MARY DRESSELHUYS...
over haarzelf en
anderen
't HOEKJE
OUDERS
Xaê- nooit!
Marineschets
UaoJi den D,oMeA
eerste figuur uil „chronique scandaleuse
En over het kapsel van
Tracy Lord
Mobilisatie-flitsen
„Héros"
Iets over geluk
VOOR DE
ÜUTTERTJEü-f-'
Woensdag, 17 April a.s., vindt in Casino
de laatste tooneel-abonnementsvoorstelling
plaats. Dat zal, zooals wjj reeds aankon
digden, zijn het Amerikaansche blijspel
„Chronique Scandaleuse" („The I'hlladel-
phia Story") in een vertaling van Jan
van Ees, en welk stuk in Amerika op
Broadway, met als eerste rolvertolkster
Katharine Hepburn een groot succes werd.
Mary Dresselhuys zag in Amerika dit
stuk spelen en terstond besloot zfl dit
merkwaardig blijspel naar Holland te
brengen. Het werd ook hier een succes,
waarbij bleek dat men op de plaats van
Tracy Lord geen betere vertolkster had
kunnen plaatsen dan Mary Dresselhuys.
In het „Handelsblad" vonden wij van de
hand van Annelèn een interview, dat wij
hieronder gedeeltelijk overnemen.
Het groote avondtoilet ia van turkooiskleu-
rige brocaat met zilveren strepen; het draagt
noch garneering, noch versiersels; deze
prachtige, soepele stof vraagt trouwens niets
om haar rijkdom te accentueeren. De japon,
waarmee Tracy Lord straks ter bruiloft zafl
gaan, haar eigen, tweede bruiloft, is van rose
moirée. De bruid draagt een paar losse bloe
men in diezelfde rose tint in haar blond,
hoog opgemaakt kapsel. Maar over dat kap
sel straks...
Zoo "zitten wij dan tegenover elkander en
praten over deze nieuwste rol van de intelli
gente actrice, die wij in een aantal maanden
niet op de planken zagen, omdat er aan het
Merwedeplein in het wiegje, waar de nu vijf
jarige Merel in heeft gesluimerd, een tweede
poppetje ligt, dat met groote, blauwe oogen
naar haar moedertje opkijkt en dat dan plot
seling zachtjes begint te schreien, tot nog toe
de eenige manier, waarop een gezonde, hon
gerige baby te kennen kan geven, dat de
groote menschen zich haar bestaan en haar
natuurlijke verlangens op gezette tijden die
nen te herinneren.
Wij praten over „Chronique Scandaleuse",
en over de rol van Katharine Hepburn in dit
stuk, want zij was het, door wie de heer en
mevrouw Laseur tijdens hun verblijf in Ame
rika de interessante Tracy zagen spelen.
„Katharina Hepburn?" vragen wti, even ver
wonderd. Wij meenen te hebben gelezen, dat
deze beroemde filmactrice eenige pogingen
heeft gedaan om ook als tooneelspeetster
voet aan den grond te krijgen, zonder het re
sultaat, dat z ij en dat „men" er van ver
wachtte. De Nederlandsche Tracy vertelt, dat
Katharina een ijzeren wil en een even sterk
doorzettingsvermogen presteert. Zij mag dan
misschien geen tooneelactrice zijn in de eer
ste plaats, zij was als Tracy in „The Phila-
delphia Story" een spontane, aantrekkelijke,
leuke persoonlijkheid, mager als een lat, met
groote haden en voeten, maar die verder voor
deze rol alles mee heeft: het uitdagende, het
spiritueele. „En dan", zegt onze landgenoote.
„dan heeft Hepburn het geluk, dat zij, nu zjj
die rol zoo uitstekend vertolkt, een jaar ach
tereen zeker Tracy zal kunnen blijven spelen.
