vuren van Tohr BIJ DE Zij hullen zich in stilzwijgen ten UdtUfyUfUt ydifkenU „We kunnen van de Finnen heel veel leeren!" door Ldgar Rice Burroughs Radioprogramma MONICA HART Het wordt langzamerhand e'en pro bleem in Finland om de vele gevan gen genomen Russische soldaten on derdak in den harren winter te ver schaffen. Er zijn tal van kampen in het noorden des lands voor hen in gericht. Anderen bevolken thans de gevangenissen in de Finsche steden, welker oorspronkelijke bewoners in- tusschen met alle anderen zijn ge ëvacueerd. Thans komen de Aland- eilanden in aanmerking om het grootste contingent der Russische krijgsgevangenen op te nemen; zij huizen er in uitgestrekte kampe menten. Wij hebben, aldus het Hsbl., een bezoek gebracht aan de krijgsgevangenen in de moderne staatsgevangenis te Wiborg. Men jou van deze menschen bekentenissen ver wachten en willen vernemen, hoe zij op de aanraking met een andere en betere wereld reageeren; maar het zijn slechts weinig woorden, die over hun lippen komen. Zij hullen zich in een isolement van zwijgen, angst en wantrouwen. En dat verbreken zij niet licht op welwillende uitnoödiging van de buitenlandsche pers. Moskou's kern moet beschermd. Opvallend is het overwegend groote aan tal Oekrainers, Wit-Russen, Kaukasiërs en vertegenwoordigers der Aziatische volken in de Sowjet Unie, dat zich onder deze krijgsgevangenen bevindt. Dat werpt een merkwaardig licht op de nationaliteiten-po litiek, zooals Moskou die ook in dezen oor log toepast. Deze menschen dus zijn naar de voorste linies gezonden, om de Centraal- of Groot Russen, Moskou's veelgeprezen kern, zooveel mogelijk te sparen. Soldaten en soldaten.... Er is een groot verschil tusschen de Rus sische krijgsgevangenen, die in de eerste da gen van den strijd, en degenen, die gedu rende de laatste weken in handen der Fin nen zijn gevallen. Tot de eerste categorie behooren schriele en ondervoede Wolga- boertjes, die een armetierig en allesbehalve soldatesken indruk maken. Met hun loeren de spleetoogjes nemen zij nog steeds wan trouwend de sigaretten in ontvangst, die een Finsch soldaat *of een buitenlandsche journalist hun af en toe toestopt. De Russi sche soldaten, die in de afgeloopen weken hun marsch naar de kampen voor de krijgs gevangenen aanvingen zijn jonge sterke ke rels met veelal blozende, gezonde gelaats kleur. Ook de uitrusting beter. De meesten hunner blijken overtuigde le den van de Komsomol (Communistische Jeugdorganisatie) te zijn. Zij" zijn met hun antwoorden uiterst karig. Hun uitrusting is veel beter en solieder dan die der voorste troepen, die de eerste en hardste slagen moesten opvangen. Ze behoeven nog geen deel te hebben uitgemaakt van de Russi sche keurtroepen, maar hun nieuwe zware uniformen bewijzen duidelijk, dat de Rus sische legerleiders op dit stuk meer aan dacht aan den dag gaan leggen. Hoe Finland gevangenen maakt. De eerste Russen werden ons getoond in een Karelische boerenhoeve aan een der linies achter Wiborg. Dienzelfden dag nog waren zij gevangen genomen, beter ge zegd, uit hun eigen linie weggehaald. Het is n.I. geen grootspraak, van de Finsche pa trouilleleiders als zij ironisch zeggen, dat zij af en toe wat Russische krijgsgevangenen in de vijandelijke linies gaan ophalen. De twee Russen, die wij daar zagen, bleken boeren uit Ingermanland (streek rondom Leningrad) te zijn. Ze waren in een soort smerige vilten laarzen gestoken, die zeer af steken bij de zware Finsche laarzen van FEUILLETON door 37. HOOFDSTUK XXX. Het nieuwe, oude lied. Sinds zijn terugkeer had Halfont Agnes In- gatrew nog maar één keer gezien en dat nog louter bij toeval. Hij had de boerderij van de Bicsteds zooveel