Klipper-schepen
Marine-hriel uit Oost-Indië
XoS n
't HOEKJE
OUDERS
Kenmerken*
snelheid en
sierlijke bouw
Voortreffelijke zeilers,
die ook in ons land
gebouwd werden
Verandering van spijs
doet eten
Betrekkelijkheid
VOOR DE
Het vraagstuk der tucht
Klippers... welk een bekoring gaat er
niet uit van dezen naam. Bij dit woord
denkt men onwillekeurig aan de zee-
roovers van de vorige eeuw en aan de
smokkelschepen, die pijlsnel de golven
der oceanen doorkliefden, de achtervol
gende gouvernementsschepen ver aeht-
ter zich latend. In onze verbeelding zien
wij de enorme, hoog-opgetuigde, fiere
schepen, koninklijk trotsch als de over-
heerschers der zee.
In onze verbeelding... want dit
scheepstype is helaas nagenoeg van de
zeeën verdwenen. De snelheid van onzen
tjjd eischte andere schepen: massale
stalen gevaarten, waaraan elke roman
tiek vreemd is, aangepast aan de nuch
tere zakelijkheid van de twintigste
eeuw. Wat wij van de klippers hebben
overgehouden zijn bijna alleen modellen
en afbeeldingen.
Het opvoeren der snelheid wordt als een der
kenmerkende eigenschappen van den moder
nen tijd beschouwd. Men vergeet hierbij dik
wijls, dat ook de negentiende eeuw haar snel
heidsmanie en recordsverbeteringen heeft ge
kend. In de dagen, dat te land de spoorwegen
nog in hun beginstadium verkeerden en de
spreekwoordelijke trekschuit nog niet geheel
was verdwenen, werden ter zee reeds alle
krachten ingespannen om de verre reizen per
zeilschip in een zoo kort mogelijk tijdsbestek
te volbrengen. Zooals thans op de gladde be
tonwegen menig automobilist het niet kan
verdragen een ander voor zich te zien uitrij
den en daarom zijn gaspedaal in drukt, zoo
zette men in de vorige eeuw op de wijde oce
anen alle zeilen bij om een schip aan den hori
zon in te halen en ver achter zich te laten. De
schepen, die een zoo groote snelheid konden
ontwikkelen, waren de klippers. Men onder
scheidde klipperfregatten, klipperbarken, klip
perschoeners.
Met grooten roem leven nog heden ten dage
de Amerikaansche en Engelsche klippers, als
de „Flying Cloud", de „Lightning", de „Cutty
Sark" en vele andere in de herinnering voort.
Te weinig is het evenwel bekend, dat Neder
land, hoewel niet begonnen met den bouw van
deze schepen, toch zoovele snelle, voortreffe
lijke klippers van stapel heeft laten loopen,
die in het buitenland, maar vooral in ons eigen
land meer in de herinnering behooren te
blijven.
Kapers en Slavenhandelaars.
Reeds in de' 18e eeuw bouwden de Ameri
kanen de Cheasapeake Bay en de Potomac een
bepaald soort schepen, clippers geheeten, be
kend om hun groote snelheid, een snelheid, die
zij echter misbruikten door als kaper of sla
venhandelaar op te treden. De naam clipper
(verhollandscht tot klipper) is afgeleid van
het Engelsche spreekwoord to clip, dat sche
ren, snijden bet erkent: naar het scheren, dat
klippers over de golven doen. In den oorlog
van 18121884 tusschen de Vereenigde Sta
ten en Engeland brachten deze schepen den
Engelschen veel schade toe en sinds 1840 wa
ren zij de groote concurrenten van Engeland
in den opiumhandel op China.
Aan de hand van deze Baltimore-klippers
ontwikkelde de Amerikaansche scheepsteeke-
naar John Griffith eenige theorieën, welk tot
een proefneming leidden met den bouw van een
grooten klipper. Zoo liep in 1845 het eerst
klipperfregat „Rainbow" van stapel. Dit
schip bleek een groot succes te zijn. Op zijn
tweede reis liep het in 92 dagen naar Canton
en had een reis van 88 dagen.
