de wereld?
TARZAN en de
Een sirooperijtje
vuren van Tohr
Wat
brengt
ie*MdeyUfkt
Radioprogramma
Politieke weervoorspellers in actie
MONICA HART
door Edgar Rice Burroughs
WAT ER VAN DE VOORSPELLINGEN
VOOR 1939 TERECHTKWAM EN WAT
ER ZOOAL VOOR 1940 VERWACHT
WORDT.
(Van een bijzonderen medewerker.)
Het voorspellen is een nuttig en
ongevaarlijk haédwerk; nuttig om
dat men immer een geduchte scha
re gretige horders en lezers trekt,
hetgeen op zichzelf al een niet ge
ringe verdienste mag heeten, onge
vaarlijk omdat het lot van voor
spellingen slechts tweeërlei is: zij
kernen niet uit. Tertium non da-
tur. In het laatste geval zal geen
sterveling zich er iets van aan
trekken en men zal den al of niet
wetenschappelijken en al of niet
helderzienden voorspeller zeker
geen verwijt maken, op grond van
het feit dat men al glansrijk verge
ten is wat alles hij profiteerde. In
het eerste, dat is dus het gunstige
geval in 1de goegemeent de handen
ineenslaan en oprecht erkennen
zich tegenover een grooten geest
te bevinden, wiens profetiën respect
afdwingen en hulde rechtvaardigen.
Zoo heel slecht kan de voorspeller
er dus eigenlijk nooit afkomen.
De uren die wij thans beleven en die der
jongste dagen zijn en waren de uren der
voorspellingen. Naar oude zede en krach
tens een traditie waarover niemand zich
verbaast laten de orakels van Parijs en
Londen, de clair-voyante dames, al of
niet serieuze astrologen en wichelaars,
mitsgaders de huis-, tuin, en keuken-voor
spellers hunne visies op het komende
jaar mildelijk los en aangezien dit ver
schijnsel periodiek terugkeert, bevinden
wij ons in de niet onaangename situatie
kennis te nemen v. de voorspellingen voor
1940 en die welke voor 1939 een jaar ge
leden gedaan werden te controleeren en
aan de werkelijkheid die thans verleden
tijd geworden is te toetsen. Nu dient ons
bij dit alles vor oogen te staan dat een
zeker aantal voorspellingen immer opgeld
doen en derhalve als weinig fonkelnieuwe
of gewaagde profetiën geboekstaafd mogen
worden .Wie sinds enkele jaren, telkens
wanneer wij ons op den drempel van een
nieuw jaar bevinden, de Verbijsterende me-
dedeeling doet dat de politieke toestand
spannend zal worden en dat er „een staats
man zal sterven om daaraan nog toe te
voegen dat een ernstige natuurramp ont
steltenis in de gansche wereld teweegbren
gen zal, die waagt zich niet op glad ijs. De
spanning in de internationale atmosfeer is
zoo langzamenhand onvermijdelijk gewor
den. het is de vraag of wij het zouden
merken indien er eens een wezenlijke ont
spanning kwam de necrologiën aan het
einde van ieder jaar bevatten immer de
namen van buitenlandsche staatslieden en
ten slotte kunnen wij helaas maar vrij
zeker op één natuurramp of groot on
geluk per jaar staat maken. Daar dus niet
van.
Maar in het algemeen gesproken, om ons
nu maar even eerst te bepalen tot de voor
spellingen waarmee het thans geëindigde
jaar werd ingeluid, is er wel iets aan te
merken op het profetisch vermogen astro
logische en andere prognose-stellers! Zoo
FEUILLETON
door
25.
Maar nauwelijks had hg dit gezegd of er
gebeurde iets... iets, dat het rijtuig bijna
deed omvallen, maar door Harland's bedre
venheid gebeurde er geen grooter ongeluk,
dm dat het met een schok stil bleef staan.
Seckers's paard, dat naast de muildieren
was vastgebonden en dat niet meer zoo erg
snel was, was ineengezakt. Het werd nog een
eind meegesleept, zoodat het rijtuig met zUn
eene voorwiel over hst dier heengegaan en
bijna omgevallen was. De muildieren, die uit
hun koers getrokken waren, waren nu bezig
de riemen i.ot een onuitwarbaar kluwen te
verwikkelen.
Halfont hou jij de teugels, riep Harland
e" hij sprong evenals de staljongen op den
beganen groid en liep naar de spartelende
dieren.
