Onze Marine kan nog iets anders dan feestvieren en dansen ,,'t Sal waerachtig wel gaan" En de trein bleef steken MacUrUeuwJ Bijna 12 graden vorst Wordt nog veel sneeuw verwacht Een pooltocht naar Den Helder Tweede Blad Première van Indische Marine-film door ZJK.H* Prins Bernhard bijgewoond Ommelet met Ragout Het „Zeebad" marcheert weer „Die Jahreszeiten" Krachig inleidingswoord van gep. vice-admiraal L J. Quant In tegenwoordigheid van Z. K. H. Prins Bernhard, verschillende vlag officieren en hooge burgerlijke autori ten, heeft gisterenavond in het City theater te Den Haag, de premiere ge draaid van de Indische 31arlne-film ,,'t Sal waerachtig wel gaen". Dit woord, dat Cornelis Tromp eens schreef in een brief aan zijn zuster Is ook in onze dagen volkomen van toe passing op de Marine» want al is het waar dat de Marine dringend verster king noodig heeft en al heeft zjj voor de verdediging van het Rjjk der Neder landen, verdeeld over drie werelddeelen, behoefte aan schepen, die defensief en offensief iets te beteekenen hebben, ook met het materieel, dat zij bezit, ls zjj paraat. Paraatheid tot in alle deelen, dat is de indruk die men van deze film mee neemt. Ons volk kan op zjjn Marine vertrouwen, en laat het zoo steeds mo gen zijn, dat ook de Marine op het volk kan vertrouwen en dat het zjjn taak zal verstaan om aan de redelijke eischen van de Marine tegemoet te komen. Anne Marie, een pittig kind van zoo om streeks twintig lentes, komt hups de loop plank op van een van onze kruisers „ergens in Indië". Zij brengt de uitnoodiging van het bestuur van de Marine-sociëteit „Modderlust" yoor een balavond. Een uitnoodiging die met graagte aangeno- jnen wordt, zooals ons het volgende filmbeeld toont, waar officieren met hun dames op de frivole klanken van een of andere Jazz-band lustig rondzwieren. Niet minder dan de toen- pialige commandant van de Marine, vice- gdmiraal Ferwerda, was mede-aanwezig. Als dan een teleurgestelde danseur het on billijke verwijt uit, dat de Marine z.i. niet an ders kan dan dansen en feestvieren, uit vice- Rdmiraal Ferwerda zijn verontwaardiging en hoodigt den jongeman uit, het leven aan boord tnaar eens een weekje mee te maken. Die uitnoodiging wordt gaarne aangeno men. Dit is de inleiding tot de film, die ons een prachtig en levend beeld geeft van het Marineleven in een tempo en span ning, die den toeschouwer meevoert tot het pakkend slot, waarbij alle schepen aan zijn oog voorbij-varen. De opzet van deze film om het niet met Be zee in aanraking komende deel van ons Volk op de hoogte te brengen van en ver trouwd te maken met het leven en bedrijf bnzer oorlogsvloot, mogen we als volkomen geslaagd beschouwen. En die kennismaking is noodig, want het is JVaar, zooals de luit. ter zee le kl. G. Koudijs, In een inleidend woord tot de pers zei: Nooit zal een marine, materieel noch moreel, haar oorlogstaak kunnen vervul len, wanneer zjj zich niet gedragen weet door begrip en sympathie van het ge heele volk. En deze geestelijke waarden zal ons volk alleen dan kunnen voortbren gen, wanneer het die Marine kent, want onbekend maakt nog altijd onbemind. Doch de marine kennen is daarvoor nog Riet voldoende, het moet de noodzakelijkheid Bier marine beseffen, en de taak dier marine beider voor oogen zien. Daarvoor moeten wij allen ons bewust zijn, Bat Nederland nog altijd een zeemogendheid is, Bat het Rijk der Nederlanden verdeeld is Over drie werelddeelen, alleen door de zee ver bonden, Bat dit Rijk voor zijn bestaan is aangewe zen op een intens verkeer met landen overzee, Baar de eigen bodem onmogelijk alles kan Voortbrengen wat de ruim 80 millioen zielen, Ble het Rijk bevolken, voor hun dagelijksch Onderhoud noodig hebben, Bat derhalve dit Rijk alléén instand kan worden gehouden, wanneer van de zee, als vrjje verbindingsweg, kan worden ge bruik gemaakt. Tot het levend-houden van al deze gedach ten kan de film in hooge mate bijdragen, en Snbtuifa" Spoorstraat 97 daarom is het een gelukkige omstandigheid, dat eenige maanden na de film „Onze Konink lijke Marine" die U een beeld geeft van de in Nederland gestationneerde