Het duurde eenige jaren eer Europa zich
aan den bouw dezer schepen waagde. Nadat in
1849 in Engeland de protectionistische scheep
vaartwetten waren opgeheven, bleken de
Engelsche schepen tegen de snelle Amerika
nen niet te kunnen concurreeren. Ook hier
begon men toen klippers te bouwen. In 1850
liep de „Challenger" van stapel, de eerste
Engelsche klipper, welke in China thee ging
halen. Tal van nieuwe klippers volgden het
voorbeeld van de „Challenger" en het werd
nu een wedstrijd, wie het eerst met znij thee
lading in Engeland het anker zou laten vallen
(„China"- of teaclippers"). Groote beroemd
heid verwierven ook de Engelsche coloniaal-
klippers. die emigranten naar Australië en
Californië vervoerden, toen daar de goudvel
den waren ontdekt, en een ieder den ander wil
de vóór zijn om zich schatten te verwerven.
De eerste Nederlandsche klipper.
In 1853 begon Nederland met den bouw van
een klipperfregat, waartoe het initiatief uit
ging van minister Thorbecke, die bevriend was
met de reeders Blussé te Dordrecht. Deze lie
ten op de werf van Cornelis Gips en Zonen te
Dordrecht een kipper, „Kosmopoliet" gehee
ten. naar Amerikaansche teekeningen maken.
Hierna volgde bij vele andere Nederlandsche
reederijen de bouw van tallooze klippers, die
onder hun vooruitstrevende namen als sym
bool van dien tijd hun weg naar de koloniën
vonden, zooals bijv. de „Lichtstraal de „Voor
lichter", de „Liberaal", de „Voorwaarts" en
de „Thorbeckes" (I t/m VII). Verschillende
Onzer klippers vervoerden ook emigranten naar
de goudvelden, zooals de „Californië", die te
Londen en te Liverpool een zeer gezocht schip
was. Het verschil in tijdsduur met de vroegere
reizen was aanmerkelijk. In 1858 bijv. varieer-
den de reizen van Nederland naar Oost-Indië
per ander schip tusschen 87 en 172 dagen
(129 dagen gemiddeld), terwijl de Kosmopo
liet op haar eerste reis in 1855 het traject in
85 dagen aflegde en "in 1857/58 in 74 dagen.
De Noach I, die de beroemde reeks der zes
Noachs van Fop Smit opende, wist zelfs op
haar vierde thuisreis in 71 dagen het vader
land te bereiken. Al kende ons land geen tea-
races, toch hielden ook de Nederlandsche klip
perkapiteins soms wedstrijden, wie het eerste
de plaats van bestemming zou bereiken, zoo
als kapitein Duinker van den Amsterdamschen
driemast-klipper „Insulinde" tegen kapitein
Bok van de ,,'s-Gravenhage", een Rotter-
damsch klipperfregat met hulpstoomvermo-
gen, een wedstrijd door den laatste verloren.
Dat de Nederlandsche klippers voor de bui-
tenlandsche in snelheid niet behoefden onder te
doen, blijkt uit de volgende vergelijking. De
„Teaping", die in 1866 de beroemde tea-race
won, legde het traject Anjer-Londen in 78
dagen af. De „Kosmopoliet" en de „Noach"
wisten herhaaldelijk binnen dezen termijn den
weg BataviaHolland af te leggen, zonder
wedstrijd te houden en met den afstand Bata-
biaAnjer op den koop toe.
De kenmerken van klippers.
De kenmerkende eigenschappen, waaroor de
klippers van de vroegere zeilschepen verschil
den, waren de volgende. Het grootspant (de
grootste dwarsscheepsche doorsneden), dat een
veel vierkanter vorm dan weleer verkreeg, lag
verder naar achteren dan gebruikelijk was, en
wel ongeveer op het midden van de lengte van
het schip. De verhouding van breedte tot
lengte, vroeger hoogstens 1 4 werd nu 15,
6 of meer; dit is bij de huidige passagiers
schepen en vooral bij de kruisers (1 10) en
torpedoboot jagers (1 12) nog veel verder is
doorgevoerd, wat de weerstand van het water
sterk deed verminderen. De voorsteven kwam
in een meer stompen hoek op de kiellijn te
staan. De bovenrand van den romp liep van
den boeg, die betrekkelijk hoog was. in een
geleidelijke glooiing naar het lager gebouwde
achterschip; de romp was vóór het groot
spant eenigszins hol en ook de boeg was con
caaf en sneed als een mes door het water.
