F t tl DE PENHOUDER Jan Zeedijk in Amerika Nieuw Raadsel Hoe het raadsel werd opgelost De Avonturen van B&ite, ionyeni en mei&jeA,! L Een vogel, die in de winter broedt Zoekprentje door R. J. VAN NEERVOORT Wat een kerstvacantie is dat geworden! Eerst een paar fijne Kerstdagen, geen storm, die je omver woei, geen regen, die je wegspoelde, geen kou die je trillen deed als een pupolierenblad. Echt fijn weer om te wandelen, maar bovenal om thuis, of op Zondagsschool of in de kerk het groote feest te vieren. En toen kwam daar na de Kerstdagen dat witte wintersprookje Bo men en planten die omgetoverd waren en een glanzend feestkleed hadden aangetrok ken. Het leek of we in het Paleis van den IJskoning waren aangeland. Je kende de stad niet meer en nu Donderdagavond kwam daar de grote verrassing, een pak sneeuw zo fijn en dik, dat het moeilijk was om nog langer in huis te blijven. Bij ons in de buurt is er die avond dan ook om negen uur nog een formeel sneeuwballenfeest op touw ge zet en ik heh het meegevierd. En gisteren hebben jullie geprofiteerd van die vacantie- verrassing. Om kwart over zes was mijn stel al wakker en zat naar buiten te glu ren, nu, toen ze zagen, dat er zo'n dik pak sneeuw lag, waren ze niet meer te houden, hebben zich aangekleed, gegeten en voor dat het licht was rolden ze al buiten door de sneeuw. Ja, daar moet je van profiteren als het er is. En nu, jongens en meisjes, 't is onze laatste babbeltje voor dit jaar. Laat ik dus beginnen met jullie een prettige oudejaars avond te wensen en een reuze fijn nieuw jaar. Goede rapporten, zonnige vacanties en helemaal geen ziekte of akeligheid. Het boek is van de week gewonnen door: BEPPIE VINK, Steengracht 8 en IDE KOK, Den Hoorn, H 75, Texel. Dus twee boeken, omdat beiden practisch svenveel goede woorden gevonden hadden, o.l. ongeveer 250. Gelukgewenst jullie, hoor. t Was een prestatie. Trouwens er waren oeel wat knappe vriendinnetjes en vriendjes. Ik heb er versteld van gestaan. Rika Koningstein. Ik begrijp, dat jij een fijne vacantie hebt gehad. Rika, als je met zo'n mooi rapport thuis komt, dan is dat al een groot deel van het plezier voor je vrije dagen en dan nog al die andere fijne dingen. Het nieuwe jaar zet voor jou ook feestelijk in met het féést vart O.K.Ki, want. zo'n uitvoering is eigenlijk een feestavond, hé?: Corrie Laféber. Nee, van dat kerstver haal heb ik niets gehoord, Corrie, want ik heb geen enkele kerstfeestviering meege maakt, met nog andere neefjes en nichtjes, 't Was echt fijn en rustig. Ik denk, dat je m'n broer voor mij hebt aangezien, dat komt n.1. nog al eens voor. Jossy v. Zoelen. Dat heb je knap ge daan, Jossy, 182 woorden uit dat ene woord gehaald en eigenlijk had ik jou en al die anderen, die zo hun best hebben gedaan, ook graag een prijs toegekend, maar dat gaat niet. In ieder geval is het een uitstekende oefening voor jullie allemaal geweest. Tini v. Brederode. Ja, 't is wel een beetje jammer, dat het met die schaatsen- rijderij een beetje misgelopen is, Tini. Ik had van de week nog zo'n stille hoop, maar het is op niets uitgelopen. Overigens mogen jullie niet klagen. Wat een fijn weer is het geweest. Ik heb respect voor het -werk van jou en je vader, hoor. Jammer, dat er een was, die nog hoger gekomen is. Bali, Annie en Cor v. Bijnen. Wat zal jullie moeder bljj geweest zijn met zulke mooie rapporten, 't Is geen kleinigheid. Ons drietal had ook behoorlijke cijfers, maar zo hoog als jullie niet, hoor. Wat zal je vader het fijn vinden als hij het straks in een brief leest. Ik lees wel, dat je nog een