vuren van Tohr
in Berlijn
Cetv MUUyUjlit
Cjdifke*iis
Veldwachter af
Belastingfraude
zwaar bestraft
Radioprogramma
door Edgar Rice Burroughs
"""Akkertje
MONICA HART
Mijn ontploft te Breskens
Hoe heette het olifantje?
Tien procent voor Finland
Meer Joden in Palestina
Kou gevat
r*
Siberische koude
KOLEN IN OVERVLOED MAAR HOE
ZE NAAR BERLIJN TE KRIJGEN?
(Van onzen Berlijnschen correspondent).
Het is Reen geheim dat de lieden, die er
yoor verantwoordelijk zijn, dat het den
puitschers niet mag ontbreken aan de al
lernoodzakelijkste dingen des levens, gedu
rende de vorstperiode met de handen in
het haar zitten. „Niemand zal koude behoe
ven te lijden!" deze leuze werd bij het
uitbreken van den oorlog verkondigd en
Icon dan ook gemakkelijk verkondigd wor
den, want Duitschland was tóch al de groot-
gte kolenproducent en nu het bovendien in
het bezit is van Opepr-Silezië, heeft het de
hand kunnen leggen op nog meer kolen
mijnen met een enorme capaciteit. Niet
alleen de binnenlandsche behoefte is dan
ook ten volle gedekt, maar er blijft ook nog
een flink overschot voor den uitvoer over.
UITVOER VAN KOLEN BETEEKENT
VERMEERDERING VAN BUITEN-
LANDSCHE DEVIEZEN.
Aan de landen, die vroeger hun kolen
uit Engeland betrokken, doch die daarbij
thans ten gevolge van den oorlog moeilijk
heden ondervinden, heeft Duitschland dan
ook aangeboden, Engeland als leverancier
te vervangen. Voor Duitschland zijn deze
kolenleveranties, als een van de weinige,
traag vloeiende bronnen van buitenlandschq
deviezen, overigens van de grootste betee-
kenis. Ondanks dezen overvloed aan kolen
heeft men evenwel zijn woorden niet waar
kunnen maken: Duitschland, of in ieder
geval Berlijn, heeft koude geleden en lijdt
ten deele nóg koude. Want aan één ding
schijnen de verkondigers van het „Nie
mand zal koude behoeven te lijden!" niet
te hebben gedacht en dat is aan het
transportprobleem. Het is een openbaar
geheim, dat de Duitsche spoorwegen te
kampen hebben met gebrek aan rollend
materiaal. Dit is eigenlijk reeds het geval
sinds den wereldoorlog, want een van de
bepalingen van het Verdrag van Versailles
hield in, dat Duitschland een niet onaan
zienlijk deel van zijn spoorwegmateriaal
moest afstaan aan de geallieerden. Dit ver
lies is men feitelijk nooit te hoven geko
men, want al heeft men ook in later tijd
zooveel mogelijk nieuw materiaal in dienst
trachten te stellen, met de wagonruimte
heeft men altijd eenigszins moeten schip
peren.
DE SCHEEPVAART KAN AL HET
VERVOER NIET VERWERKEN.
Zeer sterk ging men dit tekort voelen
tonder het nationaal-socialistische regime,
dat bij de uitvoering van het vierjarenplan
bijzonder hooge eischen aan den spoorweg
ging stellen. Wel is waar trachtte men het
spoorwegverkeer zooveel mogelijk te ontlas
ten door den aanleg van nieuwe water- en
autowegen, maar afdoend was ook deze
hulp niet. De behoefte aan wagonruimte
bleef zich in stijgende lijn bewegen, de slij
tage nam enorm toe en de beschikbare
grondstoffen werden in de eerste plaats
voor de herbewapening gebruikt, zoodat er
voor vernieuwing van spoorwegmateriaal
niet voldoende overbleef. En nu, in den
oorlog, is op een zeer aanzienlijk deel van
het rollend materiaal natuurlijk beslag ge
legd door de militaire autoriteiten, zoodat
men reeds maatregelen tot inkrimping van
het reizigersverkeer heeft moeten nemen.
Bovendien heeft men voor het vervoer van
niet-militaire goederen nog sterker zijn toe
vlucht moeten nemen tot het scheepvaart
verkeer. Kolen en levensmiddelen, die niet
snel aan bedrijf onderhevig zijn, worden
FEUILLETON
door
33,
Ik hoop, dat u voor u zelf kunt zorgen,
zei hij veelbeteekenend. Ze kreeg een beetje
meer kleur.
