HET MODEL
Oorlogscorrespondenten
Wat zullen we eten?
vroeger en thans1
Een nieuwe Lente, een nieuwe
Hoed!
Zaterdag 2 Maart 1940
Vierde blad
Kaassaus is voedzaam
Is het uit de „hofvleiers"
van het westelijk front
geen nieuws
Gekleede
van
bont
en
kalfs-
middagschoentjes
Van poëzie en proza
Toen Lodewijk XIV van Frankrijk zijn
veldtocht tegen Nederland begin, in 1672.
gingen er niet het Fransche leger ook „oor
logscorrespondenten" mede. Deze oorlogs
correspondenten behoorden tot het gevolg
van den koning en konden dus allerminst
schrijven wat ze wilden. Onder heh waren
Kacine en Boileau.
Ook Goethe was „oorlogscorrespon
dent", toen hij den hertog van Wei-
mar volgde gedurende den veldtocht
in Frankrijk, al schreef hij dan
eerst veel later zijn ervaringen en
In de beschrijvingen van het oorlogsterrein
jn Europa lees ik nu en dan de namen van
oorlogscorrespondenten, die 'k als collega's in
vroegere oorlogen gekend heb, o.a. die van
de Fransche oorlogscorrespondenten Eduard
Helsev en Jerome Tharaud, waarvan de
laatste vermoedelijk wel de oudste oorlogs
correspondent is, die aan het front vertoeft.
Zeker is hij de correspondent, die de meeste
oorlogen medemaakte. Jerome Tharaud, die
sedert korten tijd lid is van de Académie
Frangaise. woonde o.a. den RussischJapan-
schen oorlog in het begin dezer eeuw bij.
Later was hij oorlogscorrespondent in den
eersten en tweeden Ralkan-oorlog, in den
■wereldoorlog 19141918 en in den oorlog in
'Abessinië. Hij heeft zeker zijn half dozijn
oorlogen vol.
Ik benijd hen niet.
Deze oude kennissen vertoeven
thans aan het Westfront en ik be
nijd hen niet. Een stellingoorlog is
niet zeer belangwekkend voor oor
logscorrespondenten. Verrassingen
zijn er bijna onmogelijk en het le
ven is re geregeld als in een groote
werkplaats. Steeds staat men er on
der controle van stafofficieren en
vrijheid van beweging heeft men er
niet.
Nadat Polen onder den voet was geloo-
•pen, vormde ik het plan naar Finland te
vertrekken, daar het me reeds in October
duidelijk werd, dat Rusland ook tegen het
kleine Finland iets ondernemen zou. Ik
verwachtte echter van Russische zijde geen
opening der vijandelijkheden voor het late
voorjaar, tweede helft van Mei, als de
sneeuw gesmolten en de aarde min of meer
gedroogd zou zijn. De Russische generale
staf achtte den Finschen winter evenwel
geen bezwaar, waarmede hij een ernstige
fout begin, waarvoor duur betaald moet
worden. In etb egihn van December vroeg
ik een visum aan voor Rusland. Ik wilde
per Transsiberischen spoorweg de reis ma
ken naar Estland of Duitschland om van
daar Finland te bereiken.
Moskou antwoordt niet.
De beslissing over een doorreis-visum voor
Rusland ligt echter te Moskou en om de
zaak te bespoedigen stortte ik het noodige
geld teneinde de visum-aanvrage telegra
fisch af te werken.
En nog steeds wacht ik op een
gunstige beschikking, die vermoede
lijk wel niet meer komen zal. Het
bezwaar zal wel zijn, dat ik reeds
vroeger, voor de revolutie, in Rus
land vertoefde. Nu de zaken aan
het frqnt voor Rusland zeer slecht
loopen, zal men er toch niet veel
neiging gevoelen journalisten toe te
laten.
Elke regeering en elke legeraanvoerder
Haat gaarne aan oorlogscorrespondenten „ze
gevierende toepen" zien. Van verslagen troe
pen worden journalisten angstvallig verre
gehouden.
Julius Caesar als oorlogecorres
pondent.
Het vak van oorlogscorrespondent is zeer
oud en ouder dan de journalistiek, want
reeds voor het bestaan van nieuwsbladen
ware er oorlogscorrespondenten, die hun
ervaringen opteekenden en later in het licht
gaven. Ze deden dat uit beroep of uit lief
hebberij. Hun verslagen kon men beter ver
trouwen, dan de herinneringen, die vechten
de generaals later neerschreven, want die
generaals bleken meestal te partijdig, wat
te begrijpen is, daar zij in hun boeken en
herinneringen er meestal op bedacht waren
zichzelf in een zoo gunstig mogelijk licht
te stellen. Julius Caesar verkeerde in zijn
werk „De oorlog in Gallië" min of meer in
dat geval.
