oiinisterieele verantwoordelijkheid Tante Pos is vernuftig De „verhuizer" van Nijenrode weer op pad Honderd jaar Proefproces tegen de Holland-Amerika Lijn 1840 bracht het begin van groote 9 Staatkundige hervormingen Ook een eenw „Indische Begrootingen" België-Nederland wordt niet uitgezonden Post per handkar over het ijs Onze parlementaire correspondent schrijft ons: Een eeuw geleden, In 1840, woelde en gistte het op staatkundig gebied in Europa, óók in Nederland, dat nog zwaar gebukt ging onder de gevolgen van den Belgischen vrijheidsstrijd. De oude, vergrijsde, teleur gestelde Koning 'Willem I had immers sinds 1830 met grimmigheid verzet gebo den tegen de afscheiding van het Zuidelijke deel der Nederlanden, zoodat acht jaar lang een verwarden toestand heerschte. Want eerst op 19 April 1839 werd de afscheiding definitief bevestigd, terwijl het Londensche tractaat van 13 November 1831 Nederland reeds tot loslating der Zuidelijke gebieds- deelen had verplicht. Dezer dagen is nog herinnerd aan de ver maarde „leening-met-een-stok-achter-de- deur" van minister Van Hall, in 1844, toen noodig geworden door de slechte Rijksfi nanciën. Het jaar 1840 brak aan met al lesbehalve rooskleurige financieele vooruit zichten en ieder Staatsman weet, dat een mager voorziene Schatkist een bron van onrust en meestal politieke woelingen vormt. Koning Willem I, die gaarne als een vader over zijn volk wilde waken, was er de man niet naar om in te zien» dat ver legging van de koninklijke macht naar een ander „zwaartepunt" dan het tot dus ver geldende het ware volksbelang zou dienen. Reeds in 1829 had hij strijd gevoerd tegen de actie zijner Belgische onderdanen tot invoering der ministerieele verantwoor delijkheid, waarvan onder het persoonlijke regime van onzen eersten Oranje-koning geen sprake was geweest. Zeer typisch is te lezen wat de Koning in de bekende Ko ninklijke Boodschap van 11 December 1829 ten geleide van het toen geruchtmakende ontwerp nopens de drukpers over de door he-rn verfoeide ministerieele verantwoorde lijkheid schreef. Bitter gewaagde de mo narch van „dweepzucht van kwaadwilli gen", aantoonende, wat onder zijn bewind allemaal en tot heil des volks tot stand werd gebracht. De Koning zegt ver der, dat het hem zeer moeilijk valt den waren zin, als het eigenlijke doel der mi nisterieele verantwoordelijkheid te bepa len, en dat geen andere verantwoordelijk heid der ministers mogelijk is dan die, welke „behalve hun verhouding tot Ons, bij de grondwet en de verdere bestaande wetten ook voor hen bepaald is." En voorts: „De invoering der bedoelde ministerieele verantwoordelijkheid aan de twee kamers, waaruit de Staten-Generaal bestaan en aan de rechterlijke macht, zou de de werking der koninklijke macht, strijdig met de grondwet, elders overbren gen, zonder eenigen wezenlijken en nieu wen waarborg voor 's volks vrijheden op te leveren, want, wie ook mochten geroe pen worden, om over de daden der minis ters te oordeeien, geen goede vruchten wa ren van zoodanige beoordeeling te pluk ken, zoo niet degenen, aan welken de ver antwoordelijkheid zou moeten worden af gelegd, geplaatst worden buiten de maat schappij en alzoo verheven boven de hartstochten en dwalingen. De loop der omstandigheden maakte, dat de Koning zijn inzichten ietwat wijzigde en op 1 October '30 benoemde hij een Staatscommissie, ten einde een Grondwets herziening voor te bereiden. De Belgische opstand maakte dien arbeid overbodig, doch onmiddellijk na de feitelijke afschei ding, in *31, werd opnieuw een