O, het voorrecht van die acteurs, van wie
niet zoo verschrikkelijk veel wordt geëischt als
van ons, die telkens maar weer een andere
persoonlijkheid hebben te verbeelden in ons
kleine land. Ik wilde toch maar, dat men hier
eens wist, hoe het over het algemeen in het
buitenland met het tooneel gesteld is; en dan
moet men een stad als Amsterdam niet gaan
Vergelijken met Parijs, Londen en New York,
maar met Lyon, Manchester en dergelijke ste
den. En men moet hier óók niet voortduiend
aankomen met de, langzamerhand bij het pu
bliek vastgewortelde meening, dat het ons
tooneel slecht gaat. Daar is, gelukkig, niets
van waar! De belangstelling voor ons tooneel
is in de laatste drie jaren met sprongen voor-
Uit gegaan. Weet men er hier iets van, hoe
veel stukken er in het buitenland wel vallen
Dat percentage is buiten onze grenzen \eel
grooter geworden dan het vroeger was. Ver
gelijkingen maken met het buitenland; met
vreemde artisten, met een ander tempo, is
vaak verkeerd en onbillijk. Als een zeker deel
van het publiek een stuk in Parijs heeft ge
zien, gespeeld in het watervlugge, Fransche
tempo, dan vertelt men hier later: „DAt was
spel! vlot, sprankelend...! Of ik alles heb kun
nen volgen? Eerlijk gezegd: neen, maar wat
doet dat er toe Het tempo was prachtig.
Echt Fransch...!" Als wij hier evenwel een
stuk spelen in een vlot tempo, dan hooren wij:
„Jullie hebt het zóó vlug gespeeld, dat ik met
alles woordelijk heb kunnen volgen!" En zoo
vindt Engeland op zijn beurt Amerika te vlug
en Amerika vindt Engeland te langzaam. Ze
ker, in Engeland loopt alles op het tooneel
prachtig van stapel; alles is er eersterangs,
maar het is zoo vlak; het temperament ont
breekt. In Amerika is alles phenomenaal:
iedere rol is er prachtig bezet, de regie is su
bliem, het lééft voortdurend. Het is er „in
orde", behalve de schouwburgzalen. Op enkele
uitzonderingen na zien de theaters er afschu
welijk uit van binnen, de stoelen zijn leelflk,
er hangen groote kisten ergens in de lucht;
daarin zitten de lichtapparaten, wier schijn
werpers de prachtige tooneeleffecten sortee-
ren; men zit er heerlijk koel en men maakt
er geen toilet. Men „kleedt" zich alleen in de
hotels om er tusschen de verschillende diner
gangen te dansen. In deze gelegenheden ziet
men ook het Amerikaansche meisje op haar
best gekleed; zfl heeft, als trouwens Alle Ame
rikaansche vrouwen, mét of zonder geld, dat
buitengewoon ranke figuur, de lange beenen,
den elastischen loop, de sierlijkheid, het ge
soigneerde.
Als Mary Dresselhuijs over de fraaie haren
van de Amerikaansche meisjes vertelt, vraag
ik wat haar er toe heeft gebracht om dat
hooge krullenkapsel te dragen in de rol van
Tracy en ik zie nu tot mjjn groote verbazing,
dat zij het haar van achteren kort draagt,
maar zóó geknipt, dat het uit de zaal een
Fédora-kapsel lflkt, zooals mevrouw Mann dat
graag droeg, omdat haar dat jong maakte.
Nu, deze overweging heeft Mary Dresselhijs
niet te laten spreken. Bjj haar is het meer
geweest de redeneering: ik moet voor Tracy
iets hebben, dat een beetje nonchalant lijkt,
maar dat toch voortreffelijk verzorgd is.
„Gelukkig is mijn kapper", zegt zij, „een
artist in zijn vak; ik vertelde hem, wat mijn
bedoeling was en hfl begreep die dadelijk. Ik
draag krullen op de kruin, die even over het
voorhoofd vallen en die aan de zijkanten zijn
opgenomen; dan komt het achterhaar, dat zóó
kunstig geknipt is, dat ieder gelooft in op
gestoken haar".
Dan komt de vijfjarige Merel binnen. Zij
heeft in haar blauw manteltje, de puntmuts
op het blozende gezicht, touwtje gesprongen
op het breede trottoir: voorjaarsklanken. Nu
komt zij vragen of „het" kwartiertje al om
is; dan mag zij bij Eefje een film gaan kijken.
„Ja", zegt de moeder, „ik geloof, dat het kwar
tier om is, ga maar".
