MARY DRESSELHUYS... over haarzelf en anderen 't HOEKJE OUDERS Xaê- nooit! Marineschets UaoJi den D,oMeA eerste figuur uil „chronique scandaleuse En over het kapsel van Tracy Lord Mobilisatie-flitsen „Héros" Iets over geluk VOOR DE ÜUTTERTJEü-f-' Woensdag, 17 April a.s., vindt in Casino de laatste tooneel-abonnementsvoorstelling plaats. Dat zal, zooals wjj reeds aankon digden, zijn het Amerikaansche blijspel „Chronique Scandaleuse" („The I'hlladel- phia Story") in een vertaling van Jan van Ees, en welk stuk in Amerika op Broadway, met als eerste rolvertolkster Katharine Hepburn een groot succes werd. Mary Dresselhuys zag in Amerika dit stuk spelen en terstond besloot zfl dit merkwaardig blijspel naar Holland te brengen. Het werd ook hier een succes, waarbij bleek dat men op de plaats van Tracy Lord geen betere vertolkster had kunnen plaatsen dan Mary Dresselhuys. In het „Handelsblad" vonden wij van de hand van Annelèn een interview, dat wij hieronder gedeeltelijk overnemen. Het groote avondtoilet ia van turkooiskleu- rige brocaat met zilveren strepen; het draagt noch garneering, noch versiersels; deze prachtige, soepele stof vraagt trouwens niets om haar rijkdom te accentueeren. De japon, waarmee Tracy Lord straks ter bruiloft zafl gaan, haar eigen, tweede bruiloft, is van rose moirée. De bruid draagt een paar losse bloe men in diezelfde rose tint in haar blond, hoog opgemaakt kapsel. Maar over dat kap sel straks... Zoo "zitten wij dan tegenover elkander en praten over deze nieuwste rol van de intelli gente actrice, die wij in een aantal maanden niet op de planken zagen, omdat er aan het Merwedeplein in het wiegje, waar de nu vijf jarige Merel in heeft gesluimerd, een tweede poppetje ligt, dat met groote, blauwe oogen naar haar moedertje opkijkt en dat dan plot seling zachtjes begint te schreien, tot nog toe de eenige manier, waarop een gezonde, hon gerige baby te kennen kan geven, dat de groote menschen zich haar bestaan en haar natuurlijke verlangens op gezette tijden die nen te herinneren. Wij praten over „Chronique Scandaleuse", en over de rol van Katharine Hepburn in dit stuk, want zij was het, door wie de heer en mevrouw Laseur tijdens hun verblijf in Ame rika de interessante Tracy zagen spelen. „Katharina Hepburn?" vragen wti, even ver wonderd. Wij meenen te hebben gelezen, dat deze beroemde filmactrice eenige pogingen heeft gedaan om ook als tooneelspeetster voet aan den grond te krijgen, zonder het re sultaat, dat z ij en dat „men" er van ver wachtte. De Nederlandsche Tracy vertelt, dat Katharina een ijzeren wil en een even sterk doorzettingsvermogen presteert. Zij mag dan misschien geen tooneelactrice zijn in de eer ste plaats, zij was als Tracy in „The Phila- delphia Story" een spontane, aantrekkelijke, leuke persoonlijkheid, mager als een lat, met groote haden en voeten, maar die verder voor deze rol alles mee heeft: het uitdagende, het spiritueele. „En dan", zegt onze landgenoote. „dan heeft Hepburn het geluk, dat zij, nu zjj die rol zoo uitstekend vertolkt, een jaar ach tereen zeker Tracy zal kunnen blijven spelen. O, het voorrecht van die acteurs, van wie niet zoo verschrikkelijk veel wordt geëischt als van ons, die telkens maar weer een andere persoonlijkheid hebben te verbeelden in ons kleine land. Ik wilde toch maar, dat men hier eens wist, hoe het over het algemeen in het buitenland met het tooneel gesteld is; en dan moet men een stad als Amsterdam niet gaan Vergelijken met Parijs, Londen en New York, maar met Lyon, Manchester en dergelijke ste den. En men