commissie aangewezen, tot het nagaan van de door de scheiding noodig geworden Grondwets wijzigingen. En... de commissie kreeg ook de koninklijke opdracht te overleggen, in hoeverre invoering der ministerieele ver antwoordelijkheid aanbeveling verdiende! Hier begint dus eigenlijk de komst van het ware parlementaire regeer-svsteem te da gen Thorbeoke. In den loop der dertiger jaren trad al- meer op den voorgrond een jong Staats man, die het middelpunt was van een her vormingsgezinde élite: Thorbecke. nl 1839 verscheen de eerste uitgave van zijn ver maarde „Aanteekening op de grondwet", waarin werd uiteengezet, dat „het ge schikte oogenblik voor grondwetsherziening nu is aangebroken". De jonge Thorbecke, toen reeds professor, wist door zijn ge spierde en scherpe opmerkingen de publie ke aandacht te boeien en velen te overtui gen van de groote gebreken der toen gel dende Grondwet. Op 28 December '39 diende de Koning vijf herzieningsontwerpen in, alleen ver anderingen betreffende, noodig geworden door de scheiding met België. Zijne Ma jesteit schreef daarbij, na ernstige over wegingen te hebben besloten, geen „andere wijzigingen" voor te stellen, wegens voor beelden in het buitenland en ter vermij ding van binnenlandsche cmeenigheden over de noodzaak dier nieuwigheden. Thorbecke bleef sterk ageeren: zijn „Proeve" zag in Januari '40 het licht Het waren 200 artikelen, bedoeld als een con cept-grondwet. Hierin kwamen de ministe rieele verantwoordelijkheid en de konink lijke onschendbaarheid voor. Ook andere groepen toonden hervormingsdrang; de ra dicaal Donker Curtius en de anti-revolution nair Grnon van Prinsterer bleken eigen denkbeelden over een nieuwe grondwet te hebben. In de Tweede Kamer kwam ontevreden heid tot uiting en het gevolg was, dat de Koning het aantal der herzienings-ontwer- pen uitbreidde tot 12. Edoch: aangaande de ministerieele verantwoordelijkheid repten de voorstellen... geen syllabe! Voor het kwam de begroe ting in gevaar! 16 Mei 1840 een historische datum De Tweede Kamer sinds jaar en dag een uiterst tam college!' begon in 't voorjaar van 1840! te „ontwaken" en dreigde zelfs met verwerping der begrooting als de Regee ring niet met een voorstel nopens de mi nisterieele verantwoordelijkhCTd kwam. Na heel wat geharrewar verscheen inderdaad een 13e ontwerp, betreffende... het zoo vu rig begeerde! ,t Was in de vergadering van 16 Mei 1840, dat de desbetreffende voor dracht de Kamer bereikte en na lange dis cussies werd de begrooting dan eindelijk goedgekeurd. Men begrijpe wel: zoo'n bud get van 1840 omvatte slechts enkele ont- werpjes, met een eindcijfer, dat wij in de hiudige dagen in een doodonschuldige „sup pletoire begrooting" terugvinden... Het verder voorjaar van 1840 werd be steed aan de herziening der Grondwet en voordat zij definitief tot stand kon komen moest eerst de Tweede Kamer worden ver dubbeld. Tot buitengewone leden werden toen benoemd Thorbecke en Groen van Prinsterer. In de tweede uitgave van zijn „Aanteeke ning op de grondwet" noemt Thorbecke de wijziging „onbeteekenend". Zeer consecpaent had hij dan ook tegen alle voorstellen ge stemd, hij begeerde meer, vèèl meer! In principe groote hervormingen! Toch verloor Thorbecke op dat moment te veel uit het oog, dat er beslissingen wa ren gevallen, welke in principe wel degelijk zéér belangrijk mochten heeten. Natuurlijk vielen hier geheel de veranderingen buiten, geëischt door de afscheiding van België. Allereerst had men gekregen eindelijk! de eertijds zoo fel bestreden ministeri