Katrientje en Katrien en de vuren van Thor Nieuw Raadsel /Jeiie fongttii en meiij&i! KUideAu-tiend Oplossing raadsel vorige week Goede oplossingen ontvangen van: DOOR: EDGAR RICE BURROUGHS Doordat vorige week een aantal briefjes zijn blijven liggen, heb ik nu natuurlijk nog allemaal sneeuw- en ijspraatjes te beant woorden, terwijl de lente in de lucht hangt. Van de week is er weer de fijne verloting van een taart. Ik zal jullie maar niet lang in spanning laten en hier meteen neerschrij ven, of eigenlijk drukken, wie de taart ge wonnen heeft. Het is: LENY VAN DER MAST, Fazantenstraat 22. En nu dan de briefjes. Het zijn er nog heel wat, zie ik. Nummer een is een epistel van: Jannie Aberson. Ik heb je zien spelen, Jannie, die Zaterdagavond in het toneel stukje, maar ja, ik kende je niet en weet dus eigenlijk niet, wie van de meisjes je nu eigenlijk was. We zullen elkaar nog wel eens ontmoeten, ik kom vaak genoeg langs jullie huis. Corrie Koningstein, Schiedam. Ja, in die stad waar jij nu woont ben ik wel eens geweest, Corrie, en langs de Vlaardingerdijk heb ik wel eens gereden. Ik kan me best be grijpen, dat je het er wel leuk vindt, 't Is een grote stad en eigenlijk één met Rotter dam. Bovendien zit je dicht bij Den Haag en Scheveningen en niet ver van Hoek v. Holland. Je zal dus van de zomer misschien nog meer op het strand komen dan wij hier. Kees Oosterbeek. De officier, die ge last had, dat die ijsbreker bij jullie op de Binnenhaven door het ijs moest, had me al verteld, dat hij de baan zoveel mogelijk ge spaard had, Kees, maar dat schip moest weg. En nu is het toch afgelopen met al die hard- en schoonrijderij. Corrie Zand. Dat is een aardig versje, Corrie, maar je had het wel wat slordig overgeschreven envergeten te schrij ven, wie de maker er van was. Zal je dat in het vervolg niet verzuimen? Hier volgt het dan: Rietje Verbeek. Natuurlijk is de ver jaardag van Baden Powell, 'den stichter van de Padvindersbeweging, een feestdag voor lederen padvinder(ster), Rietje en op e;n feestdag krijg je van moeder je beste pakje aan, het is dus te begrijpen, dat alle pad-' vinders op die dag in uniform lopen. Wat hebben jullie die dag gedaan? Mary Jurg. Die Zaterdagmiddag, een paar weken geleden heb ik daar wel gere den, Mary, maar toen hielp ik m'n dochter tje, die nog een beetje wankel staat op de schaats, net als Ebbo op z'n beentjes, als je die door huis ziet scharrelen, zou je ook veel plezier hebben, hij werkt nog harder met z'n armen dan met z'n beenen, als hjj vooruit gaat. Hans Gelens. Ja, dat is een daverend feest geweest, die Zaterdagmiddag in Ca sino, Hans, ik heb er 's avonds van gehoord. Jullie hebt het maar wat fijn bij de Speel tuin. Zoveel pret hadden wij vroeger niet, hoor, dan behoorde een feestje tot de heel grote uitzonderingen. Teo de Kok. Dat is reusachtig leuk van je kleine en grote broer, Teo, dat ze voor je mee sparen, om jou aan een fijn reisje te helpen. Je mag wel zorgen, als je een maal zover bent, dat je ze niet vergeet met een ansichtkaart en een dikke brief van Vier kantjes minstens. Jo Greuter. Ik heb je vorige week moeten laten wachten, Jo, maar vandaag kan ik je ook nog wel vertellen, dat je mee mag doen, nu en altijd. -Annie Noordijk. Zitten jullie druk in de repetities, Annie. Nu. dan mag je wel erg je best doen, want al die cijfers gelden voor je rapport en o wee, als dat straks mis is. Marietje Weeda. Ik denk, dat nu je pols weer net zo lenig is als twee maanden geleden, Marietje, en dat je er niets meer van merkt, dat je hem op het ijs gebroken hebt. Wat kwam dat boek prachtig op tijd, hè, precies op de dag, dat je uit het gibs ging. Het was als een feestgeschenk. Jannie Groen. Als je een taart of een boek wint, dan hol je naar kantoor, Jannie, of