ina vond een nieuwe iconomische basis Be groote brand in de Amsterdamsche binnenstad vuren van Tohr H8T GeHeim unn Caféhouder en verhuizer opgelicht Torrance Esdale Dc actie tegen een binnenlandschen vijand Twee honderd negers levend verbrand FEUILLETON Onze Oost Duitschland laat de vlag op zolder op den 1 Mei dag door Edgar Rice Burroughs INDUSTRIE ONDERGEBRACHT IN- HET BINNENLAND. Het Russische blad Moscowski bolsjewiek wijdt, aldus de N. Rt. Ct., een artikel aan den toestand in China. Over twee maanden duurt de oorlog van het Chineesche volk tapen het Japansche imperialisme drie jaar. pa tijd werkt ten gunste van China. Hoe- vel de oorlog het land eenerzijds in moei- jijkheden heeft gebracht, heeft hij aan den anderen kant zeer bijgedragen tot de her- vorminp van het land. Japan staat voor het pevaar van een eenspezind China. De inval van het Japansche leper heeft de heste gevoelens van patriotisme in het Chi neesche volk wakker pemaakt. De bereke- ninpen van het Chineesche oppercomman do zijn gebaseerd op een oorlop van lan gen duur en dit blijkt juist te zijn. De moeilijkheden van de Japanners worden gteeds grootér en zij zijn thans reeds cata- gtrophaal. De nationale repeerinp met Tsjianp Kaisjek aan het hoofd heeft de plannen voor een langdurigen oorlog zorg vuldig voorbereid. Deze oorlop eischt de in spanning van alle nationale en oeconomi- gche krachten van het land. Dit inziende, beeft het Japansche leger alle industrieele centra van China bezet. De Chineesche re geering heeft hier echter maatregelen tegen genomen van buitengewonen omvang. Met de hulp van de gehele bevolking zijn on geveer honderd van de belangrijkste in dustrieën overgebracht uit Sjanghai, Nan king, Kanton en Hankau naar de binnen landen. In het Noordwesten en het Zuidwes ten zijn nieuwe industrieele centra gescha pen. De regeering heeft er tevens voor gezorgd, dat de verbindingswegen niet verloren konden gaan en met de grootste moeite nieuwe verbindingswegen gebouwd. Sommi ge hiervan zijn reeds in gebruik. De be langrijkste hiervan zijn die van Yoennan, Birma, Indo-China en Kwanpsi en de spoorweg die Paoki en Sjansi verbindt met Lantsjou in Kansoe. Enorme vorderingen zijn gemaakt bij den landbouw in China Oogsten die hun weerga niet kennen' zijn behaald in alle provincies van het Zuidwesten en in het Noordwesten en in eenige provincies in Midden China. Alle deze dingen hebben het vertrouwen van de bevolking geschraagd en de positie van de regeering versterkt. Zij verklaren ook het succes van de leeningeii op korten termijn van de Chineesche regeering. Hier blijkt uit, dat China gedurende den oorlog een nieuwe oeconomische basis heeft we ten te vinden, die het land krachtiger zal xnaken in zijn strijd tegen Japan. BIJ BRAND IN DANSZAAL. Bij een brand in een danslokaal in Nat- ehez zijn meer dan 200 negers om het leven gekomen. De dansgelegenheid was een oude kerk, waarin uiterst brandbare kar tonnen décors waren aangebracht, en die slechts één uitgang had. Men denkt, dat de brand bij de deur is uitgebroken en het grootste deel der aanwezigen den uitgang heeft versperd. Na een onderzoek in de uitgebrande dans zaal heeft de gerechtelijke lijkschouwer verklaard, persoonlijk 203 lijken te hebben geteld. Hij meende, dat het totale aantal slachtoffers wellicht de 250 te boven zou gaan. Hij verklaarde, dat de lijken als de tak- keboisisen van een brandstapel op elkaar lagen. De meeste slachtoffers waren door verstikking om het leven gekomen. Het waren voor een groot deel jongelui van 15 «n 16 jaar. HOOFDSTUK IX. doorRoy Vickers Een oproep van het comité van actie te gen een binnenlandschen vijand, te Sema- rang, werd van vele zijden beantwoord, uit 1 erschil.ende lagen van de samenleving. Het comité stelt voor een strenge schif ting in te voeren, waarna de vrijwilligers zullen worden ingedeeld in hulpcorpsen. \oorts is opgericht de Semarangsche