vuren van Tohr
BIJ DE
Zij hullen zich in stilzwijgen
ten UdtUfyUfUt
ydifkenU
„We kunnen van de Finnen
heel veel leeren!"
door Ldgar Rice Burroughs
Radioprogramma
MONICA HART
Het wordt langzamerhand e'en pro
bleem in Finland om de vele gevan
gen genomen Russische soldaten on
derdak in den harren winter te ver
schaffen. Er zijn tal van kampen in
het noorden des lands voor hen in
gericht. Anderen bevolken thans de
gevangenissen in de Finsche steden,
welker oorspronkelijke bewoners in-
tusschen met alle anderen zijn ge
ëvacueerd. Thans komen de Aland-
eilanden in aanmerking om het
grootste contingent der Russische
krijgsgevangenen op te nemen; zij
huizen er in uitgestrekte kampe
menten.
Wij hebben, aldus het Hsbl., een bezoek
gebracht aan de krijgsgevangenen in de
moderne staatsgevangenis te Wiborg. Men
jou van deze menschen bekentenissen ver
wachten en willen vernemen, hoe zij op de
aanraking met een andere en betere wereld
reageeren; maar het zijn slechts weinig
woorden, die over hun lippen komen. Zij
hullen zich in een isolement van zwijgen,
angst en wantrouwen. En dat verbreken zij
niet licht op welwillende uitnoödiging van
de buitenlandsche pers.
Moskou's kern moet beschermd.
Opvallend is het overwegend groote aan
tal Oekrainers, Wit-Russen, Kaukasiërs en
vertegenwoordigers der Aziatische volken
in de Sowjet Unie, dat zich onder deze
krijgsgevangenen bevindt. Dat werpt een
merkwaardig licht op de nationaliteiten-po
litiek, zooals Moskou die ook in dezen oor
log toepast. Deze menschen dus zijn naar
de voorste linies gezonden, om de Centraal-
of Groot Russen, Moskou's veelgeprezen
kern, zooveel mogelijk te sparen.
Soldaten en soldaten....
Er is een groot verschil tusschen de Rus
sische krijgsgevangenen, die in de eerste da
gen van den strijd, en degenen, die gedu
rende de laatste weken in handen der Fin
nen zijn gevallen. Tot de eerste categorie
behooren schriele en ondervoede Wolga-
boertjes, die een armetierig en allesbehalve
soldatesken indruk maken. Met hun loeren
de spleetoogjes nemen zij nog steeds wan
trouwend de sigaretten in ontvangst, die
een Finsch soldaat *of een buitenlandsche
journalist hun af en toe toestopt. De Russi
sche soldaten, die in de afgeloopen weken
hun marsch naar de kampen voor de krijgs
gevangenen aanvingen zijn jonge sterke ke
rels met veelal blozende, gezonde gelaats
kleur.
Ook de uitrusting beter.
De meesten hunner blijken overtuigde le
den van de Komsomol (Communistische
Jeugdorganisatie) te zijn. Zij" zijn met hun
antwoorden uiterst karig. Hun uitrusting is
veel beter en solieder dan die der voorste
troepen, die de eerste en hardste slagen
moesten opvangen. Ze behoeven nog geen
deel te hebben uitgemaakt van de Russi
sche keurtroepen, maar hun nieuwe zware
uniformen bewijzen duidelijk, dat de Rus
sische legerleiders op dit stuk meer aan
dacht aan den dag gaan leggen.
Hoe Finland gevangenen maakt.
De eerste Russen werden ons getoond in
een Karelische boerenhoeve aan een der
linies achter Wiborg. Dienzelfden dag nog
waren zij gevangen genomen, beter ge
zegd, uit hun eigen linie weggehaald. Het
is n.I. geen grootspraak, van de Finsche pa
trouilleleiders als zij ironisch zeggen, dat
zij af en toe wat Russische krijgsgevangenen
in de vijandelijke linies gaan ophalen. De
twee Russen, die wij daar zagen, bleken
boeren uit Ingermanland (streek rondom
Leningrad) te zijn. Ze waren in een soort
smerige vilten laarzen gestoken, die zeer af
steken bij de zware Finsche laarzen van
FEUILLETON
door
37.
HOOFDSTUK XXX.
Het nieuwe, oude lied.
Sinds zijn terugkeer had Halfont Agnes In-
gatrew nog maar één keer gezien en dat nog
louter bij toeval. Hij had de boerderij van de
Bicsteds zooveel mogelijk vermeden, toen hij
hoorde, dat weer dezelfde huurders van ver
leden jaar er hun intrek genomen hadden.