Ja, dat gaat wel, zei zij, maar ze keek
hem niet aan; ze scheen het niet te durven.
Dat doet mij genoegen! zei hij. U
zoudt er slecht uit gaan zien, als u niet op
Uzelf paste. En dat zou jammer zijn.
Ze praatten vérder over alles en nog wat..
Halfont vertelde haar niet alles wat hem
overkomen was; hij wilde zijn laatste onder-
Vindingen liefst zoo spoedig mogelijk ver
geten en het was dus maar het beste om er
zoo min mogelijk over te praten. Het viel
hem op, dat, ofschoon zij werkelijk blij scheen
te zijn, dat zij hem weerzag, er in haar heele
houding en in haar toon iets was alsof zij
zich niet op haar gemak voelde.
Hoelang ik nog hier blijf? zei zij einde
lijk op een vraag van Halfont.Morgenoch
tend ga ik hier van daan. Om de waarheid te
zeggen, ben ik alleen maar hierheen geko
men om U te spreken en ik heb moeten wach
ten, tot u weer wat beter was. Wilt u een
zaad van mij aannemen? U moet zoo gauw
mogelijk naar Engeland teruggaan; zou gauw
u weer in staat bent te reizen. Nee, vraagt
u mij niet verder! Toen wy bij Emvati van
elkaar gingen, heb ik u gezegd, dat, als ik
°oit in staat zou zijn U een dienst te bewij
zen, ik het doen zou; die gelegenheid is nu
gekomen.
Hij kon, hoeveel moeite hij ook deed, verder
geen woord uit haar krijgen.
Hij behoefde zich niet bezorgd te maken,
zei zij nog, maar het was absoluut noodig, dat
hij haar raad opvolgde.
Nadat zij vertrokken was, besloot Halfont
hog een paar dagen te blijven en dan de eerst-
vertrekkende mailboot van Durban te nemen.
Hij had het best naar zijn zin; er gingen man-
al sinds eenigen tijd hoofdzakelijk per
-chip vervoerd. Deze schepen werden nu
(Hervallen door de plotseling invallende
rst, raakten ingevroren en de Berlijner
h achtte, terwijl er een Siberische koude
neerschte, te vergeefs op zijn brandstoffen.
DE BERLIJNER IS AAN HET MOP
PEREN GESLAGEN.
Het moet worden erkend dat de autori-
teiten alle mogelijke moeite deden om den
eersten nood te lenigen. Eenige extra ko-
ïentreinen werden ingelascht en S.A. gere-
quireerd om bij het lossen behulpzaam te
zijn; maar het was onmogelijk den Moloch,
die de Berlijnsche bevolking van 4 millioen
zielen is, te bevredigen.
4\ oliswaar heeft de dooi kanalen en ri-
Meien van hun ketenen bevrijd, zoodat de
aanvoer kolen weer toeneemt. Tegelijk ech
ter heeft de dooi ook onaangename gevol
gehad. Tallooze buizen van waterleiding en
centrale verwarming zijn gesprongen; en
het is buitengewoon moeilijk, materiaal
\oor reparatie en arbeiders te krijgen. En
aldus lijden ook thans nog vele lieden, hoe
wel zij nu kolen hebben, nog koude, wijl zij
hun centrale verwarming niet kunnen sto
ken. De autoriteten zullen met deze erva
ringen voor den eventueelen volgenden oor
logswinter hun voordeel moeten doen. Want
wat geen enkel oorlogsverschijnsel te weeg
heeft kunnen brengen, deed de koude, die
den Berlijner zijn goed humeur deed verlie
zen, critiek uitlokte en de menschen deed
mopperen. En daarvan moet men hier zoo
als bekend, niet veel hebben.
SCHADE VAN GEEN BETEEKENIS.
MIJN VAN NEDERLANDSCHE HER
KOMST.
Gistermorgen om ongeveer 7.40 uur is bij
den Oosthavendam te Breskens een mijn
ontploft, welke voor zoover bekend is, geen
schade heeft aangericht. Alleen de geleidin
gen van het lichtnet op den havendam zijn
vernield. Stukken van de mijn kwamen
ongeveer oOO meter verder terecht op de
gebouwen van den provincialen stoomboot-
dienst en van de Stoomtram Maatschappij,
zonder" echter eenige schade aan te rich
ten. Op eenigen afstand van de plaats, waar
de mijn onplofte, is nog een tweede mijn
aangespoeld, terwijl op het strand van den
Westhavendam, nabij het fort Frederik
Hendrik, nog drie mijnen zijn aangetroffen.