Marine, thans volgt „Het sal waerachtig wel gaan", een film van de in Indië gestationneerde Marine. Beide films toonen U flitsen uit het bedrijf van twéé deelen van één Marine ver van elkaar verwijderd met zeer uiteenloopende taken en toch nauw verbonden. Nederland is de bakermat, zoowel van per soneel als van materieel. De film geeft ons een beeld van de oefenin gen van diverse wapens, een beeld van actie, actie en nog eens actie. In tegenstelling met de Nederlandsche Marinefilm, die eenige maanden geleden vertoond werd, geeft hier het gesproken woord een verklaring van de verschillende oefeningen, waardoor deze ster ker meegeleefd worden. Men krijgt een uitstekend beeld van de intensieve wijze waarop geoefend wordt, van de gevechtskracht van onze schepen en van de uitnemende organisatie bij onze maritieme weermacht. De actievolle beelden worden afgewisseld met het „intieme" leven aan boord. De militaire commando's wisselen met de Marinehumor van onze matrozen. We maken interessante lanceeroefeningen mee en beluisteren het daverend lied van de groote F.-vliegtuigen, die bij nacht en ontij op oefening gaan. Geen tropische regenbui, geen felle onweersbui houdt onze Marinemenschen tegen hun taak te volbrengen. Men is onder alle omstandigheden paraat. Vol spanning zijn de gevechtsoefeningen met de kruisers en pakkend het slot, dat eindigt met een vlootrevue van al Ket in Indië aan wezige materieel. De film, vervaardigd door den heer Francken naar een ontwerp van den luit. ter zee Quispel, is ook filmisch een succes. De beelden zijn scherp, waartoe de belichting van de tropen zon wel het hare heeft bijgedragen, maar men moet toch bewondering hebben voor den operateur, die in het hart van de schepen, waar alle technische hulpmiddelen ontbreken, zulke scherpe opnamen maakte. Deze film is een documentaire film. Hier ziet een belangstellende een waar heidsgetrouw beeld van de oefeningen en van de gereedheid van de oorlogstank van zijn Marine, een beeld van de wijze waarop de Nederlandsche marinemannen de traditie van hun voorvaders de allergrootste onder de zeelieden getrouw, met het beschikbare materieel topprestaties van geoefendheid heb ben bereikt en voor hun oorlogstaak gereed zijn. Wat vakkennis, bekwaamheid en paraatheid betreft zal het wel gaan. Vice-Admiraal Quant spreekt Bij de vertooning van de Indische Marine film in het City Theater in Den Haag, heeft gep. vic-admiraal Quant gisterenavond een in leidend woord gesproken. Wij ontleenen daaraan het volgende: Nu toch wordt het Nederlandsche Volk eindelijk eens in groote getale in de ge legenheid gesteld om kennis te nemen van het leven en streven van zijn Marine, wier intensieve oefeningen en moeilijke, soms zeer gevaarlijke opdrachten, meestentijds zoo geheel buiten het gewone gezichtsveld van het dagelijksch leven liggen, zoo zei de admiraal. Dit alles zou echter niet mogelijk geweest zijn, indien niet de toenmalige Vlootvoogd in Indië, de Vice-Admiraal H. Ferwerda, daartoe het initiatief genomen had. Hij heeft den stoot gegeven tot het geheel. Mede, doordat hij zijn volle medewerking heeft verleend zelfs in eigen persoon heeft hij een einde gemaakt aan het feit, dat in bioscopen of op nationale avonden, waarbij de Marine de hoofdschotel vormde, altijd buitenlandsche films gedraaid werden. Slechts zeer zelden kon vertoond wor den, dat de eigen Marine voortdurend met succes soortgelijke oefeningen houdt, die op minstens even hoog peil staan, en die een be wijs vormen voor de paraatheid van de Weer macht ter Zee. Helaas bevindt de heer Ferwerda zich niet in ons midden, zoodat hij niet persoonlijk ge tuige kan zijn van de wijze waarop zijn bedoe lingen en zijn werk hier vanavond waardeering en dank zullen oogsten. Teruggekeerd uit de tropen, waar hij eenige zeer werkzame, moeilijke en zorgvolle jaren als Commandant der Zeemacht heeft door gebracht, is hij thans helaas in het Roode Kruis Ziekenhuis opgenomen voor een rust kuur, tengevolge van het feit, dat hij blijkbaar te veel van zijn krachten heeft gevergd. Ik ben er van overtuigd, dat U met mij instemt, in dien ik den afgetreden