eele verantwoordelijkheid, maar... alleen voor de rechtmatigheid van hun bestuur, niet ten aanzien van de doelmatigheid er van. Ook ontbrak verantwoordelijkheid voor gepleegde verzuimen. Doch er mochten toch maar geen wetten meer verschijnen zonder het „contraseign", de mede-onderteekening van den minister! Al was de. formule van de koninklijke onschendbaarheid ook nog niet toegepast... Een tweede belangrijke nieuwe bepaling betrof de koloniën. Voorheen had de Ko ning het opperbestuur over de koloniën zeer letterlijk opgevat en de Staten-Generaal ge heel buiten zijn koloniaal bestier gehouden. Thans werd echter bepaald, dat de Staten- Generaal „in den aanvang van elke gewone zitting' 'kennis zouden krijgen van de laatst ingekomen staten van ontvangsten en uit gaven" van die koloniën. Nu spreken we van: Indische begrooting! Daarbij kwam, dat de besteding van het batig slot, ter be schikking van het moederland, voortaan ook bij de wet moest worden geregeld. Practisch was de beteekenis van een en ander inderdaad niet heel groot, maar als beginsel-beslissing mag men de waarde er van niet onderschatten. Nog méér „democratiseerlngen"I De herziening bevatte voorts nog een reeks van in democratischen geest gegroei de vernieuwingen. De zg. „gesplitste begroo ting" (op de wet steunende vaste uitgaven werden namelijk voorheen slechts om de tien jaar gecontroleerd, de andere jaarlijks) verviel en daarvoor in de plaats kwam de tweejaarlijksche begrooting voor alle Staats uitgaven. Verder werd» voor iedere begroo ting een aparte wet gevorderd zoodat de on overzichtelijke „verzamelstaat" van weleer ook werd afgeschaft. De Rekenkamer kreeg de taak, ieder jaar de begrooting af te sluiten en moest nu ook controle oefenen over de inkomsten eerst werden alleen de uit gaven nagezien!) Bovendien werden de leden van de Regeering onafhankelijk, door een benoeming voor het leven. Mede va niet gering belang was de nieu we bepaling, dat het passieve en actieve kiesrecht voortaan bij de wet zou worden geregeld, dus niet meer bij provincieel en plaatselijk reglement. De provincies Noord- en Zuid- Holland vieren ook haar eeuw feest! Van minder staatkundige beteekenis, maar toch niet onbelangrijk was de bepa ling, dat de provincie Holland werd ge splitst in Noord en Zuid! „Holland" had twéé colleges van Gedeputeerde Staten be zeten (art. 153 Gr. w. van 1815), doch die gingen natuurlijk over naar de nieuwe pro vinciën. De oude Koning doei afstand. Koning Willem I kon zich met den „nieu wen tijd" niet vereenigen en zoo meende Zijne Majesteit, dat het bij het klimmen der jaren moeilijk zou zijn voortaan in de be handeling van zaken andere regelen te volgen". De nieuwe Grondwet was op 4 September '40 plechtig afgekondigd, en drie dagen later, op den 7den, achtte de oude Koning het tijdstip gekomen om gevolg te geven aan zijn reeds lang gekoesterd voor nemen om afstand van den Troon te doen. Maar op dienzelfden dag verscheen een proclamatie van 's Konings oudsten zoon, den Kroonprins, waarin bekend werd ge maakt, dat aan hem de Kroon was overge dragen. Nederland had zijn Koning Willem II! De hoop der hervormEngsgezinden was op dezen nieuwen Vorst gericht, maar het zou nog jaren duren, eer doorvoering van het parlementaire stelsel haar Engelsch model mogelijk werd. De Staten-Generaal bleven aandringen op een nieuwe Grond wetsherziening; de „negen mannen" deden hun werk en men weet wel, dat Konig Wil lem II in 1848 „in één nacht van conserva tief liberaal" werd, de deuren wagenwijd opende voor