moet hier óók niet voortduiend aankomen met de, langzamerhand bij het pu bliek vastgewortelde meening, dat het ons tooneel slecht gaat. Daar is, gelukkig, niets van waar! De belangstelling voor ons tooneel is in de laatste drie jaren met sprongen voor- Uit gegaan. Weet men er hier iets van, hoe veel stukken er in het buitenland wel vallen Dat percentage is buiten onze grenzen \eel grooter geworden dan het vroeger was. Ver gelijkingen maken met het buitenland; met vreemde artisten, met een ander tempo, is vaak verkeerd en onbillijk. Als een zeker deel van het publiek een stuk in Parijs heeft ge zien, gespeeld in het watervlugge, Fransche tempo, dan vertelt men hier later: „DAt was spel! vlot, sprankelend...! Of ik alles heb kun nen volgen? Eerlijk gezegd: neen, maar wat doet dat er toe Het tempo was prachtig. Echt Fransch...!" Als wij hier evenwel een stuk spelen in een vlot tempo, dan hooren wij: „Jullie hebt het zóó vlug gespeeld, dat ik met alles woordelijk heb kunnen volgen!" En zoo vindt Engeland op zijn beurt Amerika te vlug en Amerika vindt Engeland te langzaam. Ze ker, in Engeland loopt alles op het tooneel prachtig van stapel; alles is er eersterangs, maar het is zoo vlak; het temperament ont breekt. In Amerika is alles phenomenaal: iedere rol is er prachtig bezet, de regie is su bliem, het lééft voortdurend. Het is er „in orde", behalve de schouwburgzalen. Op enkele uitzonderingen na zien de theaters er afschu welijk uit van binnen, de stoelen zijn leelflk, er hangen groote kisten ergens in de lucht; daarin zitten de lichtapparaten, wier schijn werpers de prachtige tooneeleffecten sortee- ren; men zit er heerlijk koel en men maakt er geen toilet. Men „kleedt" zich alleen in de hotels om er tusschen de verschillende diner gangen te dansen. In deze gelegenheden ziet men ook het Amerikaansche meisje op haar best gekleed; zfl heeft, als trouwens Alle Ame rikaansche vrouwen, mét of zonder geld, dat buitengewoon ranke figuur, de lange beenen, den elastischen loop, de sierlijkheid, het ge soigneerde. Als Mary Dresselhuijs over de fraaie haren van de Amerikaansche meisjes vertelt, vraag ik wat haar er toe heeft gebracht om dat hooge krullenkapsel te dragen in de rol van Tracy en ik zie nu tot mjjn groote verbazing, dat zij het haar van achteren kort draagt, maar zóó geknipt, dat het uit de zaal een Fédora-kapsel lflkt, zooals mevrouw Mann dat graag droeg, omdat haar dat jong maakte. Nu, deze overweging heeft Mary Dresselhijs niet te laten spreken. Bjj haar is het meer geweest de redeneering: ik moet voor Tracy iets hebben, dat een beetje nonchalant lijkt, maar dat toch voortreffelijk verzorgd is. „Gelukkig is mijn kapper", zegt zij, „een artist in zijn vak; ik vertelde hem, wat mijn bedoeling was en hfl begreep die dadelijk. Ik draag krullen op de kruin, die even over het voorhoofd vallen en die aan de zijkanten zijn opgenomen; dan komt het achterhaar, dat zóó kunstig geknipt is, dat ieder gelooft in op gestoken haar". Dan komt de vijfjarige Merel binnen. Zij heeft in haar blauw manteltje, de puntmuts op het blozende gezicht, touwtje gesprongen op het breede trottoir: voorjaarsklanken. Nu komt zij vragen of „het" kwartiertje al om is; dan mag zij bij Eefje een film gaan kijken. „Ja", zegt de moeder, „ik geloof, dat het kwar tier om is, ga maar". Het puntmutsje, kleuterklasleerlinge, ver dwijnt na een vriendelijk afscheid naar de andere étage, waar Eefje woont. Daarop maakt de heer des huizes zijn joyeuse entrée; hfl praat niet over tooneel, maar wel geeft hij ons een zéér