mogelijk vermeden, toen hij hoorde, dat weer dezelfde huurders van ver leden jaar er hun intrek genomen hadden. Maar op zekeren dag was hij zonder erbij te denken langs dien weg gegaan en Agnes ging juist door het hek. Ze had hem niet herkend, meende hij, maar het weerzien was voldoende geweest om het vuur, dat hij voor een hoopje koude asch had aangezien, weer met nieuwe kracht bij hem te doen opvlammen. Paul Ingatrew en zijn zuster liepen nu kalm langs den door boomen beschaduwden kron kelenden weg. Links van hen strekte zich achter een haag een open vlakte uit, de plaats Van het avontuur met den stier! Een wande laar stak juist de wei over, en kwam naar den weg toe. Agnes zag direct dat zij en de wandelaar ongeveer op hezelfde oogenblik den overstap van het veld naar den weg zou den bereiken. Dat is Halfont, zei Paul zachtjes. Hij is pas een dag of veertien in Londen geweest. Agnes zei niets. Zoo goed als haar vrouwe lijke intuïtie haar Harland direct als een be drieger had doen kennen, vertelde dit zelfde gevoel haar na één oogopslag, dat zij nu den echten Halfont voor zich had. Paul, die wist dat er bedrog in het spel was, zag echter niet direct dat dat werkelijk zijn oude kennis Was. Halfont was enkele oogenblikken eerder leer. Hun grove boersche kleedij zonder kop pelriemen uniformen kon men het on mogelijk noemen vertoonden groote schroeigaten. Over hun gezichten droegen zll..f.en w'ollen kap, die alleen de oogen nog vrijliet. Hun vooropleiding had twee maanden ge duurd. Eerst toen zij naar het front gingen, kregen ze wapens in hun handen. Schuw en argwanend staarden ze hun ondervragers aan. Den volgenden dag zouden we ditzelf de tweetal onverwacht terug zien, maar dan ln. rï.e staatsgevangenis te Wiborg, waarheen zij inmiddels waren overgebracht. Zij ble ken toen den water en vuurdoop van het Finsche stoombad te hebben ondergaan en maakten een veel zindelijker indruk. Men kon hier nu ook anderen de gebruikelijke vragen stellen. Hoeveel kost een kilo boter in Rusland? Antwoord: 25 roebel. Hoeveel soldij ontvangt ge in de maand? Antwoord. 11 roebel en 50 kopeken. „Stalin is een goed mensch." De eerste Russische krijgsgevangene, die hier geen passie ven en dommen indruk maakte, was een jeugdig onverschillig Kom- somoli-lid. Een krachtige gespierde knaap, die radio-telegrafist was geweest aan boord van een boven Wiborg neergeschoten Russisch gevechtsvliegtuig. Met behulp van zijn val scherm had hij er het leven kunnen afbren gen. Dank zij een Finsch stafofficier als tolk en met behulp van wat eigen kennis der Russische taal, konden we wat met hem spreken. „Stalin is een goed mensch", vertelt hij. om te beginnen. Als volbloed atheïst raakt hij niet het Nieuwe Testament aan in Cyril lisch (Russisch) schrift, dat de Finnen als lectuur aan de Russische krijgsgevangenen uitreiken. De Stalin-ikonen (portretten), die in de vuurlinies werden buitgemaakt, zullen daarentegen eerlang wel een plaats in de Finsche oorlogsmusea verwerven. Het eten, dat hem wordt gebracht, smaakt hem best. Beter, geeft hij toe, dan de Sovjetkeuken, maar toch zou hij, als het aan hem lag, zoo gauw mogelijk willen terugkeeren naar Le ningrad. Lukraak geschoten. „Onze vliegtuigen", zegt hij, „zijn bemand door den commandant, die tevens de bom men heeft te richten, voorts een radio-tele- grafist, die ook de mitrailleurs bedient, en de piloot, die alleen maar te vliegen heeft. Toen we boven Wiborg kwamen, hadden we opdracht uitsluitend enkele objecten te tref fen. Maar in het kogelvuur van het Finsche luchtdoelgeschut vergaten we alles. Toen heb ik maar lukraak geschoten tot de ma chine ging branden. Maar ik had eigenlijk de