de wereld? TARZAN en de Een sirooperijtje vuren van Tohr Wat brengt ie*MdeyUfkt Radioprogramma Politieke weervoorspellers in actie MONICA HART door Edgar Rice Burroughs WAT ER VAN DE VOORSPELLINGEN VOOR 1939 TERECHTKWAM EN WAT ER ZOOAL VOOR 1940 VERWACHT WORDT. (Van een bijzonderen medewerker.) Het voorspellen is een nuttig en ongevaarlijk haédwerk; nuttig om dat men immer een geduchte scha re gretige horders en lezers trekt, hetgeen op zichzelf al een niet ge ringe verdienste mag heeten, onge vaarlijk omdat het lot van voor spellingen slechts tweeërlei is: zij kernen niet uit. Tertium non da- tur. In het laatste geval zal geen sterveling zich er iets van aan trekken en men zal den al of niet wetenschappelijken en al of niet helderzienden voorspeller zeker geen verwijt maken, op grond van het feit dat men al glansrijk verge ten is wat alles hij profiteerde. In het eerste, dat is dus het gunstige geval in 1de goegemeent de handen ineenslaan en oprecht erkennen zich tegenover een grooten geest te bevinden, wiens profetiën respect afdwingen en hulde rechtvaardigen. Zoo heel slecht kan de voorspeller er dus eigenlijk nooit afkomen. De uren die wij thans beleven en die der jongste dagen zijn en waren de uren der voorspellingen. Naar oude zede en krach tens een traditie waarover niemand zich verbaast laten de orakels van Parijs en Londen, de clair-voyante dames, al of niet serieuze astrologen en wichelaars, mitsgaders de huis-, tuin, en keuken-voor spellers hunne visies op het komende jaar mildelijk los en aangezien dit ver schijnsel periodiek terugkeert, bevinden wij ons in de niet onaangename situatie kennis te nemen v. de voorspellingen voor 1940 en die welke voor 1939 een jaar ge leden gedaan werden te controleeren en aan de werkelijkheid die thans verleden tijd geworden is te toetsen. Nu dient ons bij dit alles vor oogen te staan dat een zeker aantal voorspellingen immer opgeld doen en derhalve als weinig fonkelnieuwe of gewaagde profetiën geboekstaafd mogen worden .Wie sinds enkele jaren, telkens wanneer wij ons op den drempel van een nieuw jaar bevinden, de Verbijsterende me- dedeeling doet dat de politieke toestand spannend zal worden en dat er „een staats man zal sterven om daaraan nog toe te voegen dat een ernstige natuurramp ont steltenis in de gansche wereld teweegbren gen zal, die waagt zich niet op glad ijs. De spanning in de internationale atmosfeer is zoo langzamenhand onvermijdelijk gewor den. het is de vraag of wij het zouden merken indien er eens een wezenlijke ont spanning kwam de necrologiën aan het einde van ieder jaar bevatten immer de namen van buitenlandsche staatslieden en ten slotte kunnen wij helaas maar vrij zeker op één natuurramp of groot on geluk per jaar staat maken. Daar dus niet van. Maar in het algemeen gesproken, om ons nu maar even eerst te bepalen tot de voor spellingen waarmee het thans geëindigde jaar werd ingeluid, is er wel iets aan te merken op het profetisch vermogen astro logische en andere prognose-stellers! Zoo FEUILLETON door 25. Maar nauwelijks had hg dit gezegd of er gebeurde iets... iets, dat het rijtuig bijna deed omvallen, maar door Harland's bedre venheid gebeurde er geen grooter ongeluk, dm dat het met een schok stil bleef staan. Seckers's paard, dat naast de muildieren was vastgebonden en dat niet meer zoo erg snel was, was ineengezakt. Het werd nog een eind meegesleept, zoodat het rijtuig met zUn eene voorwiel over hst dier heengegaan en bijna omgevallen was. De muildieren, die uit hun koers getrokken waren, waren nu bezig de riemen i.ot een onuitwarbaar kluwen te verwikkelen. Halfont hou jij de teugels, riep Harland e" hij sprong evenals de staljongen op den