De masten ,die sterker naar achteren kwa
men te hellen (wat tot op den huidigen dag
gehandhaafd is gebleven), ook in de schoor-
steenen der stoomschepen) kwamen door de
grootere lengte van het schip verder uit elkaar
te staan, zoodat veel meer zeilen dan vroeger
konden worden gezet. Als deze verbeteringen
bevorderden in hooge mate de snelheid.
Aanvankelijk werd alleen op den slanken
bouw der schepen gelet, waaraan het laadver
mogen werd opgeofferd. Aan de Engelschen
komt de eer toe meer evenwicht tusschen beide
factoren te hebben gebracht. Daardat men de
slanke ttfn van den scheepsromp eenigszins op
offerde, werd het laadvermogen grooter ge
maakt. Deze klippers heeten medium-klip
pers, in tegenstelling tot de zeer slanke klip
pers, die extreme klippers werden genoemd.
Ook waren de Engelschen de eersten, die den
ijzeren bouw bij de klipperschepen toepasten.
Zij beschikten niet over hout van genoegzame
lengte om den romp een goed langsverband te
geven, wat bij den ijzeren scheepsbouw wel mo
gelijk was.
Het einde der klippers.
Langen tijd wisten de klipperschepen den
strijd tegen de stoomvaart vol te houden, een
poos zelfs te overvleugelen. De stoomvaart,
vervolmaakte zich echter langzamerhand, zoo
dat de concurrentie moeilijk vol te houden
werd. Tenslotte bracht de komst der groote
kanalen (vooral van het Suezkanaal) waar
door de reizen der stoomschepen zeer werden
verkort den genadeslag toe aan de klipper
schepen waarvan de laatsten in het begin dezer
eeuw verdwenen.
(Slot volgt).
„Ergens in Indië", 5-l-'40.
„Slamat taoen baroe" stond er één dezer
dagen op het briefje van den broodbezorger,
waarmede je kunt zien Klaas, dat zelfs deze
Europeesche gewoonte hier in de tropen in
gang gaat vinden, want het blijft niet bij één
enkele „bezorger", maar langzamerhand zul
len vuilnisman met ossenwagen op gummi
banden, kranten- en melkbezorger ook wel
komen. En aangezien we hier behalve ons
eigen Nieuwjaar nog Inlandsch nieuwjaar en
Chineesch nieuwjaar hebben ook belooft deze
gewoonte een extra belastiftg te worden.
Gelezen echter den datum van mijn
brief, Klaas, jij en andere lezers van dit
epistel overigens een gelukkig nieuwjaar.
Dit is eigenlijk de voornaamste rede
waarom ik in de pen klim, hetgeen ik
sedert begin September niet meer gedaan
heb en hetgeen ook gezien de toestanden
en omstandigheden ook wel veel minder
voor zal komen dan in de eerste helft
van 1939 het geval was.
Voor je verder gaat met lezen Klaas, één
ding ik heb mijn brief 'nog ,?Marme"-brief
genoemd opdat hij het oude plaatsje in de
„Jutter" zal krijgen, maar verder moet je
niet verwachten, dat er iets over marine
bewegingen of het marine-gebeuren in zal
komen te staan alvorens jullie weer in een
rustiger Europa leven.
Maak uit mijn brieven ook niet op, dat ik
al dan niet in Soerabaja zou zitten. Zij krij
gen alle het stempel van één van onze
marine-postkantoren dus zou je dat ook niet
kunnen helpen. Trouwens wat doet het ertoe.
Ik zal me slechts bepalen tot het beschrijven
van enkele wetenswaardigheden uit den
Oriënt, die je, omdat je er al weer zoo'n tijd
vandaan bent, zeker zullen interesseeren.
Indië heeft zijn Kerstmis en Nieuwjaar,
zooals te doen gebruikelijk, gevierd. Dat wil
zeggen, dat in den Kerstnacht clubs, bars en
cercles stampvol waren, dat op den advent-
avond na het „Stille nacht, heilige nacht",
het „houdt er den moed maar in" door de
stampvolle zalen schetterde, en dat op Oude
jaarsavond om goed 12 uur de roulettes al
weer opgewekt draaiden en menigéén den
Nieuwjaarsmorgen inzette met een slechten
smaak in zijn mond. Dat is Indië en dat zal
wel nimmer veranderen.