gewaardeerden wenk op al coholisch gebied mee naar huis; wij zijn hem er erkentelijk voor en hebben er een dank baar gebruik van gemaakt. v Sergeant, ga jij vanmorgen dat paard, dat we de vorige maand gekregen hebben, eens wat trainen in het springen.., Jawel Luit, u bedoelt toch héros? Juist, die bedoel ik, hier neem wat stuk ken koek mee, daar is dat beest zoo dol op, die dikke brokken speculaas, het is wel wat duur voedsel, maar het is ook zulk een braaf en gevoelig beest, dat heb ik wel voor hem over. In orde Luit. De sergeant verdween naar de stallen, waar hij bij aankomst nog enkele soldaten ontwaarde, die druk aan 't praten waren over „hun" héros. Was het wonder, dat de jongens zoo goed met héros, hun lievelingspaard konden op schieten, wanneer het trouwe dier, met zijn goedige trouwe groote oogen, je soms aan kon kijken alsof het zeggen wilde: „Ik zal jullie beschermen"! Héros! Jongen, ga je mee, wat springen en rennen, vandaag? Het paard hief zijn fiere kop in de hoogte en spitste de ooren. Het begreep zijn meester, de sergeant, als geen ander. Jongens, ik ga vandaag wat rflden met hem, en zorgen jullie er dan voor, dat er vanavond een extra portie hooi, met koek voor hem klaar staat, want dan heeft hfl het wel verdiend, boys! 't Komt in orde sergeant. Allen klopten ze het paard nog even ten afscheid op z'n glanzenden nek, een laatste klap op z'n gespierde achterlichaam en daar zette héros de sokken er al in. In gematigde gang ging het de heide op, over struikgewas, greppels en door of over stroompjes, heuvels enz. Plotseling, bfl het overspringen van een hek, geraakte héros met zijn linkerachter poot, vast in een stuk flzerdraad, dat er schijnbaar gespannen was door een strooper, om konijnen te vangen. Hierdoor kwam het dier te struikelen, botste met de borst tegen de palen op en duikelde er over heen, daarbij zijn berijder van zich afwerpende. Een bngeluk komt nooit alleen! Door den schok, knapte een paal in tweeën, waarvan de eene helft met zoo'n geweldigen klap tegen de linkerachterpoot sloeg, dat dit lichaamsdeel finaal versplinterd werd De sergeant was spoedig weer op de been en zich het zand wat van,zijn tuniek klop pende, liep hij weer naar zijn paard, maar wie schetst zijn niet geringen schrik, toen hij tot de ontdekking kwam, wat er gebeurd was. Arme héros, zoo goed en zoo kwaad als het ging, liepen ze terug naar de stallen, waar ze gelukkig niet zoo ver meer van verwij derd waren, aangezien ze zich reeds weer op den terugweg bevonden. Zoodra het paard weer op zijn oude plaats stond, werd zijn poot wat verbonden, doch ieder was er van overtuigd, dat hier geen hulp meer kon baten. Hérosmet zijn glanzenden nek wat op zij gebogen, keek hij zijn oude kame raden aan, met oogen. welke zoo droef ston den, alsof ook het edele dier besefte, dat het nooit meer zou kunnen springen en rennen. De dokter kwam en na een kort onder zoek was het duidelijk, dat hier geen gene zing meer mogelijk was. en dat de trouwe Héros doodgeschoten zou moeten worden! Maar waar? Op het abattoir? Nee, dat ging niet. Ze konden het dier toch niet nog meer pijn laten lijden, dan het nu al had te verdragen. Nee, op zijn oude plaatsje ln den stal. moest het gebeuren, doch wie had den moed het te doen? Niemand had er lust in en ieder die het beest van nabij gekend had wist, dat hij be- 'ven zou, bij het overhalen van den trekker en dan Het was moeilijk, doch eindelijk zou de sergeant, het toch probeeren, hfl, die nog zoo kort geleden ophet zoo levenslustige dier had gereden. De jongens namen afscheid