Het puntmutsje, kleuterklasleerlinge, ver
dwijnt na een vriendelijk afscheid naar de
andere étage, waar Eefje woont. Daarop
maakt de heer des huizes zijn joyeuse entrée;
hfl praat niet over tooneel, maar wel geeft
hij ons een zéér gewaardeerden wenk op al
coholisch gebied mee naar huis; wij zijn hem
er erkentelijk voor en hebben er een dank
baar gebruik van gemaakt. v
Sergeant, ga jij vanmorgen dat paard, dat
we de vorige maand gekregen hebben, eens
wat trainen in het springen..,
Jawel Luit, u bedoelt toch héros?
Juist, die bedoel ik, hier neem wat stuk
ken koek mee, daar is dat beest zoo dol op,
die dikke brokken speculaas, het is wel wat
duur voedsel, maar het is ook zulk een braaf
en gevoelig beest, dat heb ik wel voor hem
over.
In orde Luit.
De sergeant verdween naar de stallen,
waar hij bij aankomst nog enkele soldaten
ontwaarde, die druk aan 't praten waren
over „hun" héros.
Was het wonder, dat de jongens zoo goed
met héros, hun lievelingspaard konden op
schieten, wanneer het trouwe dier, met zijn
goedige trouwe groote oogen, je soms aan
kon kijken alsof het zeggen wilde: „Ik zal
jullie beschermen"!
Héros! Jongen, ga je mee, wat springen en
rennen, vandaag?
Het paard hief zijn fiere kop in de hoogte
en spitste de ooren.
Het begreep zijn meester, de sergeant, als
geen ander.
Jongens, ik ga vandaag wat rflden met
hem, en zorgen jullie er dan voor, dat er
vanavond een extra portie hooi, met koek
voor hem klaar staat, want dan heeft hfl het
wel verdiend, boys!
't Komt in orde sergeant.
Allen klopten ze het paard nog even ten
afscheid op z'n glanzenden nek, een laatste
klap op z'n gespierde achterlichaam en daar
zette héros de sokken er al in.
In gematigde gang ging het de heide op,
over struikgewas, greppels en door of over
stroompjes, heuvels enz.
Plotseling, bfl het overspringen van een
hek, geraakte héros met zijn linkerachter
poot, vast in een stuk flzerdraad, dat er
schijnbaar gespannen was door een strooper,
om konijnen te vangen.
Hierdoor kwam het dier te struikelen,
botste met de borst tegen de palen op en
duikelde er over heen, daarbij zijn berijder
van zich afwerpende.
Een bngeluk komt nooit alleen!
Door den schok, knapte een paal in tweeën,
waarvan de eene helft met zoo'n geweldigen
klap tegen de linkerachterpoot sloeg, dat dit
lichaamsdeel finaal versplinterd werd
De sergeant was spoedig weer op de been
en zich het zand wat van,zijn tuniek klop
pende, liep hij weer naar zijn paard, maar wie
schetst zijn niet geringen schrik, toen hij tot
de ontdekking kwam, wat er gebeurd was.
Arme héros, zoo goed en zoo kwaad als het
ging, liepen ze terug naar de stallen, waar
ze gelukkig niet zoo ver meer van verwij
derd waren, aangezien ze zich reeds weer op
den terugweg bevonden.
Zoodra het paard weer op zijn oude plaats
stond, werd zijn poot wat verbonden, doch
ieder was er van overtuigd, dat hier geen
hulp meer kon baten.
Hérosmet zijn glanzenden nek wat
op zij gebogen, keek hij zijn oude kame
raden aan, met oogen. welke zoo droef ston
den, alsof ook het edele dier besefte, dat het
nooit meer zou kunnen springen en rennen.
De dokter kwam en na een kort onder
zoek was het duidelijk, dat hier geen gene
zing meer mogelijk was. en dat de trouwe
Héros doodgeschoten zou moeten worden!
Maar waar?
Op het abattoir? Nee, dat ging niet. Ze
konden het dier toch niet nog meer pijn laten
lijden, dan het nu al had te verdragen.
Nee, op zijn oude plaatsje ln den stal.
moest het gebeuren, doch wie had den moed
het te doen?
Niemand had er lust in en ieder die het
beest van nabij gekend had wist, dat hij be-
'ven zou, bij het overhalen van den trekker
en dan
Het was moeilijk, doch eindelijk zou de
sergeant, het toch probeeren, hfl, die nog zoo
kort geleden ophet zoo levenslustige dier
had gereden.