Tegen het jaareinde kreeg Soerabaja zijn
„admiraal Ferwerda"-brug over de kali Mas,
verbinding gevende tusschen de politiepost
halfweg den Oedjoengweg en het plein half
weg den weg naar Perak. Vooral voor de
marine-Perak-Jaewoners is het een belangrijke
verkorting van den thuisweg. Het verkeer
door die verschrikkelijken gribus van een
Pangoen wordt er echter weinig door ontlast.
Het „Perakbeeld" wordt van buitenaf op
het oogenblik beheerscht door een „Dempo"
en een „Oranje", die opgelegd liggen en een
schrijnend tijdsbeeld vormen.
Desniettegenstaande opende op Oudejaars
nacht een nieuwe bioscoop „Rex", die de
mooiste bioscoop van heel Indië werd ge
noemd en op Kaliasin staat. Zoo je weet ver
brandde medio '39 de allerlaatste mooiste
bioscoop van Indië, het „city theater" op
Toendjoegan bij één der eerste voorstellin
gen.
Gehamsterd wordt hier evenmin als bij
jullie, sommige prijzen gaan omhoog, maar
de langanan is toch hoog dus die paar dub
beltjes, dat de bols meer gaat kosten merk
je niet aan een boom zoo vol geladen. Boven
dien, zeg nu zelf. Klaas, het moet al heel
duur worden willen we ons „iederen dag een
glaasje" ervoor laten staan.
Trouwens Vigeleyn als beheerder van het
C. I. B. verricht voor de schepen, gamelles en
inkoopers wonderen.
Admiraal Ferwerda is thuisgevaren.
Geweldig was de sympathie die uit alle
lagen van de bevolking hier bleek voor
den scheidenden vlootvoogd. De omstan
digheden maakten een „groot ceremo
nieel" op Priok niet mogelijk. Nog voor
het uitbreken van den oorlog was hier
anders een heele scheepsmacht voor uit
getrokken.
Onze eskadercommandant is schout-bij
nacht geworden. Heer I. E. C. herinner je je
nog dat Z.H.E.G. onzen commandant was op
„Java".
Kampong Kapoetran is weer voor een deel
afgebroken. De moskee die nog een verbree
ding van de Palmenlaan Zuid in den weg
stond is verdwenen nadat „vadertje gouver
nement" iets verder op een nieuwe had neer
gezet.. Thans is er ook aan de andere zijde
van de trambaan een breede weg gekomen
en zal binnenkort ook daar het éénrichting
verkeer wel worden ingevoerd.
Ingenieur Tribaart is met ontslag. Een
bekende figuur is daarmede van het M. E.
verdwenen. Het politiekorps op onze werf,
wordt militair gedrild en vormt een leger
tje op zich zelf, met ik weet niet hoeveel
rangen en standen.
Deze moeilijke tijden vermogen niet het
aantal marine motorfietsongelukken in Soe
rabaja te verminderen. Schier geen week-end
gaat er voorbij of er knallen marine-motor
fietsen of marine-auto's tegen elkaar op. De
motorfietsen dikwijls nog niet afbetaald, de
bereiders dikwijls niet in het bezit van een
rijbewijs. Het is jammer want dergelijke
steeds weer voorkomende ongelukken en het
gejakker van Janmaat op een „stocmfiets"
door de stad en doen den marinenaam geen
goed.
Kom Klaas mijn nieuwjaarsbriefje is weer
vol. Slamat taoen baroe, moge 1940 ons een
paar slagkruisers brengen.
Henk.
EEN VISSENPARADIJS.
In een stad in Noord-Amerika zijn een
paar grote visvijvers en omdat het stadsbe-
stuur>veel van vissen houdt, wil het alles
doen, wat het maar kan om de vissen het
leven zo aangenaam mogelijk te maken.
Er wordt voor gezorgd, dat de dieren al
tijd voldoende insecten te eten krijgen.
