't HOEKJE OUDERS Xofr nooit! HET KARAKTER VAN NIEUWEDIEP De tuinen aan de Buitenhaven De dodaars VOOR DE De vacantie-regeling Menschenkennis Een van de mooiste deelen van Nieuwediep Is zonder twijfel de Buitenhaven. Als men bij het Havenplein op den Haven- dijk aankomt, strekt zich de haven met z'n ibijna altijd stroomend water voor u uit. Vlak in het front de Waddenzee, waarvan de gren zen slechts voor een klein deel te zien zijn in het silhouet van den afsluitdijk door het voormalige Amsteldiep en van het heuvel achtige en tamelijk boomrijke Wieringen. In de haven zorgen de verschillende vaartuigen voor een aardige stoffeering. De bedrijvig heid bij de Texelsche boot of bij de haring- Vletten kan het oog boeien. Op de ligplaats voor het modernste marine- materieel voor het Commandementsgebouw zal men doorgaans een lichten kruiser zien liggen of een kanonneerboot; daarna volgen de immer standvastige Emma en een bonte van alle mogelijke scheepstypen der navy. Door alle beweeglijkheid en verscheiden heid op het water zou het niet zoo verwon derlijk zijn als de partijen aan de landzijde niet die aandacht ontvingen, waar zij recht op hebben volgens hun kwaliteiten. Hier vindt gij n.1. den oudsten en best ver- Borgden tuin van het Noorderkwartier, in den zomer een weelde van groen en bloemen ten toon spreidend. De meer dan honderd jaar oude boomen, die de ruimte voor het Paleis omzoomen, geven het geheel een weelderig aspect. Ze reiken tot meer dan twintig meter hoogte en steken boven het massale directie gebouw uit. 't Is hier een dorado voor vogels. De tuin is tegenwoordig aangelegd volgens een rechtlijnig plan. Dit stemt goed overeen met den strakken lijn, die in het achterlig gende gebouw aangehouden is. N jfnTTFVt iSio Niet altijd is hier deze „natuurcultuur" te bewonderen geweest. Als wij heel oude af beeldingen in oogenschouw nemen, dan is hier in den omtrek niets van plantengroei te zien. Toch moet men direct na het ge reedkomen van het Paleis in 1827 reeds met het planten van de boomen zijn begonnen. Maar dit schijnt een bijzonder klein gewas geweest te zijn. Een Fransch schrijver, Le- peintre genaamd, die in 1828 Nieuwediep be zocht, zeide n.1.: „Deze boomen zijn de klein ste van de geheele wereld" en hg schreef dit toe aan den slechten onvruchtbaren grond. Nu, na honderd twaalf jaar, kannen wij wel zeggen, dat hij het met die onvruchtbaarheid niet bg het rechte eind had. Toch zijn de Planten hier niet uit den grond gevlogen". We kunnen dit zien op een teekening, die den toestand weergeeft van 40 jaqf geleden. De tuin was toen aangelegd met bochtige paden en prieelen. De heesters en boomen zien er nog vrij sprietig uit en hebben nog lang de tegenwoordige hoogte niet bereikt. Evenwel was deze tuin in het zeer boom- arme Den Helder van een halve eeuw ge leden reeds een ware oase. Op nationale feestdagen werden de randen der paren 's avonds met vetpotjes verlicht, hetgeen de tuin er fantastisch deed uitzien. Een verlichting met brandende oliepitjes is nu eenmaal levendiger dan die met electrische lampjes. Tegenwoordig bepaalt de illuimnatie zich uitsluitend tot de verlichte letters en het marineanker voor het tympannum van het Paleis. Het komt ons voor, dat eenige groote boo men op 't oogenblik bedreigd worden door ondergang, omdat om hun stam aarde is. opgeworpen voor pas gemaakte schuilplaat sen. Iepen kunnen daar niet tegen! De tuin van het Instituut. Deze is merkwaardiger om zijn historische stukken dan