De jongens namen afscheid van héros, hun
héros, hun held!!
Nog een laatste stuk koek van één der jon
gens, een laatste opflikkering van leven in
de oogen van het mooie diertoen een
droge knalHéros was niet meer, nooit
zouden de jongens meer koek meenemen in
hun zakken, nooit zouden ze meer zijn fiere
nek kunnen bekloppenHéros, „slechts"
een paard, was niet meer
Dagelijks sneuvelen er ettelijke menschen,
jonge menschen, die stuk voor stuk een
héros zijn, waarvan „men" misschien nim
mer meer afscheid nemen kan. Wanneer
reeds een paard, een lievelingsdier, zonder
oorlog, zoo het gevoel van de menschen kan
beroeren, wat moet het dan beteekenen, wan
neer we denken aan die dapperen, die voor
hun vaderland, hun goed, voor 't liefste wat
ze bezitten op aarde hun leven offeren
Dick.
Nauwelijks is de jonge geneesheer binnen
boord gestapt, of reeds klinkt het signaal
over alle dekken en verblijven: „Voor den
dokter!" „Voor den dokter!" „Voor den
dokter".
Deze is intusschen de z.g. ziekenboeg ge
naderd, waar hfl ontvangen wordt door den in
lange witte jassen gereedstaanden majoor-
ziekenverpleger en zijn helper, welke bij zfln
binnentreden den militairen groet brengen.
„Morgen, mannen," begroet de zich sedert
eenige maanden bij den zeedienst bevindende
Off. van gezondheid zijn staf, „en," gaat hij
verder, „laat eens zien, veel drukte vanmor
gen?"
De majoor reikt hem het ziekenrapportboek,
hetwelk door den dokter vlug doorgekeken
wordt.
„Allemachtig, wat weer een lijst vol," zegt
hfl, „en", de namen monsterend, „een massa
oude bekenden, dat schijnen vaste klanten te
worden".
„Is dat hier altijd zoo geweest, majoor? In
den tijd, dat ik nu hier aan boord geplaatst
ben, schijnt m'n cliëntèle zich steeds uit te
breiden."
De majoor glimlacht en zegt: „Och dokter,
wat zal ik u zeggen, het gaat er hier al veel
om, hoe u de menschen aanpakt."
„Ja. stil maar," zegt de geneesheer, „ik be
grijp je al, je bedoelt natuurlijk, ik ben te
soepel, 'k geef nogal vlug vrij van dienst,
enz?"
De majoor knipoogt veelbeteekenend en
zegt: „Zeker dokter, er zijn altyd menschen
bij, die daarop speculeeren".
De arts begrijpt en zegt: „Dan zullen we
het van nu af aan eens anders doen," en on
derwijl zijn witte jas'aantrekkend, „laten we
dan maar direct beginnen. Wie is de eerste?
Een voor een binnen laten komen!"
St. 2e kl. Droefenaar staat reeds voor hem.
„Zoo," zegt de arts, een oude bekende, ge
loof ik; nog steeds last van stijve knieën en
slapeloosheid, Droefenaar?"
„Ja dokter," mompelt de aangesprokene,
„en nu wilde ik u vragen, om Vrfl van wacht
te worden, met die stijve knieën...!"
Maar de dokter laat hem niet uitspreken
en zegt, „nee ik weet wat beters, vanavond na
vieren loop je in stevigen pas driemaal om
het Werfterrein, en dan laat je je vannacht
viermaal porren, je zult eens zien hoe gauw
je dan weer beter bent."
De majoor heeft moeite zfln lachen te ver
bergen en denkt: ziezoo, dat gaat de goeie
kant op.
Droefenaar af. Wie volgt? klinkt het dan,
en schoorvoetend komt binnen milicien Pette-
weg.
„En wie hebben we daar?" zegt de dokter,
zfln patiënt monsterend.
„Petteweg," antwoord de kok, maar de
dokter verstaat het verkeerd en valt uit:
„Wat. is je pet weg, maar man, daarvoor
kom je toch niet bg mfl, als ik jullie rommel
nu ook nog moet laten zoeken, mocht ik wel
een heel politiecorps bij de hand hebben".
De majoor helpt den dokter uit den droom
en vertelt hem. dat de man zoo heet. „O nou
sorry," zegt deze „en, wat is er aan de hand?"