liever, jij kan beter niet hollen, want daar woon je te ver voor weg, dan zou Je tong zo ongeveer op de schoenen hangen, voordat je bij kantoor was en die moet je sparen voor de taart. Nini Breel. Wat heb jij een fijne ver jaardag gehad, Nini. Je bent verwend, hoor, allemensen, dat is geen kleinigheid, wat je gehad hebt. Jopie Wisse. Goed, Jopie, doe met je vriendinnetje mee en schrijf me iedere week, probeer de raadsel op te lossen en ding mee naar de prijzen. Je weet nooit hoe gauw je gelukkig bent. Bertha Don. Dat is net geen kleinig heid, Bertha, vier broertjes en vier zusjes, maar als je geen ruzie zoekt kan je veel plezier met elkaar hebben. Pleuntje Don, als al die zusjes en broertjes van jou meedoen, Pleuntje, dan heb ik alleen voor jouw familie al een Jut- terje vol te schrijven. Maar, laat ze maar opkomen, hoor, ik ben niet bang. Betsy v. d. Vliet. Ja, dat is wel een leuk versje, dat van het ezeltje, Betsy, en ik wil het hieronder wel opnemen, hoor. Jij hebt de moeite gehad om het over te schrij- ven, jij hebt niet vergeten er onder te schrij ven wie het gemaakt heeft. Daar volgt het dus: EZELTJE. Ezeltje, Ezeltje, met je lange oren, Zou je eens eventjes naar me willen horen? Zou je eens eventjes naar me willen luisteren 'k Wou toch zoo graag iets in je oren fluisteren! Zeg me nu eens duidelijk, dat ik versta, zeg ezeltje..» ia. Ezeltje, ezeltje, moet je eens even horen, Hoe kom jjj toch aan die vreeslik lange oren? Trok soms je Vader er vroeger dikwijls aan, Of heeft je moeder het zo vaak gedaan. Zeg me nu eens duidelijk, zo dat ik versta. Of was het soms de Meester, zeg ezeltje... ia Eezeltje, ezeltje, moet je me eens vertellen, Kon jij op school dan niet tot honderd tellen. Of schreef je straten steeds nog met 2 aa's, Of zocht je Groningen in de buurt der Maas. Zeg me nu eens duidelijk, zo dat ik het versta. Was je dan zo dom op school, zeg ezeltje... ia! Door H. J. Swagerman. Suze de Boer. Wat een pech thuis, Suze, drie broertjes en een zusje ziek en nog wel zó erg, dat er bij gestoorrfd moet worden, 't Is gelukkig, dat je briefje twee weken geleden geschreven is, zodat de kans groot is, dat ze nu alweer zowat beter zijn, dat hoop ik voor je moeder. Everard Schouten. Volgende week moet je me toch Zelf eens schrijven, Ever ard. Ik denk, dat ik best kan lezen wat jij te vertellen hebt en door oefening leer je. Is dat afgesproken Leny Labruyère. Nu is het weer ZO, dat je van je rolschaatsen gebruik kan ma ken, Leny, want toen je gisterenmorgen je neus buiten de deur stak, rook je de lente. Nu ja, 't was ook nog wel een beetje koud, maar je mag ook niet vergeten, dat we pas Maart hebben en je weet, die roert altijd nog z'n staart. Jan Nuis. Ik reik jou ook de vrienden hand, Jan. Wim Weidema. Ook 'n nieuw vriendje, Wim. Nu, ook jij bent welkom. Adri Bezem. Wel, Papperlepaps, nog een. Hier heb jij alletwee m'n handen, Adri. Joop Sanderse. Dat is nu het geheim van het vak, Joop, hoe ik aan al die raad sels kom. Vind je het niet razend knap, dat ik iedere week weer nieuwe heb? En leuke, hè? Jan de Boer. Dat is een grappig apen- verhaaltje, Jan. Hier volgt het: Vader aap en Moeder aap, En 't leuke, kleine aapje, Deden op een warme dag In 't bos een middagslaapje. Ze zaten knusjes bij elkaar. Daar tussen hoge bomen. Vader aap deed wel wat raar, Hij was hardop aan 't -dromen. Moeder deed van knikkebol En zuchtte in haar slaapje. Baby knikte en zuchtte mee, Want 't was een volgzaam aapje. Daar komt een harde regenbui. Moe wordt opeens klaar wakker. Pa valt van schrik haast uit de boom, En baby lacht, die rakker. Hennie Box, uit „Voor bedtijd". Gretha Tol, Rotterdam. Wat een pracht gebouw staat er van de Beijenkorf op de Coolsingel, vind je niet, Gretha? Van de zo mer moet je toch beslist eens een tocht ma ken door de Rotterdamsche havens, want dat is eigenlek het mooiste van Rotterdam, die havens. Maart je Groen. Natuurlijk Maartje, dat mag, me vertellen, dat je Zondag jarig bent, en ik haast me, je nog even gauw te feliciteren. Een fijna dag, hoor. AAN DE HAVEN. Uren lang kan Keesje kijken Naar de schepen, groot en klein. Varen, denkt klein Keesje; 'k Wou zo graag matroosje zijn. 