui
ven!
Twee minuten later bevonden Jan Zeedijk
en de vrouw zich ln het bureau van den
commandant.
Haastig verklaarde Zeedijk zijn tegenwoor
digheid hier in het bureau. „Luister naar mij,
commandant", riep de vrouw uit. „Mijn naam
is Lola Kane en ik ben al jarenlang lid van
de Schorpioenen. Maar nu heb ik er genoeg
van! De Schorpioen is dood en Dangloss heeft
me een leelijke poets gebakken!" Ze gaf nu
allerlei bijzonderheden over de ligging van het
hoofdkwartier der bende op de eilanden.
Zij wilde wraak nemen op haar vroegere
vrienden en ze was zelfs bereid om het ge
heim van Warburton's uitvinding aan de re
gering te verkopen. Jan Zeedijk en de com
mandant luisterden vol aandacht naar het re
laas van Lola Kane. Toen zei Zeedijk: „Laat
me eens nadenken! Er zou slechts één man
nodig zijn om het bestuurbare luchtschip te
vernietigen!"
„Daar heb je gelijk in, Zeedijk. Wat ben je
van plan te doen?" vroeg de commandant,
zichtbaar opgewonden.
„We zouden een radiotelegram naar Was
hington kunnen sturen met het verzoek on
middellijk een kruiser naar dat eiland te zen
den", zei Jan. „En als ik nu in het vliegtuig
van deze jonge vrouw naar de basis van de
Schorpioenbende vlieg even voordat wij tot
de aanval op het eiland zouden overgaan
dan zou ik misschien onopgemerkt kunnen
landen. Ze zullen een van hun eigen vliegtui
gen natuurlijk niet verdenken".
„Ja, maar wat dan?" vroeg de comman
dant. „Wat ben je van plan te doen als
de hele bende je aanvalt?"
Onderwijl zat hij al weer aan zijn schijf
en liet die door middel van zijn voet ijverig
draaien, terwijl zijn handen uit een kluit
modder een schaal maakten. Met een scherf
werd de bodem vlak gemaakt en met een
stukje natgemaakt leer het randje gladge-
poetst. En al maar wentelde de schijf rond,
tot het voorwerp klaar was, een vrij ruw,
maar eerlijk stuk handwerk.
Het leek mij verrukkelijk om zoo
met je vingers iets te kunnen vormen
en modelleeren naar je eigen smaak
en fantasie, zooals deze man deed.
En dat was het zeker ook, want hij
zag er ook trotsch en gelukkig uit,
ondanks zijn armoedige plunje.
Deze arme man voelde zich ook werkelijk
i'ijk met zijn pottenbakkerijtje; het potten
bakken bcteekende voor hem meer dan al
leen een kostwinning. Hij zou niet in een
fabriek willen werken, vertelde hij, al zou hij
daar meer verdienen. Zijn vader had dit be
drijf ook al gehad en zijn oudste dochter
werkte al in Frankrijk ais pottenhakster en
kon nu ook Fransch spreken.
Het dansen van de klosjes.
Ik was over dit bezoek buitengewoon
enthousiast, want dit was het echte hand-
uit, ziende dat een heftige woordenwisseling
zou volgen. „Ik ben dit gesprek begonnen en
met een paar woorden zal ik mijn deel ervan
eindigen. Wilt u, mrs. Markham, deze vraag
onomwonden aan dien heer stellen? Heeft hij
iets te maken met de oorzaak van deze om
mekeer bij Dessie, ja of neen? Kan hij er
eenig licht op werpen?"
„Ik heb u al verteld..." begon de Montalt,
toen Cheriton hem kortweg in de rede viel.
„Ik heb u niet gevraagd mij te antwoorden.
Wilt u dat doen, mrs. Markham?" Hij wendde
zich vragend naar haar.
„Ik zie niet in welk doel dat heeft, mr
Cheriton. Ik zou mij alleen tot tolk maken
van een twijfel van u, dien ik niet deel."
„Zie je niet dat we allen naar zee afdrijven
Tom, hoe langer ditd uurt", kwam Dessie be
drukt tusschenbeide. „Ik zeg het je nog eens
en nog eens, er valt niets aan te veranderen."