om zijn aanleg, hoewel ook hier de tijd door den groei der planten verbetering heeft bewerkstelligd. Hier dateert een en ander van 1869, toen het Instituut naar ontwerp van Corn Ouds hoorn werd gebouwd. Op een plaat van om streeks 1830, die ook hierbij gereproduceerd wordt is te zien, dat bp deze plek niets stond. Den meesten Nieuwediepers is het wel be kend, dat hier midden in het centrale perk de „mast van Van Speijk" staat en vier kanonnen van de vloot van De Ruyter, waarvan er twee zijn op gevischt in de Middellandscïie zee bij Palermo. Onder een ondercommando van De Haan gingen daar drie schepen verloren. Dit was in 1676 toen onze Republiek als bondge noot van Spanje in oorlog was met de Fran- schen. Zooals bekend sneuvelde De Ruyter in dezen zeeoorlog bg Syracuse. Vijf van deze kanonnen, waarbij er zijn, die reeds in 1617 en 1622 waren gegoten, zijn van de Italiaan- sche regeering overgenomen voor 25000 lire. Dit waren nog lires van 50 ct. en naar de geldswaarde van voor 1914. Naar tegenwoor dige waarde gerekend wellicht 30.000. Ons dunkt, dat deze prjjs niet te hoog is voor een voortdurende herinnering van het feit, dat de heeren Staten „Bestevaer" op zee stuurden met verouderd materiaal en waardoor zij, mede wellicht hun kundigste kapitein verloren. De hierop volgende tuin van het Hospitaal met die van de cantine vormen de afsluiting van deze Nieuwediepsche „gordel van sma ragd", een mooi stukje tuinaanleg, waar wg door deze regelen nog eens de aandacht op wilden vestigen. Binnenkort zal het er weer lentefeest zgn: dè meidoorn in bloei, de kaar sen aan de kastanjes, de boomen getooid met jong groen. Dit alles zal weer veel wande laars trekken, die hun hart kunnen ophalen met het bezien van deze periodieke vernieu wing in de natuur. 'n Natuurhistorietje. Altijd wanneer we met de compagnie uit rukten en halt hielden om te rusten bij het breede kanaal was hij aanwezig, de kleine, donkere bijna zwarte sinjeur. Ook toen het al diep in den herfst was. de boomen kaal en somber in den nevel stonden, het water kou der en kouder werd, de wormpjes, kevers en slakken schaarsch werden en de kikkers en salamanders de winderslaap begonnen, zagen we hem nog steeds. Als een miniatuur tor pedo schoot hij dan 't water door als hij er vandoor ging, dat het water hoog opschuim de en alleen z'n kop te zien was en dook dan plotseling met 'n vlugge beweging on der, terwijl 'n steeds grooter wordende kring achterbleef op het eerst rimpeüooze water oppervlak, tot het weer verbroken werd door dat hij een stuk verder opdook. Maar toen we op 'n kouden morgen weer rust hielden bij het kanaal, zagen we de dodaars niet tusschen de langsdrijvende ijs- schotsen. Het was hem toen toch te bar geworden en hij had zeker de wijk genomen naar 't Zuiden. Misschien hield hij toen al een razzia onder de, donderpadjes in de Do- naumoerassen, of was hij toen al op jacht naar vette salamanderlarven ergens in Grie kenland of in Klein-Azië. Wie zal 't zeggen? We hebben hem goede reis en veel geluk gewenscht, want we zullen hem wel niet terugzien,' voordat de hoefblad-zonnetjes weer tusschen 't groene, jonge gras stralen, smeer- wortel en distel den grond uitstoelen en de kieviten joelend boven de groenende weiden schermen, als de wulpen in trage vlucht bo ven de nog grauwbruine duinen hun jodelende voorjaarsroep laten hooren en de blonde lentewolken weer voorttrekken boven het Hollandsche polderland, waar de leeuwe riken zingen. Op zoo'n morgen