vuren van Tohr in Berlijn Cetv MUUyUjlit Cjdifke*iis Veldwachter af Belastingfraude zwaar bestraft Radioprogramma door Edgar Rice Burroughs """Akkertje MONICA HART Mijn ontploft te Breskens Hoe heette het olifantje? Tien procent voor Finland Meer Joden in Palestina Kou gevat r* Siberische koude KOLEN IN OVERVLOED MAAR HOE ZE NAAR BERLIJN TE KRIJGEN? (Van onzen Berlijnschen correspondent). Het is Reen geheim dat de lieden, die er yoor verantwoordelijk zijn, dat het den puitschers niet mag ontbreken aan de al lernoodzakelijkste dingen des levens, gedu rende de vorstperiode met de handen in het haar zitten. „Niemand zal koude behoe ven te lijden!" deze leuze werd bij het uitbreken van den oorlog verkondigd en Icon dan ook gemakkelijk verkondigd wor den, want Duitschland was tóch al de groot- gte kolenproducent en nu het bovendien in het bezit is van Opepr-Silezië, heeft het de hand kunnen leggen op nog meer kolen mijnen met een enorme capaciteit. Niet alleen de binnenlandsche behoefte is dan ook ten volle gedekt, maar er blijft ook nog een flink overschot voor den uitvoer over. UITVOER VAN KOLEN BETEEKENT VERMEERDERING VAN BUITEN- LANDSCHE DEVIEZEN. Aan de landen, die vroeger hun kolen uit Engeland betrokken, doch die daarbij thans ten gevolge van den oorlog moeilijk heden ondervinden, heeft Duitschland dan ook aangeboden, Engeland als leverancier te vervangen. Voor Duitschland zijn deze kolenleveranties, als een van de weinige, traag vloeiende bronnen van buitenlandschq deviezen, overigens van de grootste betee- kenis. Ondanks dezen overvloed aan kolen heeft men evenwel zijn woorden niet waar kunnen maken: Duitschland, of in ieder geval Berlijn, heeft koude geleden en lijdt ten deele nóg koude. Want aan één ding schijnen de verkondigers van het „Nie mand zal koude behoeven te lijden!" niet te hebben gedacht en dat is aan het transportprobleem. Het is een openbaar geheim, dat de Duitsche spoorwegen te kampen hebben met gebrek aan rollend materiaal. Dit is eigenlijk reeds het geval sinds den wereldoorlog, want een van de bepalingen van het Verdrag van Versailles hield in, dat Duitschland een niet onaan zienlijk deel van zijn spoorwegmateriaal moest afstaan aan de geallieerden. Dit ver lies is men feitelijk nooit te hoven geko men, want al heeft men ook in later tijd zooveel mogelijk nieuw materiaal in dienst trachten te stellen, met de wagonruimte heeft men altijd eenigszins moeten schip peren. DE SCHEEPVAART KAN AL HET VERVOER NIET VERWERKEN. Zeer sterk ging men dit tekort voelen tonder het nationaal-socialistische regime, dat bij de uitvoering van het vierjarenplan bijzonder hooge eischen aan den spoorweg ging stellen. Wel is waar trachtte men het spoorwegverkeer zooveel mogelijk te ontlas ten door den aanleg van nieuwe water- en autowegen, maar afdoend was ook deze hulp niet. De behoefte aan wagonruimte bleef zich in stijgende lijn bewegen, de slij tage nam enorm toe en de beschikbare grondstoffen werden in de eerste plaats voor de herbewapening gebruikt, zoodat er voor vernieuwing van spoorwegmateriaal niet voldoende overbleef. En nu, in den oorlog, is op een zeer aanzienlijk deel van het rollend materiaal natuurlijk beslag ge legd door de militaire autoriteiten, zoodat men reeds maatregelen tot inkrimping van het reizigersverkeer heeft moeten nemen. Bovendien heeft men voor het vervoer van niet-militaire goederen nog sterker zijn toe vlucht moeten nemen tot het scheepvaart verkeer. Kolen en levensmiddelen, die niet snel aan bedrijf onderhevig zijn, worden FEUILLETON door 33, Ik hoop, dat u voor