beganen groid en liep naar de spartelende dieren. Nu, als we dit niet uit de war krijgen zijn we er geweest. De beide andere mannen keken achter zich Ze zagen hoe de vervolgers, die een oogen- blik tevoren juist besloten hadden de vervol ging op te geven, gemerkt hadden dat er iets gebeurd was en nu met vernieuwden moed en kracht vooruit stoven. Ze waren nog op een flinken afstand maar met de snelheid van een Zoeloe zouden ze in een minimum van tijd bjj hen zijn. Harland trok en sjorde nu eens aan een riem, dan aan een leidsel, dan weer San een hoofdst d. Daar ze door hun ren opgewonden waren, trapten de beesten om zich heen en maakten de verwarring nog slechts grooter Harland, die zooiets vaker bij de hand gehad had, zou er ten slotte wel in geslaagd zijn de kluwen te ontwarren, maar hier telde elke minuut. Bovendien schenen de dieren te mer ken, dat er gevaar dreigde, wat hun onrust nog grooter maakte. Secker, die ook te hulp kwam, kon ook niets uitrichten. Het was niet meer mogelijk kondigde de heer Dom Neroman, de voor zitter \an het „Astrologisch College" van Frankrijk, die zich immers zeer positief toont in zijn voorspellingen, voor het jaar 1939 o.m. aan dat een algemeene en krach tige beweging voor het behoud van den vrede, uitgegaan vanuit Parijs, in Septem ber haar bekroning zou vinden waar mee waarschijnlijk, naar wij mogen aanne men, niet op het uitbreken van den Euro- peeschen oorlog gezinspeeld Niet minder positief was de bekende astroloog Kerneiz in zijn beweringen, die 'n weinig opwekkende toekomst in 1939 voor het oude Europa bevatten; men oordeele: er zou komen „een algemeen ontwaken van politieke tendenties, beperking van den in vloed der totalitaire staten, een opbloei van het religieuse leven en den wil tot vrede die nog omstreeks 1942 het gansche inter nationale leyen zal beheerschen" (het is trouwens gansch niet uitgesloten dat de wil tot vrede onzen- voorouders acht decennia lang beheerschte gedurende den tachtig jarigen oorlog!), een hongersnood in ge heel Europa waaraan slechts Engeland en Frankrijk zouden ontkomen, een revolutie in Italië, een strijdlooze politieke reformatie in Rusland in den vorm van een groeiend imperialisme en groote aardbevingen in Amerika". Laat ons deze terugblik naar de vooruit-zieners van een jaar geleden beslui ten met vast te stellen dat zij zonder uit zondering den' vrede in 1939 profeteerden en categorisch ontkenden dat de oorlog zou uitbreken. Spanning zou er blijven, tot een uitbarsting zou bet niet komen. Ziedaar de groote vergissing die zij maakten en die in de gansche wereld oprecht wordt be treurd In het licht van deze, van weinig profetisch vermogen getuigende me- dedeelingen, moet men eenige schroom overwinnen om opnieuw het oor te luisteren te leggen wan neer ditmaal het jaar 1940 als een boek wordt opengeslagen. Maar wie overigens zou denken, dat de „fai- lures" der helderzienden eerf "gevoel van twijfel of zelfs afkeer zou wek ken bij hen die gewend waren hen het oor te leenen, die vergist zich. De clair-voyante papieren zijn wel een tikje gedaald, maar in moeilij ke tijden vooral is iedere stroohalm nu eenmaal welkom, hoe weinig houvast die ook bieden moge. Laten wij er dus ten slotte enkele uit den hof der voorspellingen voor 1940 plukken. In de eerste plaats dan staat het jaar 1940 daarom als buitengewoon belangrijk te boek, omdat het eenkeerpunt brengen zal in don huidigen toestand. Het lot dat Mus- sollni in 1930 deelachtig had moeten wor den (volgens de Parijsche helderzienden al thans) zal In 1940 don heer Hitier bescho ren zijn. In de eerste maanden van 1940 zal hij min of meer tusschen leven en dood ba- lanceeren en in Mei 1940 zal het