Maar op zekeren dag was hij zonder erbij te
denken langs dien weg gegaan en Agnes ging
juist door het hek. Ze had hem niet herkend,
meende hij, maar het weerzien was voldoende
geweest om het vuur, dat hij voor een hoopje
koude asch had aangezien, weer met nieuwe
kracht bij hem te doen opvlammen.
Paul Ingatrew en zijn zuster liepen nu kalm
langs den door boomen beschaduwden kron
kelenden weg. Links van hen strekte zich
achter een haag een open vlakte uit, de plaats
Van het avontuur met den stier! Een wande
laar stak juist de wei over, en kwam naar
den weg toe. Agnes zag direct dat zij en de
wandelaar ongeveer op hezelfde oogenblik
den overstap van het veld naar den weg zou
den bereiken.
Dat is Halfont, zei Paul zachtjes. Hij is
pas een dag of veertien in Londen geweest.
Agnes zei niets. Zoo goed als haar vrouwe
lijke intuïtie haar Harland direct als een be
drieger had doen kennen, vertelde dit zelfde
gevoel haar na één oogopslag, dat zij nu den
echten Halfont voor zich had. Paul, die wist
dat er bedrog in het spel was, zag echter
niet direct dat dat werkelijk zijn oude kennis
Was.
Halfont was enkele oogenblikken eerder
leer. Hun grove boersche kleedij zonder kop
pelriemen uniformen kon men het on
mogelijk noemen vertoonden groote
schroeigaten. Over hun gezichten droegen
zll..f.en w'ollen kap, die alleen de oogen nog
vrijliet.
Hun vooropleiding had twee maanden ge
duurd. Eerst toen zij naar het front gingen,
kregen ze wapens in hun handen. Schuw
en argwanend staarden ze hun ondervragers
aan. Den volgenden dag zouden we ditzelf
de tweetal onverwacht terug zien, maar dan
ln. rï.e staatsgevangenis te Wiborg, waarheen
zij inmiddels waren overgebracht. Zij ble
ken toen den water en vuurdoop van het
Finsche stoombad te hebben ondergaan en
maakten een veel zindelijker indruk. Men
kon hier nu ook anderen de gebruikelijke
vragen stellen. Hoeveel kost een kilo boter
in Rusland? Antwoord: 25 roebel. Hoeveel
soldij ontvangt ge in de maand? Antwoord.
11 roebel en 50 kopeken.
„Stalin is een goed mensch."
De eerste Russische krijgsgevangene, die
hier geen passie ven en dommen indruk
maakte, was een jeugdig onverschillig Kom-
somoli-lid.
Een krachtige gespierde knaap, die
radio-telegrafist was geweest aan boord van
een boven Wiborg neergeschoten Russisch
gevechtsvliegtuig. Met behulp van zijn val
scherm had hij er het leven kunnen afbren
gen. Dank zij een Finsch stafofficier als
tolk en met behulp van wat eigen kennis der
Russische taal, konden we wat met hem
spreken.
„Stalin is een goed mensch", vertelt hij.
om te beginnen. Als volbloed atheïst raakt
hij niet het Nieuwe Testament aan in Cyril
lisch (Russisch) schrift, dat de Finnen als
lectuur aan de Russische krijgsgevangenen
uitreiken. De Stalin-ikonen (portretten), die
in de vuurlinies werden buitgemaakt, zullen
daarentegen eerlang wel een plaats in de
Finsche oorlogsmusea verwerven. Het eten,
dat hem wordt gebracht, smaakt hem best.
Beter, geeft hij toe, dan de Sovjetkeuken,
maar toch zou hij, als het aan hem lag, zoo
gauw mogelijk willen terugkeeren naar Le
ningrad.
Lukraak geschoten.
„Onze vliegtuigen", zegt hij, „zijn bemand
door den commandant, die tevens de bom
men heeft te richten, voorts een radio-tele-
grafist, die ook de mitrailleurs bedient, en
de piloot, die alleen maar te vliegen heeft.