Daarvoor is een heel bijzonder systeem uit
gedacht, dat van groot nut is en bovendien
een buitengewoon mooi gezicht. Verschil
lende waterleidingen zijn in de vijvers aan
gelegd, waardoor kleine waterstralen met
duizende fijne druppeltjes boven het wa
teroppervlak uitspringen, 's Avonds wor
den die stralen verlicht en daardoor lijkt
het alsof er een lichtende sluier over de
vijver hangt. Op dit licht komen nu de in
secten af. Maar de waterstraaltjes vallen
weer allemaal in de vijver terug en daar
door in de war geraakt, vliegen de dieren
te dicht boven de oppervlakte en verdwij
nen in de bekken van de vissen, die op
hun prooi wachten. Op die manier kan
zelfs het menu van de vissen nog eens ver
anderd worden door de stralen met ver
schillende kleuren te belichten. Het is im
mers bekend, dat verschillende insecten
door bepaalde kleuren in hetij zonder wor
den gelokt.
Jaap zegt: dat oudbakken brood,
'k Heb een broertje er aan dood.
'k Zou wel eens wat anders willen,
Om mijn honger eens te stillen.
Jaapje heeft dan ook gelijk,
Want al is hij ook niet rijk,
Toch, zijn tong is op mijn eer
Waarlijk niet van schapenleer.
Als men nooit veel verder staart,
Dan zijn eigen huis en haard,
En men kan voor enk'le keeren
Zich een reisje permiteeren.
Dan is dat, het dient gezeid,
Wel een groote heerlijkheid,
Die verandering van spijs,
Stelt den mensch op hoogen prijs.
Leven als een kluizenaar
Is in veel gevallen naar.
En, die eenzaam is gebleven,
En als commensaal moet leven,
Vindt, als hij in 't huwelijk treedt,
Een vergoeding voor zijn leed,
Daar hij als een nuttig lid
Nu aan eigen tafel zit.
Wie zijn gansche levensduur,
Van het vroege ochtenduur
Tot den avondstond moet werken,
Zal geen wrevel laten merken,
Als hij door een pensioen
Nu geen dienst meer hoeft te doen.
Zoo'n verandering van bestaan,
Daar wil iedereen wel aan.
Eén verand'ring zou gewis
Strekken tot verheugenis!
't Einde van de oorlogswoede
's Werelds heerschers strijdens moede,
Nooit geen mijnen meer aan 't strand,
Vrede, tot in 't verste land,
Maar dat kostbre koningsmaal
Blijft vooreerst een ideaal.
Op de een of andre wijs
Brengt verandering van spijs,
Dat ons hier wordt toegemeten,
Weer hernieuwde lust tot eten.
'k Wensch (in beeldspraak) U en mij,
Steeds een berg van rijstebrij;
Dat geen roet het maal vergalt,
En het nimmer tegenvalt. K.
ONBEKENDE UITVINDERS.
Er zijn verschillende dingen die wij da
gelijks gebruiken en waar wij niet meer
buiten zouden kunnen. Daarbij denken we
nooit aan degenen aan wie wij dat te dan
ken hebben. Verschillende uitvinders zijn
geheel onbekend.
De scheikundige Dr. Constantijn Tahl-
berg merkte op zekere dag dat er aan zijn
brood een zoet smaakje was. Ofschoon hij
zijn handen goed gewassen had, waren zij
ook met een zoete stof doortrokken. Hij
onderzocht de zaak en stelde de stof vast
waarmee hij bij het onderzoek in aanraking
kwam. Zo vond hij de saccharine uit.
Ieder is „een kind van zijn tijd."
De oude vrouw schudde afkeurend haar
hoofd terwijl zij zeide: „In mijn t,ijd kwam
het niet voor, dat een huisvrouw om half vier
't middags gereed was met haar huishoude
lijke bezigheden en voor haar genoegen naar
de stad ging."
„Toch is Magda's huishouden keurig in
orde," merkte een jongere vrouw wat bits op.
„en een vrouw wil toch wel iets anders van
het leven dan altijd maar huishouden."
„In mijn tijd lag het geluk van een vrouw
hl haar huis." merkte de oude vrouw streng op.