van héros, hun héros, hun held!! Nog een laatste stuk koek van één der jon gens, een laatste opflikkering van leven in de oogen van het mooie diertoen een droge knalHéros was niet meer, nooit zouden de jongens meer koek meenemen in hun zakken, nooit zouden ze meer zijn fiere nek kunnen bekloppenHéros, „slechts" een paard, was niet meer Dagelijks sneuvelen er ettelijke menschen, jonge menschen, die stuk voor stuk een héros zijn, waarvan „men" misschien nim mer meer afscheid nemen kan. Wanneer reeds een paard, een lievelingsdier, zonder oorlog, zoo het gevoel van de menschen kan beroeren, wat moet het dan beteekenen, wan neer we denken aan die dapperen, die voor hun vaderland, hun goed, voor 't liefste wat ze bezitten op aarde hun leven offeren Dick. Nauwelijks is de jonge geneesheer binnen boord gestapt, of reeds klinkt het signaal over alle dekken en verblijven: „Voor den dokter!" „Voor den dokter!" „Voor den dokter". Deze is intusschen de z.g. ziekenboeg ge naderd, waar hfl ontvangen wordt door den in lange witte jassen gereedstaanden majoor- ziekenverpleger en zijn helper, welke bij zfln binnentreden den militairen groet brengen. „Morgen, mannen," begroet de zich sedert eenige maanden bij den zeedienst bevindende Off. van gezondheid zijn staf, „en," gaat hij verder, „laat eens zien, veel drukte vanmor gen?" De majoor reikt hem het ziekenrapportboek, hetwelk door den dokter vlug doorgekeken wordt. „Allemachtig, wat weer een lijst vol," zegt hfl, „en", de namen monsterend, „een massa oude bekenden, dat schijnen vaste klanten te worden". „Is dat hier altijd zoo geweest, majoor? In den tijd, dat ik nu hier aan boord geplaatst ben, schijnt m'n cliëntèle zich steeds uit te breiden." De majoor glimlacht en zegt: „Och dokter, wat zal ik u zeggen, het gaat er hier al veel om, hoe u de menschen aanpakt." „Ja. stil maar," zegt de geneesheer, „ik be grijp je al, je bedoelt natuurlijk, ik ben te soepel, 'k geef nogal vlug vrij van dienst, enz?" De majoor knipoogt veelbeteekenend en zegt: „Zeker dokter, er zijn altyd menschen bij, die daarop speculeeren". De arts begrijpt en zegt: „Dan zullen we het van nu af aan eens anders doen," en on derwijl zijn witte jas'aantrekkend, „laten we dan maar direct beginnen. Wie is de eerste? Een voor een binnen laten komen!" St. 2e kl. Droefenaar staat reeds voor hem. „Zoo," zegt de arts, een oude bekende, ge loof ik; nog steeds last van stijve knieën en slapeloosheid, Droefenaar?" „Ja dokter," mompelt de aangesprokene, „en nu wilde ik u vragen, om Vrfl van wacht te worden, met die stijve knieën...!" Maar de dokter laat hem niet uitspreken en zegt, „nee ik weet wat beters, vanavond na vieren loop je in stevigen pas driemaal om het Werfterrein, en dan laat je je vannacht viermaal porren, je zult eens zien hoe gauw je dan weer beter bent." De majoor heeft moeite zfln lachen te ver bergen en denkt: ziezoo, dat gaat de goeie kant op. Droefenaar af. Wie volgt? klinkt het dan, en schoorvoetend komt binnen milicien Pette- weg. „En wie hebben we daar?" zegt de dokter, zfln patiënt monsterend. „Petteweg," antwoord de kok, maar de dokter verstaat het verkeerd en valt uit: „Wat. is je pet weg, maar man, daarvoor kom je toch niet bg mfl, als ik jullie rommel nu ook nog moet laten zoeken, mocht ik wel een heel politiecorps bij de hand hebben". De majoor helpt den dokter uit den droom en vertelt hem. dat de man zoo heet. „O nou sorry," zegt deze „en, wat is er aan de hand?" Petteweg bekijkt zijn handen en zegt „a'n mien hand niks. moar k'eb zoo'n tandpiene". O. zegt