de zoo zeer begeerde volledige ministerieele verantwoordelijkheid, welke tevens meebracht de koninklijke onschend baarheid. Eerst over acht jaar zal Nederland het eeuwfeest van die groote staatkundige ge beurtenis, tot glorie van onzen tweeden Oranje-Koning! kunnen vieren, maar dat neemt niet weg, dat precies een eeuw gele den, in 1840, de zwaarste staketselen tegen democratiseering van ons Staatsbestel wer den Opgeruimd en er principieele beslis singen vielen, welke den weg tot grooteren volksinvloed openden. Deze feiten verdienen waarlijk mèèr aandacht dan zij gemeenlijk genieten! VOETBAL. Normale competitiedag op 17 Maart Naar wij vernemen zal de landenwedstrijd BelgiëNederland, welke op 17 Maart a.s. te Antwerpen wordt gespeeld, niet via een Nederlandschen omroep worden uitgezon den. In dit verband heeft het bestuur van den K.N.V.B. besloten den 17den Maart als een normalen competitiedag te beschouwen. Alleen de vereenigingen, die spelers voor 't Nederlandsch elftal afstaan, zullen 17 Maart geen competitiewedstrijd behoeven te spelen. Het niet-uitzenden van den landenwed strijd te Antwerpen door een Nederlandschen omroep staat, naar wij nader nog verne men in dit speciale geval buiten den Kon. Belgischen Voetbalbond. Het bestuur van den K.N.V.B. heeft n.1. overleg gepleegd met de AVRO, om van uit zending af te zien, omdat de achterstand van het competitieprogramma door de lan ge ijsperiode zeer groot is en men Zondag 17 Maart gaarne wil gebruiken voor het spelen van wedstrijden. Droog weer en toch regen. Onder kunstma- tigen regen wordt op de Voorjaarsbeurg te Utrecht de deugdelijkheid van een dralneer- systeem gedemonstreerd. Zelfs het bekoor lijk element ontbreekt niet bij dit overigens zuiver zakelijk ontwerp. Nieuw apparaat voor het verwer ken van telefonisch aangeboden telegrammen. Ongeveer 70 procent van alle Amsterdam- sche telegrammen worden tegenwoordig telefonisch aangeboden en verwerkt door de Telegram-Telefoonafdeeling. De meisjes zaten tot nog toe voor hoog opstaande tableaux. die werkten volgens het multipel-stelsel, d.w.z. dat bij e enoproep op elk tableau een lichtje ging branden. Wie het eerst door het insteken van een stop de verbinding tot stand bracht, deed alle andere lichtjes dooven en had het gesprek Sedert een week is de T.T.A. niet alleen in een ruime, lichte en overzichtelijke zaal ondergebracht, maar beschikt zij bovendien over een geheel nieuwe apparatuur, zoo in genieus en modern als nog nergens ter we reld bestaat en die de directeur van het Am- sterdamsche telegraafkantoor, de heer P. Bossen, ons niet begrijpelijke vreugde en trots heeft getoond. De hoogopstaande tableaux zijn verdwe nen, want alles is in de tafels gebouwd. De bediening geschiedt niet meer door middel van koorden, maar door het indrukken van knoppen. De oproepen komen niet multipel binnen, maar elke oproep komt automatisch op een vrije post en moet daar bediend wor den. Zijn alle posten bezet, dan komt de op roep op een z.g. wachtenpost en wordt de abonné gewaarschuwd, dat hij op volgorde aan de beurt komt. Zijn verbinding wordt in volgorde „geparkeerd", totdat een post vrij komt. Bij groote drukte worden reserve krachten ingeschakeld. Een vernuftig systeem van lampjes en wandtableaux geeft den chefs voortdurende controlemogelijkheid en steeds een nauw keurig overzicht van den stand van zaken. Een groote transportband zorgt voor de over brenging der telegrammen naar de seinka- mers, terwijl uit de seinkamers per buizen post de voor Amsterdam bestemde tele