u zelf kunt zorgen, zei hij veelbeteekenend. Ze kreeg een beetje meer kleur. Ja, dat gaat wel, zei zij, maar ze keek hem niet aan; ze scheen het niet te durven. Dat doet mij genoegen! zei hij. U zoudt er slecht uit gaan zien, als u niet op Uzelf paste. En dat zou jammer zijn. Ze praatten vérder over alles en nog wat.. Halfont vertelde haar niet alles wat hem overkomen was; hij wilde zijn laatste onder- Vindingen liefst zoo spoedig mogelijk ver geten en het was dus maar het beste om er zoo min mogelijk over te praten. Het viel hem op, dat, ofschoon zij werkelijk blij scheen te zijn, dat zij hem weerzag, er in haar heele houding en in haar toon iets was alsof zij zich niet op haar gemak voelde. Hoelang ik nog hier blijf? zei zij einde lijk op een vraag van Halfont.Morgenoch tend ga ik hier van daan. Om de waarheid te zeggen, ben ik alleen maar hierheen geko men om U te spreken en ik heb moeten wach ten, tot u weer wat beter was. Wilt u een zaad van mij aannemen? U moet zoo gauw mogelijk naar Engeland teruggaan; zou gauw u weer in staat bent te reizen. Nee, vraagt u mij niet verder! Toen wy bij Emvati van elkaar gingen, heb ik u gezegd, dat, als ik °oit in staat zou zijn U een dienst te bewij zen, ik het doen zou; die gelegenheid is nu gekomen. Hij kon, hoeveel moeite hij ook deed, verder geen woord uit haar krijgen. Hij behoefde zich niet bezorgd te maken, zei zij nog, maar het was absoluut noodig, dat hij haar raad opvolgde. Nadat zij vertrokken was, besloot Halfont hog een paar dagen te blijven en dan de eerst- vertrekkende mailboot van Durban te nemen. Hij had het best naar zijn zin; er gingen man- al sinds eenigen tijd hoofdzakelijk per -chip vervoerd. Deze schepen werden nu (Hervallen door de plotseling invallende rst, raakten ingevroren en de Berlijner h achtte, terwijl er een Siberische koude neerschte, te vergeefs op zijn brandstoffen. DE BERLIJNER IS AAN HET MOP PEREN GESLAGEN. Het moet worden erkend dat de autori- teiten alle mogelijke moeite deden om den eersten nood te lenigen. Eenige extra ko- ïentreinen werden ingelascht en S.A. gere- quireerd om bij het lossen behulpzaam te zijn; maar het was onmogelijk den Moloch, die de Berlijnsche bevolking van 4 millioen zielen is, te bevredigen. 4\ oliswaar heeft de dooi kanalen en ri- Meien van hun ketenen bevrijd, zoodat de aanvoer kolen weer toeneemt. Tegelijk ech ter heeft de dooi ook onaangename gevol gehad. Tallooze buizen van waterleiding en centrale verwarming zijn gesprongen; en het is buitengewoon moeilijk, materiaal \oor reparatie en arbeiders te krijgen. En aldus lijden ook thans nog vele lieden, hoe wel zij nu kolen hebben, nog koude, wijl zij hun centrale verwarming niet kunnen sto ken. De autoriteten zullen met deze erva ringen voor den eventueelen volgenden oor logswinter hun voordeel moeten doen. Want wat geen enkel oorlogsverschijnsel te weeg heeft kunnen brengen, deed de koude, die den Berlijner zijn goed humeur deed verlie zen, critiek uitlokte en de menschen deed mopperen. En daarvan moet men hier zoo als bekend, niet veel hebben. SCHADE VAN GEEN BETEEKENIS. MIJN VAN NEDERLANDSCHE HER KOMST. Gistermorgen om ongeveer 7.40 uur is bij den Oosthavendam te Breskens een mijn ontploft, welke voor zoover bekend is, geen schade heeft aangericht. Alleen de geleidin gen van het lichtnet op den havendam zijn vernield. Stukken van de mijn kwamen ongeveer oOO meter verder terecht op de gebouwen van den provincialen stoomboot- dienst en van de Stoomtram Maatschappij, zonder" echter eenige schade aan te rich ten. Op eenigen afstand van de