reuze leuke verjaardag hebt gehad, niettegen staande de teleurstelling, dat vader niet thuis gekomen was. Enfin, dat feest is dan nog in zicht. Martha Briars. Bij ons blijft de boom ook staan tot na Nieuwjaar, Martha, en vanmiddag branden de kaarsjes, want onze oudste is jarig en dat geeft natuurlijk een fijn feestelijk gezicht. Bij jullie begint het nieuwe jaar ook goed, met de verjaardag van je moeder. Veel plezier, hoor. Annie Zeedijk. Je hebt nog juist op tijd geprofiteerd van het ijs, Annie, want het lijkt nu wel weer afgelopen met de pret, al weet je het niet vooruit, want 's morgens vriest het en 's avonds dooit het, maar het kan na tuurlijk ook best, dat het nu vandaag weer vanvond vriest en morgen ook en dat je Maandag je neus in de watten moet stoppen als je naar buiten gaat, omdat het zo koud is. Jan Koomen. Gelukkig, dat je van de week even op kantoor aangewipt bent, Jan, anders was je briefje ook deze week onbe antwoord gebleven. Hoe dat de vorige week mogelijk geweest is, begrijp ik niet. Honderd was heel wat, maar je ziet er zijn er, die hebben nog langer doorgezet dan jij. Mies Hirsch. Dank voor je goede wen sen, Mies, volgende week een gezellige brief, hoor. Willy Battem. Dat zal ik niet doen, Willy, me in de oliebollen verslikken, maak je maar niet bezorgd. Mary Jurg. Wat zal dat gezellig ge weest zijn, Mary, vier logé's met de feest dagen. Als wij een logé krijgen, staan de kinderen te dansen van vreugde en ik weet me nog goed te herinneren, dat ik het vroe ger ook wat fijn vond Teddy. Ja, dat is een gezellige schuil naam en die mag jjj vanwege je ,,hoge leef tijd" gebruiken, hoor. Dat is vast een leuke hond, die Teddy van jullie. Ik wou ook wel een hond hebben, maar bij de vijf hondjes, die iedere dag door huis rondspringen, zal er voorlopig wei niet veel van komen. Maar honden zijn fijne dieren. Jannie Aberson. Ik zit gewoon te water tanden, Jannie, bij het lezen van die feest maaltijd bij jullie, huzarenslaatjes en ijs na. Ik kom eens bij je neuzen, hoor, als er weer feest is. 't Is goed bij jullie. Nini Breel. Heb jij een paar jaar gele den niet aan Repelsteeltje meegedaan, Nini? Schrijf je het me volgende week eens? Na tuurlijk mag je meedoen. Teuntje Kloosterman. Kwikkie van Hel- levoetsluis ken ik, Teuntje, ik heb het thuis ook in de boekenkast. Gelezen heb ik het nog niet, ik ken alleen de buitenkant, maar het is een prachtig dik boek, met een frisse omslag, je zal er dus wel blij mee geweest zijn. Wat ben je laat opgebleven. Sprinter. Leuk, dat jij ook weer bent op komen dagen, Sprinter. Jij hebt ook de leef tijd voor een schuilnaam, dus mag je die gebruiken. Reier Jans. Volgende week een groter briefje, hoor Reier? Marietje Weeda. Het dubbele aantal van wat ik vorige week opgaf is al veel, Ma- rietje, maar je ziet, dat de prijswinnaar bij het tiendubbele heeft,. Die heeft dus even zitten puzzelen? Jongens en meisjes, ik ben aan het slot van m'n praatje. Nogmaals, veel pret met de feestdagen. Tot volgende week. INVULRAADSEL. De woorden, die op de horizontale rijen worden ingevuld zijn dezelfde woorden, die in de verticale rijen komen te staan. Alleen is de nummering hierbij niet gelijk. 1 Horizontaal is niet gelijk aan 1 verticaal. Je moet alleen naar de lengte en de volg orde kijken. De horizontale woorden be ginnen bovenaan en de verticale beginnen links en schuiven dan verder naar rechts. Probeer maar eens of je het raadsel kunt oplossen. 1. een medeklinker 2. een nationale verkeersinstelling 3. stam van een werkw., dat: zich schui fèlend voortbewegen, betekent. 