afgeloopen met hem zijn. Zijn val Zal gepaard gaan met een omwenteling, (hoe is het moge lijk?, zou men in zijn onschuld afvragen) en die omwenteling zal toch rends logisch voortvloeien uit de erristig gespannon ou- eenieheid tusschen regeering en volk van het Derde Rijk. Voorts zal in Engeland in diezelfde eerste maanden van dit jaar een ongelooflijk sterke agressieve activiteit ont ketenen,! voor Engeland èn Frankrijk heet de maand Maart van 1940 uit een astraal oogpunt ..schitterend) en Groot Rrittannië zal geleidelijk in Rusland méér zijn hoofd vijand zien dan in Duitschland. Voor ons land heet het dat wij een bevoorrechte po sitie zullen blijven innemen en dat wij niet in den oorlog betrokken zullen worden. aWnneer deze voorspelling waar hliikt. het geen wü onrecht hopen, dan zijn wij gaar ne bereid van de dwalingen ons weegs te rug te koeren en alle twijfel aan de he'der- ziendheid dezer voorspellers uit het hart te bannen!-De vooruitzichten van ons han delsverkeer zijn ni'et zoo gunstig en men verzoekt ons derhalve zeer voorzichtig met beleggingen te zijn. Een opmerking die on ze Nederlandsche geestesgesteldheid in de roos treft, aangezien wij van nature een voorzichtig volk zijn! Enfin, nu weten we althans iets van 1940 op gezag van onze profeten en wij zullen dunkt ons het beste doen om er het goede van te hopen! Onderstaand aardig en volgens onderschrift historisch verhaal, vonden wij in het tijdschrift „Onze Zoetwatervisscherij". Ergens in Nederland in ons dorp woont aan het Kanaal visscher Vroegop. In het Kanaal heeft hij fuiken staan en hij moest ervaren bij het lichten, dat een ander hem was voorgeweest. Dit gebeurde niet eens, maar eenige keeren. Niet alleen dat hij de vangst kwijt was, doch de fuiken, gelicht als zij werden met ondeskundige hand, hadden ook te lijden. Aan 't kubeind heeft Vroegop geen fuikstok, doch een steen van 1520 pond. Het was hem droef te moede, te zien hoe gelukkig dé onbevoegde(n) met zijn fuiken huishield(en). En hij paste op en keek uit, maar vond de(n) strocr per(s) niet. Toen nam hij veldwachter Bijdepinken in den arm. Na een praatje over en weer be sloten beiden hun nachtrust op te offeren. Een week lang lagen zij op den loer. Maai er gebeurde die week niets. Bijdepinken, van hoe goeden wille overi gens, kon niet alsmaar liggen wachten op dien fuikenlichter. Maar hij zou de zaak in gedachten houden. Was de onbevoegde pa lingliefhebber niet op heeterdaad te betrap pen, dan zou hij misschien óp andere wijze tegen de lamp loopen. Ons dorp is maar klein. Nabij Vroegop woont molenaar Mulder. Die heeft een paar palingfuikjes. Beiden maakten een praatje en Mulder bleek even min de eenige te wezen, die zijn fuiken lichtte. Ook hij had' helpers gehad, die even stuntelig te werk waren gegaan. 't Werd dus al mooier. Vroegop weer naar Bijdepinken. Maar die had juist het zaakje uitgevischt. Hij kon den dader, die ze alle drie wel kenden, noemen. En wie was dat? Een jongetje van 11 jaren! Dit ventje, Sim- peltje geheeten, munt op school niet uit. Blijft wel eens zitten, is niet een van de vroolijksten. .Maar hengelen doet ie graag, 't Gaat hem bij deze sport evenwel net als op school. Hij wilde echter heel graag met buit thuis komen. En dat deed-ie. 