Toen we boven Wiborg kwamen, hadden we
opdracht uitsluitend enkele objecten te tref
fen. Maar in het kogelvuur van het Finsche
luchtdoelgeschut vergaten we alles. Toen
heb ik maar lukraak geschoten tot de ma
chine ging branden. Maar ik had eigenlijk
de burgerbevolking niet willen raken." Zijn
eenige zorg is nog, of hij zijn verloofde zal
terugzien, want hij is er niet zoo zeker van,
of hij nog in leven zal blijven. Maar mis
schien heeft ze al eenander gevonden,
grijnst hij met een luchtig gebaar. En dan
wordt hij weer teruggeleid naar zijn cel.
Meer boer dan soldaat!
Zijn buurman is een Oekrainer, een der
velen die uit Klein-Rusland werden opge
commandeerd, met of tegen hun wil. We
vragen hem of hij daar nog ongehinderd
Oekrainsch mocht spreken, wat hij beaamt
Op de vraag of er nog godsdienstvrijheid
is, zegt hij, dat de kerken in de Oekrainsche
steden verdwenen of gesloten zijn, maar dat
in de verafgelegen dorpjes nog kerkdiensten
worden gehouden. Ook deze man maakt
meer den indruk van een hard werkenden
kolchoz-boer dan van een soldaat. De bege
leidende Finsche officier vertelde ons, dat
deze Oekrainer al dagen tevoren met vele
andere kornuiten zijn geweer had wegge
worpen en lijdzaam had afgewacht, totdat
de Finneh hem zouden vinden temidden
van sneeuw- en ijsvelden. De „politroeks"
(de politieke commissarissen in bet Scnv-
jetleger) hadden hem ingeprent, dat de Fin
nen zonder pardon alle gevangenen dooden.
Maar zelfs de dood scheen hem dan toch
niet onverkieselijk te zijn. Deze Oekrainer
mqakte een goedhartigen indruk.
Met de gevangenisbeambten bleek hij al
op goeden voet te verkeeren, maar traag
dringt het tot hem door, dat hij zich in een
andere wereld bevindt. Met de andere mil-
lioenen in de scherp geisoleerde volkenfa-
milie der Sowjet Unie heeft hij er geen
flauw begrip van, dat er ook nog iets an
ders bestaat dan de heilstaat, waaruit hij
afkomstig is.
Maar hij -is toch slim genoeg om te vra
gen of zijn naam niet in de krant komt.
Want anders zou het hem misschien zijn le
ven kosten als hij terugkeerde'.
„Waarom spreken Jullie
Russisch hier?"
geen
Finsche officieren vertelden ons ten slotte
nog dat zij kortgeleden ook enkele gevan
gen genomen Sowjetpiloten hadden gehoord
Deze Russische officieren maakten een trot-
schen en gebclgden indruk: „Waarom spre
ken jullie geen Russisch hier?" barstten
ze los tegen hun Finsche ondervragers.
„Wacht maar, dit jaar nog zullen jullie al
lemaal Russisch spreken!"
T ARZ AN en de
PROF. WATERINK VINDT VOORAL ONZE
JONGENS LICHAMELIJK FUTLOOS.
In het Calvinistische Weekblad schrijft
prof. Waterink:
„We kunnen van de Finnen heel vêel lee
ren".
„Je bedoelt, dat we moeten zorgen dat on
ze weermacht in orde is en in orde blijft."
Ja, dat ook.
Maar er is een ander punt, waarop ik wil
de wijzen.
We zijn als Christenen vaak in oppositie
geweest tegen hen, die op de lichaamscul
tuur al te eenzijdig den nadruk legden.
En dat dan dikwijls terecht naar ik
aanneem.
Maar het kan niet ontkend worden, dat
lichamelijke kracht ook een gave van God
is. En dat alle goede gaven Gods door ons
moeten worden erkend.
Die erkenning van Gods gaven, beteekent
aanvaarding van die gaven en verzorging,
verpleging, voeding en opvoeding van de
krachten, die Hij ons persoonlijk en als volk
gaf.
En nu staat het met de lichamelijke op
voeding van ons volk vrij droevig.
Een betrekkelijk kleine groep geeft zich
over aan sportmaniakkerij.
Een nóg kleinere groep poogt eerlijk de
krachten en gaven van het lichaam op te
voeden.
Maar de overgroote massa voelt voor dit
alles niets.
Uit sloome slordigheid.
En soms ook vanwege een geheel ver
keerde „christelijkheid".
Wie in staat is geregeld jonge menschen
waar te nemen, bedroeft zich over de slap
heid, de lichamelijke futloosheid onzer jon
gens voóral."
„Kijk, er is bij velen, zeer velen van onze
jongens zoo bitter weinig lichamelijke „spi-
rit".