De kapitein van de veerboot, welke den
dienst onderhoudt tusschen Vlissingen en
Breskens, heeft gisterochtend op zijn rou
te van Vlissingen naar Breskens nog twee
mijnen op zee gesignaleerd.
De aangespoelde mijnen zijn afkomstig
van de Nederlandsche marine.
Hij verscheurde vrocessen-verbaal.
De 37-jarige E. S., gemeenteveldwachter te
Pijnacker is door de Haagsche rechtbank,
tot f 25.subs. 10 dagen hechtenis veroor
deeld, omdat hij een proces-verbaal, dat hij
terzake van overtreding van de jachtwet
had opgemaakt, heeft verscheurd.
Hij was in hooger beroep bij het Haag
sche gerechtshof gekomen, omdat hij zich
aan dit feit onschuldig voelde en een ver
oordeeling, hoe gering ook, hem zijn posi
tie als veldwachter zou kosten.
De advocaat-generaal, mr. L. B. J. Ver
meulen, eischte evenwel verhooging van de
opgelegde straf tot f 100.— subs. 50 dagen
hechtenis. Het hof, heden arrest wijzend,
legde S. een geldboete van f 50.subs. 25
dagen hechtenis op.
Den man staat nu nog beroep bij den IIoo-
gon Raad open, anders is hij zijn betrek
king kwijt.
Gina, en niet Nierebier of Mo-
kumpie.
Gisterochtend is de beslissing gevallen in
zake de door „Artis" uitgeschreven prijs
vraag betreffende den naam, dien het jon
ge olifantje zal dragen.
De keuze viel op den door den heer J.
Klok Jr., Retiefstraat 62, Amsterdam O.
voorgestelden naam „Gina" welke naam
gevormd wordt door de beginletters dei-
woorden „Geboren In Nederland, Amster
dam". Bij de keuze van den naam speelde
o.a. een rol h§t feit, dat een naam voor een
dier als een olifant, wil hij werkelijk ook
voor de verzorgers van het dier buikbaar
zijn, niet te lang een geschikte roepnaam
moet zijn.
Den heer J. Klok Jr. werd derhalve de eer
ste prijs toegekend, zijnde een lidmaat
schap van het genootschap met gezinskaart
voor één jaar.
Van de vaak zeer opvallende namen, die
voorgesteld werden mogen hier genoemd
worden: Gnobberdebob. Harmonica, Mokum-
pie. Nierebier en Trekpleister.
Ondertusschen groeit „Gina" als kool en
deelt, ondanks de onaangename weersom
standigheden nog steeds groote belangstel
ling van het publiek met het olifanten
wijfje „Laping" wier defecten poot goed
blijft vooruitgaan en wier verdere gezond
heidstoestand niets te wenschen overlaat.
Maximum, voor den man,
tonnen venweeg.
die
De Amsterdamsche rechtbank veroordeel
de gisteren een Amsterdamschen koopman
wegens een geraffineerde en groote belas
tingfraude tot zes maanden gevangenisstraf
het maximum dat op dit delict staat. De
procuratiehouder van den koopman, die het
belastingbiljet voor hem had ingevuld, en
per procuratie had onderteekend, hoorde
zich veroordeelen tot drie maanden gevan
genisstraf.
De officier van Justitie had tegen den
koopman zes maanden en tegen den procu
ratiehouder vier maanden gerequireerd.
Men herinnert zich dat deze man hon
derdduizenden te kort heeft opgegeven, en
hem door den fiscus reeds een boete van
fl 132.000.is opgelegd.
Treffende staaltjes van sympa
thie in Zweden.
Alle Zweedsche handelslieden hebben
besloten op 3 Februari tien procent van
hun ontvangsten te storten op de nationale
inschrijving voor Finland, welke thans
ruim 8.700.000 kronen bédraagt. Dagelijks
worden staaltjes bekend van sympathiebe
tuigingen met Finland. Zoo heeft een huis
moeder al haar spaargeld, n.1. 2000 francs,
aan Finland gegeven. Mevrouw Sandler,
de echtgenoote van den oud-minister van
buitenlandsche zaken, die zich belast heeft
met de verzorging der naar Zweden uitge
weken Finsche gezinnen, heeft 300 kinderen
en 75 moeders onderdak verschaft. De trein,
waarmede de vluchtelingen door Finland
vervoerd zijn, bevatte een restauratierijtuig
uit den Tsarentijd.
