Klipper-schepen Marine-hriel uit Oost-Indië XoS n 't HOEKJE OUDERS Kenmerken* snelheid en sierlijke bouw Voortreffelijke zeilers, die ook in ons land gebouwd werden Verandering van spijs doet eten Betrekkelijkheid VOOR DE Het vraagstuk der tucht Klippers... welk een bekoring gaat er niet uit van dezen naam. Bij dit woord denkt men onwillekeurig aan de zee- roovers van de vorige eeuw en aan de smokkelschepen, die pijlsnel de golven der oceanen doorkliefden, de achtervol gende gouvernementsschepen ver aeht- ter zich latend. In onze verbeelding zien wij de enorme, hoog-opgetuigde, fiere schepen, koninklijk trotsch als de over- heerschers der zee. In onze verbeelding... want dit scheepstype is helaas nagenoeg van de zeeën verdwenen. De snelheid van onzen tjjd eischte andere schepen: massale stalen gevaarten, waaraan elke roman tiek vreemd is, aangepast aan de nuch tere zakelijkheid van de twintigste eeuw. Wat wij van de klippers hebben overgehouden zijn bijna alleen modellen en afbeeldingen. Het opvoeren der snelheid wordt als een der kenmerkende eigenschappen van den moder nen tijd beschouwd. Men vergeet hierbij dik wijls, dat ook de negentiende eeuw haar snel heidsmanie en recordsverbeteringen heeft ge kend. In de dagen, dat te land de spoorwegen nog in hun beginstadium verkeerden en de spreekwoordelijke trekschuit nog niet geheel was verdwenen, werden ter zee reeds alle krachten ingespannen om de verre reizen per zeilschip in een zoo kort mogelijk tijdsbestek te volbrengen. Zooals thans op de gladde be tonwegen menig automobilist het niet kan verdragen een ander voor zich te zien uitrij den en daarom zijn gaspedaal in drukt, zoo zette men in de vorige eeuw op de wijde oce anen alle zeilen bij om een schip aan den hori zon in te halen en ver achter zich te laten. De schepen, die een zoo groote snelheid konden ontwikkelen, waren de klippers. Men onder scheidde klipperfregatten, klipperbarken, klip perschoeners. Met grooten roem leven nog heden ten dage de Amerikaansche en Engelsche klippers, als de „Flying Cloud", de „Lightning", de „Cutty Sark" en vele andere in de herinnering voort. Te weinig is het evenwel bekend, dat Neder land, hoewel niet begonnen met den bouw van deze schepen, toch zoovele snelle, voortreffe lijke klippers van stapel heeft laten loopen, die in het buitenland, maar vooral in ons eigen land meer in de herinnering behooren te blijven. Kapers en Slavenhandelaars. Reeds in de' 18e eeuw bouwden de Ameri kanen de Cheasapeake Bay en de Potomac een bepaald soort schepen, clippers geheeten, be kend om hun groote snelheid, een snelheid, die zij echter misbruikten door als kaper of sla venhandelaar op te treden. De naam clipper (verhollandscht tot klipper) is afgeleid van het Engelsche spreekwoord to clip, dat sche ren, snijden bet erkent: naar het scheren, dat klippers over de golven doen. In den oorlog van 18121884 tusschen de Vereenigde Sta ten en Engeland brachten deze schepen den Engelschen veel schade toe en sinds 1840 wa ren zij de groote concurrenten van Engeland in den opiumhandel op China. Aan de hand van deze Baltimore-klippers ontwikkelde de Amerikaansche scheepsteeke- naar John Griffith eenige theorieën, welk tot een proefneming leidden met den bouw van een grooten klipper. Zoo liep in 1845 het eerst klipperfregat „Rainbow" van stapel. Dit schip bleek een groot succes te zijn. Op zijn tweede reis liep het in 92 dagen naar Canton en had een reis van 88 dagen. Het duurde eenige jaren eer Europa zich aan den bouw dezer schepen waagde. Nadat in 