Vlootvoogd namens U allen een spoedig algeheel herstel en nog vele jaren van welverdiende rust toewensch. Als titel voor de film werd gekozen ,,'t Sal waerachtig wel gaen". Het is een zin uit een brief die Cornelis Tromp destijds aan zijn zuster richtte, toen hij weder op het punt stond om voor een van zijn gevaarvolle tochten zee te kiezen. De admiraal wilde haar geruststellen en gaf op deze wijze tevens uiting, o.a. aan het vertrouwen, dat hij stelde in de bekwaamheid en toewijding der mannen, die met hem 'sLands hoogste goed tegen een machtigen vijand gingen beschermen. Gep. Vice-admiraal L. J. Quant. Zóó opgevat, zult IJ uit de film kunnen zien, dat ditzelfde ook op den huidigen dag vol komen van toepassing is op het tegenwoordige Marinepersoneel. Dit personeel bezit n.1. op het nu bestaande materieel een hooge mate van geoefendheid en is met eenzelfden geest be zield als in het glorietijdperk van onze Zee macht in de 17de eeuw. Deze eigenschappen kunnen aan het Nederlandsche Volk de ver zekering geven, dat uit het aan de Marine- zorgen toevertrouwde materieel gehaald zal worden, wat er in zit en dat de geheele beman ning volkomen in overeenkomst met het lied, dat aan het slot van de film gehoord wordt, de eer van de Nederlandsche vlag „tot ster- vens toe zullen schragen en hooghouden". Voor hen, die het zóó kunnen en willen begrijpen, moge dan nog eens duidelijk voor oogen komen te staan, dat aan dit personeel, voor zoover dat in de naaste toekomst mogelijk is, de benoodigde uit breiding van het materieel met volle ge rustheid toevertrouwd kan worden, een uitbreiding, die noodzakelijk is om onder de tegenwoordige dringende omstandig heden de aan hen toegewezen taak met vertrouwen tot een goed einde te kunnen brengen. Deze taak bestaat hierin, dat zij eiken indringer, die ons mooie, en aan Nederland met hechte banden vastgesmeed bezit in Oost-Indië moeten terugwerpen of béter nog, dat zij tengevolge van de door hen ontplooide kracht aan een ieder de neiging weet te ont nemen, om zelfs maar aan het gebied te ra ken, daarbij er de voorkeur aan gevend, om met ons land de meest vriendschappelijke be trekkingen te blijven onderhouden, zooals tot op het oogenblik, gelukkig nog in alle rich tingen het geval is. Aangezien, zooals reeds van Regeerings- zijde meermalen werd aangekondigd, hiervoor groote offers gebracht zullen moeten worden, moge het voor een ieder, die deze film gezien en begrepen heeft, een zichtbare troost zijn, dat zij de over tuiging kunnen mededragen, dat er in de Marine van hoog tot laag met zeer veel ijver en toewijding geoefend wordt. Hier aan gepaard de groote natuurlijke aanleg, waarover het personeel beschikt, als kin deren van een „Volk der Zee", verschaft de zekerheid, dat de uit te geven gelden niet vergeefs geofferd zullen worden, doch de premiegelden zullen vormen voor een soliede verzekering tot behoud van onze geliefde en trotsche zelfstandigheid. Ook hiervoor is de titel juist gekozen, zoodat een ieder bij het storten van zijn belas- Hedenmorgen 8 uun lederen dag verwacht men het einde van de-ze wel zeldzame winterperiode, en iederen dag ook weer blijkt, dat men buiten den waard, in casu de elementen, gerekend heeft. De vorst blijft aan houden en alsof dat nog niet voldoende was kwam daar gisterenavond nog een zware sneeuwjacht overheen. Er valt met geen mogelijkheid eenige voorspelling te doen. Want dooit het momenteel In één deel des lands, in een ander deel noteert men niet minder dan 15 graden vorst. De hicht was vanmor gen 8 uur dik van de sneeuw, zoodat er alle mogelijkheid bestaat, dat het ook een groot deel van den dag nog een flink pak zal vallen. Wat het verloop der temperaturen betreft, om 8 uur gistermorgen wees het kwik een stand van 10.4 graad on der 0 aan, om 2 uur 9.5 graad, om 7 uur 's avonds 8.8 graad (hetgeen tevens de hoogste temperatuur was), om 12 uur 10.2 graad, om 4 uur 11 graden en om 8 uur hedenmorgen bijna 11.3 graad. Maastricht meldde vanmorgen... 