's Woens dags en 's Zaterdags, als hij de kans schoon zag, nam hij zijn trekken waar. En opge togen kwam hij dan thuis. „Moeder, kaik es, wa'k gefonge hét". Moeder vond het eerst fijn: ,,'n Palinkie, niewaor?" Doch toen d'r spruit telkens met paling thuis kwam, begon ze achter docht te krijgen. Simpeltje had ze gevangen heusch. En al schoongemaakt ook, .Maar de Moeder hield aan en eindelijk viel Sim peltje door de ben. Moeder zei tegen Simpeltje dat-ie leelijk had gedaan. Wat zouden Vroegop en Mul der wel denken? En wat zouden ze wel doen? Het tuchthuis stond voor Simpeltje open. Het eenige wat Simpeltje nu nog kon doen was: gauw naar Vroegop en Mulder gaan, beloven dat-ie 't nooit weer zou doen. En de paling dadelijk terugbrengen! Dat drufde Simpeltje niet. Maar hij móest. En hij ging ten slotte, zij 't met lood in de schoenen, de deur uit. Aldus bracht Bijdepinken verslag uit aan Vroegop. En beiden dachten aan hun sla- pelooze nachten daar aan het Kanaal, loe rend op den strooper, die dan den onschul- digen slaap eens kinds sliep en op zijn al lerergst droomde van paling: „zukke dik ke!" Het gevoel voor humor van beide mannen redde Simpeltje. Zij lachten en lachten. En Vroegop zei, dat ze de Moeder niet méér ver driet zouden aandoen.' En Simpeltje zelf dan? Zoo'n jongen, daar kon je toch niet kwaad op wezen. Als hij de paling terug bracht, zou Vroegop nog wel een woordje met hem spreken en dan was de kous af. Toen Vroegop den volgenden ochtend naar zijn fuiken ging en dacht: „Toch ben ik blij, dat het tenslotte maar Simpeltje was die m'n fuiken lichtte", riep Mulder hem. En Mulder zei: ,,'t Is wat met die stroope- rij hé. Maar nou breekt me klomp. Mö je es sien, wa'k nou gefonge hêt." En Mulder, hoogst verbaasd, toonde Vroegop... §en maaltje paling: panklaar. De lach van Vroegop schalde over het kanaal. 2. Die wilde, half menschelgke, half dierlijke kreet vervulde de reizigers met verbazing, maar ze gingen voort met het opzetten der tenten. Majoor Burton en Perry trokken er op uit om brandhout te verzamelen en naar water te zoeken. Zoodra ze vertrokken waren wendde Jaaette zich tot Dr. Wong Tai. „Ver tel me eens ronduit, Dr. Wong, zijn we ver dwaald? Oom Jim en Perry willen het niet toegeven." De Chinese geleerde keek haar aan. Een lichte glimlach gleed over zijn ge zicht, dat als het ware een masker was, waar achter hij zjjn innerlijke gedachten verborgen hield. „Het is beter," zei hij, „de dingen maar op hun beloop te laten en geen zorgen voor den tijd te hebben." „Toe Dr. Wong, stuurt u me niet met een kluitje in het riet" „Toch is dat veel beter, mijn kind, wees maar niet ongerust. De leider van onze expeditie is een bekwaam spoorzoeker en we zullen den weg naar huis wel weer vinden." Spoedig kwamen de anderen terug met hout en met de mededeeling dat er een bron was, slechts enkele meters van de open plek ver wijderd. Toen ze begonnen een kampvuur aan te leggen, gilde Janette plotseling: „Kijk! Daar! Aan de rand van het bos! Een gezicht! Ee monsterlijk geel gezicht dat naar me kykt! O, wat vréseljjk!" DINSDAG 9 JANUARI 1940 Hilversum I. 1875 en 414.4 m. 8.00 Berichten ANP, gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gewijde muziek (gr. pl.). 10.30 Voor de vrouw. 10.35 Ensemble Rentmeester. (11.0011.30 Wenaer. voor de huishouding). 12.15 Zang en orgel. 12.45 Brichten ANP, gramofoonmuziek. I.00 De Romancers en soliste. 2.00 Voor de vrouw. 2.10 Omroeporkest en solist. 2.45 Knip- en naaicursus. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Kinderhalfuur. 5.30 Omroeporkest. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 Gitaarduetten. 7.30 Engelsche les. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. Hierna: Internationaal overzicht. 8.35 Bonte Mobilisatietrein. 10.30 AVRO-Dansorkest. II.00 Berichten ANP. Hierna: Spezialetti's orkest. 11.4012.00 Gramofoonmuziek, Hilversum II. 301.5 m. 8.00 Berichten ANP. 8.05—9.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 10.