1849 in Engeland de protectionistische scheep vaartwetten waren opgeheven, bleken de Engelsche schepen tegen de snelle Amerika nen niet te kunnen concurreeren. Ook hier begon men toen klippers te bouwen. In 1850 liep de „Challenger" van stapel, de eerste Engelsche klipper, welke in China thee ging halen. Tal van nieuwe klippers volgden het voorbeeld van de „Challenger" en het werd nu een wedstrijd, wie het eerst met znij thee lading in Engeland het anker zou laten vallen („China"- of teaclippers"). Groote beroemd heid verwierven ook de Engelsche coloniaal- klippers. die emigranten naar Australië en Californië vervoerden, toen daar de goudvel den waren ontdekt, en een ieder den ander wil de vóór zijn om zich schatten te verwerven. De eerste Nederlandsche klipper. In 1853 begon Nederland met den bouw van een klipperfregat, waartoe het initiatief uit ging van minister Thorbecke, die bevriend was met de reeders Blussé te Dordrecht. Deze lie ten op de werf van Cornelis Gips en Zonen te Dordrecht een kipper, „Kosmopoliet" gehee ten. naar Amerikaansche teekeningen maken. Hierna volgde bij vele andere Nederlandsche reederijen de bouw van tallooze klippers, die onder hun vooruitstrevende namen als sym bool van dien tijd hun weg naar de koloniën vonden, zooals bijv. de „Lichtstraal de „Voor lichter", de „Liberaal", de „Voorwaarts" en de „Thorbeckes" (I t/m VII). Verschillende Onzer klippers vervoerden ook emigranten naar de goudvelden, zooals de „Californië", die te Londen en te Liverpool een zeer gezocht schip was. Het verschil in tijdsduur met de vroegere reizen was aanmerkelijk. In 1858 bijv. varieer- den de reizen van Nederland naar Oost-Indië per ander schip tusschen 87 en 172 dagen (129 dagen gemiddeld), terwijl de Kosmopo liet op haar eerste reis in 1855 het traject in 85 dagen aflegde en "in 1857/58 in 74 dagen. De Noach I, die de beroemde reeks der zes Noachs van Fop Smit opende, wist zelfs op haar vierde thuisreis in 71 dagen het vader land te bereiken. Al kende ons land geen tea- races, toch hielden ook de Nederlandsche klip perkapiteins soms wedstrijden, wie het eerste de plaats van bestemming zou bereiken, zoo als kapitein Duinker van den Amsterdamschen driemast-klipper „Insulinde" tegen kapitein Bok van de ,,'s-Gravenhage", een Rotter- damsch klipperfregat met hulpstoomvermo- gen, een wedstrijd door den laatste verloren. Dat de Nederlandsche klippers voor de bui- tenlandsche in snelheid niet behoefden onder te doen, blijkt uit de volgende vergelijking. De „Teaping", die in 1866 de beroemde tea-race won, legde het traject Anjer-Londen in 78 dagen af. De „Kosmopoliet" en de „Noach" wisten herhaaldelijk binnen dezen termijn den weg BataviaHolland af te leggen, zonder wedstrijd te houden en met den afstand Bata- biaAnjer op den koop toe. De kenmerken van klippers. De kenmerkende eigenschappen, waaroor de klippers van de vroegere zeilschepen verschil den, waren de volgende. Het grootspant (de grootste dwarsscheepsche doorsneden), dat een veel vierkanter vorm dan weleer verkreeg, lag verder naar achteren dan gebruikelijk was, en wel ongeveer op het midden van de lengte van het schip. De verhouding van breedte tot lengte, vroeger hoogstens 1 4 werd nu 15, 6 of meer; dit is bij de huidige passagiers schepen en vooral bij de kruisers (1 10) en torpedoboot jagers (1 12) nog veel verder is doorgevoerd, wat de weerstand van het water sterk deed verminderen. De voorsteven kwam in een meer stompen hoek op de kiellijn te staan. De bovenrand van den romp liep van den boeg, die