4. een zachte, fijngeschoren stof 5. een gemeenschappelijke weide 6. hoofdbedekking 7. een medeklinker Terwijl alle andere vogels tot het voor jaar wachten met nesten bouwen en eieren uitbroeden, doet de kruisbek dit al in de winter. Hij wacht niet, tot de bomen be ginnen uit te lopen en de zon met haar stralen de aarde weer verwarmt. Hij trekt zich niets aan van storm, regen, vorst en sneeuw, maar broedt zelfs in de koudste maanden, December en Januari. Zijn nest bouwt deze wonderlijke vogel op de boven, ste takken van de naaldbomen en wie be neden staat kan het bijna niet ontdekken, zeker niet als er sneeuw op de takken ligt. Maar het nest is meestal zo gebouwd, dat het door takken, die er overheen hangen, beschermd wordt tegen regen en sneeuw. Met mos maakt de kruisbek zijn nest zacht. Zelfs in de strengste koude gaan de jongen uit het nest en spelen op de met sneeuw bedekte takken, waar ze vrolijk in rond tollen. Vooral in Thüringen worden veel kruis bekken gehouden. De mensen stoppen ze in kooien en beschouwen ze als papegaaien, want net als papegaaien hangt de kruisbek met zijn kruisvormig gebogen snavel aan de spijlen of touwen in de kooi en slingert er aan heen en weer. Natuurlijk houden wij er over het algemeen meer van om de vogels in de vrije natuur te zien dan in een kooi, maar het is werkelijk heel aardig om de diertjes eens gade te slaan. Waar is de vriend van den schilder? Arthur had veel speelgoed, een timmer- doos, een trein, verschillende spelletjes teveel om op te noemen. Maar er was iets, wat hij veel mooier vond dan zijn eigen speelgoed: moeders knopendoos. Wat daar wel niet allemaal in lag! Kleine broches, mooie haarspelden, kettingen en zomeer. Arthur kreeg er nooit genoeg van om in die doos te kijken. Altijd vond hij iets, dat hij er nog niet eerder in gezien had. Op een keer deed hij een geweldige vondst! Het was het mooiste, dat hij ooit had gezien. Daar lag tussen een klein ceintuurtje en een gesp j— een penhouder. Maar het was geen gewone penhouder, het was er een, kunstig met houtsnijwerk versierd en te mooi om mee te schrijven. Tussen twee fijn besneden bomen van ivoor, zat een ver grootglas. Arthur kneep zijn ene oog dicht en keek door hetiglas. Wat hij zag was zo prachtig, dat hij niet begreep, hoe dat alle maal in een klein glaasje gemaakt kon worden. Hoog op een berg lag een prach tig kasteel. Een schitterend park was om het kasteel heen en in dat park liepen een prins en een prinses. Het was werkelijk een sprookje. Telkens pakte Arthur de pen houder weer op om naar het mooie plaatje te kijken en hij was er zo in verdiept, dat hij niet eens merkte, dat zijn moeder in de kamer kwam. „Wat heb je daar?" vroeg ze en toen ze zag, wat Arthur gevonden had, zei ze ver baasd: „Maar jongen, hoe kom je daaraan? Lag die penhouder in de knopendoos? Hoe is dat nu mogelijk. Vind je het plaatje niet mooi?" „Prachtig!" zei Arthur. „Hè moede-, mag ik die pen niet hebben?" „Nee jongen, hébben mag je hem niet. Ik kan er nog niet goed afstand van doen, maar ik zal hem je later wel eens geven. Ik heb die penhouder van mijn moeder ge kregen en zij had hem weer van haar va der, die hem een keer van een reis naar de Harz meebracht. Maar. we zullen afspre ken, dat ik hem in-dit doosje laat liggen, dan mag je er net zoveel naar kijken als je maar wilt." Op school. De volgende morgen nam Arthur de pen houder mee naar school. Hij wilde hem he lemaal niet houden, maar hij wilde hem toch wel heel graag eens aan zijn vrien den laten zien. Trots kwam hij de klas binnen en in minder dan