„Ik geloof dat we al op zee drijven," pa
reerde hij, geërgerd door de volslagen mis
lukking van zijn ingrijpen. „Of er niets aan
veranderd kan worden zullen we nog eens
zien." En daarop tot mrs. Markham: „Het
spijt me dat ik u heb moeten lastig vallen,
maar het zou me nog meer spijten als u mijn
gedrag verkeerd beoordeelt en daar ben ik
wel bang voor."
Terwijl hij sprak kwam een bediende binnen
met een telegram dat van Zijn kamers hier
heen gebracht was. Hij las het en stond dade
lijk op.
„Ik zou je nog graag; even willen spreken"
richtte hij zich tot Dessie. En toen ze alleen in
den gang waren: „Mijn oom is weer erger en
laat mij vragen zoo spoedig mogelijk terug te
komen. Mijn laatste woord is dit ik ontsla je
niet van je belofte. Je moet met mij trouwen.
Ik rust niet voor ik deze geschiedenis tot op
den bodem onderzocht heb en dan mag die bru
tale schurk wel oppassen".
„Ik ben even resoluut als jij", was het weder
woord. „Er hoeft niets onderzocht te worden,
want wat er is zal ons altijd gescheiden houden.
Koester geen illusies, Tom. Er is geen hoop,
absoluut niet". Ze sprak met een wanhopige
overtuiging, die hem diep ontroerde, Dessie zag
het en voegde er met een glimlach aan toe, toen
ze hem een hand ten afscheid gaf: „Je weet
Tom, dat ik mij niet gauw vrees laat aanjagen
Maar d i t gaat boven mijn en jouw macht. Als
ik het je maar alles vertellen kon, zou je hel
zien zooals ik het zie, en voelen dat wat je ook
doet, mijn ellende en zorgen alleen maar ver-
grooten kan. Maar we moeten er overheen en
vrienden blijven".
Zoodra hij weg was ging ze naar haar kamer
Ze dacht dat het misverstand tusschen haar en
Dora, wel niet zonder invloed zou blijven op
hun verhouding, en het was misschien het beste
om een dringende opdracht als motief voor te
wenden om naar haar eigen kamers terug te
keeren.
Mrs. Markham was onmiskenbaar in een ge-
irriteerde stemming en de Montalt zocht daar
zijn voordeel mee te doen. Toen Dessie en Tom
Cheriton de kamer verlaten hadden, zei hij:
„Dit is een buitengewoon onplezierige ge
schiedenis, Dora. Ik kan me een dergelijke be
handeling toch niet laten welgevallen! Als ik
niet in jouw huis was geweest zou ik hem de
deur uitgesmeten hebben. Voor zooiets ben ik
niet naar Engeland gekomen", vervolgde mj,
met een air van beleedigde waardigheid. „Eii
ik moet nog overwegen welke maatregelen ik
verder zal nemen".
„Ik mag dien Cheriton niet", haastte mrs.
Markham zich te zeggen. Ze was bang voor de
Montalts boosheid. „Als jij dat wenscht, spreek
ik nooit meer een woord tegen hem".
„Jij moet natuurlijk doen wat je zelf het
beste vindt", verklaarde haar verloofde; „voor
mg bestadt hij eenvoudig niet meer. Maar dit
is niet het eenige de heele zaak heeft me
geweldig gehinderd. Wie is die miss Merrion
dat haar nukken en grillen aanleiding kunnen
zijn dat ik door haar vrienden bcleedigd wordt?
Een dergelijke behandeling ben ik niet ge
wend". En hij stond op en liep met driftige
stappen de kamer op en neer, terwijl mrs.
Markham zenuwachtig toekeek.
Ze wenschte geen verwijdering tusschen zich
zelf en Dessie, maar ze was nog veel meer be
vreesd om den man, dien ze liefhad, te beleedi-
gen, zoodat ze zich tusschen haar verschillende
gevoelens heen en weer geslingerd voelde.
„Ik verlang niet tusschen jou en je vriendin
te komen, Dora", hernam de man. „Dat wil ik
nooit van mij gezegd hebben. Ik heb maar één
doel en dat is jou gelukkig te maken. Wij
houden toch van elkaar. Maar als die misdadi
gers advocaat zich liever eerst overtuigen wil
dat ik niet zoo'n boeman ben, als hij insinueer
de, nu, dan vind ik het goed om ons huwelijk
voorloopig uit te stellen. Want een dergelijke
verdachtmaking laat ik niet op me zitten"
„Hij is geen vriend van mij", protesteerde
mrs. Markham opgewonden, „hij beteekent
niets voor mij minder dan niets. Wat kan
zijn opinie mij schelen? Ik wil hem nooit meer
zien!"