burgerbevolking niet willen raken." Zijn eenige zorg is nog, of hij zijn verloofde zal terugzien, want hij is er niet zoo zeker van, of hij nog in leven zal blijven. Maar mis schien heeft ze al eenander gevonden, grijnst hij met een luchtig gebaar. En dan wordt hij weer teruggeleid naar zijn cel. Meer boer dan soldaat! Zijn buurman is een Oekrainer, een der velen die uit Klein-Rusland werden opge commandeerd, met of tegen hun wil. We vragen hem of hij daar nog ongehinderd Oekrainsch mocht spreken, wat hij beaamt Op de vraag of er nog godsdienstvrijheid is, zegt hij, dat de kerken in de Oekrainsche steden verdwenen of gesloten zijn, maar dat in de verafgelegen dorpjes nog kerkdiensten worden gehouden. Ook deze man maakt meer den indruk van een hard werkenden kolchoz-boer dan van een soldaat. De bege leidende Finsche officier vertelde ons, dat deze Oekrainer al dagen tevoren met vele andere kornuiten zijn geweer had wegge worpen en lijdzaam had afgewacht, totdat de Finneh hem zouden vinden temidden van sneeuw- en ijsvelden. De „politroeks" (de politieke commissarissen in bet Scnv- jetleger) hadden hem ingeprent, dat de Fin nen zonder pardon alle gevangenen dooden. Maar zelfs de dood scheen hem dan toch niet onverkieselijk te zijn. Deze Oekrainer mqakte een goedhartigen indruk. Met de gevangenisbeambten bleek hij al op goeden voet te verkeeren, maar traag dringt het tot hem door, dat hij zich in een andere wereld bevindt. Met de andere mil- lioenen in de scherp geisoleerde volkenfa- milie der Sowjet Unie heeft hij er geen flauw begrip van, dat er ook nog iets an ders bestaat dan de heilstaat, waaruit hij afkomstig is. Maar hij -is toch slim genoeg om te vra gen of zijn naam niet in de krant komt. Want anders zou het hem misschien zijn le ven kosten als hij terugkeerde'. „Waarom spreken Jullie Russisch hier?" geen Finsche officieren vertelden ons ten slotte nog dat zij kortgeleden ook enkele gevan gen genomen Sowjetpiloten hadden gehoord Deze Russische officieren maakten een trot- schen en gebclgden indruk: „Waarom spre ken jullie geen Russisch hier?" barstten ze los tegen hun Finsche ondervragers. „Wacht maar, dit jaar nog zullen jullie al lemaal Russisch spreken!" T ARZ AN en de PROF. WATERINK VINDT VOORAL ONZE JONGENS LICHAMELIJK FUTLOOS. In het Calvinistische Weekblad schrijft prof. Waterink: „We kunnen van de Finnen heel vêel lee ren". „Je bedoelt, dat we moeten zorgen dat on ze weermacht in orde is en in orde blijft." Ja, dat ook. Maar er is een ander punt, waarop ik wil de wijzen. We zijn als Christenen vaak in oppositie geweest tegen hen, die op de lichaamscul tuur al te eenzijdig den nadruk legden. En dat dan dikwijls terecht naar ik aanneem. Maar het kan niet ontkend worden, dat lichamelijke kracht ook een gave van God is. En dat alle goede gaven Gods door ons moeten worden erkend. Die erkenning van Gods gaven, beteekent aanvaarding van die gaven en verzorging, verpleging, voeding en opvoeding van de krachten, die Hij ons persoonlijk en als volk gaf. En nu staat het met de lichamelijke op voeding van ons volk vrij droevig. Een betrekkelijk kleine groep geeft zich over aan sportmaniakkerij. Een nóg kleinere groep poogt eerlijk de krachten en gaven van het lichaam op te voeden. Maar de overgroote massa voelt voor dit alles niets. Uit sloome slordigheid. En soms ook vanwege een geheel ver keerde „christelijkheid". Wie in staat is geregeld jonge menschen waar te nemen, bedroeft zich over de slap heid, de lichamelijke futloosheid onzer jon gens voóral." „Kijk, er is bij velen, zeer velen van onze jongens zoo bitter weinig lichamelijke „spi- rit". Er zit geen „fut" in de kerels. Dat is óók een kwestie