'Op een morgen spreekt ons ventje Zo maar schipper Arie aan. Schipper? vraagt klein Keesje dapper, Mag ik met je varen gaan? Of je mee mag baasje? Wis en zeker kleine man. Maar je moet nog eerst wat groeien, Voor ik je gebruiken kan. Nu ben ik er weer doorheen. Eigenlijk wilde ik dat briefje en tekeningetje van Annie Houten nog even beantwoorden en ik wilde Bep. v. Rijswijk nog vertellen, dat ik haar versje volgende week hoop op te ne men. Maar jullie weet, van de week mocht je niet schrijven en van de 123 vriendjes, die deze week aan de raadsels meedoen, hebben zich de meesten er ook wel aangehouden. Volgende week mogen jullie weer een briefje zenden. Tot wederschrijvens dus. 1 X A en 2 X E; lXHenlX.C; 2 X N en 1 X D; 2 X S en 1 X T; En dan komt er ook nog bij: 1 X R en 1 X IJ. 14 letters bij elkander, die ep goede wijze gerangschikt een echte sport voor een Nederlander vormen. Horizontaal. 1. Spiegel; 8. Kever; 10. Eb; 12. Rek; 13. Nu; 14. Els; 16. Tol; 17. Laan; 18. Mook; 19. Aap; 21. Ria; 22. N.R.; 23. Ora; 25. Ta; 26. Voorn; 28. Garnaal. Verticaal. .2. P.K.; 3. Ier: 4 Evert; 5. Gek; 6. Er; 7. Zeeland; 9. Vulkaan; 11. Blaar; 13. Nooit; 15. Sap; 16. Tor; 20. Bron; 23. Oor; 24. Ara; 26. Va; 27. Na. Ko v. Glabbeek, Annie v. Houten. Hans en Grietje. Annie, Dirkje en Piet Beekma, Jannie Bakker, Teo de Kok, Gretha Tol, R'dam; Hans Gelens; Jan Nuis; Nel v. Don gen; Jan en Eeltje Stam;..Bep. v. Rijswijk, Maartje Groen; Henk Beek; Hannes v. En gelsdorp Gastelaars; Piet Tol; Tini en Ida Scheepvaart; Herman Stommel; Broertje de Visser; Jannetje Geus; Martha Brians; Suze de Boer; Lambertus Siebrand; Ina Kru- ger; Annie en Beppie Gomes; Leni La bruyère, Louise Olij, IJfke Halm; Teuntje en Alida Kloosterman; Adri Bezem; Betsy en Jacob v. d. Vliet; Marietje Needa; Wil lem v. Huizen; Truusje Dijkers; Loutje en Anneke v. Boven; Greetje Gans; Jo en Cor rie Riedeman; Herman en Cor Haringa; Simon v. Es; Ali en Jopie Broers; Nelly Rotgans; Betsie en Nini Breel; Clazina en Cornelis v. Doorn; Ali Brouwer; Marietje Knol; Jan Komen; Bertha Don; Jennie Groen; Willem Delij; Rika Cornelissen, Coen, Frits, Neel en Tini Coster; Alida en Piet Kasten; Jan v. Bale; Annie v. Beveren; Bep Zomer; Jan Jacob Kasten, Loekie Jans sen; Beppie, Sientje en Hennie Korbee; Rie Kramer; Hendrik de Vries; Ria en Tineke Groothuis; Jan Boekei; Ria de Jong; Kees v. Vliet; Wim Weidema; Leni v. d. Mast; Grietje Rietvink; Alie en Wim Balijon; Ieke en Nellie de Lange; Mary Jurg; Loek en Leon v. d. Hal: Mies en Hubert Hirsch; Bali en Annie en Cor v. Bijnen; Marietje Ver beek; Tini v. Brederode; Jannie Aberson; Freek en Piet Bruul; Jan Geus; Jan Oud- kerk; Annie Janssen; P. Rietvink; Betty Bakker; Jo Don; Johan en Eduard v. d. Pol; Jan en Sina Wever; George Veer; Beppie Vink; Jantje ter Bruggen; Joop v. Dijk; Corrie en Jeanne Orijnus; Jan Bek; Coba Sasburg; Aukje en Age IJska; Dickie Don; Marie Johanna Hermans. Katrien en Katrientje waren twee jonge poezen, een grijswitte en een witgrijze. Hun twee „vrouwtjes" hadden dezelfde namen en stonden bekend als twee eerzame, nette naaisters. Vanzelfsprekend waren ze het meest geliefd bij de dames van het stadje, want naaien, dat konden ze goed. Ik her inner me nog heel goed, dat de twee naai sters, Katrientje en Katrien, de twee poes jes opnamen. Dat gebeurde zo. Kleermaker