betrekkelijk hoog was. in een geleidelijke glooiing naar het lager gebouwde achterschip; de romp was vóór het groot spant eenigszins hol en ook de boeg was con caaf en sneed als een mes door het water. De masten ,die sterker naar achteren kwa men te hellen (wat tot op den huidigen dag gehandhaafd is gebleven), ook in de schoor- steenen der stoomschepen) kwamen door de grootere lengte van het schip verder uit elkaar te staan, zoodat veel meer zeilen dan vroeger konden worden gezet. Als deze verbeteringen bevorderden in hooge mate de snelheid. Aanvankelijk werd alleen op den slanken bouw der schepen gelet, waaraan het laadver mogen werd opgeofferd. Aan de Engelschen komt de eer toe meer evenwicht tusschen beide factoren te hebben gebracht. Daardat men de slanke ttfn van den scheepsromp eenigszins op offerde, werd het laadvermogen grooter ge maakt. Deze klippers heeten medium-klip pers, in tegenstelling tot de zeer slanke klip pers, die extreme klippers werden genoemd. Ook waren de Engelschen de eersten, die den ijzeren bouw bij de klipperschepen toepasten. Zij beschikten niet over hout van genoegzame lengte om den romp een goed langsverband te geven, wat bij den ijzeren scheepsbouw wel mo gelijk was. Het einde der klippers. Langen tijd wisten de klipperschepen den strijd tegen de stoomvaart vol te houden, een poos zelfs te overvleugelen. De stoomvaart, vervolmaakte zich echter langzamerhand, zoo dat de concurrentie moeilijk vol te houden werd. Tenslotte bracht de komst der groote kanalen (vooral van het Suezkanaal) waar door de reizen der stoomschepen zeer werden verkort den genadeslag toe aan de klipper schepen waarvan de laatsten in het begin dezer eeuw verdwenen. (Slot volgt). „Ergens in Indië", 5-l-'40. „Slamat taoen baroe" stond er één dezer dagen op het briefje van den broodbezorger, waarmede je kunt zien Klaas, dat zelfs deze Europeesche gewoonte hier in de tropen in gang gaat vinden, want het blijft niet bij één enkele „bezorger", maar langzamerhand zul len vuilnisman met ossenwagen op gummi banden, kranten- en melkbezorger ook wel komen. En aangezien we hier behalve ons eigen Nieuwjaar nog Inlandsch nieuwjaar en Chineesch nieuwjaar hebben ook belooft deze gewoonte een extra belastiftg te worden. Gelezen echter den datum van mijn brief, Klaas, jij en andere lezers van dit epistel overigens een gelukkig nieuwjaar. Dit is eigenlijk de voornaamste rede waarom ik in de pen klim, hetgeen ik sedert begin September niet meer gedaan heb en hetgeen ook gezien de toestanden en omstandigheden ook wel veel minder voor zal komen dan in de eerste helft van 1939 het geval was. Voor je verder gaat met lezen Klaas, één ding ik heb mijn brief 'nog ,?Marme"-brief genoemd opdat hij het oude plaatsje in de „Jutter" zal krijgen, maar verder moet je niet verwachten, dat er iets over marine bewegingen of het marine-gebeuren in zal komen te staan alvorens jullie weer in een rustiger Europa leven. Maak uit mijn brieven ook niet op, dat ik al dan niet in Soerabaja zou zitten. Zij krij gen alle het stempel van één van onze marine-postkantoren dus zou je dat ook niet kunnen helpen. Trouwens wat doet het ertoe. Ik zal me slechts bepalen tot het beschrijven van enkele wetenswaardigheden uit den Oriënt, die je, omdat je er al weer zoo'n tijd vandaan bent, zeker zullen interesseeren. Indië heeft zijn Kerstmis en Nieuwjaar, zooals te doen gebruikelijk, gevierd. Dat wil zeggen, dat in den Kerstnacht clubs, bars en cercles stampvol waren, dat op den advent- avond na het „Stille nacht, heilige