hoort de brievenbesteller, die z'n eerste bestelling gaat rondbrengen, een geweldig lawaai op 'n breede tochtsloot, waarlangs de frisch-groene dolken van het riet al omhoog beginnen te prikken. Van schrik verliest hij z'n stuur en komt naast den weg in den modder terecht, waar hij mepperend uit opkrabbelt. Intusschen is het lieve leven achter het riet doorgegaan, 't Is daar 'n gevrg van jewelste. Ze maken elkaar het hof op 'n geweldige manier, de twee dodaarsjes. Zij bewondert de prachtige kas- tanje-bsuin-roode zijden en wangen van zijn kop en z'n mooie helder geelgroene snavel en hij maakt haar luidruchtige complimentjes over haar mooie roodbruine oogen en satijn- witten onderkant, dat het zoo klinkt. Vervol gens trekkebekken ze eens een tijdje, pluk ken wat en dan gaat zij er ineens op 'n aller liefste manier vandoor, waarop hij enthou siast ingaat en dan zitten ze elkaar na, dat het water schuimend opspat. Zoo gaan de wittebroodsweken voorbij. Maar gaandeweg worden ze toch minder luidruchtig en minder enthousiast; er zijn andere zorgen gekomen. Dagen lang is er gebouwd aan een nest in 'n prachtig verscho len hoekje in een bocht van de breede tocht sloot, waar de fonteinkruiden, waterranon kels en allerlei waterplanten en vieren war rig dicht dooréén groeien. Een drijvend eiland wordt het, van halmen en stengels. In men- schenoogen 'n vieze, mufstinkende hoop rot tende plantendeelen, nat en broeiend. Maar wij menschen zien de dingen vaak totaal ver keerd. In de oogen van het dodaars-paartje is het zeker het prachtigste nest. dat ooit door dodaarzen gebouwd is. In dit nest komen nu de zes eieren, die eerst 'n witte kalktint hebben, maar er al gauw slikgroen en vuil bruin uitzien door het liggen in die vieze, natte plantenmodder. Dat hindert echter niets, want door die donkerder kleur nemen ze des te meer warmte op. En dat is nu juist van belang. Het wijfje zoowel als het mannetje moeten namelijk veel visschen om aan den kost te komen vóór ze nu ter vis- scherij of op de jacht gaan, vegen ze met hun lob-pooten eerst nog een massa van die natte plantenboel over de eieren heen. Zoo ligt dat heele zaakje nu maar uren in de zon te rotten, te gisten en te broeien, zoodat het nest zelf broeit, 't Is net een hooikist. De eieren koelen dus nooit af en zco kan het niet missen of na drie weken rollen er 'n stel alleraardigste dodaars-peuters de wereld in, die nu de grootste schat van de dodaarzen vormen. En ze zijn ook allerliefst, die paar duim groote dodaars-kinders in hun zwarte bruingestreepte pyamatjes, en ze zijn zoo vreeselijk verstandig. Nu ja, de eerste dagen zetten ze nog wel eens een dom gezicht als ze bij het omhoog duiken verward raken in de algen of waterplanten. Maar hoe handig loopen ze al direct over de bladeren en drijven de waterplanten. Zindelijk zijn ze al gauw, de kleintjes. Met hun groote roeivoeten poet sen en krabben ze 't donzen pakje schoon, desnoods als ze moe zijn op den rug van vader of moeder. En als de kieviten of de tureluurs, die op de omliggende velden nesten hebben, lucht alarm slaan om een of andere reden, dan verschuilen ze zich tusschen rietstegels en waterplanten of, als ze in een open water zijn, duiken ze doodeenvoudig onder en zor gen dan wel boven te komen, daar waar het riet dicht is, of veel waterplanten dicht door een groeien. Al heel gauw hebben ze ook in de gaten hoe ze bloedzuigers het beste pak ken en hoe goed eigengevangen slakken, kik- kervischjes en jufferlarven