De meesten komen uit Duitsch
land.
Uit de statistiek van het Joodsche agent
schap blijkt, dat de Joodsche bevolking
van Palestina door de immigratie is ge
stegen sedert het begin van het jaar met
49.500 tot 477.500 zielen. De Arabische be
volking telt 1.150.000 zielen, zoodat de Jood
sche bevolking 32 procent van het totaal
uitmaakt.
De meeste Immigranten komen uit Duitsch
land en de door Duitschland bezette gebie
den. Van de immigranten bezitten 35.5 pro
cent meer dan 1000 pond sterling.
Verder wordt medegedeeld, dat de spoor
lijnen in Palestina worden hersteld Tijdens
de ongeregeldheden van het vorige jaar
waren vele lijnen en stations vernield. De
verbinding tusschen Jeruzalem en Jaffa is
reeds hersteld en het verkeer hierop is
hervat.
VRIJDAG 19 JANUARI 1940.
Hilversum I. 1875 en 414.4 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00
AVRQ. 4.00 VARA, 7.30 VPRO. 9.00 VARA.
10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. -
8.00 Berichten ANP, Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Gramofoonmuziek.
10.40 Declamatie.
11.00 Residentie-orkest (opn.),
12.00 De Palladians.
12.45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek.
TARZAN ca de
ii.
Toen het reusachtige monster de speer
wegwierp, liet Tarzan zich op de grond val
len alsof een reusachtige vuist hem had
neergeveld. De dodelijke speer vloog, zonder
hem kwaad te berokkenen, over zijn schou
der. Zonder stil te houden, stormde het mon
ster naar voren en zwaaide zijn knots boven
Tarzan's hoofd. Vlug als een bliksemflits
rolde Tarzan opzij. Hij stak zijn hand uit en
greep den reus bij zijn enkel. Met een wild
gebrul viel deze op zijn knieën. Voordat hij
tijd had om op te staan, was Tarzan op zijp
rug gesprongen. Een bronzen arm werd op-
de gele nek geslagen. Het monster stak zijn
armen in de hoogte en trachtte zijn aanvaller
vast tegrijpen. Tarzan begreep, dat hij
moest doden of zelf gedood zou worden. Met
een ruk trok zijn arm het kale hoofd achter
over, terwijl hij met zijn rechterhand zijn
mes in de dikke hals stak. Het monster zakte
levenloos ineen. Tarzan sprong op. Hij wierp
het hoofd in den nek en uit zijn keel klonk de
overwinningskreet van de grote apen. Toen de
echo verstorven was, ging hij naar het ge
zelschap terug. „We zijn nog niet veilig, want
mogelijk houdt zich hier een heele troep van
deze wezens op," zei hij ernstig.
I.00 AVRO-Amusementsorkest.
2.00 Voor de vrouw.
2.10 Vioolvoordracht.
2.35 Pianovoordracht.
3.00 Lezing „Muggenzifterij."
3.30 AVRO-Dansorkest.
4.00 Gramofoonmuziek met toelichting.
4.30 Residentie-orkest (opn.),
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 Cello en orgel.
6.30 Letterkundig overzicht.
6.50 Zang met pianobegeleiding.
7.00 Cyclus: „De nooden van de hedendaag-
sche beeldende kunst en hun geestelijke
achtergrond".
9.00 Radiotoonel.
9.20 Gramofoonmuziek.
10.15 Muikale show (opn.).
10.40 Avondwijding.
II.00 Berichten ANP.
11.10 Jazzmuziek (gr.pl.).
11.30 Hammondorgeispel.
11.4012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II. 301,5 m.
Algemeen programma, verzorgd door den
KRO.
8.00 Berichten ANP.
8.059.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Bijbelsche causerie.
12.00 Berichten.
nen heen en er kwamen weer nieuwe bij en
die bleven waren gezellig en spraakzaam. Hij
had nog een paar kalme dagen en sterkte
flink aan. .Er kwam veel nieuws van het oor
logsfront; het voornaamste ervan was, dat
aan het verzet de kop was ingedrukt; ten
minste in Zoeloeland. Toen kwam het bericht
dat Ndabamatoba en twee andere hoofden
zich overgegeven hadden.