„Ja, dat is wel mogelijk, maar er zijn ande
ren. Ik begrijp het wel, hij sprak op boozen
toon, met ongeduldige gebaren, „ik weet wel
wat ze insinueeren dat ik het op je -eld
voorzien heb! En dacht je dat ik dat verdragen
kan Ik houd van je met heel mijn hart en het
was me oneindig veel liever dat je net zoo arm
was als ze zelf zijn. Misschien dat ze dan zou
den begrijpen hoeveel je voor mij beteekent"
Terwijl hij dit zei bleef hij vlak bij haar stil-
staan en keek haar diep in de oogen.
Toen stond ze op, omhelsde en liefkoosde hem
en verzekerde hem onder tranen, dat zij wel
wist hoeveel hg van haar hield, dat dit voor
werk, dat den maker zelf ook vreugde gaf.
Zoo was het niet overal met de handwerkers
in Portugal. De vele weefsters, kantklosters,
haaksters, enz., die ik bezocht en die ik mijn
bewondering toonde, niet alleen voor de
vervaardigde stukken, maar ook voor het
werk zelf, waren steeds een beetje verwon
derd. Ze hadden er nooit bij gedacht dat er
iets moois zat in de manier waarop zij haar
spoel door het weefwerk gooiden of de klos
jes dooreen lieten dansen. Voor haar is dit
alles louter proza; zij weven, klossen of ha
ken, zooals anderen op het land wroeten of
visch verkoopen. En waarschijnlijk is dat ook
begrijpelijk wanneer je van zonsop- tot onder
gang in een donker schuurtje zit te peute
ren
haar voldoende was en dat een ander niet het
recht had zich tusschen hen te plaatsen, zoo
dat hun huwelijk uitgesteld zou moeten worden.
Zijn sluwe politiek had het gewenscht suc
ces, waaraan hij trouwens tevoren niet getwij
feld had, en aan het eind waren er twee din
gen die hij als voorwaarde voor den vrede had
gesteld: dat het huwelijk thans definitief over
een week zou worden voltrokken en dat Dora
aan Dessie verzoeken zou niet langer te blijven.
Toen het jonge meisje de kamer weer bin
nenkwam, was alles weer pais en vree. Doch
de scène met haar verloofde had mrs. Markham
prikkelbaar gemaakt ten opzichte van anderen
en in die stemming hinderde Dessie's antipa
thie tegen de Montalt haar nog meer dan
anders, zoodat haar houding verre van vrien
delijk was.
„Je bent nog lang bg mr. Cheriton geble
ven, Dessie", begon ze, „in aanmerking geno
men dat het uit is tusschen jullie".
„Tom is vijf minuten nadat hij hier uit de
kamer kwam, heengegaan", antwoordde het
meisje, stomverbaasd door de ongewone be
jegening. „Ik ben boven geweest".
Daarop mrs. Markham weer:
„Ik hoop, dat het met dat geheimzinnige ge
doe gauw uit is. Het is voor iedereen even on
plezierig".
„Als ik kon, Dora, zou ik niets liever wil
len. Ik bederf mijn toekomst niet voor mijn ge
noegen". Ze zei het met iets van wrok 'tegen
haar vriendin.
Op dat oogenblik stond de Montalt op. Hij zag
dat er storm op komst was en hij wilde er lie-
ver buiten blijven.
„Ga niet weg, Godefroi", verzocht Dora, haar
hand op zijn arm leggend en met een voor haar
doen zeer besliste gelaatsuitdrukking en hii
ging weer zitten. J
"!k TU iets te/en Dessie zeggen, waar jij bij
bent. Om een of andere reden, die ik niet heb
kunnen ontdekken, mag ze je niet lijden; we
hebben er meer dan eens over gesproken. Ik wil
dat ze het hoort, terwijl we hier bij elkaar zijn
dat ik haar vooroordeel tegen jou als een gebrek
aan vriendschap, laat ik gerust zeggen een
uiting van vijandigheid tegenover mezelf be
schouw. Begrijp je dat, Dessie?"
„Er is niet veel voor noodig om dat te be
grijpen, Dora". s 1 le De
(Wordt vervolgd.)