van „geestelijke" houding, maar zeker ook een zaak van licha melijke opvoeding. Hoe dikwijls hoort men niet van een jon gen zeggen: „die moest noodig eens een jaar onder dienst". Kunnen we buiten den militairen dienst om niet bereiken, dat onze jeugd eens wat meer „fut" krijgt? En lichamelijk de schoonheden en „gaven van liet schepsel Gods, dat „mensch" heet, wat minder onteert en negeert?" De Nederlander (rad. e.h.) merkt naar aanleiding van het bovenstaande op: Het komt ons voor, dat, hier volkomen te recht op een zeer zwakke zijde van onze vo'ksopvoeding de aandacht wordt gevestigd. Onze kinderen krijgen een opvoeding, die zwaar overhelt naar den intellectueelen kant en de lichamelijke zijde goeddeels verwaar loost. En deze verwaarloozing moet zich ten slotte niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk wreken. Eén opmerking moeten wij bij prof. Wate- rink's besehouwing maken. Wij keuren met hem de „sportmaniakkerij" af. Maar men moet wel bedenken, dat wedstrijdsport en vooral daarbij bepaalde successen tegenover buitenlanders blijkens de ervaring het mid del zijn om te komen tot een massale beoefe ning van een bepaalde soort, of het nu voet bal, zwemmen of wat ook is. Goed voorbeeld Een Nederlandsche hondster van een zvvem-wereldrecord brengt vele landgenooten ertoe de zvems|iort te gaan beoefenen; suc cessen van een nationaal voetbalelftal lei den tot sterken uitgroei van de voetbalsport óók en juist bij hen, die het spel zuiver voor hun genoegen spelen zonder ooit tot bijzon dere prestaties te komen. De groote moeilijkheid is om de kansen, die in die wedstrijdsport liggen, te benutten en toch de excessen tegen te gaan. Wij zijn daarin nog slechts ten deele ge slaagd. Een land als Engeland kan ons op dit punt tot voorbeeld zijn. al zal men zich daar weer moeten hoeden voor een doorslaan van de schaal naar de andere zijde. Maar het is goed, dat prof. Waterink hot probleem weer heeft gesteld. Want het is een groot volksbelang, dat de harmonie in de op voeding van Nederland s jeugd, die nu zeer sterk verstoord is, weer wordt hersteld. 14. „Bij zonsopgang zullen de gele mannen naar ons gaan zoeken," zei Tarzan. „Maar wat betekent dit getrommel?" vroeg Janette ze nuwachtig. De aapman glimlachte even. „De draadloze telefonie der oerwouden, die de overige troepen mededelingen doet over de nachtelijke voorvallen en hen verzoeken op ons te letten". „Hier politie-radio-omroep!" deed Perry den omroeper van de politie-radio na. „Gele man gedood in een hevig gevecht op den hoek van de Jungle-street en Wildérnis, laan. Kijk naar een mooi meisje en vijf reis gezellen, waarbij de. mysterieuze Dr. Weng". Het grapje van Perry vond geen weerklank. De bedreiging door de gele monsters was niet bevorderlijk voor het gevóel van humor. Nu nam Tarzan het grastouw van zijn schouder af, rolde het uit en verzocht ieder van hen het goed vast te houden. Zoo voerde hij zijn met gezellen vele kilometers ver door de ondoor dringbare duisternis van het oerwoud. Rond hen klonk het wilde geschreeuw der dieren, vergezeld van menige doodskreet, als de ver scheurende dieren zich van hun prooi meester maakten. Tenslotte zagen de vier wereldreizi gers iedere boom voor een monster aan. En onafgebroken klonk het geluid van de drums als in een cirkel om hen heen. DINSDAG 23 JANUARI. Hilversum I. 1873 en 414.4 m. AVUO-Uitzending. 8.10 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Voor de vrouw. 10.35 Ensemble Rentmeester 11.00 Voor de vrouw. 11.30 Ensemble Rentmeester. 12.15 Gevarieerd concert (opn.). 12 45 Berichten ANP, Gramofoonmuziek. I.00 De Romancers en soliste. 2.00 Voor de vrouw. 2.10 Omroeporkest en solist (opn.). 