smaken. En vóór de zomer vol is, zitten ze in de veeren en be ginnen ze elkaar ook al op echte kinderlijke manier het hof te maken. Maar als de bonte, kleurige zomerbloei ge daan is en de dagen guur worden, als de wei den gelen en de bladeren gevallen zijn, als de tafel niet zoo maar gedekt is, zijn ze in een donkeren nacht verdwenen, naar het warme Zuiden, waar de kevers en slakken vetter zijn dan hier en waar het goed is te zijn. J. K. S. Een zeer belangrijk onderwerp. Niet alleen voor kinderen, de onderwijzers en de ouders, maar ook voor allen, die in eenigerlei verband staan met de exploitatie van gelegenheden voor het doorbrengen van vacanties. Ik denk dan ook aan de spoorwegen, de eigenaars van autobussen, van hotels, enz. enz. Dit jaar valt Paschen zeer vroeg en het ziet er naar uit, dat het wel eens een witte Paschen zou kunnen zijn. Er zijn stemmen opgegaan om een wijziging te brengen in dc vacantieregeling. Het is misschien velen uwer reeds bekend uit de dagbladen, dat het Col lege van Curatoren van het Kennemer Ly ceum naar aanleiding van een ingekomen verzoek om advies van de Kamer van Koop handel betreffende de voorstellen van de Di rectie dér Nederlandsche Spoorwegen om de Nederlandsche vacanties uit te „spreiden" tot den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gewend heeft met een uit voerige memorie inzake de vacanties. Een belangrijk aandeel hierin had Dr. Jac. P. Thysse de man van Texel! Hij staat reeds jaren de gdachte voor, dat het cursus- begin voor Middelbare, Hogere en Lagere scholen in het voorjaar zou moeten val len en niet in den nazomer. In dezen tijd toch is het meestal zeer warm, er wordt veel aan sport gedaan, de zomertijd oefent invloed uit, enz. Wanneer in deze ongunstige dagen de leerlingen nog „geplaagd" worden met re petities voor het eindexamen, dan loopt de maat over! Dr. T-hijsse wil nu een volgende regeling: 1. Een behoorlgke Kerstvacantie. 2. Een voorjaarsvacantie van vier weken. 3. Een zomervacantie van vijf weken. 4. Een herfstvacantie van één week. De schoolweken zijn dan respectievelijk: 12 in het voorjaar, 11 in den zomer en 17 in het najaar. Daar Paschen, Pinksteren en Hemelvaarts dag niet ieder jaar op dezelfde tijdstippen vallen, zouden deze dagen extra vacantie- dagen zijn. Het voorstel ziet er aanlokkelijk uit! De vraag is echter: hoe denken de ouders er over? Om hier athter te komen, is door de redac tie van het Tijdschrift „Onze Kinderen en Hun Toekomst" een enquette uitgeschreven. Wanneer er onder de lezers van deze hoekjes ouders zijn, die ook hun meening willen ken baar maken, ben ik gaarne bereid hun een invulformulier te doen toekomen. Een naam kaartje met adres is voldoende. Men gelieve het naamkaartje in te zenden aan „Oveeka", Redactie „De Heldersche Courant". Binnen enkele dagen ontvangt men dan een formulier. Nog deel ik mede, dat men het plan een voudig kan afkeuren door tegen in te rul len en dat men zijn instemming kan betuigen door in te vullen voor. Natuurlijk zal een motiveering op prijs ge steld worden. Ik acht het van zeer veel belang, dat velen aan deze enquette medewerking verleenen. Het is een hoogst belangrijk onderzoek naar een zeer belangrijke zaak! Men zende dan ook onverwijld zgn naam kaartje in! SC*. Hoewel het vraagstuk van de tucht nog niet geheel en al afgehandeld is, besloot ik dit probleem voorloopig weer te laten rusten. Men zal in de dagbladen hebben gelezen, dat het probleem weer zeer actueel geworden is. Vooral de