„In Uw tijd hadden de vrouwen geen leven,"
viel een twintigjarig meisje heftig uit.
„En een gepastere toon tegenover oude
ren." luidde het rustige antwoord.
Een getrouwd vrouwtje van een jaar of
dertig, dat tot nu toe gezwegen had, merkte
bedaard op: „in grootmoeders tijd was het
heel leven anders dan nu, dus vanzelfsprekend
waren de menschen ook anders. De huisvrouw
van vijfig jaar geleden had niet de beschik
king over moderne hulpmiddelen als wasch-
machines, stofzuigers en tal van andere elec-
trischê apparaten, die het huishouden vereen
voudigen en enorm veel tijd besparen. Ver
schillende dingen, die men nu vanzelfspre
kend buitenshuis laat doen omdat dit niet
duurder maar wel heel wat gemakkelijker is,
konden toen uitsluitend thuis verricht wor
den. Heel begrijpelijk dat het correct verzor
gen van een huishouden vijftig jaar geleden
heel wat meer tijd vergde dan nu, Aangezien
er geen bioscopen bestonden, kende men ook
het verlangen niet om daar eens heen te
gaan. Het geheele leven was anders, de ge
bruiken waren anders, dus ook de menschen
waren anders. En wat nu béter was. wie zal
dat zeggen? We zijn tenslotte allemaal kin
deren van onze eigen tijd, we moeten in dien
tijd leven, en we hebben er bitter weinig aan
om ons erin te verdiepen of een andere tijd
beter was of minder goed."
De laatste spreekster, die blijkbaar filoso
fisch zoowel als psychologisch was aange
legd, had het o.i. bij het rechte einde.
De Gieken zeggen: „Panta rei" „Alles
vloeit". Zoo is het ook, alles vloeit, alles wis
selt met de jaren, soms abrupt en plotseling,
soms langzaam en geleidelijk. Onze groot
moeders hebben ongetwijfeld in hun tijd voor-
deelen gekend, die wij missen, en die wij
misschien niet eens als voordeelen zouden be
schouwen, maar die zij niet hadden willen
missen.
Omgekeerd genieten wij in onzen tijd voor
rechten, waarvan onze grootouders het be
staan niet kenden en die ze zich wellicht niet
eens gewenscht zouden hebben.
Men onthoude zich van spotten met een
anderen tijd en met anderen uit dien tijd, en
late ieder mensch in zijn eigen waarde.
Nadruk verboden.
in.
Ik wil nu de verschillende oorzaken, zooals
deze gezien worden door autoriteiten en onder
wijzend personeel, nog eens in het kort samen
vatten.
We vinden dan genoemd:
I. Den invloed der tijdsomstandigheden. De
geest van den tijd heeft grooten invloed op de
gedragingen van de jeugd, doch deze gedra
gingen worden aangekweekt door ouders en
volwassenen. Het is opmerkelijk, dat de meeste
autoriteiten en onderwijzers er den nadruk op
leggen, dat de geest van verzet, welke in vele
volwassenen gevaren is, hoofdzakelijk schuldig
is aan het minder goede gedrag der jeugd.
Armoede, werkloosheid, sociale maatregelen,
en dergl. maken, dat vele ouders in bijzijn van
hun kinderen zich onvriendelijk en onbetame
lijk uitlaten over autoriteiten en hun maatre
gelen.
De burgemeester van Lekkerkerk noemde
het een beklemmend verschijnsel, dat het
vraagstuk der tuchteloosheid der jeugd boven
den leerplichtigen leeftijd op het platteland
uitermate reëel is en noemt als oorzaken:
a. de jeugdwerkloosheid. Er is m.i. niets
noodlcttigers dan dat de kinderen als de school
ze los laat, niet onmiddellijk worden opgeno
men in het arbeidsproces.
b. de omstandigheid, dat de kinderen, indien
ze wel dadelijk aan het werk gaan, in zoo
grooten getale z.g. loopjongens en -meisjes
worden, in welke functie ze gewoonlijk niets,
en althans weinig goeds leeren, met allerlei
ongewenschte elementen in aanmerking ko
men en te veel verdienen. Komen ze in een
vak, dan is het alles beter, en zijn ook aan
vankelijk hun verdiensten geringer. Deze
laatste factor is echter dikwijls juist een
aanleiding voor ouders, om ze niet op een
ambacht te doen, doch ze loopjongen of
-meisje te laten worden.