nacht", het „houdt er den moed maar in" door de stampvolle zalen schetterde, en dat op Oude jaarsavond om goed 12 uur de roulettes al weer opgewekt draaiden en menigéén den Nieuwjaarsmorgen inzette met een slechten smaak in zijn mond. Dat is Indië en dat zal wel nimmer veranderen. Tegen het jaareinde kreeg Soerabaja zijn „admiraal Ferwerda"-brug over de kali Mas, verbinding gevende tusschen de politiepost halfweg den Oedjoengweg en het plein half weg den weg naar Perak. Vooral voor de marine-Perak-Jaewoners is het een belangrijke verkorting van den thuisweg. Het verkeer door die verschrikkelijken gribus van een Pangoen wordt er echter weinig door ontlast. Het „Perakbeeld" wordt van buitenaf op het oogenblik beheerscht door een „Dempo" en een „Oranje", die opgelegd liggen en een schrijnend tijdsbeeld vormen. Desniettegenstaande opende op Oudejaars nacht een nieuwe bioscoop „Rex", die de mooiste bioscoop van heel Indië werd ge noemd en op Kaliasin staat. Zoo je weet ver brandde medio '39 de allerlaatste mooiste bioscoop van Indië, het „city theater" op Toendjoegan bij één der eerste voorstellin gen. Gehamsterd wordt hier evenmin als bij jullie, sommige prijzen gaan omhoog, maar de langanan is toch hoog dus die paar dub beltjes, dat de bols meer gaat kosten merk je niet aan een boom zoo vol geladen. Boven dien, zeg nu zelf. Klaas, het moet al heel duur worden willen we ons „iederen dag een glaasje" ervoor laten staan. Trouwens Vigeleyn als beheerder van het C. I. B. verricht voor de schepen, gamelles en inkoopers wonderen. Admiraal Ferwerda is thuisgevaren. Geweldig was de sympathie die uit alle lagen van de bevolking hier bleek voor den scheidenden vlootvoogd. De omstan digheden maakten een „groot ceremo nieel" op Priok niet mogelijk. Nog voor het uitbreken van den oorlog was hier anders een heele scheepsmacht voor uit getrokken. Onze eskadercommandant is schout-bij nacht geworden. Heer I. E. C. herinner je je nog dat Z.H.E.G. onzen commandant was op „Java". Kampong Kapoetran is weer voor een deel afgebroken. De moskee die nog een verbree ding van de Palmenlaan Zuid in den weg stond is verdwenen nadat „vadertje gouver nement" iets verder op een nieuwe had neer gezet.. Thans is er ook aan de andere zijde van de trambaan een breede weg gekomen en zal binnenkort ook daar het éénrichting verkeer wel worden ingevoerd. Ingenieur Tribaart is met ontslag. Een bekende figuur is daarmede van het M. E. verdwenen. Het politiekorps op onze werf, wordt militair gedrild en vormt een leger tje op zich zelf, met ik weet niet hoeveel rangen en standen. Deze moeilijke tijden vermogen niet het aantal marine motorfietsongelukken in Soe rabaja te verminderen. Schier geen week-end gaat er voorbij of er knallen marine-motor fietsen of marine-auto's tegen elkaar op. De motorfietsen dikwijls nog niet afbetaald, de bereiders dikwijls niet in het bezit van een rijbewijs. Het is jammer want dergelijke steeds weer voorkomende ongelukken en het gejakker van Janmaat op een „stocmfiets" door de stad en doen den marinenaam geen goed. Kom Klaas mijn nieuwjaarsbriefje is weer vol. Slamat taoen baroe, moge 1940 ons een paar slagkruisers brengen. Henk. EEN VISSENPARADIJS. In een stad in Noord-Amerika zijn een paar grote visvijvers en omdat het stadsbe- stuur>veel van vissen houdt, wil het alles doen, wat het maar kan om de vissen het leven zo aangenaam mogelijk te maken. Er wordt voor gezorgd, dat de dieren al tijd voldoende insecten te eten krijgen. Daarvoor is een heel bijzonder systeem uit