plaats, waar de mijn onplofte, is nog een tweede mijn aangespoeld, terwijl op het strand van den Westhavendam, nabij het fort Frederik Hendrik, nog drie mijnen zijn aangetroffen. De kapitein van de veerboot, welke den dienst onderhoudt tusschen Vlissingen en Breskens, heeft gisterochtend op zijn rou te van Vlissingen naar Breskens nog twee mijnen op zee gesignaleerd. De aangespoelde mijnen zijn afkomstig van de Nederlandsche marine. Hij verscheurde vrocessen-verbaal. De 37-jarige E. S., gemeenteveldwachter te Pijnacker is door de Haagsche rechtbank, tot f 25.subs. 10 dagen hechtenis veroor deeld, omdat hij een proces-verbaal, dat hij terzake van overtreding van de jachtwet had opgemaakt, heeft verscheurd. Hij was in hooger beroep bij het Haag sche gerechtshof gekomen, omdat hij zich aan dit feit onschuldig voelde en een ver oordeeling, hoe gering ook, hem zijn posi tie als veldwachter zou kosten. De advocaat-generaal, mr. L. B. J. Ver meulen, eischte evenwel verhooging van de opgelegde straf tot f 100.— subs. 50 dagen hechtenis. Het hof, heden arrest wijzend, legde S. een geldboete van f 50.subs. 25 dagen hechtenis op. Den man staat nu nog beroep bij den IIoo- gon Raad open, anders is hij zijn betrek king kwijt. Gina, en niet Nierebier of Mo- kumpie. Gisterochtend is de beslissing gevallen in zake de door „Artis" uitgeschreven prijs vraag betreffende den naam, dien het jon ge olifantje zal dragen. De keuze viel op den door den heer J. Klok Jr., Retiefstraat 62, Amsterdam O. voorgestelden naam „Gina" welke naam gevormd wordt door de beginletters dei- woorden „Geboren In Nederland, Amster dam". Bij de keuze van den naam speelde o.a. een rol h§t feit, dat een naam voor een dier als een olifant, wil hij werkelijk ook voor de verzorgers van het dier buikbaar zijn, niet te lang een geschikte roepnaam moet zijn. Den heer J. Klok Jr. werd derhalve de eer ste prijs toegekend, zijnde een lidmaat schap van het genootschap met gezinskaart voor één jaar. Van de vaak zeer opvallende namen, die voorgesteld werden mogen hier genoemd worden: Gnobberdebob. Harmonica, Mokum- pie. Nierebier en Trekpleister. Ondertusschen groeit „Gina" als kool en deelt, ondanks de onaangename weersom standigheden nog steeds groote belangstel ling van het publiek met het olifanten wijfje „Laping" wier defecten poot goed blijft vooruitgaan en wier verdere gezond heidstoestand niets te wenschen overlaat. Maximum, voor den man, tonnen venweeg. die De Amsterdamsche rechtbank veroordeel de gisteren een Amsterdamschen koopman wegens een geraffineerde en groote belas tingfraude tot zes maanden gevangenisstraf het maximum dat op dit delict staat. De procuratiehouder van den koopman, die het belastingbiljet voor hem had ingevuld, en per procuratie had onderteekend, hoorde zich veroordeelen tot drie maanden gevan genisstraf. De officier van Justitie had tegen den koopman zes maanden en tegen den procu ratiehouder vier maanden gerequireerd. Men herinnert zich dat deze man hon derdduizenden te kort heeft opgegeven, en hem door den fiscus reeds een boete van fl 132.000.is opgelegd. Treffende staaltjes van sympa thie in Zweden. Alle Zweedsche handelslieden hebben besloten op 3 Februari tien procent van hun ontvangsten te storten op de nationale inschrijving voor Finland, welke thans ruim 8.700.000 kronen bédraagt. Dagelijks worden staaltjes bekend van sympathiebe tuigingen met Finland. Zoo heeft een huis moeder al haar spaargeld, n.1. 