de geneesheer, glimlacht en tot den mi'icien „laat maar eens zien, welke is het, deze? onderwijl tikt hg tegen de zieke tand; Au, klinkt het, ten teeken dat 't de juiste is. Nu k'zal je een briefje geven voor den tand arts, om tien uur kun je daar terecht, wie volgt?" En zoo gaat het een half uurtje door. In de gang, bfl de wachtende patiënten, werd reeds gemompeld: de dokter heeft zeker een slechte bui, nog geeneen vrij van dienst". Lange Turker, res. mil. 3e klas, van beroep stempelaar, heeft dien morgen het vernufti ge plan opgevat, zich te laten afkeuren we- wens doofheid. Minachtend ziet hfl neder op de nieuwelingen in 't simuleeren. welke dezen morgen allen met de kous op den kop weggestuurd worden. Als hij binnen geroepen wordt, fluistert de majoor den geneesheer in 't oor, op Turker doelend „Commediant". De dokter knikt begrijpend, en de lange kerel aanziend, vraagt hfl: „En Turker, wat voor klachten heb je?" Turker doet of hfl de vraag niet verstaaan heeft, en op zijn ooren wflzend zegt hfl, ik kan niks verstaan dokter". Zoo, zegt deze, dat is niet zoo mooi jongen, en hoe lang heb je daar al last van? De lange trekt de schouders op en ant woordt „wat zegt u, dokter?" De dokter doet alsof hij rneelfl met den ar men jongen heeft, en roept nu wat luider „hoe lang je er last van hebt?" O, zegt deze, sinds verleje week, 't kwam zoo plotseling op. De dokter schijnt over oergeduld te be schikken en zegt „majoor laten we hem even controleeren". Beide ooren van den patiënt worden aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen, doch er worden geen afwflkingen waargenomen. „Nu nog maar even de fluisterproef", zegt de dokter, „Turker kflk naar het raam, niet naar mfl en zeg na wat ik zeg". De milicien word door de majoor in de be doelde houding gezet, en de dokter fluistert: „Rustbed". En prompt klinkt het antwoord van den patiënt: „Theepot". Mis, lacht de dokter, nee, zoover zijn we nog niet. nu nog eens, en weer fluistert de dokter: „Commediant". En direct daarop Turker „ouwe krant". De dokter valt uit zfln rol, en lachend zegt hfl „kerel wat speel jij mooi doof". De majoor heeft ook moeite zich goed te houden, en fluistert even met den nu ernstigen dokter. Direct daarop zegt de dokter halfluid tot den majoor: „Wat" heb ik gehoord majoor, is het vanmiddag weer vrfl om schaatsen te rflden?" Dit is het psychologisch moment in het on-' derzoek, en Turker valt dan ook direct door den mand, door zich half om te draaien, en gespannen, het antword van den majoor af te wachten. De dokter heeft het gezien, stapt op den simuleerenden Turker toe en zegt: „met die doofheid van jou zal het nog wel gaan, wasch je ooren maar eens goed, en je lapt me dat nooit weer, begrepen?" Beschaamd druipt de lange af, de dokter was hem toch te gewiekst af geweest. JORO. Bij de opvoeding van onze kinderen komt het vooral aan op het waarnemen en het vol liefde leiden van de kinderen. Ieder kind is een individu, dat wil zeggen, ieder kind heeft zijn eigen karaktertrekken en opvoe ding kan nooit beteekenen alle kinderen over een kam scheren. Het is juist de fout, welke in school en huis zoo dikwflls gemaakt wordt, dat men de kinderen allen gelflk stelt. Na tuurlijk bedoel ik daarmee niet, dat men op bepaalde momenten in bepaalde kwesties tus schen de kinderen verschil zou moeten ma ken, hetgeen dan leidt tot het bekende „v o o r-trekken" -van het eene kind boven het andere. Neen, mfln gedachten gaan hierbfl uit naar die oogenblikken, waarin het a.h.w. duidelijk aan den dag treedt, dat wfl bfl het