Nu, als we dit niet uit de war krijgen
zijn we er geweest.
De beide andere mannen keken achter zich
Ze zagen hoe de vervolgers, die een oogen-
blik tevoren juist besloten hadden de vervol
ging op te geven, gemerkt hadden dat er iets
gebeurd was en nu met vernieuwden moed
en kracht vooruit stoven. Ze waren nog op
een flinken afstand maar met de snelheid
van een Zoeloe zouden ze in een minimum
van tijd bjj hen zijn.
Harland trok en sjorde nu eens aan een
riem, dan aan een leidsel, dan weer San een
hoofdst d. Daar ze door hun ren opgewonden
waren, trapten de beesten om zich heen en
maakten de verwarring nog slechts grooter
Harland, die zooiets vaker bij de hand gehad
had, zou er ten slotte wel in geslaagd zijn
de kluwen te ontwarren, maar hier telde elke
minuut. Bovendien schenen de dieren te mer
ken, dat er gevaar dreigde, wat hun onrust
nog grooter maakte.
Secker, die ook te hulp kwam, kon ook
niets uitrichten. Het was niet meer mogelijk
kondigde de heer Dom Neroman, de voor
zitter \an het „Astrologisch College" van
Frankrijk, die zich immers zeer positief
toont in zijn voorspellingen, voor het jaar
1939 o.m. aan dat een algemeene en krach
tige beweging voor het behoud van den
vrede, uitgegaan vanuit Parijs, in Septem
ber haar bekroning zou vinden waar
mee waarschijnlijk, naar wij mogen aanne
men, niet op het uitbreken van den Euro-
peeschen oorlog gezinspeeld
Niet minder positief was de bekende
astroloog Kerneiz in zijn beweringen, die 'n
weinig opwekkende toekomst in 1939 voor
het oude Europa bevatten; men oordeele:
er zou komen „een algemeen ontwaken van
politieke tendenties, beperking van den in
vloed der totalitaire staten, een opbloei van
het religieuse leven en den wil tot vrede
die nog omstreeks 1942 het gansche inter
nationale leyen zal beheerschen" (het is
trouwens gansch niet uitgesloten dat de wil
tot vrede onzen- voorouders acht decennia
lang beheerschte gedurende den tachtig
jarigen oorlog!), een hongersnood in ge
heel Europa waaraan slechts Engeland en
Frankrijk zouden ontkomen, een revolutie
in Italië, een strijdlooze politieke reformatie
in Rusland in den vorm van een groeiend
imperialisme en groote aardbevingen in
Amerika". Laat ons deze terugblik naar de
vooruit-zieners van een jaar geleden beslui
ten met vast te stellen dat zij zonder uit
zondering den' vrede in 1939 profeteerden
en categorisch ontkenden dat de oorlog zou
uitbreken. Spanning zou er blijven, tot een
uitbarsting zou bet niet komen. Ziedaar de
groote vergissing die zij maakten en die
in de gansche wereld oprecht wordt be
treurd
In het licht van deze, van weinig
profetisch vermogen getuigende me-
dedeelingen, moet men eenige
schroom overwinnen om opnieuw
het oor te luisteren te leggen wan
neer ditmaal het jaar 1940 als een
boek wordt opengeslagen. Maar wie
overigens zou denken, dat de „fai-
lures" der helderzienden eerf "gevoel
van twijfel of zelfs afkeer zou wek
ken bij hen die gewend waren hen
het oor te leenen, die vergist zich.
De clair-voyante papieren zijn wel
een tikje gedaald, maar in moeilij
ke tijden vooral is iedere stroohalm
nu eenmaal welkom, hoe weinig
houvast die ook bieden moge. Laten
wij er dus ten slotte enkele uit den
hof der voorspellingen voor 1940
plukken.