2000 francs, aan Finland gegeven. Mevrouw Sandler, de echtgenoote van den oud-minister van buitenlandsche zaken, die zich belast heeft met de verzorging der naar Zweden uitge weken Finsche gezinnen, heeft 300 kinderen en 75 moeders onderdak verschaft. De trein, waarmede de vluchtelingen door Finland vervoerd zijn, bevatte een restauratierijtuig uit den Tsarentijd. De meesten komen uit Duitsch land. Uit de statistiek van het Joodsche agent schap blijkt, dat de Joodsche bevolking van Palestina door de immigratie is ge stegen sedert het begin van het jaar met 49.500 tot 477.500 zielen. De Arabische be volking telt 1.150.000 zielen, zoodat de Jood sche bevolking 32 procent van het totaal uitmaakt. De meeste Immigranten komen uit Duitsch land en de door Duitschland bezette gebie den. Van de immigranten bezitten 35.5 pro cent meer dan 1000 pond sterling. Verder wordt medegedeeld, dat de spoor lijnen in Palestina worden hersteld Tijdens de ongeregeldheden van het vorige jaar waren vele lijnen en stations vernield. De verbinding tusschen Jeruzalem en Jaffa is reeds hersteld en het verkeer hierop is hervat. VRIJDAG 19 JANUARI 1940. Hilversum I. 1875 en 414.4 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00 AVRQ. 4.00 VARA, 7.30 VPRO. 9.00 VARA. 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. - 8.00 Berichten ANP, Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Gramofoonmuziek. 10.40 Declamatie. 11.00 Residentie-orkest (opn.), 12.00 De Palladians. 12.45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek. TARZAN ca de ii. Toen het reusachtige monster de speer wegwierp, liet Tarzan zich op de grond val len alsof een reusachtige vuist hem had neergeveld. De dodelijke speer vloog, zonder hem kwaad te berokkenen, over zijn schou der. Zonder stil te houden, stormde het mon ster naar voren en zwaaide zijn knots boven Tarzan's hoofd. Vlug als een bliksemflits rolde Tarzan opzij. Hij stak zijn hand uit en greep den reus bij zijn enkel. Met een wild gebrul viel deze op zijn knieën. Voordat hij tijd had om op te staan, was Tarzan op zijp rug gesprongen. Een bronzen arm werd op- de gele nek geslagen. Het monster stak zijn armen in de hoogte en trachtte zijn aanvaller vast tegrijpen. Tarzan begreep, dat hij moest doden of zelf gedood zou worden. Met een ruk trok zijn arm het kale hoofd achter over, terwijl hij met zijn rechterhand zijn mes in de dikke hals stak. Het monster zakte levenloos ineen. Tarzan sprong op. Hij wierp het hoofd in den nek en uit zijn keel klonk de overwinningskreet van de grote apen. Toen de echo verstorven was, ging hij naar het ge zelschap terug. „We zijn nog niet veilig, want mogelijk houdt zich hier een heele troep van deze wezens op," zei hij ernstig. I.00 AVRO-Amusementsorkest. 2.00 Voor de vrouw. 2.10 Vioolvoordracht. 2.35 Pianovoordracht. 3.00 Lezing „Muggenzifterij." 3.30 AVRO-Dansorkest. 4.00 Gramofoonmuziek met toelichting. 4.30 Residentie-orkest (opn.), 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.00 Cello en orgel. 6.30 Letterkundig overzicht. 6.50 Zang met pianobegeleiding. 7.00 Cyclus: „De nooden van de hedendaag- sche beeldende kunst en hun geestelijke achtergrond". 9.00 Radiotoonel. 9.20 Gramofoonmuziek. 10.15 Muikale show (opn.). 10.40 Avondwijding. II.00 Berichten ANP. 11.10 Jazzmuziek (gr.pl.). 11.30 Hammondorgeispel. 11.4012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II. 301,5 m. Algemeen programma, verzorgd door den KRO. 8.00 Berichten ANP. 8.059.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Bijbelsche causerie. 