eene kind niet met dezelfde opvoeding succes bereiken als behaald wordt bfl een ander kind. Een enkel voorbeeld. Een der kinderen is van nature zeer zenuw achtig, terwijl het broertje bijv. een uiterst rustige natuur heeft. Wanneer nu het zenuw achtige en driftige kind iets misdreven heeft, moet u het anders aanpakken dan het rus tige kind. U moet het zenuwpatiëntje nog niet zenuwachtiger maken en dus beginnen ■met rustig het over het bedreven te praten en te onderhouden. Het rustige kind kan in d.t opzicht iets meer verdragen, al blflft het natuurlijk altijd gewenscht bedreven kwaad rustig met de kinderen te bespreken. Een ander voorbeeld. Een kind heeft angst voor het donker. Welnu, zoo'n kind moet u die angst niet willen afleeren door het te dwingen voor u iets in een donkere kamer te gaan halen. In al zulke gevallen en zij komen eigenlflk telkens voor bfl de opvoeding van meer kinderen,moet u u telkens afvragen, hoe u hebt te handelen ten aanzien van elk kind afzonderlflk. En daarbfl moet u u nooit storen aan buurpraatjes of familiebedisselarfl. Als u uw kind geduldig en voortdurend waarneemt, is er niemand die beter uw kind kent dan u zelf. Daarbfl komt nog, dat u de ouder van het kind bent en een plaats in neemt als het goed is welke niemand anders kan innemen. Ik heb het al zoo dik- wflls opgemerkt in deze rubriek: er wordt zeer veel geleerdheid verkondigd over de opvoeding en dikwijls is deze wflsheid af komstig van hen, die of geen kinderen heb ben of hun eigen kinderen niet kunnen op voeden. Maar ik zeg u: bfl de opvoeding hebt u, als eenvoudige ouders, niet begiftigd vaak met het vermogen om diepzinnige betoogen en werken over zielkunde enz. te verwerken, dag aan dag de zorg over uw kinderen. U streeft naar een goede opvoeding. Laat ik u een goeden raad geven; timmer jygt tg yeei In een van de romans van Willy Corsarl wordt een vrouw beschreven en in die beschrij ving komt de volgende zinsnede voor: „zij be zat in hooge mate de gave, zich niet ongeluk kig te laten maken." Dat nu, is een gave, die een groot geluk is, zoowel voor degene die haar bezit als voor de omgeving van dien mensch. En het is een gave, die iedereen kan aankweeken; juist daarom gaan wfl er hier verder op door. Wfl kunnen ons dikwflls opwinden over din gen, die feitelflk zoo weinig de moeite waard zfln, en wanneer wfl dat doen, dan laten wij ons ongelukkiger maken dan noodig is. Een plannetje, dat op het laatste oogenblik niet door kan gaan. een nieuwe japon die, in weerwil van de belofte van de naaister niet op tfld gereed is om haar te dragen bfl een be paalde gelegenheid, een verregende vacantie- dag, een gulden tekort op ons saldo, het zijn dingen, die jammer zijn en vervelend, ze ker, maar zfln ze waard dat wij een halven dag verknoeien met erover te treuren? Dat zijn ze zeker niet. Het plannetje kan een an deren keer uitgevoerd worden, De japon had den wfl toch niet alleen besteld om haar deze ééne maal te dragen, er komen hopelijk in ons leven nog meer vacantiedagen, en het verlies van een gulden is wel te overkomen. Alles heeft tenslotte juist zooveel belang als wfl er zelf aan willen hechten. Het is niet wat ons overkomt, maar hoe wfl onze ervaringen opnemen, wat zfln stem pel drukt op ons leven.. Wfl kunnen kleinig heden beletten om zelfs maar vflf minuten van ons leven te bederven, als wij het advies huldigen: „zeurt er niet over!" Een gebroken veter vlak voordat U naar kantoor moet en geèn andere veter te vinden? Knoop haar zoo goed als het gaat aan, neemt U voor om straks dadelijk twee