2.45 Knip- en naaicursus. 3.45 Lyra-trio. 4.30 Kinderkoor. 5.00 Kinderhalfuur. 5 30 Omroeporkest, soliste en gramofoonmuz. 6.40 Gramofoonmuziek. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 Tipica-orkest. 7.30 Engelse les. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 Internationaal overzicht. 8.35 Omroeporkest en soliste. 9.15 Gramofoonmuziek. 9.45 Bonte Mobilisatietrein. 10.45 AVRO-Dansorkest. II.00 Berichten ANP. 11.10 AVRO-Dansorkest. 11.35—12.00 Ensemble Pali. Hilversum II. 301.5 m. KRO-Uit zending. 8.00 Berichten ANP. 8.059.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. dan de Ingatrews bij de overstap. Toen hij er overheen was, stonden zjj op hoogstens en kele meters van elkaar. Wel, Halfont, hoe gaat het er mee, riep Paul luchtig. Je bent een tijdje in Londen geweest, hè? Het doet me genoegen u weer terug te zien, zei Agnes en de handdruk, die deze woorden vergezelde, zei nog meer. En Halfont meende in haar stem ook een bijzonder vrien delijken klank te hooren. Maar wat kon dat beteekenen? De herin nering aan een onherstelbaar verloren ver leden was in hem opgeleefd, zonder dat hij eenige hoop had, dat het geluk, waarvan hij een jaar geleden gedroomd had, ooit zijn deel zou worden. En nu stond zij die even te voren als een geest uit het verleden naast hem geschreden had, vóór hem en riep hem met een hartelijken handdruk en een glim lach tot de werkelijkheid terug. En de bUk in haar oogen scheen te zeggen: Ik weet alles; er is tusschen ons niets dat ik niet weet. En tochdie koele, har- telooze afscheidsbrief en dat plotselinge ver- trek? Ze nam hem aandachtig op. Hij zag er ouder uit, alsof hij door zijn ondervindingen van een jongeling tot man gerijpt was. Maar ze zag ook met één oogopslag, dat ze nog altijd evenveel voor hem beteekende als vroe ger; misschien nog meer zelfs. Haar zachte, blauwe oogen keken hem stralend aan en haar stem verried duidelijk genoeg wat er in haar binnenste omging. En zij vroeg zich verbaasd af, hoe ter wereld iemand zich door Harland kon laten beet nemen! En was immers zoo'n groot verschil tusschen die twee mannen. Maar toch voelde zij ook sympathie voor dien ander, toen ze eraan dacht, hoe eerlijk hij haar alles be kend had, en wat hij over Halfont gezegd had. Waar heb je je fiets gelaten, Halfont? vroeg Paul plotseling. Ik heb geen fiets bjj me, ik heb ge- loopen. Hoe wil je dan terug? Bekommer je daar maar niet om, een flinke wandeling zal mij goed doen. Ik heb mij den laatsten tijd erg op wandelen toe gelegd, het houdt je in goede conditie. Daar in Natal heb ik het wel geleerd; op de mees te plaatsen kon je niet rijden. Nu, ik moet zeggen dat je er uitste kend uitziet. Vind jij ook niet, Agnes? -Ja, heel goed, zei het meisje met een allerliefsten glimlach. Wanneer komt u ons eens opzoeken, om eens wat van uw avon turen te vertellen? Weer dacht Halfont aan dien korten, koe len afscheidsbrief en toch Stelt u er prijs op? vroeg hij kort. Maar natuurlijk. Goed, dan kom ik binnenkort eens. Tot ziens dan, ik sla hier af. Ik wed, dat ik zoo nog vlugger thuis ben dan jullie. Halfont wandelde met stevige stappen langs een smal, door nooteboomen overscha duwd pad» De beide Ingatrews keerden zich nog een paar keer om, waar een opening in de boo- menrij hun een blik vergunde, maar hij liep zonder op te kijken in gedachten voort. Wat ben ik toch een idioot geweest, dat ik al die kletspraatjes van Forman voor zoete koek heb opgenomen, zei Paul, toen ze aan het huisje kwamen, waar ze hun fietsen gestald hadden. Nu ben ik er achter! Dit is de echte Halfont. Absoluut! Forman heeft natuurlijk den ander bedoeld; hij hield Halfont voor den