Petteweg bekijkt zijn handen en zegt „a'n
mien hand niks. moar k'eb zoo'n tandpiene".
O. zegt de geneesheer, glimlacht en tot den
mi'icien „laat maar eens zien, welke is het,
deze? onderwijl tikt hg tegen de zieke tand;
Au, klinkt het, ten teeken dat 't de juiste is.
Nu k'zal je een briefje geven voor den tand
arts, om tien uur kun je daar terecht, wie
volgt?"
En zoo gaat het een half uurtje door.
In de gang, bfl de wachtende patiënten, werd
reeds gemompeld: de dokter heeft zeker een
slechte bui, nog geeneen vrij van dienst".
Lange Turker, res. mil. 3e klas, van beroep
stempelaar, heeft dien morgen het vernufti
ge plan opgevat, zich te laten afkeuren we-
wens doofheid.
Minachtend ziet hfl neder op de nieuwelingen
in 't simuleeren. welke dezen morgen allen met
de kous op den kop weggestuurd worden.
Als hij binnen geroepen wordt, fluistert de
majoor den geneesheer in 't oor, op Turker
doelend „Commediant".
De dokter knikt begrijpend, en de lange
kerel aanziend, vraagt hfl: „En Turker, wat
voor klachten heb je?"
Turker doet of hfl de vraag niet verstaaan
heeft, en op zijn ooren wflzend zegt hfl, ik kan
niks verstaan dokter".
Zoo, zegt deze, dat is niet zoo mooi jongen,
en hoe lang heb je daar al last van?
De lange trekt de schouders op en ant
woordt „wat zegt u, dokter?"
De dokter doet alsof hij rneelfl met den ar
men jongen heeft, en roept nu wat luider „hoe
lang je er last van hebt?"
O, zegt deze, sinds verleje week, 't kwam
zoo plotseling op.
De dokter schijnt over oergeduld te be
schikken en zegt „majoor laten we hem even
controleeren".
Beide ooren van den patiënt worden aan een
nauwkeurig onderzoek onderworpen, doch er
worden geen afwflkingen waargenomen.
„Nu nog maar even de fluisterproef", zegt
de dokter, „Turker kflk naar het raam, niet
naar mfl en zeg na wat ik zeg".
De milicien word door de majoor in de be
doelde houding gezet, en de dokter fluistert:
„Rustbed".
En prompt klinkt het antwoord van den
patiënt: „Theepot".
Mis, lacht de dokter, nee, zoover zijn we
nog niet. nu nog eens, en weer fluistert de
dokter: „Commediant".
En direct daarop Turker „ouwe krant".
De dokter valt uit zfln rol, en lachend zegt
hfl „kerel wat speel jij mooi doof".
De majoor heeft ook moeite zich goed te
houden, en fluistert even met den nu ernstigen
dokter.
Direct daarop zegt de dokter halfluid tot
den majoor: „Wat" heb ik gehoord majoor, is
het vanmiddag weer vrfl om schaatsen te
rflden?"
Dit is het psychologisch moment in het on-'
derzoek, en Turker valt dan ook direct door
den mand, door zich half om te draaien, en
gespannen, het antword van den majoor af te
wachten.
De dokter heeft het gezien, stapt op den
simuleerenden Turker toe en zegt: „met die
doofheid van jou zal het nog wel gaan, wasch
je ooren maar eens goed, en je lapt me dat
nooit weer, begrepen?"
Beschaamd druipt de lange af, de dokter
was hem toch te gewiekst af geweest.
JORO.
Bij de opvoeding van onze kinderen komt
het vooral aan op het waarnemen en het vol
liefde leiden van de kinderen. Ieder kind is
een individu, dat wil zeggen, ieder kind
heeft zijn eigen karaktertrekken en opvoe
ding kan nooit beteekenen alle kinderen over
een kam scheren. Het is juist de fout, welke
in school en huis zoo dikwflls gemaakt wordt,
dat men de kinderen allen gelflk stelt. Na
tuurlijk bedoel ik daarmee niet, dat men op
bepaalde momenten in bepaalde kwesties tus
schen de kinderen verschil zou moeten ma
ken, hetgeen dan leidt tot het bekende
„v o o r-trekken" -van het eene kind boven
het andere.