Na een jaar of wat ontgroeien ze deze
functie; ze worden dan aan de maatschappij
teruggegeven, onbekwaam voor welken ge-
regelden arbeid ook, en niet bij machte om
zich, en eventueel een gezin, behoorlijk den
kost te verdienen.
Zij vormen het straatslijpend, onmaat
schappelijk element, dat voor driekwart op
overheidssteun is aangewezen en dat voor het
rustige gezag van diezelfde overheid een per
manent gevaar is.
c. zeer vele meisjes leeren geen huishouding
en vervreemden van het huiselijk leven. Toch
trouwen ze, vaak zelfs zeer jong, en zijn dan
volslagen onbekwame huisvrouwen en -moe
ders. die niet in staat zijn met bescheiden
middelen rond te komen en het huishouden
op peil te houden. Van een huiselijken band,
het krachtigste verweermiddel tegen open
bare bandeloosheid, is in die gevallen geen
sprake
d. de uithuizigheid, speelzücht en wuftheid
van vele ouders» Dit euvel heerscht vooral
ook in de meer welgestelde en z.g. ontwikkel
de gezinnen.
Deze oorzaken zouden vermeerderd kun
nen worden met de volgende:
a. het feit, dat de jongere kinderen geld
inbrengen, «terwijl de vader, hoofd van het
gezin, werkloos is, een veel voorkomend
verschijnsel heeft in vele gevallen tenge
volge, dat de jongelui den baas spelen en de
ouders, terwille van de inkomsten, moeten
zwijgen,
b. een ernstig gevaar vormen de ijsco-wa-
gentjes en de chocoladebars, enz. in de groote
steden. De inspecteur van Haarlem deelt
mee, dat in Haarlem bijv. bleek, dat vele kin
derdiefstallen hun oorzaak vonden in het
feit, dat de jeugdige dieven schulden gemaakt
hadden bij ijsventers, enz.!
e. het overmatig bezoek aan bioscopen,
waar de jeugd onthaald wordt op streken k
la Dik Trom en Pietje Bel.
d. de radio-uitzendingen, welke bestemd
zijn voor volwassenen, doch door de jeugd
trouw beluisterd worden.
e. de sensationeele berichtgeving door de
kranten. De jeugd leest te veel, dat voor
haar ongeschkit is. Tal van redacties zijn hier
aan evenzeer schuldig. Herhaalde malen kan
geconstateerd worden, dat een verslag van een
rechtszitting geplaatst staat op de pagina,
waarop ook de kinderrubriek een plaats vond.
f. de slechte jeugdlectuur. Tegen belachelijk
lage prijzen worden aan jonge kinderen wer
ken verkocht, welke men vroeger nog niet in
handen gaf van volwassenen.
g. de overmatige verheerlijking van het
clubleven. Ik acht dit vooral een zeer ernstig
verschijnsel, omdat in onzen tijd de jeugd als
het ware terstond na den schooltijd geheel in
beslag genomen wordt door vereenigingen,
welke als voorportaal moeten dienen van la
tere politieke partijen. Ik kom hier nader op
terug.
h. de onverantwoordelijke wijze, waarop
men in onzen tijd beslag legt op den vrijen
tijd van de kinderen. Voor alles en nog wat
vergt men de belangstelling der jeugd, terwijl
over het hoofd gezien wordt, d^. de kinderen
veel moeten spelen, wandelen en buiten zijn.
d. de danswoede en het verval van de
Kunst. Veel te vroeg brengt men de jeugd in
danszalen en cabaretzalen.
j. de matelooze verheerlijking van sport
helden.
k. de invloed van de wereldgebeurtenissen.
De zenuwschokkende gebeurtenissen van den
laatsten tijd, waarbij geweld en vreeselijk
leed in schrille kleuren door radio, kranten en
bioscopen geteekend worden, gaan niet zon
der nadeeligen invloed op de jeugd voorbij.
Dit zijn dan ongeveer de belangrijkste oor
zaken in verband met de tijdsomstandighe
den, waarin wij heden leven.
OVÉEKA.