Er zit geen „fut" in de kerels.
Dat is óók een kwestie van „geestelijke"
houding, maar zeker ook een zaak van licha
melijke opvoeding.
Hoe dikwijls hoort men niet van een jon
gen zeggen: „die moest noodig eens een jaar
onder dienst".
Kunnen we buiten den militairen dienst
om niet bereiken, dat onze jeugd eens wat
meer „fut" krijgt?
En lichamelijk de schoonheden en „gaven
van liet schepsel Gods, dat „mensch" heet,
wat minder onteert en negeert?"
De Nederlander (rad. e.h.) merkt naar
aanleiding van het bovenstaande op:
Het komt ons voor, dat, hier volkomen te
recht op een zeer zwakke zijde van onze
vo'ksopvoeding de aandacht wordt gevestigd.
Onze kinderen krijgen een opvoeding, die
zwaar overhelt naar den intellectueelen kant
en de lichamelijke zijde goeddeels verwaar
loost. En deze verwaarloozing moet zich ten
slotte niet alleen lichamelijk, maar ook
geestelijk wreken.
Eén opmerking moeten wij bij prof. Wate-
rink's besehouwing maken. Wij keuren met
hem de „sportmaniakkerij" af. Maar men
moet wel bedenken, dat wedstrijdsport en
vooral daarbij bepaalde successen tegenover
buitenlanders blijkens de ervaring het mid
del zijn om te komen tot een massale beoefe
ning van een bepaalde soort, of het nu voet
bal, zwemmen of wat ook is.
Goed voorbeeld
Een Nederlandsche hondster van een
zvvem-wereldrecord brengt vele landgenooten
ertoe de zvems|iort te gaan beoefenen; suc
cessen van een nationaal voetbalelftal lei
den tot sterken uitgroei van de voetbalsport
óók en juist bij hen, die het spel zuiver voor
hun genoegen spelen zonder ooit tot bijzon
dere prestaties te komen.
De groote moeilijkheid is om de kansen,
die in die wedstrijdsport liggen, te benutten
en toch de excessen tegen te gaan.
Wij zijn daarin nog slechts ten deele ge
slaagd. Een land als Engeland kan ons op
dit punt tot voorbeeld zijn. al zal men zich
daar weer moeten hoeden voor een doorslaan
van de schaal naar de andere zijde.
Maar het is goed, dat prof. Waterink hot
probleem weer heeft gesteld. Want het is een
groot volksbelang, dat de harmonie in de op
voeding van Nederland s jeugd, die nu zeer
sterk verstoord is, weer wordt hersteld.
14.
„Bij zonsopgang zullen de gele mannen
naar ons gaan zoeken," zei Tarzan. „Maar wat
betekent dit getrommel?" vroeg Janette ze
nuwachtig. De aapman glimlachte even.
„De draadloze telefonie der oerwouden, die
de overige troepen mededelingen doet over de
nachtelijke voorvallen en hen verzoeken op
ons te letten". „Hier politie-radio-omroep!"
deed Perry den omroeper van de politie-radio
na. „Gele man gedood in een hevig gevecht op
den hoek van de Jungle-street en Wildérnis,
laan. Kijk naar een mooi meisje en vijf reis
gezellen, waarbij de. mysterieuze Dr. Weng".
Het grapje van Perry vond geen weerklank.
De bedreiging door de gele monsters was niet
bevorderlijk voor het gevóel van humor. Nu
nam Tarzan het grastouw van zijn schouder
af, rolde het uit en verzocht ieder van hen het
goed vast te houden. Zoo voerde hij zijn met
gezellen vele kilometers ver door de ondoor
dringbare duisternis van het oerwoud. Rond
hen klonk het wilde geschreeuw der dieren,
vergezeld van menige doodskreet, als de ver
scheurende dieren zich van hun prooi meester
maakten. Tenslotte zagen de vier wereldreizi
gers iedere boom voor een monster aan. En
onafgebroken klonk het geluid van de drums
als in een cirkel om hen heen.
DINSDAG 23 JANUARI.
Hilversum I. 1873 en 414.4 m.
AVUO-Uitzending.
8.10 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Ensemble Rentmeester
11.00 Voor de vrouw.
11.30 Ensemble Rentmeester.
12.15 Gevarieerd concert (opn.).
12 45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek.
I.00 De Romancers en soliste.