toenemende tuchteloosheid der jonge kinderen in de oorlogvoerende landen veel aandacht wordt gewijd aan de ge- evacueerde Londensche jeugd! heeft het vraagstuk weer midden in de belangstelling geplaatst. Voor onze lezers zullen de laatste bijdra gen dan ook ongetwijfeld verhelderend gewicht hebben. Ik meen goed te doen, thans enkele weken achtereen uitspraken weer te geven van ver schillende paedagogen uit diverse landen. Hier volgen de eerste citaten: Dr. C. N. Starcke: „Mijn persoonlijke erva ring is, dat de kinderen van hun prille jeugd af gewend aan opmerken, zelf oordeelen en het uitoefenen hunner verstandelijke vermo gens, eenigszins de geschiktheid verliezen de voorgeschreven taak van buiten te leeren, doch daartegen koener worden in hun pogen kennis te verwerven, waarvan zij de nood zakelijkheid gevoelen; ze worden dan toe gankelijk voor de vreugden der werkzaam heden des verstands. Deze kinderen zullen niet veel zondigen; hen straffen is onnoodig, want gebrek aan bedachtzaamheid en oor deel, hun jeugd eigen, zijn de eenige oorzaak. Voor hen is het goede gedrag als een plicht jegens henzelf; geen willekeurige meester stelt hun wetten. Natuurlijk kunnen die kin deren zich tenslotte denkbeelden over de moraal vormen eenigszins afwijkende van die van den meester. Doch wij moeten er niet naar streven mo reel dubbelgangers te vormen. Tevreden zijn we met 'de waarachtige overtuiging, leerlin gen af te leveren, die niet vreugde 's levens aderen voelen kloppen, de menschheid lief hebben en anderer meening waardeeren en eerbiedigen, wat uitstekend samengaat met den vasten wil, om hun leven zelf te regelen." Een chique etablissement, dat een combi natie vormt van dames-kapsalon en schoon heidsinstituut. In één van de twaalf cabines zit een ver welkte zorgvuldig opgemaakte vrouw van on- bepaalden leeftijd. Ze kijkt met groeiende on tevredenheid in den spiegel voor zich naar het beeld van het tengere assistentje dat bezig is, haar haar te onduleeren. Juffrouw Ina ziet bleek, zij is moe en heeft verdriet. „Pardon Mevrouw", prevelt zij be leefd terwijl zij zich bukt om de kam op te rapen, die zij heeft laten vallen. De cliënte neemt haar face-k-main op, die op de .toilettafel voor haar ligt, en keert zich om teneinde Ina misprijzend te fixeeren. „Juffrouw, wat doet U nü weer? Zoo on handig als U vandaag is, 't is meer dan bar, ik wil beslist voor mijn gelaats-massage een andere assisente hebben. En die golf rechts is ook heelemaal niet naar mijn zin. Kamt U die uit en begint U opnieuw". Een goeiende blos stijgt naar de wangen van het meisje, als ze driftig de juist opge raapte kam neergooit en uitbarst: „Ik zal U direct een andere assistente zenden. En die golf zit goéd, maar al was dat niet zoo, U heeft tóch een gezicht waar niemand een se conde langer dan noodig is naar zou kijken". Tranen verstikken haar stem als ze wegholt. Ze heeft nog voldoende besef om in 't voorbij gaan een collega op de schouder te tikken en te fluisteren: „Greet, help jg Mevrouw v. Kam pen verder, cabine 9. Dan gaat ze de zitkamer van de assistenten binnen en valt neer op een divan, geen aandacht hebbend voor de jongste van de eigenaressen van de zaak, die in een hoek van het groote vertrek zit te schrijven. Ina snikt nog, verbeten en krampachtig. De lange vrouw aan de schrijftafel staat op en loopt kalm naar den divan toe, legt een hand op Ina's schouder en vraagt vrien delijk: „Ina, kindlief wat is er?" Ina's behuilde oogen zien haar