paar veters in reserve te koopen, maar zeurt er niet over! Uw ei aan het ontbijt te zacht ge kookt? Wel eet het vlug op met veel zout, of laat het staan maar zeurt er niet over! Leert kleine tegenspoeden aanvaarden voor wat zfl zfln, ontneem hen hun effect door een glimlach en tracht de humor in het oog te houden, die altijd aan „kleine rampen" vastzit. Vergeet nooit, dat er zooveel Anderen zfln, die veel erger dingen, dan ons over komen, kranig gedragen hebben en nog dra gen. Het mag ongezellig zijn en misschien lastig voor Uw bedrflf dat Uw man of Uw vader of Uw verloofde gemobiliseerd is, en wfl wil len dat geenszins een kleinigheid noemen, maar bedenkt dat deze mannen nog veilig zijn voor de gevaren, die de mannen in de oorlogvoerende landen trotseeren. En als wfl denken aan alles wat de bewo- neres van andere landen moeten lijden en ont beren, dan schamen wfl ons om nog te klagen, omdat alles een beetje duurder wordt en omdat wfl niet toekomen met onze suiker Zeurt er niet over! Wfl hebben het nog erg goed! Ds. JOS DE COCK. aan den weg. Laat u niet door Jan en alle man van advies dienen, maar zoek eerst en vooral naar de eigen karaktertrekken van uw kind. U kunt deze op allerlei wijzen ont dekken, bfl zijn spel, in zijn handelen en spre ken, in zfln liefhebberijen, enz. enz. Houdt u daaraan vast en baseert op die verschijn selen uw opvoeding. En bovenal: weest lief voor uw kinderen, ook als zfl het eens wat bont gemaakt heb ben. Lief voor kinderen beteekent niet: slap zijn en alles toegeven. Neen, een strakke hand is dikwflls noodig, maar laat altfld mer ken, hoe uw ouderhart lijdt onder het ver keerde van het kind. Laat het voelen, zonder veel woordqn te gebruiken, dat het u zoo be droeft, dat het kind het een of ander doet of nalaat. In dit opzicht kunnen vele moe ders, ja, eenvoudige arbeidersvrouwen met weinig wetenshcappelijke vorming, zulke echte opvoedsters zijn. Ik denk altijd weer aan de moeder van Jan Ligthart en de andere kinderen van haar gezin. Het kind waarnemen beteekent met het kind ook bezig willen zfln. In den tegenwoordigen tfld begint dit he laas in vele gezinnen tot de onmogelijkheden te behooren. In sommige gevallen is het het leven, de strijd voor het bestaan, die daartoe ongelukkigerwijze noopt. Er zijn echter tal- rflke voorbeelden te noemen, dat de lust in genot en uithuizigheid van moeders oorzaak is van een te weinig omgaan met het kind of de kinderen. Dat vind ik diep treurig. OVEEKA. Roger Ascham: „Een enkel voorbeeld heeft zoowel ten goede als ten kwade veel meer kracht dan 20 voor schriften in boeken en dit leert Plato ook duidelflk, niet op een of twee maar op ver schillende plaatsen." A. Rayet: „Elk opvoedingssyteem met straffen en be looningen berust op vrees en fldelheid. De schooltucht kan slechts goed werken, zoo ze vrij en gewild is. In de plaats van straffen en belooningen dus de gesprekken, waarin de onderwflzer zal trachten, ieder kind tot het goede op te wekken". Mevr. Ginever-Gyory: Overal waar de geest opgewonden en ge prikkeld kan worden, ziet men thans kinde ren; in eetzalen, op concerten en bazars, op bals masqués en fancy-fairs. Hebben de onderwijzers geen recht tot de ouders te zeggen: „De karakters uwer kin deren worden aan ons toevertrouwd, ons tterk daarnaar beoordeeld, maar als nu een vacan- tiedag het werk van weken en maanden ver nietigt?" Hoe kunnen ook de talenten van een kind ontwikkeld worden, wanneer zfln geest vol is van dingen, die zfln begrip te boven gaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 9