De eerste oorlogscorrespondenten waren
geen „dagbladschrijvers", maar „geschied
kundigen", wat ten slotte de oorlogscorres
pondent,dagbladschrijvers ook min of meer
zijn.
Van journalist tot generaal.
Als de voorvader van de oorlogscorres
pondenten zou men kunnen beschouwen
Xenophon, die ruim vierhonderd jaar voor
onze jaartelling met een leger Grieksche be
roepssoldaten op expeditie uittrok naar
Azië. De generaal dezer Grieksche krijgslie
den was zijn vriend Proxene.
Deze eerste oorlogscorrespondent bracht
het heel ver, want hij keerde terug als ge
neraal van de troepen, waarmede hij als
„oorlogscorrespondent" was uitgetrokken.
Na allerlei tegenslagen en een muiterij on
der de troepen werd hij. zeer tegen zijn zin.
tot bevelhebber uitgeroepen.
Xenophon werd het hoofd der wereldbe
roemde „tienduizend Grieken die hij onder
ongelooflijke ontberingen door Anatolië te
rug wist te brengen naar het vaderland. De
Duitsche dichter Heinrich Heine herinnert
in zijn „Noordzee-cyclus" aan deze tiendui
zend Grieken, waar hij in den aanvang
schrijft: „Zijt gegroet gij eeuwige zee: zijt
gegroet uit juichend harte, zooals eens u
begroetten tienduizend Griekenharten, naar
huis verlangende wereldberoemde Grieken
harten."
De geschiedenis van deze tocht der „tien
duizend" heeft Xenophon nedergelegd in
zijn geschriften.
Er is nog een Grieksch oorlogscorrespon
dent van voor onze jaartelling, doch deze
door Herman van Schaick.
AI langer dan een half jaar had hij het
onafgewerkte doek in een hoek van zijn
atelier staan. Hij had er eigenlijk niet eens
meer naar omgekeken, ofschoon het een der
dankbaarste scheppingen uit zijn kunstschil
dersloopbaan was.
Maar het portret was niet af. Hij kon niet
slagen in de voltooiing van de vrouwenfi
guur, waarvoor hij al zoo lang naar een
paar „passende" handen zocht.
't Was moeilijk en hij wilde niet verder
gaan aan dit doek, voor hij gevonden had
wat hij zocht.
Een paar dagen geleden was het hem ge
gaan alsof hij plotseling de vrouwenhanden
zag, die zijn doek tot model moesten dienen.
Het was op het postkantoor, waar, hééle-
maal vooraan, in een lange rij van men-
schen, een oud moedertje stond. In haar
gerimpelde handen, welke zij op den rand
van het loket liet rusten, hield ze een pa
piertje.
Getroffen had hij naar die handen geke
ken, terwijl hij aan het naastgelegen loket
zijn beurt afwachtte.
Hij dacht aan zijn nog altijd niet afge
werkte portret en werd nerveus bij 't zien
van de drie menschen die voor hem waren.
Zou hij haar vragen, voor hem te posee
ren?
Dat ging .Joch niet. zoo maar? Hoewel...
ze zag er heel armoedig uit en wellicht zou
ze iets willen verdienen
Maarwat zou ze wel zeggen
Het leek hem of haar smalle, gerimpelde
gezichtje met de matte oogen, veel ver
driet verrieden.
Hij overwon zijn-vrees en liep haar na.
Zou hij haar aanspreken? Hij weifelde. Op
korten afstand volgde hij de vrouw, die
kennelijk geen oog had voor wat er op
straat gebeurde.
In gedachten liep ze voort, bleef nu en
dan even staan en ging dan weer verder.
Bij een nauw straatje gekomen, liep ze
daar binnen en hield stil voor een klein
huisje in een armoedige buurt. Zou ze
daar wonen?
Nu durfde hij toch niet verder gaan. Hij
zag haar in het huis gaan. Toen keerde hij
weifelend op zijn schreden terug en ging
eveneens naar huis.
Een paar dagen later had hij een besluit
genomen. En zoo was hij wederom op weg
naar het kleine huisje van de oude vrouw.
In tegenstelling met den vorigen keer,
heerschte er nu groote drukte. Pratende
vrouwen en spelende kinderen vulden het
straatje. Zonder bepaald op te willen vallen,
kuierde hij het buurtje in en trachtte wat
van de gesprekken op te vangen. Er scheen
toch iets gaande te zijn.
Natuurlijk had men „de meneer" gauw in
de gaten,' en werd hij aangekeken met
oogen, die schenen te vragen, „wat moet die
hier?"
Hij maakte duidelijk bij wie hij wezen
moest.