Neen, mfln gedachten gaan hierbfl uit naar
die oogenblikken, waarin het a.h.w. duidelijk
aan den dag treedt, dat wfl bfl het eene kind
niet met dezelfde opvoeding succes bereiken
als behaald wordt bfl een ander kind.
Een enkel voorbeeld.
Een der kinderen is van nature zeer zenuw
achtig, terwijl het broertje bijv. een uiterst
rustige natuur heeft. Wanneer nu het zenuw
achtige en driftige kind iets misdreven heeft,
moet u het anders aanpakken dan het rus
tige kind. U moet het zenuwpatiëntje nog
niet zenuwachtiger maken en dus beginnen
■met rustig het over het bedreven te praten
en te onderhouden. Het rustige kind kan in
d.t opzicht iets meer verdragen, al blflft het
natuurlijk altijd gewenscht bedreven kwaad
rustig met de kinderen te bespreken.
Een ander voorbeeld. Een kind heeft
angst voor het donker. Welnu, zoo'n kind
moet u die angst niet willen afleeren door
het te dwingen voor u iets in een donkere
kamer te gaan halen.
In al zulke gevallen en zij komen
eigenlflk telkens voor bfl de opvoeding van
meer kinderen,moet u u telkens afvragen,
hoe u hebt te handelen ten aanzien van elk
kind afzonderlflk. En daarbfl moet u u nooit
storen aan buurpraatjes of familiebedisselarfl.
Als u uw kind geduldig en voortdurend
waarneemt, is er niemand die beter uw kind
kent dan u zelf. Daarbfl komt nog, dat u de
ouder van het kind bent en een plaats in
neemt als het goed is welke niemand
anders kan innemen. Ik heb het al zoo dik-
wflls opgemerkt in deze rubriek: er wordt
zeer veel geleerdheid verkondigd over de
opvoeding en dikwijls is deze wflsheid af
komstig van hen, die of geen kinderen heb
ben of hun eigen kinderen niet kunnen op
voeden.
Maar ik zeg u: bfl de opvoeding hebt u,
als eenvoudige ouders, niet begiftigd vaak
met het vermogen om diepzinnige betoogen
en werken over zielkunde enz. te verwerken,
dag aan dag de zorg over uw kinderen. U
streeft naar een goede opvoeding. Laat ik
u een goeden raad geven; timmer jygt tg yeei
In een van de romans van Willy Corsarl
wordt een vrouw beschreven en in die beschrij
ving komt de volgende zinsnede voor: „zij be
zat in hooge mate de gave, zich niet ongeluk
kig te laten maken."
Dat nu, is een gave, die een groot geluk is,
zoowel voor degene die haar bezit als voor de
omgeving van dien mensch. En het is een gave,
die iedereen kan aankweeken; juist daarom
gaan wfl er hier verder op door.
Wfl kunnen ons dikwflls opwinden over din
gen, die feitelflk zoo weinig de moeite waard
zfln, en wanneer wfl dat doen, dan laten wij
ons ongelukkiger maken dan noodig is.
Een plannetje, dat op het laatste oogenblik
niet door kan gaan. een nieuwe japon die, in
weerwil van de belofte van de naaister niet op
tfld gereed is om haar te dragen bfl een be
paalde gelegenheid, een verregende vacantie-
dag, een gulden tekort op ons saldo, het
zijn dingen, die jammer zijn en vervelend, ze
ker, maar zfln ze waard dat wij een halven
dag verknoeien met erover te treuren? Dat
zijn ze zeker niet. Het plannetje kan een an
deren keer uitgevoerd worden, De japon had
den wfl toch niet alleen besteld om haar deze
ééne maal te dragen, er komen hopelijk in ons
leven nog meer vacantiedagen, en het verlies
van een gulden is wel te overkomen. Alles
heeft tenslotte juist zooveel belang als wfl er
zelf aan willen hechten.
Het is niet wat ons overkomt, maar hoe
wfl onze ervaringen opnemen, wat zfln stem
pel drukt op ons leven.. Wfl kunnen kleinig
heden beletten om zelfs maar vflf minuten
van ons leven te bederven, als wij het advies
huldigen: „zeurt er niet over!"
Een gebroken veter vlak voordat U naar
kantoor moet en geèn andere veter te vinden?