geen tijd stonden de jongens al om zijn bank en wilden alle maal door het „toverglas", zoals Arthur het noemde, kijken. Ze vonden het dan ook helemaal niet leuk, toer meneer Baars, de onderwijzer, binnenkwam. Maar -irthur be. loofde, dat hij de penhouder in de pauze mee naar buiten zou nemen, dan konden ze daar nog eens allemaal kijken. Ze kregen een proefwerk het eerste uur en onder het werken, waren ze de penhou der al bijna vergeten. Maar meneer, die zoals gewoonlijk tussen de rijen banken doorliep, zag, dat Arthur mtt de penhouder zat te spelen en ging naar hem toe. „Wat is dat, Arthur?" vroeg hij boos. „Je weet, wat er gebeurt als ik die penhouder afneem, dan gaat hij in mijn la". Meteen liep hij naar zijn tafel en haalde een hand vol potloden, vlakgommetjes, stukjes touw en zomeer te voorschijn. „Hier komt alles in, waarmee jongens onder de les zitten te spelen," zei hij. „Voor deze keer zal ik het nog bij een waarschuwing laten, maar als je er weer mee speelt, neem ik hem af!" Arthur wist, dat meneer het meende, en legde de penhouder zolang in zijn kastje. Dan kon hij er tenminste niet mee spelen! In de pauze kwamen alle jongens om Arthur heenstaan en ze vochten er bijna om, wie de penhouder het eerst mocht zien. Juist toen ze allemaal door elkaar riepen, kwam er een verpleegster langs, die een jongen in een rolstoel vooruit duwde. De jongen was verlamd en hing slap in de kussens. Johan Lensen, de beste vriend van Arthur, kende het jongetje wel en zei, toen hij hem nu zag: „Laat Robbie ook eens even kijken!" Een beetje onwillig gingen de jongens opzij. Waarom moest die jongen nu ook juist langs komen. Hij hoorde er toch hele maal niet bij! Maar ze durfden toch niets te zeggen, want ze vonden het wel erg zie- lig, dat die jongen niet kon lopen, zoals zij zelf. Robbie keek een beetje angstig om zich heen. Hij scheen wel te voelen, dat de jon gens hem er liever niet bij hadden, maar toen gaf Johan hem de penhouder en toen hij door het glaasje keek, kreeg hij een kleur op zijn gezicht van verrassing. Zijn ogen schitterden, toen hij Johan aankeek. Zoiets prachtigs had hij nog nooit gezien. Zijn hele gezicht straalde. Toen ging de bel. „Vooruit, geef hier!" zei een van de jongens ruw en griste de penhouder uit Robbie's handen. „We moe ten naar binnen en hebben zelf nog niet eens allemaal gekeken." Meteen betrok Robbie's gezicht weer en een ogenblik later reed de verpleegster hem al weer verder. De penhouder is weg. Toen Arthur die.middag thuiskwam, be dacht hij zich ineens met schrik, dat hij de penhouder op school had laten liggen. Hoe had hij dat nu kunnen doen! Gelukkig, dat hij hem op zijn bank had gelegd. Maar toen hij de volgende morgen op school kwam, zag hij tot zijn grote schrik, dat de penhouder verdwenen was. Nergens was hn te vinden en bijna huilend vertelde hij het aan meneer Baars. Die vond het na tuurlijk ook erg naar, dat één van de jon gens uit de klas iets had weggenomen en vroeg er direct het eerste uur al naar. Maar de jongens zeiden, dat ze er niets van afwisten. Toen meneer het aan Johan vroeg, kleurde hij en zei: „Nee meneer, ik het hem niet gezien." Maar meneer vertrouwde het niet erg en zei: „Kom Johan, ik geloof dat jij er wel meer van weet. Geef de pen maar terug." „Ikik.... heb hem niet", stotterde Johan. En toen wist meneer Baars hele maal zeker, dat Johan de penhouder wél had! Bevend en bleek stond Johan voor de klas en eindelijk bekende hij: „Ja, ik heb hem weggenomen, maarmaar ik heb hem verloren!" De onderwijzer vroeg niet verder. Johan moest schoolblijven