2.00 Voor de vrouw.
2.10 Omroeporkest en solist (opn.).
2.45 Knip- en naaicursus.
3.45 Lyra-trio.
4.30 Kinderkoor.
5.00 Kinderhalfuur.
5 30 Omroeporkest, soliste en gramofoonmuz.
6.40 Gramofoonmuziek.
7.00 Voor de kinderen.
7.05 Tipica-orkest.
7.30 Engelse les.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 Internationaal overzicht.
8.35 Omroeporkest en soliste.
9.15 Gramofoonmuziek.
9.45 Bonte Mobilisatietrein.
10.45 AVRO-Dansorkest.
II.00 Berichten ANP.
11.10 AVRO-Dansorkest.
11.35—12.00 Ensemble Pali.
Hilversum II. 301.5 m.
KRO-Uit zending.
8.00 Berichten ANP.
8.059.15 en 10.00 Gramofoonmuziek.
dan de Ingatrews bij de overstap. Toen hij
er overheen was, stonden zjj op hoogstens en
kele meters van elkaar.
Wel, Halfont, hoe gaat het er mee, riep
Paul luchtig. Je bent een tijdje in Londen
geweest, hè?
Het doet me genoegen u weer terug te
zien, zei Agnes en de handdruk, die deze
woorden vergezelde, zei nog meer. En Halfont
meende in haar stem ook een bijzonder vrien
delijken klank te hooren.
Maar wat kon dat beteekenen? De herin
nering aan een onherstelbaar verloren ver
leden was in hem opgeleefd, zonder dat hij
eenige hoop had, dat het geluk, waarvan hij
een jaar geleden gedroomd had, ooit zijn
deel zou worden. En nu stond zij die even
te voren als een geest uit het verleden naast
hem geschreden had, vóór hem en riep hem
met een hartelijken handdruk en een glim
lach tot de werkelijkheid terug. En de bUk
in haar oogen scheen te zeggen:
Ik weet alles; er is tusschen ons niets
dat ik niet weet. En tochdie koele, har-
telooze afscheidsbrief en dat plotselinge ver-
trek?
Ze nam hem aandachtig op. Hij zag er
ouder uit, alsof hij door zijn ondervindingen
van een jongeling tot man gerijpt was. Maar
ze zag ook met één oogopslag, dat ze nog
altijd evenveel voor hem beteekende als vroe
ger; misschien nog meer zelfs.
Haar zachte, blauwe oogen keken hem
stralend aan en haar stem verried duidelijk
genoeg wat er in haar binnenste omging. En
zij vroeg zich verbaasd af, hoe ter wereld
iemand zich door Harland kon laten beet
nemen! En was immers zoo'n groot verschil
tusschen die twee mannen. Maar toch voelde
zij ook sympathie voor dien ander, toen ze
eraan dacht, hoe eerlijk hij haar alles be
kend had, en wat hij over Halfont gezegd
had.
Waar heb je je fiets gelaten, Halfont?
vroeg Paul plotseling.
Ik heb geen fiets bjj me, ik heb ge-
loopen.
Hoe wil je dan terug?
Bekommer je daar maar niet om, een
flinke wandeling zal mij goed doen. Ik heb
mij den laatsten tijd erg op wandelen toe
gelegd, het houdt je in goede conditie. Daar
in Natal heb ik het wel geleerd; op de mees
te plaatsen kon je niet rijden.
Nu, ik moet zeggen dat je er uitste
kend uitziet. Vind jij ook niet, Agnes?
-Ja, heel goed, zei het meisje met een
allerliefsten glimlach. Wanneer komt u
ons eens opzoeken, om eens wat van uw avon
turen te vertellen?
Weer dacht Halfont aan dien korten, koe
len afscheidsbrief en toch
Stelt u er prijs op? vroeg hij kort.
Maar natuurlijk.
Goed, dan kom ik binnenkort eens. Tot
ziens dan, ik sla hier af. Ik wed, dat ik
zoo nog vlugger thuis ben dan jullie.
Halfont wandelde met stevige stappen
langs een smal, door nooteboomen overscha
duwd pad»
De beide Ingatrews keerden zich nog een
paar keer om, waar een opening in de boo-
menrij hun een blik vergunde, maar hij
liep zonder op te kijken in gedachten voort.
Wat ben ik toch een idioot geweest,
dat ik al die kletspraatjes van Forman voor
zoete koek heb opgenomen, zei Paul, toen
ze aan het huisje kwamen, waar ze hun
fietsen gestald hadden. Nu ben ik er
achter! Dit is de echte Halfont. Absoluut!