Knoop haar zoo goed als het gaat aan,
neemt U voor om straks dadelijk twee paar
veters in reserve te koopen, maar zeurt er
niet over! Uw ei aan het ontbijt te zacht ge
kookt? Wel eet het vlug op met veel zout,
of laat het staan maar zeurt er niet over!
Leert kleine tegenspoeden aanvaarden voor
wat zfl zfln, ontneem hen hun effect door
een glimlach en tracht de humor in het oog
te houden, die altijd aan „kleine rampen"
vastzit. Vergeet nooit, dat er zooveel Anderen
zfln, die veel erger dingen, dan ons over
komen, kranig gedragen hebben en nog dra
gen.
Het mag ongezellig zijn en misschien lastig
voor Uw bedrflf dat Uw man of Uw vader
of Uw verloofde gemobiliseerd is, en wfl wil
len dat geenszins een kleinigheid noemen,
maar bedenkt dat deze mannen nog veilig
zijn voor de gevaren, die de mannen in de
oorlogvoerende landen trotseeren.
En als wfl denken aan alles wat de bewo-
neres van andere landen moeten lijden en ont
beren, dan schamen wfl ons om nog te
klagen, omdat alles een beetje duurder wordt
en omdat wfl niet toekomen met onze suiker
Zeurt er niet over! Wfl hebben het nog
erg goed! Ds. JOS DE COCK.
aan den weg. Laat u niet door Jan en alle
man van advies dienen, maar zoek eerst en
vooral naar de eigen karaktertrekken van
uw kind. U kunt deze op allerlei wijzen ont
dekken, bfl zijn spel, in zijn handelen en spre
ken, in zfln liefhebberijen, enz. enz. Houdt
u daaraan vast en baseert op die verschijn
selen uw opvoeding.
En bovenal: weest lief voor uw kinderen,
ook als zfl het eens wat bont gemaakt heb
ben. Lief voor kinderen beteekent niet:
slap zijn en alles toegeven. Neen, een strakke
hand is dikwflls noodig, maar laat altfld mer
ken, hoe uw ouderhart lijdt onder het ver
keerde van het kind. Laat het voelen, zonder
veel woordqn te gebruiken, dat het u zoo be
droeft, dat het kind het een of ander doet
of nalaat. In dit opzicht kunnen vele moe
ders, ja, eenvoudige arbeidersvrouwen met
weinig wetenshcappelijke vorming, zulke
echte opvoedsters zijn. Ik denk altijd weer
aan de moeder van Jan Ligthart en de andere
kinderen van haar gezin.
Het kind waarnemen beteekent met het
kind ook bezig willen zfln.
In den tegenwoordigen tfld begint dit he
laas in vele gezinnen tot de onmogelijkheden
te behooren. In sommige gevallen is het het
leven, de strijd voor het bestaan, die daartoe
ongelukkigerwijze noopt. Er zijn echter tal-
rflke voorbeelden te noemen, dat de lust in
genot en uithuizigheid van moeders oorzaak is
van een te weinig omgaan met het kind of
de kinderen. Dat vind ik diep treurig.
OVEEKA.
Roger Ascham:
„Een enkel voorbeeld heeft zoowel ten goede
als ten kwade veel meer kracht dan 20 voor
schriften in boeken en dit leert Plato ook
duidelflk, niet op een of twee maar op ver
schillende plaatsen."
A. Rayet:
„Elk opvoedingssyteem met straffen en be
looningen berust op vrees en fldelheid.
De schooltucht kan slechts goed werken, zoo
ze vrij en gewild is. In de plaats van straffen
en belooningen dus de gesprekken, waarin de
onderwflzer zal trachten, ieder kind tot het
goede op te wekken".
Mevr. Ginever-Gyory:
Overal waar de geest opgewonden en ge
prikkeld kan worden, ziet men thans kinde
ren; in eetzalen, op concerten en bazars, op
bals masqués en fancy-fairs.
Hebben de onderwijzers geen recht tot de
ouders te zeggen: „De karakters uwer kin
deren worden aan ons toevertrouwd, ons tterk
daarnaar beoordeeld, maar als nu een vacan-
tiedag het werk van weken en maanden ver
nietigt?"
Hoe kunnen ook de talenten van een kind
ontwikkeld worden, wanneer zfln geest vol is
van dingen, die zfln begrip te boven gaan.