dubbelganger. Halfont, die met groote stappen, die veel van sprongen hadden, door de avondstilte liep, voelde vrede in zijn hart dalen. Hij be greep nu ook wat er gebeurd moest zijn en hij zegende het lot, dat hen hier, waar zooveel herinneringen hen samenbonden, el kaar weer had doen ontmoeten. HOOFDSTUK XXXI Licht. Het vertrek van zijn oudsten zoon had bij den ouden squire een leegte achtergelaten zooals een vertrek van Halfont nog nooit gedaan had en de oude heer schroomde niet zich dit te bekennen. Halfont miste zijn her wonnen zoon een zoon, dien hij te laat gevonden had. Ofschoon hij uiterlijk niet veranderd was. voelde hij, dat er in zijn innerlijk een groote verandering had plaats gegrepen. Het leven was somberder en doodscher dan ooit te voren. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.05 KRO-Melodisten en solist. (12.451.10 Berichten ANP en gram muziek), 2.00 Vrouwenuur 3.00 Modecursus. 4.00 KRO-orkest. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 KRO-orkest en solist. 5.45 Felicitaties. 6.05 Musiquette. 6.35 Sportpraatje. 7.00 Berichten. 7.15 Cyclus „Naar de nieuwe Gemeenschap", 7.35 Militaire muziek. 7.50 Reportage. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 KRO-Symphonie-orkest en soliste. (9.009.20 Voor de jeugd). 10.00 Gramofoonmuziek. 10.05 Rococo-octet. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Gramofoonmuziek. 10.50 Bertus van Dinteren's orkest. 11.1512.00 Gramofoonmuziek. Hij zat op zijn geliefkoosde plaats, in de bibliotheek en staarde peinzend naar buiten. Maar ofschoon zijn blik een door de zon over goten schouwspel zag wat er in zijn ziel geen zon. En was nu geen menschelijke ziel meer, waarvoor hij iets voelde, of die iets meer dan een hartelijheid, die uit beleefdheid voorsproot voor hém voelde, behalve die ééne: Harland, de dranksmokkelaar, veedief en nog zooveel meer. En die, zijn zoon, was nu uit zijn leven verdwenen. Het was onver mijdelijk, maar hun wegen liepen in de toe komst uiteen. Richard Halfont opende een lade, die hij steeds gesloten hield, als hjj niet in de bibliotheek was, en haalde de brieven eruit, die zijn oudste zoon hem sinds zijn vertrek geschreven had en hij las ze voor de zooveelste keer. Toen legde hij ze weer in de lade, die hij met een diepen zucht sloot. Den laatsten tijd voelde hij zich in het ge heel niet goed en hij had kort op elkaar eenige aanvallen van zijn hartkwaal gehad. De jonge Halfont hoefde zich geen zorgen te maken. Hij zou heel spoedig in staat zijn met dat aardige kind, dat bij de Bicksteds logeerde, te trouwen. Richard Halfont vroeg zich af, of zijn zoon het met haar al in orde gemaakt hadmisschien deed hij het nu wel, hij had gezegd, dat hij niet wist, wan neer hij terugkwam De schoone middag verstreek en nog zat de oude man daar; hij was met zijn gedach ten in het verleden verstrikt Hij was weer de Richard Halfont, wien alles tegenliep, hoe hard hij ook streed en worstelde. Uit den tuin kwamen zacht de stemmen van zijn dochters. Ze waren niet direct on der zjjn raam, maar in de stilte van den aandonkerenden avond kon hij toch enkele woorden verstaan. Hij dacht aan de manier, waarop hij zich aan hen in zijn stille vaderliefde zou open bareneen heel bijzondere manier! Als zijn testament geopend werd zouden zij mer ken, dat hij hun het dubbele vermaakt had, van wat ze verwacht hadden. Hij hield zich bezig met de vraag, of dat misschien, zij het ook maar voor een oogenblik, de gene genheid die ze eens, vóór ze volwassen wa ren, voor hen geyoeld hadden, zou doen her leven. Of zouden ze het onverschillig aanne men alsof hij niet anders had kunnen doen? (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 7