gedacht, dat van groot nut is en bovendien een buitengewoon mooi gezicht. Verschil lende waterleidingen zijn in de vijvers aan gelegd, waardoor kleine waterstralen met duizende fijne druppeltjes boven het wa teroppervlak uitspringen, 's Avonds wor den die stralen verlicht en daardoor lijkt het alsof er een lichtende sluier over de vijver hangt. Op dit licht komen nu de in secten af. Maar de waterstraaltjes vallen weer allemaal in de vijver terug en daar door in de war geraakt, vliegen de dieren te dicht boven de oppervlakte en verdwij nen in de bekken van de vissen, die op hun prooi wachten. Op die manier kan zelfs het menu van de vissen nog eens ver anderd worden door de stralen met ver schillende kleuren te belichten. Het is im mers bekend, dat verschillende insecten door bepaalde kleuren in hetij zonder wor den gelokt. Jaap zegt: dat oudbakken brood, 'k Heb een broertje er aan dood. 'k Zou wel eens wat anders willen, Om mijn honger eens te stillen. Jaapje heeft dan ook gelijk, Want al is hij ook niet rijk, Toch, zijn tong is op mijn eer Waarlijk niet van schapenleer. Als men nooit veel verder staart, Dan zijn eigen huis en haard, En men kan voor enk'le keeren Zich een reisje permiteeren. Dan is dat, het dient gezeid, Wel een groote heerlijkheid, Die verandering van spijs, Stelt den mensch op hoogen prijs. Leven als een kluizenaar Is in veel gevallen naar. En, die eenzaam is gebleven, En als commensaal moet leven, Vindt, als hij in 't huwelijk treedt, Een vergoeding voor zijn leed, Daar hij als een nuttig lid Nu aan eigen tafel zit. Wie zijn gansche levensduur, Van het vroege ochtenduur Tot den avondstond moet werken, Zal geen wrevel laten merken, Als hij door een pensioen Nu geen dienst meer hoeft te doen. Zoo'n verandering van bestaan, Daar wil iedereen wel aan. Eén verand'ring zou gewis Strekken tot verheugenis! 't Einde van de oorlogswoede 's Werelds heerschers strijdens moede, Nooit geen mijnen meer aan 't strand, Vrede, tot in 't verste land, Maar dat kostbre koningsmaal Blijft vooreerst een ideaal. Op de een of andre wijs Brengt verandering van spijs, Dat ons hier wordt toegemeten, Weer hernieuwde lust tot eten. 'k Wensch (in beeldspraak) U en mij, Steeds een berg van rijstebrij; Dat geen roet het maal vergalt, En het nimmer tegenvalt. K. ONBEKENDE UITVINDERS. Er zijn verschillende dingen die wij da gelijks gebruiken en waar wij niet meer buiten zouden kunnen. Daarbij denken we nooit aan degenen aan wie wij dat te dan ken hebben. Verschillende uitvinders zijn geheel onbekend. De scheikundige Dr. Constantijn Tahl- berg merkte op zekere dag dat er aan zijn brood een zoet smaakje was. Ofschoon hij zijn handen goed gewassen had, waren zij ook met een zoete stof doortrokken. Hij onderzocht de zaak en stelde de stof vast waarmee hij bij het onderzoek in aanraking kwam. Zo vond hij de saccharine uit. Ieder is „een kind van zijn tijd." De oude vrouw schudde afkeurend haar hoofd terwijl zij zeide: „In mijn t,ijd kwam het niet voor, dat een huisvrouw om half vier 't middags gereed was met haar huishoude lijke bezigheden en voor haar genoegen naar de stad ging." „Toch is Magda's huishouden keurig in orde," merkte een jongere vrouw wat bits op. „en een vrouw wil toch wel iets anders van het leven dan altijd maar huishouden." „In mijn tijd lag het geluk van een vrouw hl haar huis." merkte de oude vrouw streng op. „In Uw tijd hadden de vrouwen geen leven," viel een twintigjarig meisje heftig uit. „En een gepastere toon tegenover oude ren." luidde het rustige antwoord. Een