Forman heeft natuurlijk den ander bedoeld;
hij hield Halfont voor den dubbelganger.
Halfont, die met groote stappen, die veel
van sprongen hadden, door de avondstilte
liep, voelde vrede in zijn hart dalen. Hij be
greep nu ook wat er gebeurd moest zijn
en hij zegende het lot, dat hen hier, waar
zooveel herinneringen hen samenbonden, el
kaar weer had doen ontmoeten.
HOOFDSTUK XXXI
Licht.
Het vertrek van zijn oudsten zoon had bij
den ouden squire een leegte achtergelaten
zooals een vertrek van Halfont nog nooit
gedaan had en de oude heer schroomde niet
zich dit te bekennen. Halfont miste zijn her
wonnen zoon een zoon, dien hij te laat
gevonden had.
Ofschoon hij uiterlijk niet veranderd was.
voelde hij, dat er in zijn innerlijk een groote
verandering had plaats gegrepen. Het leven
was somberder en doodscher dan ooit te
voren.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.05 KRO-Melodisten en solist.
(12.451.10 Berichten ANP en gram muziek),
2.00 Vrouwenuur
3.00 Modecursus.
4.00 KRO-orkest.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.00 KRO-orkest en solist.
5.45 Felicitaties.
6.05 Musiquette.
6.35 Sportpraatje.
7.00 Berichten.
7.15 Cyclus „Naar de nieuwe Gemeenschap",
7.35 Militaire muziek.
7.50 Reportage.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 KRO-Symphonie-orkest en soliste.
(9.009.20 Voor de jeugd).
10.00 Gramofoonmuziek.
10.05 Rococo-octet.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Gramofoonmuziek.
10.50 Bertus van Dinteren's orkest.
11.1512.00 Gramofoonmuziek.
Hij zat op zijn geliefkoosde plaats, in de
bibliotheek en staarde peinzend naar buiten.
Maar ofschoon zijn blik een door de zon over
goten schouwspel zag wat er in zijn ziel
geen zon. En was nu geen menschelijke ziel
meer, waarvoor hij iets voelde, of die iets
meer dan een hartelijheid, die uit beleefdheid
voorsproot voor hém voelde, behalve die
ééne: Harland, de dranksmokkelaar, veedief
en nog zooveel meer. En die, zijn zoon, was
nu uit zijn leven verdwenen. Het was onver
mijdelijk, maar hun wegen liepen in de toe
komst uiteen. Richard Halfont opende een
lade, die hij steeds gesloten hield, als hjj
niet in de bibliotheek was, en haalde de
brieven eruit, die zijn oudste zoon hem sinds
zijn vertrek geschreven had en hij las ze
voor de zooveelste keer. Toen legde hij ze
weer in de lade, die hij met een diepen zucht
sloot.
Den laatsten tijd voelde hij zich in het ge
heel niet goed en hij had kort op elkaar
eenige aanvallen van zijn hartkwaal gehad.
De jonge Halfont hoefde zich geen zorgen
te maken. Hij zou heel spoedig in staat zijn
met dat aardige kind, dat bij de Bicksteds
logeerde, te trouwen. Richard Halfont vroeg
zich af, of zijn zoon het met haar al in orde
gemaakt hadmisschien deed hij het nu
wel, hij had gezegd, dat hij niet wist, wan
neer hij terugkwam
De schoone middag verstreek en nog zat
de oude man daar; hij was met zijn gedach
ten in het verleden verstrikt Hij was weer
de Richard Halfont, wien alles tegenliep,
hoe hard hij ook streed en worstelde.
Uit den tuin kwamen zacht de stemmen
van zijn dochters. Ze waren niet direct on
der zjjn raam, maar in de stilte van den
aandonkerenden avond kon hij toch enkele
woorden verstaan.
Hij dacht aan de manier, waarop hij zich
aan hen in zijn stille vaderliefde zou open
bareneen heel bijzondere manier! Als
zijn testament geopend werd zouden zij mer
ken, dat hij hun het dubbele vermaakt had,
van wat ze verwacht hadden. Hij hield zich
bezig met de vraag, of dat misschien, zij
het ook maar voor een oogenblik, de gene
genheid die ze eens, vóór ze volwassen wa
ren, voor hen geyoeld hadden, zou doen her
leven. Of zouden ze het onverschillig aanne
men alsof hij niet anders had kunnen doen?
(Wordt vervolgd.)