grammen worden aangevoerd, welke door een aantal hiervoor gereserveerde posten telefonisch aan de geadresseerden worden overgebracht. Om een dee! van de overwinst Toen het in 1933 de Holland—Amerikalijn aleéht ging, en slechts nieuw kapitaal de maatschappij nieuw leven heeft kunnen in blazen, hebben de aandeel- en obligatiehou ders een groot gedeelte van hun financieele rechten moeten prijsgeven. Verder waren er nog bezitters van bewijzen van deelgerech tigdheid, papieren, die bij de oprichting van de N.V. aan de oprichters recht gaven op 10 procent van de overwinst, welk bedrag enkele jaren later werd gehalveerd. Ten gevolge van de reorganisatie van de maatschappij werden in 1933 de statuten ge wijzigd en ook de houders van bewijzen van deelgerechtigdheid moesten een veer laten. In den vervolge zou hun slechts 1 procent van de overwinst worden uitgekeerd. De houders van deze papieren maakten hierop een proefproces voor de Rotterdam- sche rechtbank aanhangig om een principi eele uitspraak uit te lokken. Dit college overwoog, dat, waar er nog geen overwinst was gemaakt, voor den eischer elk belang bij de zaak ontbrak. Van dit vonnis teekende de elschende par- tij appel aan en gister wérden de plei dooien voor het Haagsche gerechtshof ge houden. Pleidooien, Voor den houder van het bewijs van deel gerechtigdheid treedt op Mr. N, Okma uit Amsterdam. Deze betoogt om. dat de houders der be wijzen niets met de statutenwijziging te ma ken hadden. Voorts herinnert pl. er aan, dat over 1939 acht procent dividend op aandee- len werd uitgekeerd, zoodat er thans over winst vgor oprichters beschikbaar is. Voor de H.A.L. pleit Mr. M. W. E. van Rossem te Rotterdam. Het kernpunt van diens pleidooi is, dat eischer wel degelijk van de statutenwijziging afhankelijk is, im mers zijn recht op overwinst ontleent eischer juist aan de statuten. Het bewijs van deelgerechtigdheid verwijst naar art. 38 der statuten. Wat eischer doet, aldus Mr, van Rossem, is eten van twee wallen. Pl. meent tenslotte, in tegenstelling met Mr. Okma, dat de arbitrageclausule in dit geval toegepast moet worden en hij hoopt, dat het hof zich onbevoegd zou verklaren van dit geschil kennis te nemen. Uitspraak 12 April. Urk weer geisoleerd. Tengevolge van verandering van de wind richting, zijn rondom Urk groote ijsvelden komen aandrijven. Hierdoor is de verbin ding per boot met den vasten wal weer on mogelijk. Mandag heeft de postboot Jhr. von Geu- sau nog een poging tot uitvaren gedaan, doch het ijs was zoo zwaar en dik, dat men er niet door kon komen. De boot is toen naar de haven van Urk teruggekeerd. Gisterochtend is de post naar Lemmer per ijsvlet weggebracht. Halverwege is zij op den dijk overgenomen door een handkar, waarmede de post van den vasten wal werd aangevoerd. De ijsvlet keerde toen met de post van Lemmer naar Urk terug. Snert van Amsterdam tot Batavia. Op de Voorjaarsbeurs te Utrecht wordt op de KLM- stand de nieuwe snertketel geëxposeerd, waarin de soep van Nederland tot Indië warm gehouden wordt. De chef van den pro- pagandadienst der K.L.M., de heer B. Prin sen Geerlings (rechts) en de perschef der Nederlandsche Spoorwegen, de heer Schi- ferli, doen zich te goed aan een heerlijk bordje. Amsierdamsche recherche rekent vijf individuen in, w.o. een Bel gisch dienstmeisje, Inbraak bij juwelier in de Kalverstraat. Gistermorgen vroeg merkte een. Amsterdamsche rechercheur, dat 'n auto met een G.Z.