getrouwd vrouwtje van een jaar of dertig, dat tot nu toe gezwegen had, merkte bedaard op: „in grootmoeders tijd was het heel leven anders dan nu, dus vanzelfsprekend waren de menschen ook anders. De huisvrouw van vijfig jaar geleden had niet de beschik king over moderne hulpmiddelen als wasch- machines, stofzuigers en tal van andere elec- trischê apparaten, die het huishouden vereen voudigen en enorm veel tijd besparen. Ver schillende dingen, die men nu vanzelfspre kend buitenshuis laat doen omdat dit niet duurder maar wel heel wat gemakkelijker is, konden toen uitsluitend thuis verricht wor den. Heel begrijpelijk dat het correct verzor gen van een huishouden vijftig jaar geleden heel wat meer tijd vergde dan nu, Aangezien er geen bioscopen bestonden, kende men ook het verlangen niet om daar eens heen te gaan. Het geheele leven was anders, de ge bruiken waren anders, dus ook de menschen waren anders. En wat nu béter was. wie zal dat zeggen? We zijn tenslotte allemaal kin deren van onze eigen tijd, we moeten in dien tijd leven, en we hebben er bitter weinig aan om ons erin te verdiepen of een andere tijd beter was of minder goed." De laatste spreekster, die blijkbaar filoso fisch zoowel als psychologisch was aange legd, had het o.i. bij het rechte einde. De Gieken zeggen: „Panta rei" „Alles vloeit". Zoo is het ook, alles vloeit, alles wis selt met de jaren, soms abrupt en plotseling, soms langzaam en geleidelijk. Onze groot moeders hebben ongetwijfeld in hun tijd voor- deelen gekend, die wij missen, en die wij misschien niet eens als voordeelen zouden be schouwen, maar die zij niet hadden willen missen. Omgekeerd genieten wij in onzen tijd voor rechten, waarvan onze grootouders het be staan niet kenden en die ze zich wellicht niet eens gewenscht zouden hebben. Men onthoude zich van spotten met een anderen tijd en met anderen uit dien tijd, en late ieder mensch in zijn eigen waarde. Nadruk verboden. in. Ik wil nu de verschillende oorzaken, zooals deze gezien worden door autoriteiten en onder wijzend personeel, nog eens in het kort samen vatten. We vinden dan genoemd: I. Den invloed der tijdsomstandigheden. De geest van den tijd heeft grooten invloed op de gedragingen van de jeugd, doch deze gedra gingen worden aangekweekt door ouders en volwassenen. Het is opmerkelijk, dat de meeste autoriteiten en onderwijzers er den nadruk op leggen, dat de geest van verzet, welke in vele volwassenen gevaren is, hoofdzakelijk schuldig is aan het minder goede gedrag der jeugd. Armoede, werkloosheid, sociale maatregelen, en dergl. maken, dat vele ouders in bijzijn van hun kinderen zich onvriendelijk en onbetame lijk uitlaten over autoriteiten en hun maatre gelen. De burgemeester van Lekkerkerk noemde het een beklemmend verschijnsel, dat het vraagstuk der tuchteloosheid der jeugd boven den leerplichtigen leeftijd op het platteland uitermate reëel is en noemt als oorzaken: a. de jeugdwerkloosheid. Er is m.i. niets noodlcttigers dan dat de kinderen als de school ze los laat, niet onmiddellijk worden opgeno men in het arbeidsproces. b. de omstandigheid, dat de kinderen, indien ze wel dadelijk aan het werk gaan, in zoo grooten getale z.g. loopjongens en -meisjes worden, in welke functie ze gewoonlijk niets, en althans weinig goeds leeren, met allerlei ongewenschte elementen in aanmerking ko men en te veel verdienen. Komen ze in een vak, dan is het alles beter, en zijn ook aan vankelijk hun verdiensten geringer. Deze laatste factor is echter dikwijls juist een aanleiding voor ouders, om