(door onze Kookspecialiste.)
Brusselsch lof met kaassaus en hardge
kookte eieren.
Aardappelpuree
Maizenapudding met sinaasappelsaus.
Verschillende groentesoorten kunnen met
kaassaus gecombineerd worden, b.v. Brus
selsch lof, bloemkool, koolraap, schorsenee-
ren, andijvie, koolsoorten enz.
Daar kaas een groote* voedingswaarde
heeft (ook de magere kaas die meestal goed
koop is) en bovendien smakelijk is, verdient
het aanbeveling om met deze saus de zoo
zeer gewenschte afwisseling in de bereiding
der groentesoorten aan te brengen.
De verhouding voor kaassaus is:
V2 L. melk, 40 gr. (4 afgestreken eetlepels)
tarwebloem, 40 gr. (2 afgestreken eetlepels)
boter, 100 gr. (1 ons) geraspte ^kaas; iets
zout.
Op een zacht vuur wordt de boter met de
bloem tot een gelijkmatig mengsel geroerd,
de boter mag niet bruin worden. Vervolgens
voegt men er onder roeren, bij kleine scheut
jes de melk bij, en laat de saus telkens even
doorkoken tot ze mooi gebonden is. De ge
raspte of gemalen kaas wordt door de saus
gemengd en zoo noodig wordt nog een wei
nig zout toegevoegd.
Het Brusselsch lof is in zijn geheel in wa
ter met zout gaar gekookt. Men laat het
op een vergiet of schuimspaan goed uitlek
ken en legt de struikjes dan op een, van te
voren verwarmde schaal. De kaassaus wordt
erover heen geschonken.
Op dezelfde platte schotel wordt de aard
appelpuree met behulp van een paar lepels
of een deegspuit, netjes opgedaan.
Het geheel wordt gegarneerd met doorge
sneden hardgekookte eieren. Als men 1 ei
per persoon rekent en de voedingswaarde
der kaas erbij optelt, komt dat ongeveer
overeen met de voedingswaarde van een
portie vleesch voor één persoon.
Kaassaus kan ook uitstekend gebruikt
worden om restjes groente in op te warmen,
waardoor de smakelijkheid en voedzaamheid
belangrijk verhoogd wordt.
Een der vrouwen nam hem in vertrou
wen en vertelde, dat „de goeie ziel" dood
was. 't Zal pas gebeurd zijn... ongeluk me
neer, overreje door een auto. Wilt U d r
soms nog zien? Zeker familie hè?"
Zonder dat hij het wist, stond hij eenige
oogenblikken later aan het doodsbed van
de vrouw, die hij nog maar een paar dagen
kendë.
Wier naam hij niet wist, van wie hij al
leen maar gedacht had dat ze veel verdriet
moest hebben, en van wie hij overtuigd was,
dat haar handen zijn doek konden voltooien.
„De arme ziel", zei de vrouw, „nou is ze
uit haar lijden. Ze heeft zooveel geleden
meneer. Eerst een dronken man naar het
kerkhof en van haar kinderen heeft ze ook
al niet veel plezier. De oudste xis vanmorgen
weer voor een „krakie" opgepakt... Ze had
zoo graag iets willen verdienenmaar
op haar leeftijd."
Beduusd bleef hij staan. Het verhaal had
hij maar half gehoord. Hij zag de handen
van de vrouw. Diezelfde handen, die hein
een paar dagen geleden nog fascineerden,
die hem inspireerden tot hervatting van zijn
onderbroken arbeid.
Nu leefden ze niet meer, nu inspireerden
ze niet meer
Hij keerde zich zwijgend om en verliet
de schamele woning en zocht troost op zijn
atelier, waar hij het onafgewerkte doek op
borg, voorgoed
indrukken.
De oorlog in beeld.
Zorg dat hij ze bij de hand heeft,
want als hij 'n kou heef^evat,
zich koortsig en grieperig voelt,
dan knapt 'n "AKKERJ'JE" hem
in één nacht weerheelemaalopl
De heelecom'pie gebruikt ze bij
hoofdpijn, kiespijn^rheumatiek.
&g Neöfoi&ituiscAe. <Pyns£c£&i
Zooals er „oorlogscorrespondenten" waren,
voordat er nieuwsbladen bestonden, zoo
waren er ook menschen, die den oorlog in
beeld wedergaven, voordat de fotografie
toestellen waren uitgevonden. De» twee be
roemdste voorgangers van de oorlogspersfo
tografen waren wel de Spaansche schilder
Goya, die in het begin der vorige eeuw
leefde en de Fransche schilder Mehsonnier,
die ooggetuige was o.a. van den Krimoorlor;
In liet Prado-museum te Madrid hehonren
de oorlogstooneelen van Goya tot de aan
grijpendste doeken.