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest. de kluwen te ontwarren. De vervolgers wa ren nu beangstigend dichtbjj. Vlug instappen, beval Harland en terwijl Secker en de staljongen aan zgn bevel gevolg gaven trok hij zijn mes en sneed de riemen vóór de twee laatste muildieren door. Het waren twee groote beesten, die het rijtuigje nog een behoorlijke snelheid zouden kunnen geven, maar het was twijfelachtig of zij zich zonder hun kameraden in beweging zouden willen zetten. De inzittenden van het rij- tuig slaakten dan ook een zucht van ver lichting toen het weer op gang kwam. Die twee beesten krijgen ons niet verder dan het politiekamp, zei Harland. Daar moeten -we ons zien te verschan sen; het is een kleine kans, maar de eenige. Terwijl hij dit zei, steeg uit de gelederen van de vervolgers een hevig gebrul op. Ze ïadden de achtergelaten, worstelende in hun uigen verwarde dieren bereikt en staken met rild genot hun speren in de lichamen van de ,-eerlooze beesten. Het hield hen wel wat op, .ïaar daar gaven ze niet om. Ze meenden zeker e zijn van hun menschelijke prooi; met slechts wee dieren voor het rijtuig hadden deze im- ners niet de minste kans. vooral niet omdat le weg steeds slechter en hobbeliger werd. Het politiekamp was, zooals Harland al ge zegd had, verlaten. Ervoor was een vierkant plein, waaromheen een aarden wal, met stee nen er boven op liep. Het was de aangewezei plaats om zich tegen de wilden te verdedigen Harland spande de twee dieren uit, en bono ze aan een paal vast, die in het midden van de plaats stond. Ondertusschen tilden de beide andere mannen Malina, die nog steeds be wusteloos was, uit het rijtuig en legden haar vlak tegen den aarden wal, zoodat ze tegen speren en kogels beschut lag. Ze laadden de munitie en wapens uit en brachten hun „ves ting" in staat van verdediging. Daar heb je ze, kondigde Harland aan. Terwyl hij dit zei, kwam de impi van een afstand van driehonderd meter aanrennen. Mik laag, mannen, commandeerde Har land. Zijn geweer sprak en een reus van een krijger gooide zijn schild in de lucht, sprong op en viel dood neer. Dat is het eerste bloed hier. Whau Joe- soetoe! zei Harland en spottend gebruikt hij den strijdkreet van de aanvallers. Ook de beide anderen hadden met goed gevolg in de troep kaffers geschoten en de schoten volg den elkaar vlug op. De kaffers gingen nu plat op den grond liggen en daarna kropen ze weer voorwaarts met hun schilden in de hoogte. Op iemand, die niet met hun wijze van oorlogvoeren be kend was, zou dit den indruk hebben ge maakt dat ze achter hun schilden beschut ting zochten, maar in werkelijkheid was het een krijgslist om den vijand in onwetendheid te laten, omtrent hun juiste plaats. Kalm aan, mompelde Harland, die deze list kende. We gaan niet op schilden schie ten. Wachten, mannen. De drie maakten van deze rust gebruik om hun geweren te herladen. Zonder veel hoop, maar vastbesloten hun leven zoo duur mo gelijk te verhoopen, stonden ze achter de borstwering, met op elkaar geklemde tanden. Een dreigende stilte hing over de vlakte tot ze uit de impi stemmen hoorden opgaan en de heele colonne opeens als een man overeind sprong met den kreet: Joesoetoe! Hun speren boven hun hoofden zwaaiend, kwamen ze op het politiekamp aanrennen. Wat moet er met haar? fluisterde Hal font heesch. Moeten we haar aan hen over laten Vóór Harland kon antwoorden, bleef de impi plotseling weer staan. De krijgers lieten zich weer op den grond vallen en herhaalden hun taktiek van enkele oogenblikken geleden. En toen hoorden de drie mannen een „klik- klik-klik" uit een van de boschjes voor het kamp. Dit kon niet anders zijn dan een aan tal met moderne geweren gewapende blan ken, die hun te hulp waren gekomen! De onbekende hulptroepen hadden achter de schilden de krijgers weten te ontdekken, en deze, die