Drie dagen later kwam inspecteur James bij
het ontbijt binnen en zei:
Wil je een paar oude kennissen van je
terugzien, Halfont?
Wie zijn dat dan?
Die brave vrienden, die je in Makanya
zoo hartelijk getracteerd hebben!
Ndabamatoba toch niet?
De inspecteur knikte.
Ze zijn vanmorgen vroeg hierheen ge
bracht, zei hij. Wij zullen straks een wan
delingetje maken en hen gaan opzoeken.
De gevangenen schoolden in groepjes samen
voor het Gouvernementsgebouw; een versla
gen hoopje mannen. Ndabamatoba en Umzitu
zaten apart met drie of vier mannen te wach
ten. Inlandsche politie-soldaten met geweer
en bajonet gewapend hielden de wacht.
pat is je oude vriend, Halfont, zei in
specteur James, terwijl hg op Ndabamatoba
wees.
Waarachtig. Die beul! Ik hoop dat ze
hem op zullen hangen. Als iemand dat ver
dient, is hij het wel.
Bij het zien van dezen man, op wiens bevel
of in ieder geval met wiens toestemming hij
zoo gruwelijk gemarteld was. kwam zijn
wraakgevoel weer boven. Terwijl hij rond
keek zag hij, dat verscheidene van de inboor
lingen hem aanstaarden en anderen op hem
attent maakten. Hij meende meer dan een
gezicht te herkennen, dat hem vol haat en
bloeddorst aangekeken had bij zijn vreese-
lijken nood in dat bosch.
.Ha! zei hij grimmig. De zwarte mieren
steken, maar de blanke steekt harder.
Daar is er nog een, dien ik herken,
zeide Halfont even later.
Bulaningi, die bij de opperhoofden zat,
staarde hem nieuwsgierig aan en bromde.
Dat komt er van als je je als apen
opdirkt, zei hij. Anders zouden wy niet hier
zijn. Whau! En nu hebben ze mij gedwongen
om me ook als een aap op te tuigen, met een
blik van afkeer op zijn gekleurd hemd dat hij
had moeten aantrekken. Wie kan nu in zulke
dingen vechten?
Ho, Manzana, zoon van Xula wendde hij
zich tot een van de inlandsche schildwachten,
dien hij herkende. Zijn de Ngobamakosi's ook
zoo prachtig opgetuigd geweest, toen ze van
de blanken uit Kambula wegliepen? Ha! dien
dag herinner ik mij. Wat liepen ze! En jij.
Udhlosi, wat liepen ook de Kandampemvu.
en nu ben jij ook een van de apen van de
blanken.
Een spottend gelach steeg op bij het hoo-
ren van die twee namen, vroegere strijders
van Cetywayo, die nu een uniform droegen.
De gevangenen scholden en schimpten en het
was maar goed, dat de schildwachten ondei
strikte bevelen stonden. Wat zouden zij anders
blij zijn geweest als zij hun bajonetten in den
ouden Bulaningi hadden mogen drijven.
Ho, broeder van Havi, ging hij voort
toen hij Halfont in de gaten kreeg, wil je wat
gal. Kijk. ik heb een leege hoorn bij me.
Halfont schudde het hoofd.
Ik ben er niet bepaald wel bij gevaren
dat ik je „gast" was. impela, zei hij. Ik ben
de mierenbeten nog niet vergeten. Zie ik daar
Umzitu
Gegroet, Umzitu. Wy hebben eens een wed
strijd gehouden, een wedstrijd wie het eerste
Emvati zou bereiken, en wy hebben gewon
nen. Umzitu.
Ah! ah! Ik meen, dat wij gewonnen lteb-
ben. Hier is gwai voor je, zei hij, terwijl hij
zijn tabakszak te voorschijn haalde.
De aangesprokene, een prachttype van een
wilde, die er niet bij aanwezig was ge
weest toen Halfont gevangen genomen was,
grijnsde.
Dat is zoo, Umlungu. D&t was een wed
strijd, maar u hebt niet gewonnen, neen, de
muilezels evenmin, antwoordde hij. Als we
geweten hadden dat er zoo weinig Nongqai
waren geweest niet meer dan zooveel
en hij opende de vingers van een hand, we!
dan zouden wij gewonnen hebben.