-nummer door de Kalverstraat in verboden richting reed. Hij noteerde het ummer van den wagen en ging daarna op on derzoek uit. Spoedig bleek, dat in brekers geprobeerd hadden, door het forceeren van de étalage van den juwelierswinkei, toebehoorend aan de firma Goldmann, voorheen Schoort, in de Kalverstraat, een grooten slag te slaan. Een smalle zijruit in het portiek was gedeeltelijk uitgesneden of uitgeslagen Het ontstane gas was net groot genoeg oin een arm door te steken. In de étalage lag een groot aantal kostbare sieraden, welke een waarde hadden van ongeveer f 20.000.— Glassplinters en sieraden lagen dooreen, zoodat op dat oogenblik niet kon worden vastgesteld of er iets was vermist. De politie van het bureau Singel infor meerde naar den eigenaar van de auto met het nummer G.Z. 5811. Toen bleek, dat deze wagen toebehoorde aan een woon wagenbewoner VV. in Haarlem. De Haarlemsche politie constateerde ech ter, dat zoowel auto als woonwagen waren verdwenen. Inmiddels slaagde de Amster damsche recherche er in, de gebroeders F. W. en Th. W., een berucht tweetal, in de stad te arresteeren. Beiden ontkennen, doch de politie vermoedt, dat de arrestanten nog meer inbraken op hun geweten hebben. Men kon ons bij de firma Goldmann nog niet opgeven, of er iets is vermist. Dievegge in huis. De hoofdstedelijke politie heeft in de af- geloopen dagen nog meer successen gehad. Ten eerste viel het haar op, dat het 22- jarige Belgische dienstmeisje van een fa milie in de van Eeghenstraat, die de hulp van den sterken arm had ingeroepen, daar er bij haar op klaarlichten dag een in braak was gepleegd, bijzonder ijverig aan de naspeuringen meehielp. Het door de viLla-bewoners vermiste geldkistje werd achter in den tuin gevonden en het meisje duchtig aan den tand gevoeld, bekende ten slotte de „inbraak" in scène te hebben ge zet en het geldkistje te hebben verborgen om het na eenige dagen, als de aandacht eenigszins van den diefstal zou zijn af geleid, te openen en zich den inhoud toe te eigenen. Toevallig bevatte het kistje niet meer dan vijftig gulden, doch vaak werd er een grootere geldswaarde in ge borgen. De dievegge is in het bureau Over toom opgesloten. Een vierde onverlaat werd den dienaren van Hermandad uitgeleverd door een eige naar van een damesconfectie-atelier in de Rapenburgerstraat, die een ongunstig indi vidu op heetérdaad betrapt had en vast gegrepen. Bij de worsteling die tusschen beide mannen ontstond, vielen drie dames japonnen onder de jas van den inbreker uit.,. De „verhuizer" van Nijenrode Zondagavond deden bewoners van de Bil- derdijkkade bij de politie aangifte, dat twee mannen op deze kade op min of meer verdachte wijze langs de huizen liepen en belangstelling schenen te hebben voor een bepaalde woning, waarvan de bewoners afwezig zijn. Een aantal rechercheurs toog er op uit en hielden dit huis in het oog. In de portiek van de woning zagen zij een man bezig en even verder op stond iemand, dien zij al heel poed kenden: de „verhuizer" van de Nijenrode-zaak, de 40-jarige van Binsbergen, goed te herkennen aan zón manke been, die de post van „uitkijk' had betrokken. Hij had echter niet scherp genoeg uit gekeken, w'ant plotseling voelde hij zich s,evig_bij een arm gegrepen. Zijn kame raad in zaken, de 32-jarige Ferry Korf, eveneens een goede bekende, die-zich in het donker van de portiek ophield, had tuist het ruitje van de deur van het bene denhuis vakkundig ingedrukt toen hij werd aangehouden. Beide mannen werden naar het bureau Marnixstraat gebracht De hoofdstad k.-yi weer ruimer adem h3lf?n a

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 8