met een vijand te doen kregen, waarvan ze niet wisten, waar hg zat en hoe sterk hij was, sloegen op de vlucht. De ver dedigers van het kamp ondersteunden het vuur, dat de verborgen helpers de vluchte lingen achterna zonden. Gelukkig voor de kaffers was het gras verderop wat hooger, zoodat ze daar onge zien konden voortsluipen. De nieuwe vrien den in den nood lietten zich nog steeds niet zien. Dezen keer zijn we ontkomen, zuchtte Harland, maar het heeft maar een haar ge scheeld. Ik zou wel eens willen „weten, wie ons zijn komen ontzetten. Het zou echter nog eenigen tijd duren voor zijn nieuwsgierigheid bevredigd werd. Precies een half uur later in den vallenden schemer reden vijf man uit de rij boschjes op de achterzijde van het kamp aan. Harland met zijn scherp gehoor was de eerste, die het geluid van hoeven hoorde. In een oog wenk was hij over den aarden wal en stond hg op den uitkgk. Wel, Harland, zei Horrabridge dood- nuchter toen hg afsteeg. Dezen keer zou je 12.45 Berichten ANP, gramofoonmuziek. I.10 KRO-orkest. 2.00 Voor de vrouwen. 3.00 Modecursus. 4.00 Gramofoonmuziek. 5.00 KRO-Melodisten en solist. (5.456.05 Felicitaties) 6.35 Sporthalfuur. 7.00 Berichten. 7.15 Psychiatrische causerie. 7.50 Reportage. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 KRO-Symphonie-orkest. 9.30 Gramofoonmuziek. 10.00 Rococo-octet. 10.30 Berichten ANP. 10.50 Bertus van Dinteren en zijn Tzigane- orkest. II.1512.00 Gramofoonmuziek. de vyf man politietroepen toch maar gemist hebben, hè? Ja, ik moet eerlijk toegeven, erkende Harland ruiterlijk, dat het zonder jullie tus- schenkomst slecht met ons zou zijn afgeloo pen. En hg drukte den politie-sergeant zóó on gewoon de hand, dat slechts het gemeen schappelijk doorgestane gevaar hiervan de verklaring kon zgn. HOOFDSTUK XIX. In de Gcoma-vallei. Reeds van even twaalf uur af dreunden de rotsachtige wanden van het Gcoma-dal van verschillende soorten artillerievuur; van de zware stem van de grootkaliberkanonnen en het scherpe geknal van het lichtere geschut, dat de meer vooruitgeschoven posten bij zich hadden. In de dichte struiken had zich een aanzienlijke vijandige strijdmacht verscholen en als niet het granaatvuur een woordje meegesproken had, was het zeer waarschijn lijk niet gelukt de kaffers uit hun stellingen te verdrgven. Halfont, pas op, waarschuwde luitenant Gaythorpe van de militaire politie, en Hal font had nog juist den tijd plat op den grond achter een steen te gaan liggen, toen een kogel, afkomstig van een voorhistorisch ka non dat de artillerie van de Kaffers moest voorstellen, de lucht doorkliefde. Maar voor dat het kanon een tweede kogel had kunnen afschieten, vuurden een stuk of zes van lui tenant Gaythorpe's mannen en viel de bedie naar van het antieke stuk geschut neer. Halfont had zich niet als vrijwilliger opge geven, maar zich bij de troepen van de mili taire politie gevoegd als een soort „amateur oorlogscorrespondent". En de politie had last genoeg met hem. Altijd weer ging hij er op zijn eigen houtje op uit; reeds verschillende keeren had men hem als verloren beschouwd maar steeds was hg weer glimlachend terug gekomen met een omstandig verhaal hoe hij een wilde beslopen had, en hoe hij heti bijna gevangen had Door dit herhaalde bijna" waren er meerderen, die aan de waarheid van zgn verhalen twijfelden. Maar verder was hij bij de manschappen van luitenant Graytorpe zeer gezien. En zoo kwam het ook dat de bevelvoerende officier gezegd had: We hebben hier geen kinderjuffrouw voor je Halfont. Je moet dus op jezelf pas sen en als jij zulke gekkenstreken uithaalt dan is dit voor je eigen verantwoording.' (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 7