Voor de Fransche revolutie traden als
„oorlogscorrespondenten" bijna uitsluitend
op vrienden of dienaren van de al dan
niet vorstelijke legeraanvoerders. Deze „oor
logscorrespondenten" legden vooral nadruk
op de gevaren en ontberingen, die ze uit
hadden moeten staan en met smaak ver
telden ze van hun angst en verschrikking.
Door hun ontzettende beschrijvingen brach
ten zei immers tegelijk hulde aan den moed
en het uithoudingsvermogen der legeraan
voerders, van wie ze de gasten waren of in
wier dienst ze stonden. In vele gevallen
waren deze „.oorlogscorrespondenten" niet
meer dan „veld-hofvleiers", wier beschrij
vingen en uiteenzettingen slechts een be
trekkelijke waarde hebben voor de geschied
kundige wetenschap.
Fransche revolutie bracht ver
andering.
Na de Fransche revolutie, die zooveel in
de wereld wijzigde, kwam ook hierin veran
dering. Deze revolutie bracht in een groot
deel van Europa meerdere vrijheid van
drukpers en o.a. deze vrijheid deed het
courantenwezen een hoogere vlucht nemen.
Oorlogscorrespondenten stonden niet meer
in dienst van een legeraanvoerder of een
vorst, wien het er vooral op aan kwam,
eigen verdienste breed te laten uitmeten,
maar stonden in dienst van dagbladen. Ze
werden van „hofvleiers" min of meer on
partijdige, objectieve waarnemers. De mo
derne oorlogscorrespondent werd dus eerst
in de vorige eeuw geboren.
J. K. BREDERODE.
Als de Lente in aantocht is, verlangt iede
re rechtgeaarde vrouw naar een nieuwen
hoed! Een nieuw dopje is voor haar het
symbool van het voorjaar en de bontge
kleurde gevallen op de standers achter
de blinkende spiegelruiten vertegenwoor
digen voor haar minstens evenveel lente-
poëzie als de gele en paarse crocusjes, die
hun broze kopjes boven de donkere aarde
uitsteken. Doch ook in de modewereld is
het niet alles poëzie! Want om zoon „hoed
als een gedicht" je eigendom te kunnen
noemen, moet je geld hebben! En dat is
het prozaGelukkig kunnen we een
compromis vinden tusschen proza en poë
zie, het is een oud, welbeproefd compro
mis: n.t. van het oude nieuw maken! In
de huidige modellen zoowel van japon
nen als hoeden bespeurt de scherpzin
nige vrouw zelfs een tendenz naar zui
nigheid, want zijn er niet de jurken met
ingezette passen, anders-gekleurde mou
wen, 0[>gestikte rokstukken, worden er
niet overgooiers en bolero'tjes gepresen
teerd, die a.h.w. „geknipt" zijn voor de
combinatie oud-nieuw? Met als resultaat:
heelemaal nieuw? Zoo ook met de hoed
jes! Zie maar nevenstaand charmant en
uiterst modern voorjaars-trio. Herkent U
in het bovenste snufje uw ouden groenen
vilthoed, nu deze verknipt en gegarneerd
is met een bonte veer? Zou ook Uw meest
jaloersche vriendin veronderstellen, dat
het middelste hoedje „uit de oude doos"
komt? Slechts een met bloemen versierd
haarnetje volbracht dit wonder! Kan
iemand tenslotte denken, hoe de met ve
ren getooide helm eens bij een winterman
tel behoorde? Neen, niemand, zeg ik U...
Maar wie de geheimen der modiste niet
kent, wie niet een beetje waagt, die doet
beter zich naar den hoedenwinkel te be
geven, wat overigens wél zoo prettig is...
LEONTINE.
is minder sympathiek, daar hij min of meer
een landverrader was en met de Romein-
sche legioenen medetrok. Hij woonde o.a.
de verovering van Carthago bij door
„Scipio den Afrikaner", zooals Petrarca
hem noemt.
De groofen der aarde begeleid
door geschiedschrijvers.
Ook Alexander de Groote had zijn geschie
denis schrijvende „oorlogscorrespondenten".
Bij de Romeinsche legioenen van Julias
Caesar in Gallië bevonden zich eveneens
„oorlogscorrespondenten", waarvan de meest
beroemde zijn Horatius eP Cicero.
In de Middeleeuwen ontbraken bij de kruis
tochten de „oorlogscorrespondenten" niet.
Een der meest vermaarde was Joinville, die
den F'ranschen koning Lodewijk den Heili
gen begeleidde.
Onze oorlogscorrespondent J. K. Brederode
tijdens zijn verblijf in lndië met een nichtje
gefotografeerd.