1 gr. dool(!) en Groningen 14 graden vorst. Van uitersten gesproken. Om 7 uur gisteravond viel er eeni- gen tijd een lichte motregen, die echter aldra overging in de sneeuwjacht, die tot op dit oogenblik doorgegaan ls. De gemiddeld gevallen sneeuw heeft een hoogte van 4 centimeter. tinggelden zal kunnen zeggen: „Vooruit dan maar, 't sal waerachtig wel gaen". Slechts één, naar ik geloof, eigenlijk over bodige waarschuwing, moge ik hier nog even laten hooren: Men legge den titel niet uit, alsof het zonder een belangrijke uitbreiding van het aanwezige materieel „ook wel zal gaan". Want dan zou de bevelhebber, die toch met zijn menschen en schepen uit zal varen om te pogen de hem opgelegde taak te vol voeren. beter de bij U allen overbekende woorden tot de zijne te maken, die onze groote De Ruyter tot de Hoogmogende Hee- ren heeft gezegd, toen deze Admiraal in 1676 met een te zwakke scheepsmacht den vijand slag ging bieden. Ik zal deze met opzet niet herhalen, omdat ik de overtuiging ben toege daan ,dat het Nederlandsche volk dit niet wenscht. Tenslotte eindig ik vol vertrouwen op de toekomst, met het uitspreken van den wensch, dat deze film er toe b(j moge dragen, om het vertrouwen van de Neder landsche natie in haar Marine te beves tigen en dat daaruit de drang moge voortkomen om met alle macht steun te verleenen aan de uitbreidingsplannen der Regeering, waarnaar door zoovelen in den lande reikhalzend wordt uitgezien. Dan zullen wij met een gerust geweten tegenover dat personeel, maar niet minder tegenover de millioenen der inheemsche bevol king van onze overzeesche bezittingen in Oost en West wier vertrouwen in 't Moederland, dank zjj ons onvolprezen en door de geheele wereld geroemd Koloniaal beleid zeer groot is, de toekomst in het Oosten tegemoet kun nen zien en zullen vele thans bestaande zor gen voor een eventueel Pacific Conflict over enkele jaren belangrijk verminderen, zoodat dan zonder eenige restrictie door ons allen kan worden gezegd: ,,'t Sal waerachtig wel gaen". De gevolgen van de drie mijnexplosies, waardoor de gebouwen van de N.V. Zee bad veel schade hebben ondervonden, zijn thans voor zoover het betreft hotel-pen sion en het paviljoen, grootendeels ver holpen. Het hotel-pension is zoo goed en zoo kwaad als het ging in exploitatie geble ven, de gasten hebben echter wel eenig comfort moeten missen. Gelukkig kon daarin spoedig verbetering worden aan gebracht, en loopen de zaken thans vrij normaal, de «eeste gasten zijn gebleven, en alles wordt aangewend om het geheele bedrijf zoo vlug mogelijk weer gewoon te laten functionneeren. Intusschen zijn er maatregelen genomen voor het geval dat nogmaals een explosie ons komt verrassen. De tijdelijk aangemrachte houten raambetimmeringen worden gemaakt tot vaste luiken, afneembaar, om in tijden dat de wind vlak op de kust staat, tot bescherming te worden aangebracht. Gelukkig waren bij de 2e en 3e explosie de grootste spiegelruiten nog niet geplaatst, voorloopig komen die er nog niet in, met uit zondering van een drietal aan de noordzijde van het hotel en het paviljoen, en één aande achterzijde, om toch voor de bezoekers het uitzicht op zee en Huisduinen mogelijk te maken. Hét paviljoen is ook bijna gereed, men kan na een wandeling, fiets- of autotocht, een rust- pooze in het Zeebad weer ondernemen, alles is zooals voorheen op een „gezellig zitje" inge steld. Er is veel belangstelling geweest, en nog, voor de rampen die het Zeebad hebben ge troffen. Tenslotte moge nog worden vermeld dat de gérant de heer J. C. Duinker die tot heden voor de N.V. Zeebéd Nuisduinen werkzaam was, naar eigen zaken in Apeldoorn is ver trokken, en dat in diens plaats met 1 Februari is benoemd de heer J. G. v. d. Berg, voorheen in gelijken functie te Katwijk aan Zee. Waar het betreft een goede explotatie, zooals die van de N.V. Zeebad Huisduinen mag worden verwacht, zal niets worden nagelaten om het den bezoekers zoo aan genaam mogelijk te maken. De N.V. zal trachten de vele tegenspoed te boven te komen, waarvoor vooral belangstelling en bijstand van plaatsgenooten wordt inge roepen, Er zijn nog kaarten verkrijgbaar Wij vestigen er de aandacht op, dat kaarten voor „Die Jahreszeiten", welk oratorium hedenavond in Casino gegeven wordt, nog verkrijgbaar zijn van 3—5 uur aan Casino (al waar tevens plaatsbesproken wordt) en van hedenavond half 8 af aan het Casino-loket voor zoover voorradig. Voorts verzoekt men ons mede te deelen dat de uitvoering stipt om 8.15 uur aanvangt, en dat men vertrouwt dat niemand later dan dit tijdstip aanwezig zal zijn, zulks om verstoring te voorkomen. 