In de eerste plaats dan staat het jaar 1940
daarom als buitengewoon belangrijk te
boek, omdat het eenkeerpunt brengen zal
in don huidigen toestand. Het lot dat Mus-
sollni in 1930 deelachtig had moeten wor
den (volgens de Parijsche helderzienden al
thans) zal In 1940 don heer Hitier bescho
ren zijn. In de eerste maanden van 1940 zal
hij min of meer tusschen leven en dood ba-
lanceeren en in Mei 1940 zal het afgeloopen
met hem zijn. Zijn val Zal gepaard gaan
met een omwenteling, (hoe is het moge
lijk?, zou men in zijn onschuld afvragen)
en die omwenteling zal toch rends logisch
voortvloeien uit de erristig gespannon ou-
eenieheid tusschen regeering en volk van
het Derde Rijk. Voorts zal in Engeland in
diezelfde eerste maanden van dit jaar een
ongelooflijk sterke agressieve activiteit ont
ketenen,! voor Engeland èn Frankrijk heet
de maand Maart van 1940 uit een astraal
oogpunt ..schitterend) en Groot Rrittannië
zal geleidelijk in Rusland méér zijn hoofd
vijand zien dan in Duitschland. Voor ons
land heet het dat wij een bevoorrechte po
sitie zullen blijven innemen en dat wij niet
in den oorlog betrokken zullen worden.
aWnneer deze voorspelling waar hliikt. het
geen wü onrecht hopen, dan zijn wij gaar
ne bereid van de dwalingen ons weegs te
rug te koeren en alle twijfel aan de he'der-
ziendheid dezer voorspellers uit het hart
te bannen!-De vooruitzichten van ons han
delsverkeer zijn ni'et zoo gunstig en men
verzoekt ons derhalve zeer voorzichtig met
beleggingen te zijn. Een opmerking die on
ze Nederlandsche geestesgesteldheid in de
roos treft, aangezien wij van nature een
voorzichtig volk zijn!
Enfin, nu weten we althans iets van 1940
op gezag van onze profeten en wij zullen
dunkt ons het beste doen om er het goede
van te hopen!
Onderstaand aardig en volgens
onderschrift historisch verhaal,
vonden wij in het tijdschrift
„Onze Zoetwatervisscherij".
Ergens in Nederland in ons dorp woont
aan het Kanaal visscher Vroegop. In het
Kanaal heeft hij fuiken staan en hij moest
ervaren bij het lichten, dat een ander hem
was voorgeweest. Dit gebeurde niet eens,
maar eenige keeren. Niet alleen dat hij de
vangst kwijt was, doch de fuiken, gelicht
als zij werden met ondeskundige hand,
hadden ook te lijden. Aan 't kubeind heeft
Vroegop geen fuikstok, doch een steen van
1520 pond. Het was hem droef te moede,
te zien hoe gelukkig dé onbevoegde(n)
met zijn fuiken huishield(en). En hij paste
op en keek uit, maar vond de(n) strocr
per(s) niet.
Toen nam hij veldwachter Bijdepinken in
den arm. Na een praatje over en weer be
sloten beiden hun nachtrust op te offeren.
Een week lang lagen zij op den loer. Maai
er gebeurde die week niets.
Bijdepinken, van hoe goeden wille overi
gens, kon niet alsmaar liggen wachten op
dien fuikenlichter. Maar hij zou de zaak in
gedachten houden. Was de onbevoegde pa
lingliefhebber niet op heeterdaad te betrap
pen, dan zou hij misschien óp andere wijze
tegen de lamp loopen. Ons dorp is maar
klein.
Nabij Vroegop woont molenaar Mulder.
Die heeft een paar palingfuikjes. Beiden
maakten een praatje en Mulder bleek even
min de eenige te wezen, die zijn fuiken
lichtte. Ook hij had' helpers gehad, die even
stuntelig te werk waren gegaan. 't Werd
dus al mooier.
Vroegop weer naar Bijdepinken. Maar
die had juist het zaakje uitgevischt. Hij
kon den dader, die ze alle drie wel kenden,
noemen. En wie was dat?
Een jongetje van 11 jaren! Dit ventje, Sim-
peltje geheeten, munt op school niet uit.
Blijft wel eens zitten, is niet een van de
vroolijksten. .Maar hengelen doet ie graag,
't Gaat hem bij deze sport evenwel net als
op school. Hij wilde echter heel graag met
buit thuis komen. En dat deed-ie. 's Woens
dags en 's Zaterdags, als hij de kans schoon
zag, nam hij zijn trekken waar. En opge
togen kwam hij dan thuis. „Moeder, kaik
es, wa'k gefonge hét".
Moeder vond het eerst fijn: ,,'n Palinkie,
niewaor?" Doch toen d'r spruit telkens
met paling thuis kwam, begon ze achter
docht te krijgen. Simpeltje had ze gevangen
heusch. En al schoongemaakt ook, .Maar
de Moeder hield aan en eindelijk viel Sim
peltje door de ben.