ïlampelman had een grote kat, die op een goede dag 2 kleine poesjes kreeg. In het begin vond de kleermaker dat wel aardig, maar na korte tijd bpgon hij ze lastig te vinden. Vooral dat eeuwige „miauw" begon hem de keel uit te hangen. Hij besloot ze dus te verdrinken. Dat vertelde hij aan juf frouw Katrien, toen hij deze op straat trof. Juffrouw Katrien had een medelijdend hart. „Laat me die katten eens zien", zei ze tegen Hampelman. Nu dat kon gebeuren. Toen juffrouw Katrien even later Hampel- man's huis verliet, droeg ze het grijswitte poesje in haar armen. Ze verborg het beestje in een klein kamertje, waar ze een bedje voor hem maakte en een schoteltje met melk neerzette. Merkwaardig genoeg, was het poesje heel stil en maakte zich klaar om te gaan slapen, wat juffrouw Ka trien een pak van 't hart was. Wat zou haar zuster Katrientje, die de baas in huis was, wel zeggen, als ze zag dat het gezin groter geworden was? Tot nu toe was ze nooit een kattenvriendin geweest, dat wist Ka trien maar al te goed. Op dit ogenblik werd juffrouw Katrien uit haar gepeins gewekt, want er kwam een klant, die de rekening betalen wou en een nieuwe blouse moest passen. Terwijl juf- trouw Katrien zo bezig was, deed juffrouw Katrientje boodschappen en kwam daarbij kleermaker Hampelman tegen. „Och, juf frouw Katrientje, zou U zich niet willen ontfermen over een klein poesje? Als U het niet neemt, moet ik het verdrinken!" Het zou zo gezéllig voor de beide dames zijn, meende de kleermaker. En warempel! dat vond Katrientje ook, toen ze het witgrijze poesje gezien had. Voorzichtig droeg ze het naar huis. Zjj voelde zich ook niet op haar gemak, maar om een andere reden, dan haar zuster. Zij, die vroeger zo'n katten- haatster was, was bang, dat ze door haar wispelturigheid, de achting van haar zuster zou verliezen. Vlug bracht juffrouw Katrientje het poesje naar haar slaapkamer, die naast de werkkamer lag, en maakte een bedje van een doos met watten erin. Ze durfde het zachte velletje van het poesje haast niet aan te raken. Toen haalde ze een schoteltje melk en daarna ging ze naar haar zuster, die nog altijd met haar klant bezig was. Toen die eindelijk verdwenen was, gingen de beide zusters aan tafel. Die avond was er een ongewone zwijgzaamheid tussen hen. De gebakken aardappels smaakten niet zo lekker als anders, omdat de beide dames erover zaten te piekeren, hoe zij over de aanwezigheid van een poes in huis, zouden beginnen. Juist wilde juffrouw Katrientje het woord nemen, toen uit de slaapkamer het klagelijk gemiauw van een jong poesje klonk. Terwijl het gezicht van Katrientje vuurrood werd, verbleekte het gezicht van Katrien. Ze keken elkaar sprakeloos aan. Katrientje vond het eerst haar soraak terug en vroeg half geërgerd, half verlegen. „Zeg 'es. heb jij misschien een poesje van kleer maker Hampelman opgenomen? Heb je dat heus gedaan, zonder mij eerst te vragen?" Katrien knikte en zette daarbij een ge zicht, dat haar zuster niet van haar ver wacht had en waarvan ze niet wist, wat te denken. Toen ging ze op haar gewone ener gieke toon door: „Maar hoe kom je daarbij, dat gaat toch niet!" „En waarom zou dat niet gaan?" vroeg Katrien, op een toon die haar zuster ook nog nooit van haar gehoord had. „Omdat ik ook een poesje meegebracht heb, dus moet er direct eentje weg. We kunnen hier toch niet opeens twee katten in huis hebben, wat zouden onze klanten wel zeggen?!" „Ik heb er niets op tegen, als jij jouw poesje weer terugbrengt", verklaarde Ka trien en keek haar zuster vechtlustig aan. Zoiets had Katrientje nog nooit meege maakt. Haar zuster durfde haar tegen te spreken! Haar eetlust was weg. Boos schoof ze haar bord weg en bromde:" Waar om zou ik mijn kat weggeven, waarom jij niet de jouwe?" het nodig