verwezen aan, en haar kleine vuist verfrommelt haar nat zakdoekje tot een prop als ze stamelt: „Ontslaat U mij maar, 't is afgeloopen met me. Vandaag heb ik eerst het oor van Me vrouw de Greef verbrand bij het onduleeren. Bjj Mevrouw van Eist heb ik de heele mani cure-doos laten vallen en nu heb ik Mevrouw van Kampen beleedigd. Gerda Delano zit rustig op een punt van den divan. Zij belt eerst, en verzoekt het binnen tredende dienstmeisje om thee te brengen. Zoodra zij weer alleen is met Ina, vraagt zij bedaard: „Wat heb je gezegd tegen mevrouw van Kampen?" „Dat het niets gaf hoe haar golf zat, want dat ze toch een gezicht heeft, waarnaar men geen seconde langer kijkt dan noodig is", zegt Ina eerlijk, tusschen twee snikken door, Gerda onderdrukt met moeite een glimlach. „Dat was heel ongepast", zegt ze dan, „en heel menschelijk. Mevrouw van Kampen kan zeer onaangenaam zgn, en jij hebt verdriet naar ik meen te weten over je verbroken ver loving, is het niet zoo. Ik wil niet onbeschei den zijn, m'n kind, maar Ina bet haar oogen. „U bént niet onbeschei den. Ja ik heb verdrift, en daardoor kan ik al die kleine vitterijen niet verdragen waar ik anders om lach", „Ik begrijp het" zei Gerda, en zwijgt ver der nadenkend terwijl zg de inmiddels binnen gebrachte thee inschenkt en Ina een kopje aanreikt. Tenslotte zegt zij: „Zou je een paar dagen vacantie willen hebben?" „Neen, och 't is erg vriendelijk van U maar als ik niets te doen heb, ben ik bang dat ik nog meer ga tobben. En nu krijg ik niets te doen, want ik word natuurlijk ontslagen". Het kopje beeft in Ina's hand en er drei gen opnieuw tranen. Juffrouw Gerda neemt het kopje van haar over en fegt: „je wordt niet ontslagen, je bent een goede werkkracht en het is begrijpelijk dat je door Je verdriet even je zelfbeheersching verloor. Maar ik zal de eerste dagen de cliënten wel uitzoeken, die jg behandelt. Blijf nu maar een uurtje lustig liggen. Om half 6 komt die aar dige oude Mevrouw' van Geen voor een een voudige behandeling, shampoo en water golf. Zou je dat aandurven?" „Ja, o ja, en dank U", fluistert Ina dank baar, „Maar hoe moet dat nu met Mevrouw van Kampen?" „Ook dét maak ik in orde", zegt juffrouw Gerda opgewekt „Blijf jij nu maar rustig liggen ik zal je een eau-de-cologne compres laten brengen". Met een vriendelijk knikje gaat ze heen, regelrecht naar de cabine van Mevrouw van Kampen. Ze excuseert Ina, soepel, tactvol. „Juffrouw Ina liet zich wel zeer verontschuldigen, zg had ontzettende hoofdpijn en koorts, en had niet meer geweten wat zg zei. Mocht zg, juffrouw Gerda, Mevrouw een gratis monrterfleschje aanbieden van het nieuwste parfum? Perle d'Azur, zóó uit Parijs". Mevrouw van Kampen, die zeer gierig was, wilde de excuses, tezamen met het duur- uitziende fleschje parfum, „voor ditmaal" aan vaarden, aangezien zij moeilijk het laatste kon meenemen en de excuses weigeren. En juffrouw Gerda lachte fijntjes. Toen de laatste aan tafel haar zuster sprak, die 's middags uit was geweest, vroeg deze: „Wat hoorde ik voor een drama van Greet? Mevrouw van Kampen zou nooit meer aan de zaak komen en Ina zou wel weggestuurd wor den. Wat was er toch?" Gerda vertelde alles op haar onopgesmukte, onbewust-humoristische manier. Toen ze uitgesproken was, zei haar zuster half-lachend, half-bewonderend: „Gerda, je bent een wonder!" „Ach neen," antwoordde Gerda, „ik heb al leen menschenkennis!" Nadruk verboden, Pr. Jos de Cock,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 13