ze niet op een ambacht te doen, doch ze loopjongen of -meisje te laten worden. Na een jaar of wat ontgroeien ze deze functie; ze worden dan aan de maatschappij teruggegeven, onbekwaam voor welken ge- regelden arbeid ook, en niet bij machte om zich, en eventueel een gezin, behoorlijk den kost te verdienen. Zij vormen het straatslijpend, onmaat schappelijk element, dat voor driekwart op overheidssteun is aangewezen en dat voor het rustige gezag van diezelfde overheid een per manent gevaar is. c. zeer vele meisjes leeren geen huishouding en vervreemden van het huiselijk leven. Toch trouwen ze, vaak zelfs zeer jong, en zijn dan volslagen onbekwame huisvrouwen en -moe ders. die niet in staat zijn met bescheiden middelen rond te komen en het huishouden op peil te houden. Van een huiselijken band, het krachtigste verweermiddel tegen open bare bandeloosheid, is in die gevallen geen sprake d. de uithuizigheid, speelzücht en wuftheid van vele ouders» Dit euvel heerscht vooral ook in de meer welgestelde en z.g. ontwikkel de gezinnen. Deze oorzaken zouden vermeerderd kun nen worden met de volgende: a. het feit, dat de jongere kinderen geld inbrengen, «terwijl de vader, hoofd van het gezin, werkloos is, een veel voorkomend verschijnsel heeft in vele gevallen tenge volge, dat de jongelui den baas spelen en de ouders, terwille van de inkomsten, moeten zwijgen, b. een ernstig gevaar vormen de ijsco-wa- gentjes en de chocoladebars, enz. in de groote steden. De inspecteur van Haarlem deelt mee, dat in Haarlem bijv. bleek, dat vele kin derdiefstallen hun oorzaak vonden in het feit, dat de jeugdige dieven schulden gemaakt hadden bij ijsventers, enz.! e. het overmatig bezoek aan bioscopen, waar de jeugd onthaald wordt op streken k la Dik Trom en Pietje Bel. d. de radio-uitzendingen, welke bestemd zijn voor volwassenen, doch door de jeugd trouw beluisterd worden. e. de sensationeele berichtgeving door de kranten. De jeugd leest te veel, dat voor haar ongeschkit is. Tal van redacties zijn hier aan evenzeer schuldig. Herhaalde malen kan geconstateerd worden, dat een verslag van een rechtszitting geplaatst staat op de pagina, waarop ook de kinderrubriek een plaats vond. f. de slechte jeugdlectuur. Tegen belachelijk lage prijzen worden aan jonge kinderen wer ken verkocht, welke men vroeger nog niet in handen gaf van volwassenen. g. de overmatige verheerlijking van het clubleven. Ik acht dit vooral een zeer ernstig verschijnsel, omdat in onzen tijd de jeugd als het ware terstond na den schooltijd geheel in beslag genomen wordt door vereenigingen, welke als voorportaal moeten dienen van la tere politieke partijen. Ik kom hier nader op terug. h. de onverantwoordelijke wijze, waarop men in onzen tijd beslag legt op den vrijen tijd van de kinderen. Voor alles en nog wat vergt men de belangstelling der jeugd, terwijl over het hoofd gezien wordt, d^. de kinderen veel moeten spelen, wandelen en buiten zijn. d. de danswoede en het verval van de Kunst. Veel te vroeg brengt men de jeugd in danszalen en cabaretzalen. j. de matelooze verheerlijking van sport helden. k. de invloed van de wereldgebeurtenissen. De zenuwschokkende gebeurtenissen van den laatsten tijd, waarbij geweld en vreeselijk leed in schrille kleuren door radio, kranten en bioscopen geteekend worden, gaan niet zon der nadeeligen invloed op de jeugd voorbij. Dit zijn dan ongeveer de belangrijkste oor zaken in verband met de tijdsomstandighe den, waarin wij heden leven. OVÉEKA.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 11