Moeder zei tegen Simpeltje dat-ie leelijk
had gedaan. Wat zouden Vroegop en Mul
der wel denken? En wat zouden ze wel
doen? Het tuchthuis stond voor Simpeltje
open. Het eenige wat Simpeltje nu nog kon
doen was: gauw naar Vroegop en Mulder
gaan, beloven dat-ie 't nooit weer zou
doen. En de paling dadelijk terugbrengen!
Dat drufde Simpeltje niet. Maar hij móest.
En hij ging ten slotte, zij 't met lood in de
schoenen, de deur uit.
Aldus bracht Bijdepinken verslag uit aan
Vroegop. En beiden dachten aan hun sla-
pelooze nachten daar aan het Kanaal, loe
rend op den strooper, die dan den onschul-
digen slaap eens kinds sliep en op zijn al
lerergst droomde van paling: „zukke dik
ke!"
Het gevoel voor humor van beide mannen
redde Simpeltje. Zij lachten en lachten. En
Vroegop zei, dat ze de Moeder niet méér ver
driet zouden aandoen.' En Simpeltje zelf
dan? Zoo'n jongen, daar kon je toch niet
kwaad op wezen. Als hij de paling terug
bracht, zou Vroegop nog wel een woordje
met hem spreken en dan was de kous af.
Toen Vroegop den volgenden ochtend naar
zijn fuiken ging en dacht: „Toch ben ik
blij, dat het tenslotte maar Simpeltje was
die m'n fuiken lichtte", riep Mulder hem.
En Mulder zei: ,,'t Is wat met die stroope-
rij hé. Maar nou breekt me klomp. Mö je
es sien, wa'k nou gefonge hêt." En Mulder,
hoogst verbaasd, toonde Vroegop... §en
maaltje paling: panklaar.
De lach van Vroegop schalde over het
kanaal.
2.
Die wilde, half menschelgke, half dierlijke
kreet vervulde de reizigers met verbazing,
maar ze gingen voort met het opzetten der
tenten. Majoor Burton en Perry trokken er
op uit om brandhout te verzamelen en naar
water te zoeken. Zoodra ze vertrokken waren
wendde Jaaette zich tot Dr. Wong Tai. „Ver
tel me eens ronduit, Dr. Wong, zijn we ver
dwaald? Oom Jim en Perry willen het niet
toegeven." De Chinese geleerde keek haar
aan. Een lichte glimlach gleed over zijn ge
zicht, dat als het ware een masker was, waar
achter hij zjjn innerlijke gedachten verborgen
hield. „Het is beter," zei hij, „de dingen maar
op hun beloop te laten en geen zorgen voor
den tijd te hebben." „Toe Dr. Wong, stuurt
u me niet met een kluitje in het riet"
„Toch is dat veel beter, mijn kind, wees maar
niet ongerust. De leider van onze expeditie is
een bekwaam spoorzoeker en we zullen den
weg naar huis wel weer vinden."
Spoedig kwamen de anderen terug met hout
en met de mededeeling dat er een bron was,
slechts enkele meters van de open plek ver
wijderd. Toen ze begonnen een kampvuur aan
te leggen, gilde Janette plotseling: „Kijk!
Daar! Aan de rand van het bos! Een gezicht!
Ee monsterlijk geel gezicht dat naar me
kykt! O, wat vréseljjk!"
DINSDAG 9 JANUARI 1940
Hilversum I. 1875 en 414.4 m.
8.00 Berichten ANP, gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gewijde muziek (gr. pl.).
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Ensemble Rentmeester. (11.0011.30
Wenaer. voor de huishouding).
12.15 Zang en orgel.
12.45 Brichten ANP, gramofoonmuziek.
I.00 De Romancers en soliste.
2.00 Voor de vrouw.
2.10 Omroeporkest en solist.
2.45 Knip- en naaicursus.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur.
5.30 Omroeporkest.
7.00 Voor de kinderen.
7.05 Gitaarduetten.
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen. Hierna:
Internationaal overzicht.
8.35 Bonte Mobilisatietrein.
10.30 AVRO-Dansorkest.
II.00 Berichten ANP. Hierna: Spezialetti's
orkest.
11.4012.00 Gramofoonmuziek,
Hilversum II. 301.5 m.
8.00 Berichten ANP.
8.05—9.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
10.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest.
de kluwen te ontwarren. De vervolgers wa
ren nu beangstigend dichtbjj.