Zeker. Maar het was een mooi gevecht
en een eerlijk gevecht. Umzitu. ik heb je ver
scheidene malen gemist, maar je kunt niet
veel doen als je achter een wagen aan gaat.
die hard rijdt! Maar hier is gwai voor je. En
nu, adieu.
Het was een vreemde gewaarwording voor
Halfont om weer tusschen deze groep inboor
lingen te staan nu gevangen, ontwapend,
geresigneerd terwijl hij het laatst in hun
midden was geweest, terwijl assegaaien om
zijn hoofd vlogen en hy ternauwernood aan
den dood ontkomen was en hij zei iets derge
lijks tegen inspecteur James.
Ja, het is eigenaardig, dat een kerel als
jij, kersversch uit Engeland, iets dergelijks
heeft meegemaakt, antwoordde de ander; en
ons, die haast ons heele leven hier zijn ge
weest, overkomt zoo iets niet. Maar ik ben
er ook niets op gebrand! Dus morgen ga je
weg, Halfont?
Gelukkige kerel! Ik wilde myn oud.
trouw Engeland ook wel weer eens terug
zien. Ik zou niet treuren als ik nooit van
12.15 Musiquette.
12.45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek.
I.10 KRO-orkest.
2.00 Orgelconcert.
3.00 Gramofoonmuziek.
3.15 Cellovoordracht.
3.30 Gramofoonmuziek.
3.45 Cellovoordracht.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.10 Pianovoordracht.
4.30 Gramofoonmuziek.
5.15 KRO-Melodisten en solist.
6.00 Gramofoonmuziek.
6.20 Rococo-octet.
6.40 Causerie: „Jeugdregistratie en arbeid»
bemiddeling".
7.00 Berichten.
7.15 Gramofoonmuziek.
7.25 Causerie: „Nederlandsche volkskracht
vernieuwing van levensvormen".
7.45 Berichten ANP.
8.00 Bouwmeester-revue „Jolyt" (Om 10.25
Berichten ANP).
II.2512.00 Gramofoonmuziek.
mijn leven meer een nikker zag! Kom, laten
we naar de club gaan en zien of er iemand is.
Halfont moest nog eens even omkyken naar
de gevangenen. Ndabamatoba zat in een nor-
sche, tóch niet onwaardige houding. Umzitu
grynsde beminnelijk. Op het gezicht van den
ouden Bulaningi was een ontevreden uitdruk
king. De anderen keken vijandig.
Ik wil dat beeld zóó meenemen, zei Hal
font, want zoo iets zal ik niet licht weerzien.
De andere keek hem vreemd aan. Neen, dat
zou ik niet denken.
Wel, ga mee naar de club. Het is behoor-
Ijjk heet.
HOOFDSTUK XXVIII.
DÉMASQUÉ.
Het wordt tijd om het op te geven.
Eiken dag kan een ander de zaken in han
den nemen Maar hoe moet ik het aanleggen?
De man. die dit hardop dacht, ging naar
het raam van de kamer, waarin hy op en
neer geloopen had en keek met een somber
gezicht naar het schitterende panorama. Toen
ging hij naar de kamer van den squire.
Ik hoop, dat u het niet al te onaange
naam zult vinden, wat ik u te vertellen heb,
begon Halfont en hy ging in den stoel, die
zijn vader hem aanwees, zitten. Het is name
lijk noodig, dat ik naar Zuid-Afrika terug ga.
Zoo gauw alweer? Je bent hier pas een
paar maanden.
Een paar maanden als ik niet gedacht
had ooit in mijn leven door te zullen maken,
zei de jonge man hartelijk.
De oude heer kreeg opeens een 'vaag maar
beklemmend gevoel, dat er iets geheimzinnigs
was aan dit plotseling vertrek.
Ik moet u nog wat zeggen, ging de
ander door, en hij wierp zijn hoofd bij deze
woorden met een ruk achterover, als om
moed te scheppen voor een mededeeiing, die
hem groote moeite kostte.
Ik ben Halfont niet.
Het gezicht van den ouden heer Halfont
werd bleek. De jongen was door dien slag op
zijn hoofd niet meer heelemaal toerekenbaar!
Ach, jongen, wat is dat nu voor een
mop? vroeg hij met een poging om te glim
lachen.
Het is doodelijke ernst. Ik ben werkelijk
Halfont niet.
(Wvrdt vervolgd.)