12.00 Berichten. nen heen en er kwamen weer nieuwe bij en die bleven waren gezellig en spraakzaam. Hij had nog een paar kalme dagen en sterkte flink aan. .Er kwam veel nieuws van het oor logsfront; het voornaamste ervan was, dat aan het verzet de kop was ingedrukt; ten minste in Zoeloeland. Toen kwam het bericht dat Ndabamatoba en twee andere hoofden zich overgegeven hadden. Drie dagen later kwam inspecteur James bij het ontbijt binnen en zei: Wil je een paar oude kennissen van je terugzien, Halfont? Wie zijn dat dan? Die brave vrienden, die je in Makanya zoo hartelijk getracteerd hebben! Ndabamatoba toch niet? De inspecteur knikte. Ze zijn vanmorgen vroeg hierheen ge bracht, zei hij. Wij zullen straks een wan delingetje maken en hen gaan opzoeken. De gevangenen schoolden in groepjes samen voor het Gouvernementsgebouw; een versla gen hoopje mannen. Ndabamatoba en Umzitu zaten apart met drie of vier mannen te wach ten. Inlandsche politie-soldaten met geweer en bajonet gewapend hielden de wacht. pat is je oude vriend, Halfont, zei in specteur James, terwijl hg op Ndabamatoba wees. Waarachtig. Die beul! Ik hoop dat ze hem op zullen hangen. Als iemand dat ver dient, is hij het wel. Bij het zien van dezen man, op wiens bevel of in ieder geval met wiens toestemming hij zoo gruwelijk gemarteld was. kwam zijn wraakgevoel weer boven. Terwijl hij rond keek zag hij, dat verscheidene van de inboor lingen hem aanstaarden en anderen op hem attent maakten. Hij meende meer dan een gezicht te herkennen, dat hem vol haat en bloeddorst aangekeken had bij zijn vreese- lijken nood in dat bosch. .Ha! zei hij grimmig. De zwarte mieren steken, maar de blanke steekt harder. Daar is er nog een, dien ik herken, zeide Halfont even later. Bulaningi, die bij de opperhoofden zat, staarde hem nieuwsgierig aan en bromde. Dat komt er van als je je als apen opdirkt, zei hij. Anders zouden wy niet hier zijn. Whau! En nu hebben ze mij gedwongen om me ook als een aap op te tuigen, met een blik van afkeer op zijn gekleurd hemd dat hij had moeten aantrekken. Wie kan nu in zulke dingen vechten? Ho, Manzana, zoon van Xula wendde hij zich tot een van de inlandsche schildwachten, dien hij herkende. Zijn de Ngobamakosi's ook zoo prachtig opgetuigd geweest, toen ze van de blanken uit Kambula wegliepen? Ha! dien dag herinner ik mij. Wat liepen ze! En jij. Udhlosi, wat liepen ook de Kandampemvu. en nu ben jij ook een van de apen van de blanken. Een spottend gelach steeg op bij het hoo- ren van die twee namen, vroegere strijders van Cetywayo, die nu een uniform droegen. De gevangenen scholden en schimpten en het was maar goed, dat de schildwachten ondei strikte bevelen stonden. Wat zouden zij anders blij zijn geweest als zij hun bajonetten in den ouden Bulaningi hadden mogen drijven. Ho, broeder van Havi, ging hij voort toen hij Halfont in de gaten kreeg, wil je wat gal. Kijk. ik heb een leege hoorn bij me. Halfont schudde het hoofd. Ik ben er niet bepaald wel bij gevaren dat ik je „gast" was. impela, zei hij. Ik ben de mierenbeten nog niet vergeten. Zie ik daar Umzitu Gegroet, Umzitu. Wy hebben eens een wed strijd gehouden, een wedstrijd wie het eerste Emvati zou bereiken, en wy hebben gewon nen. Umzitu. Ah! ah! Ik meen, dat wij gewonnen lteb- ben. Hier is gwai voor je, zei hij, terwijl hij zijn tabakszak te voorschijn haalde. De aangesprokene, een prachttype van een wilde, die er niet bij aanwezig was ge weest toen Halfont gevangen genomen was, grijnsde. Dat is zoo, Umlungu. D&t was een wed strijd, maar u hebt niet gewonnen, neen, de muilezels evenmin, antwoordde hij. Als we geweten hadden dat er zoo weinig Nongqai waren geweest niet meer dan zooveel en hij opende de