Vlug instappen, beval Harland en terwijl
Secker en de staljongen aan zgn bevel gevolg
gaven trok hij zijn mes en sneed de riemen
vóór de twee laatste muildieren door. Het
waren twee groote beesten, die het rijtuigje
nog een behoorlijke snelheid zouden kunnen
geven, maar het was twijfelachtig of zij zich
zonder hun kameraden in beweging zouden
willen zetten. De inzittenden van het rij-
tuig slaakten dan ook een zucht van ver
lichting toen het weer op gang kwam.
Die twee beesten krijgen ons niet verder
dan het politiekamp, zei Harland.
Daar moeten -we ons zien te verschan
sen; het is een kleine kans, maar de eenige.
Terwijl hij dit zei, steeg uit de gelederen
van de vervolgers een hevig gebrul op. Ze
ïadden de achtergelaten, worstelende in hun
uigen verwarde dieren bereikt en staken met
rild genot hun speren in de lichamen van de
,-eerlooze beesten. Het hield hen wel wat op,
.ïaar daar gaven ze niet om. Ze meenden zeker
e zijn van hun menschelijke prooi; met slechts
wee dieren voor het rijtuig hadden deze im-
ners niet de minste kans. vooral niet omdat
le weg steeds slechter en hobbeliger werd.
Het politiekamp was, zooals Harland al ge
zegd had, verlaten. Ervoor was een vierkant
plein, waaromheen een aarden wal, met stee
nen er boven op liep. Het was de aangewezei
plaats om zich tegen de wilden te verdedigen
Harland spande de twee dieren uit, en bono
ze aan een paal vast, die in het midden van
de plaats stond. Ondertusschen tilden de beide
andere mannen Malina, die nog steeds be
wusteloos was, uit het rijtuig en legden haar
vlak tegen den aarden wal, zoodat ze tegen
speren en kogels beschut lag. Ze laadden de
munitie en wapens uit en brachten hun „ves
ting" in staat van verdediging.
Daar heb je ze, kondigde Harland aan.
Terwyl hij dit zei, kwam de impi van een
afstand van driehonderd meter aanrennen.
Mik laag, mannen, commandeerde Har
land. Zijn geweer sprak en een reus van
een krijger gooide zijn schild in de lucht,
sprong op en viel dood neer.
Dat is het eerste bloed hier. Whau Joe-
soetoe! zei Harland en spottend gebruikt hij
den strijdkreet van de aanvallers. Ook de
beide anderen hadden met goed gevolg in de
troep kaffers geschoten en de schoten volg
den elkaar vlug op.
De kaffers gingen nu plat op den grond
liggen en daarna kropen ze weer voorwaarts
met hun schilden in de hoogte. Op iemand,
die niet met hun wijze van oorlogvoeren be
kend was, zou dit den indruk hebben ge
maakt dat ze achter hun schilden beschut
ting zochten, maar in werkelijkheid was het
een krijgslist om den vijand in onwetendheid
te laten, omtrent hun juiste plaats.
Kalm aan, mompelde Harland, die deze
list kende. We gaan niet op schilden schie
ten. Wachten, mannen.
De drie maakten van deze rust gebruik om
hun geweren te herladen. Zonder veel hoop,
maar vastbesloten hun leven zoo duur mo
gelijk te verhoopen, stonden ze achter de
borstwering, met op elkaar geklemde tanden.
Een dreigende stilte hing over de vlakte tot
ze uit de impi stemmen hoorden opgaan en
de heele colonne opeens als een man overeind
sprong met den kreet:
Joesoetoe!
Hun speren boven hun hoofden zwaaiend,
kwamen ze op het politiekamp aanrennen.
Wat moet er met haar? fluisterde Hal
font heesch. Moeten we haar aan hen over
laten
Vóór Harland kon antwoorden, bleef de
impi plotseling weer staan. De krijgers lieten
zich weer op den grond vallen en herhaalden
hun taktiek van enkele oogenblikken geleden.
En toen hoorden de drie mannen een „klik-
klik-klik" uit een van de boschjes voor het
kamp. Dit kon niet anders zijn dan een aan
tal met moderne geweren gewapende blan
ken, die hun te hulp waren gekomen!