en kreeg een flinke portie strafwerk op. Arthur bleef die dag erg stil in de klas. Hij kon maar niet be grijpen, dat zijn beste vriend hem bedrogen had. Hij was nog onder' de indruk van al les, toen hij naar huis ging. Robbie en de vrienden. Maar het eerste wat hij zag, was de rol stoel van Robbie, die in de tuin stond en even later hoorde hij zijn moeder zeggen: „O, nee, zoveel geef ik er niet om. Robbie mag hem wel houden, als hij hem erg mooi vindt". Zijn moeder en de verpleegster ston den bii Robbie en juist legde zijn moeder de penhouder bij Robbie neer. Even praat ten ze nog met elkaar en toen ging de zus ter weg met Robbie. Arthur ging langzaam naar zijn moeder toe en vroeg: „Moeder, hoe kwam u aan de penhouder?" Zijn moeder keek hem eens onderzoekend aan en zei toen: „Ja, jongen, het was heel vervelend, wat ik daar hoorde. Je had de penhouder tóch mee naar school genomen en toen heeft Johan hem van je weggeno men om hem aan Robbie te brengen. Na tuurlijk was het verkeerd van hem om dat stilletjes te doen, maar toch is hij een goede jongen, want hij heeft op zich genomen, dat de anderen hem voor een dief hielden. Hij zal nu wel inzien, dat het verkeerd van hem was. Maar van jou is het ook ver keerd om die penhouder mee te nemen, ter wijl ik je zei, dat je hem in de knopendoos moest laten liggen. Enfin, het is nu ge beurd. Maar denk er voortaan een beetje beter bij na, jong". Moeder streek hem eens over zijn haar, want ze begreep wel, dat hij het erg naar vond. Een kwartier later stak Arthur zijn hoofd om de kamerdeur en zei: „Mams, ik ga even naar Johan!" Zijn moeder knikte, ze begreep wel, wat hij bij Johan wilde doen. En van toen af waren Johan en Arthur nog groter vrienden dan vroeger. En dik wijls gingen ze ook naar Robbie om met hem te spelen of hem voor te lezen. 189. Op datzelfde ogenblik trad een ordonnans binnen. „Het vliegtuig is aangekomen, kapi tein. Mijnheer Zeedijk is op weg hierheen. De andere officieren verlieten het vertrek. Holding bleef alleen achter. Een kwartier later kwam Zeedijk langzaam het bureau van den kapitein binnen. „Hallo, Jan! Ik ben bly je te zien!" riep Holding hartelijk uit. „Ordonnans, ik ben voor niemand meer te spreken, totdat de luitenant, dat wil zeggen, mijnheer Zeedijk, en ik gereed zijn met onze besprekingen." 190. Meer dan een uur duurde het onderhoud tusschen Holding en Zeedijk achter de geslo ten deuren. Daarna verliet Zeedijk het bureau en begaf zich naar een hotel. Onderweg hield hij even stil voor het telegraafkantoor om een telegram te zenden aan Red Penning- ton. Aan de Westkust was Red juist bezig Jan's zaak te bepleiten tegenover een ande ren officier. 191. „En ik zeg je, dat ze verplicht zullen zijn Jan weer in zijn rang te herstellen!" beweerde Red, „vooral, na alles wat hjj gedaan heeft." „Ja, maar vergeet niet, dat hij eerst gede gradeerd is, voordat hij oneervol werd ont slagen!" bracht de ander er tegen in. „Hij heeft zijn fout nu goed gemaakt maar Toen bracht de telegrambesteller het tele gram voor Red. Deze nam het aan en scheurde de envelon open, 192. Zjjn gezicht klaarde op. „Het is van Jan! riep hij uit. „Hij seint: „Vraag verlof en kom met het eerste het beste vliegtuig naar me toe in Washington". Nu, dat is eigenaardig, ik ben benieuwd wat het betekend want het kan zoowel goed als slecht nieuws zjjn!" „Misschien wil hy wel, dat je zijn zaak zult verdedigen voor de krijgsraad, Red." „Jan Zeedy'k zou niet willen, dat iemand voor zijn zaak pleitte", riep Pennington uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 10