vingers van een hand, we! dan zouden wij gewonnen hebben. Zeker. Maar het was een mooi gevecht en een eerlijk gevecht. Umzitu. ik heb je ver scheidene malen gemist, maar je kunt niet veel doen als je achter een wagen aan gaat. die hard rijdt! Maar hier is gwai voor je. En nu, adieu. Het was een vreemde gewaarwording voor Halfont om weer tusschen deze groep inboor lingen te staan nu gevangen, ontwapend, geresigneerd terwijl hij het laatst in hun midden was geweest, terwijl assegaaien om zijn hoofd vlogen en hy ternauwernood aan den dood ontkomen was en hij zei iets derge lijks tegen inspecteur James. Ja, het is eigenaardig, dat een kerel als jij, kersversch uit Engeland, iets dergelijks heeft meegemaakt, antwoordde de ander; en ons, die haast ons heele leven hier zijn ge weest, overkomt zoo iets niet. Maar ik ben er ook niets op gebrand! Dus morgen ga je weg, Halfont? Gelukkige kerel! Ik wilde myn oud. trouw Engeland ook wel weer eens terug zien. Ik zou niet treuren als ik nooit van 12.15 Musiquette. 12.45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek. I.10 KRO-orkest. 2.00 Orgelconcert. 3.00 Gramofoonmuziek. 3.15 Cellovoordracht. 3.30 Gramofoonmuziek. 3.45 Cellovoordracht. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.10 Pianovoordracht. 4.30 Gramofoonmuziek. 5.15 KRO-Melodisten en solist. 6.00 Gramofoonmuziek. 6.20 Rococo-octet. 6.40 Causerie: „Jeugdregistratie en arbeid» bemiddeling". 7.00 Berichten. 7.15 Gramofoonmuziek. 7.25 Causerie: „Nederlandsche volkskracht vernieuwing van levensvormen". 7.45 Berichten ANP. 8.00 Bouwmeester-revue „Jolyt" (Om 10.25 Berichten ANP). II.2512.00 Gramofoonmuziek. mijn leven meer een nikker zag! Kom, laten we naar de club gaan en zien of er iemand is. Halfont moest nog eens even omkyken naar de gevangenen. Ndabamatoba zat in een nor- sche, tóch niet onwaardige houding. Umzitu grynsde beminnelijk. Op het gezicht van den ouden Bulaningi was een ontevreden uitdruk king. De anderen keken vijandig. Ik wil dat beeld zóó meenemen, zei Hal font, want zoo iets zal ik niet licht weerzien. De andere keek hem vreemd aan. Neen, dat zou ik niet denken. Wel, ga mee naar de club. Het is behoor- Ijjk heet. HOOFDSTUK XXVIII. DÉMASQUÉ. Het wordt tijd om het op te geven. Eiken dag kan een ander de zaken in han den nemen Maar hoe moet ik het aanleggen? De man. die dit hardop dacht, ging naar het raam van de kamer, waarin hy op en neer geloopen had en keek met een somber gezicht naar het schitterende panorama. Toen ging hij naar de kamer van den squire. Ik hoop, dat u het niet al te onaange naam zult vinden, wat ik u te vertellen heb, begon Halfont en hy ging in den stoel, die zijn vader hem aanwees, zitten. Het is name lijk noodig, dat ik naar Zuid-Afrika terug ga. Zoo gauw alweer? Je bent hier pas een paar maanden. Een paar maanden als ik niet gedacht had ooit in mijn leven door te zullen maken, zei de jonge man hartelijk. De oude heer kreeg opeens een 'vaag maar beklemmend gevoel, dat er iets geheimzinnigs was aan dit plotseling vertrek. Ik moet u nog wat zeggen, ging de ander door, en hij wierp zijn hoofd bij deze woorden met een ruk achterover, als om moed te scheppen voor een mededeeiing, die hem groote moeite kostte. Ik ben Halfont niet. Het gezicht van den ouden heer Halfont werd bleek. De jongen was door dien slag op zijn hoofd niet meer heelemaal toerekenbaar! Ach, jongen, wat is dat nu voor een mop? vroeg hij met een poging om te glim lachen. Het is doodelijke ernst. Ik ben werkelijk Halfont niet. (Wvrdt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 7