De onbekende hulptroepen hadden achter
de schilden de krijgers weten te ontdekken,
en deze, die met een vijand te doen kregen,
waarvan ze niet wisten, waar hg zat en hoe
sterk hij was, sloegen op de vlucht. De ver
dedigers van het kamp ondersteunden het
vuur, dat de verborgen helpers de vluchte
lingen achterna zonden.
Gelukkig voor de kaffers was het gras
verderop wat hooger, zoodat ze daar onge
zien konden voortsluipen. De nieuwe vrien
den in den nood lietten zich nog steeds niet
zien.
Dezen keer zijn we ontkomen, zuchtte
Harland, maar het heeft maar een haar ge
scheeld. Ik zou wel eens willen „weten, wie
ons zijn komen ontzetten.
Het zou echter nog eenigen tijd duren voor
zijn nieuwsgierigheid bevredigd werd.
Precies een half uur later in den vallenden
schemer reden vijf man uit de rij boschjes op
de achterzijde van het kamp aan. Harland
met zijn scherp gehoor was de eerste, die
het geluid van hoeven hoorde. In een oog
wenk was hij over den aarden wal en stond
hg op den uitkgk.
Wel, Harland, zei Horrabridge dood-
nuchter toen hg afsteeg. Dezen keer zou je
12.45 Berichten ANP, gramofoonmuziek.
I.10 KRO-orkest.
2.00 Voor de vrouwen.
3.00 Modecursus.
4.00 Gramofoonmuziek.
5.00 KRO-Melodisten en solist. (5.456.05
Felicitaties)
6.35 Sporthalfuur.
7.00 Berichten.
7.15 Psychiatrische causerie.
7.50 Reportage.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 KRO-Symphonie-orkest.
9.30 Gramofoonmuziek.
10.00 Rococo-octet.
10.30 Berichten ANP.
10.50 Bertus van Dinteren en zijn Tzigane-
orkest.
II.1512.00 Gramofoonmuziek.
de vyf man politietroepen toch maar gemist
hebben, hè?
Ja, ik moet eerlijk toegeven, erkende
Harland ruiterlijk, dat het zonder jullie tus-
schenkomst slecht met ons zou zijn afgeloo
pen.
En hg drukte den politie-sergeant zóó on
gewoon de hand, dat slechts het gemeen
schappelijk doorgestane gevaar hiervan de
verklaring kon zgn.
HOOFDSTUK XIX.
In de Gcoma-vallei.
Reeds van even twaalf uur af dreunden de
rotsachtige wanden van het Gcoma-dal van
verschillende soorten artillerievuur; van de
zware stem van de grootkaliberkanonnen en
het scherpe geknal van het lichtere geschut,
dat de meer vooruitgeschoven posten bij zich
hadden. In de dichte struiken had zich een
aanzienlijke vijandige strijdmacht verscholen
en als niet het granaatvuur een woordje
meegesproken had, was het zeer waarschijn
lijk niet gelukt de kaffers uit hun stellingen
te verdrgven.
Halfont, pas op, waarschuwde luitenant
Gaythorpe van de militaire politie, en Hal
font had nog juist den tijd plat op den grond
achter een steen te gaan liggen, toen een
kogel, afkomstig van een voorhistorisch ka
non dat de artillerie van de Kaffers moest
voorstellen, de lucht doorkliefde. Maar voor
dat het kanon een tweede kogel had kunnen
afschieten, vuurden een stuk of zes van lui
tenant Gaythorpe's mannen en viel de bedie
naar van het antieke stuk geschut neer.
Halfont had zich niet als vrijwilliger opge
geven, maar zich bij de troepen van de mili
taire politie gevoegd als een soort „amateur
oorlogscorrespondent". En de politie had last
genoeg met hem. Altijd weer ging hij er op
zijn eigen houtje op uit; reeds verschillende
keeren had men hem als verloren beschouwd
maar steeds was hg weer glimlachend terug
gekomen met een omstandig verhaal hoe hij
een wilde beslopen had, en hoe hij heti bijna
gevangen had Door dit herhaalde bijna"
waren er meerderen, die aan de waarheid van
zgn verhalen twijfelden. Maar verder was hij
bij de manschappen van luitenant Graytorpe
zeer gezien. En zoo kwam het ook dat de
bevelvoerende officier gezegd had:
We hebben hier geen kinderjuffrouw
voor je Halfont. Je moet dus op jezelf pas
sen en als jij zulke gekkenstreken uithaalt
dan is dit voor je eigen verantwoording.'
(Wordt vervolgd.)