is, vanavond nog!" riep Katrien uit en keek haar zuster met fonkelende ogen aan. „Omdat jij altijd zo'n kattenhaatster was, en altijd gezegd hebt, dat je zo'n beest niet over de vloer wilde hebben. Daarom!" „Sinds vandaag denk ik er anders over", antwoordde Katrientje. „Wees dus verstan dig en breng jouw kat naar Hampelman terug!" „Nee, dat doe ik zeker niet!" verklaarde Katrien en trommelde bij elk woord met haar magere vingers op de tafel. Toen zei ze: „Dit keer zul jij je zin niet krijgen, zo als anders, denk daarom! Mijn poesje blijft hier, of ik ga met het poesje weg en ga alleen wonen. Klanten krijg ik genoeg!" Nu stond Katrientjes mond van verba zing open. „Ja, zeker, dat doe ik, en als Op dat ogenblik begonnen de beide poes jes klagelijk te miauwen en de beide zus ters stonden op om in hun slaapkamers te verdwijnen. Maar even later verschenen ze weer, ieder met haar poesje op de arm. „Mijn poesje is toch zo'n mooi diertje dat we er allebei plezier van kunnen hebben", zei Katrientje en zette het witgrijze beestje voorzichtig op de grond. „Alsof het mijne minder mooi was en we daar minder plezier van zouden heb ben", zei Katrien en zette haar poesje even eens op de grond. Zoodra de twee beestjes elkaar zagen, rolden ze naar elkaar toe en begonnen zo leuk met elkaar te spelen, dat het een lust was om te zien. Onwillekeurig klaarden de gezichten van de beide zusters op. Ze keken dkaar weer wat vriendelijker aan en Katrien zei op verzoenende toon: „Het zou toch eigenlijk wreed zijn, om de diertjes van elkaar te scheiden." „Ja, en ze kunnen goed met elkaar op schieten ook. En.... en.... omdat we er allebei niet van scheiden willen, denk ik dat we ze maar zullen houden. Het valt me niet makkelijk je dit te zeggen, dat be grijp je zeker wel." „Dat begrijp ik heel goed, Katrientje," Jachte Katrien, maar ik geloof dat je ook nog op mijn voorstel, dat ik zal doen, zult ingaan!" „En wat is dat?" „We noemen de poesjes bij onze eigen r.aam en om dit heugelijk feit te vieren zet ik een lekker kopje thee en kook voor on ze poezen lekkere melk. Wat zeg je daar van?" Katrientje kon slechts knikken, zo ont roerd was ze. Toen juffrouw Katrien even later met de theepot binnenkwam, zat Ka trientje met de beide poesjes op haar schoot. Ze streelde de beestjes zo voorzich tig en keek zo vriendelijk op hen neer, dat Katrien haar eerst niet durfde storen en haar een kopje thee aanbieden. Maar toen zij dan eindelijk theedronken, kregen de poesjes een schoteltje melk en dronken samen uit één schoteltje. 49. De vrienden konden niets anders doen dan gehoorzamen, dus vergezelden ze de koningin door een netwerk van geheimzinnige gangen.. ..Dit lijkt wel de weg naar een grafkelder," fluisterde Perry. En zijn opmerking was dichter bjj de waarheid dan hij vermoedde. Tenslotte gingen er vlak voor hen twee deu ren open en het kleine gezelschap kwam in een groot vertrek, geheel uit rotsgesteente opgebouwd. Recht tegenover de deur zat een geweldige, eigenaardige gestalte op een troon van rotsblokken. Het lichaam was als dat van een mens, doch in plaats van een hoofd zat er een leeuwenkop op. „Begorra! en je zult naar het ding kijken. Zuiver goud!" ver klaarde Perry. „En een halsketting van ge weldige diamanten een sieraad zoals zelfs onze keizers nooit hebben gekend," mompelde Dr. Wong. Hij bleek veel meer opgewonden te zijn dan men van een kalmen Oosterling zou verwachten. Na hen gedurende een ogen blik door haar dichtgeknepen oogleden te hebben gadegeslagen, wendde de koningin zich tot haar „gasten". „Dit vertrek heet: De zaal der genoegdoening. Hier zien we de hei lige Panta, de vuurgod. En nu zult U zien, hoe Pantu afrekent met de vijanden van Ahtea!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 11