't Is mis met den treinenloop. De conducteurs geneeren zich, dat hun punctueele tijdloopers zich zoo schandelijk gedragen, dat geen enkele aansluiting gehaald kan worden. We kwamen gisteravond uit Den Haag en hadden om half tien in Den HÊlder kunnen zijn, doch kwamenloopend, om half een, bevroren, Nieuwediep binnen. Twintig minuten vertrok de trein te laat van het Holl. Spoor te 's-Gravenhage. De aansluiting in Haarlem werd natuurlijk gemist. Trouwens het heele verkeer via Beverwijk naar Alkmaar scheen in de war te zijn, want toen alle men schen voor die richting op het Haarlemsche station stonden, klonk onverwacht de stem van den reus over het emplacement, dat alle passagiers voor de richting Alkmaar via Am sterdam moesten reizen. Men stapte weer in. In Amsterdam een uur wachten. In Alkmaar veel te laat en toen de laatste ruk naar het bittere einde. Onder de wagendeuren woei de sneeuw naar binnen. Fijne poedersneeuw. Op de ramen stonden dik de bloemen geteekend en wij doken allemaal weg in de kragen van onze jassen. Je kon niets zien naar buiten, maar felle wind, die tegen den trein bulderde en die door kieren en reten naar binnendrong, deed genoeg vermoeden van de Siberische kou, die daarbuiten heerschte. Toen we meenden in Anna Paulowna te zijn, stonden we nog in Schagen en toen Anna Paulowna eindehjk, na een lange, lange reis gepasseerd was, ging het vol moed naar Nieuwediep. We hoorden voor onzen trein het ijzeren paard steunen en hijgen, dof dreunden de wagens over de ijzeren geleiders. Breezand werd zonder hindernis gepasseerd, de spoorburg werd nog genomen, maar we hoorden toen al, dat er iets niet in den haak was. De loco motief hijgde, alsof hij het zou begeven, de trein minderde vaart, al langzamer, al al langzamer ging het. We lachten er eerst nog wat om, maar toen het heele gevaarte tenslotte midden in de wereld van sneeuw en ijs tot staan kwam, toen begrepen we, dat het geen grapje was. Het duurde vijf en tien minuten, maar nog was er geen beweging in. Een steunende loco motief. Als we, door nieuwsgierigheid gedre ven, even ons hoofd om den hoek staken, zagen we rondom den locomotief mannen met fakkels loopen. Maar de deuren sloegen weer gauw dicht, want het was om te ijzen. Toen stapte een conducteur voorbij, klein gebogen manneke in die barre we reld. Coupédeuren vlogen weer open en angstige stemmen vroegen wat er aan de hand was. Het weinig hoopvolle antwoord luidde: „Kapot". Daar stonden we, midden in de Poolwereld, met een gierenden N.-Ooster en een Poolschen sneeuwstorm. Wat te doen? Op een half uur afstand lag Den Helder. We besloten met nog eenige passagiers, den tocht via de spoorrails naar de stad te maken. En zoo togen we, diep in onze jassen weggedoken, naar de verre stad. Het was aardedonker. We zakten tot onze enkels in de sneeuw, in minder dan geen tijd waren onze jassen en hoeden ijsklompen en van onzen neus en ooren, van onze hardbevroren wangen zullen we maar niets schrijven, 't Was een barre tocht en toen we vijf minuten op stap waren, hadden we al spijt van dit onzalig voornemen. Doch we zet ten door en kwamen door en door verkleumd We kwamen er eindelijk en daar heel ver in den polder stond de trein met zijn overige passagiers nog. Wij waren veilig thuis. Om tegen half een vannacht hebben de Spoorwegen een bus van v. d. Wijst ge charterd, om de overige passagiers te halen. De bus kon tot Dirks Admiraal rijden. Het stuk tot het fort moesten de menschen via de spoorbaan afleggen. Het was een tocht, die men niet spoedig zal vergeten. Wie 's winters zomerwarmte wenscht door cokes of anthraciet Doet wijs als hij de brandstof stookt, die OKKE VISSER biedt Adres; Polderweg 34 - Telef. 228.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5