schietvereeniging, welke opent met een "root schietfeest op den verjaardag van H. EE Prinses Juliana. De vereeniging zal beginnen met oefeningen in het revolver- en flobertschieten, waarvoor schietbanen beschikbaar zijn. Later zal hieraan uitbrei ding worden gegeven tot andere wapenen. oorts hoopt de schietvereeniging van den landstorm te Seniarang. waarin alleen landstormers worden opgenomen, zeer spoe dig te kunnen gaan oefenen onder leiding van het leger, op het geweer en automati sche wapenen. De rijksminister van binnenlandsche za ken heeft bekend gemaakt, dat ditmaal op den eersten Mei, die anders gevierd wordt als een nationale feestdag van het Duitsche volk. geen vlaggen uitgestoken en geen ge bouwen versierd zullen worden. Zooals reeds gemeld, worden ditmaal ook geen officieele feestelijkheden op den len Mei ge houden. Niettemin geldt de 1 Mei ook in dit jaar als een wettelijke feestdag. De uitnoodiging. „Je kunt door het raampje van de provisie kamer naar binnen klimmen, maar dat weet iedereen. Ik heb je er over verteld", zei Gerald ongeduldig. „Ik kwam 's nachts dikwijls op die manier binnen als ik niet wilde nou ja, als ik oom Julius niet wilde storen. Toen we klein waren, klommen Torrance en ik altijd op die manier het huis in en uit, als we speelden. Tus- schen twee haakjes, Torrance, ongetwijfeld zal de politie alle vrouwelijke kennissen van Oom Julius ondervragen. Was je gisteren om onge veer half negen hier?" .Ja" „Er zal natuurlijk wel iemand zijn, die dat bevestigen kan?" Torrance zweeg. Het was zoo gemakkelijk gezegd, ze had de leugen al geuit, terwijl zü met zichzelf nog overlegde of zij het zeggen zou of niet Maar om het vol te houden was heel iets anders en heel wat moeilijker. „Weet je, Anne gaat om zeven uur naar huis ontweek zij de vraag, „en bovendien kwam zij gisteren niet, omdat ik de laatste drie w e 'en in Torquay heb gewerkt en ik ^haar aar vacantie heb gegeven. Maar „O, het zal wel in orde zijn.!" zei Gerald va^ag „het is alleen een formaliteit, weet je. oo vorm zal ik ook een bezoek moeten brengt aan den ouden Vackery, de politie hjspecteur Uit Callingham raadde mij aan, mijzelf te laien vertegenwoordigen bij het voorloopig on zoek. De hemel alleen weet waarom. Torrance dronk haar cognac op en dwong zichzelf met Annabelle te praten. „Zou je nie liever hier blijven, terwijl hij weg is En je niet nog wat met mij ontbijten Ik ben morgen laat opgestaan en heb nog mets g had". „Ik heb al twee keer ontbeten: maar ik zou het best nog eens kunnen doen", nam Anna- ONTZETTENDE SCHADE AANGERICHT. Zooals gisteren reeds gemeld werd heeft gisterenmorgen vroeg een groo te brand de magazijnen en opslag plaatsen van de N.V. Handelsven nootschap v.h. S. I. de Vries, een der grootste manufacturengroothan- dels, grootendeels vernield, waarbij groote voorraden manufacturen, tex- tielgoederen, passementen enz. ver loren zijn gegaan. De magazijnen der firma zijn alle gele gen rondom de Warmoesstraat. Het hoofd gebouw, waarin ook de kantoren zijn ge vestigd, ligt aan het beursplein, en in dn belendende en achterliggende nerceelen, 1ie binnendoor niet elkaar verbonden zijn, be- virtden zich de magazijnen, zoodat liet com plex perceelen der firma S. I. de Vries be grensd wordt door Beursplein, Papenbrug- steeg. Warmoesstrnat en afgesloten wordt door eenige opslagplaatsen en de groote binnenplaats van het nieuwe gedeelte van de Bijenkorf. In genoemd -complex werken circa vier honderd personen, en omstreeks half reven is eiken ochtend een garderobe-juffrouw de eerste, die via den personeelsingang aan de Papenbrugsteeg het pand betreedt om voor bereidingen te treffen voor de komst van het personeel, dat voor een deel 0111 acht uur, voor een deel om half negen, de werk zaamheden begint. Het was deze mej. Ter Gouw, die om half zeven brandlucht rook en de brandweer waarschuwde. Toen deze korten tijd later arriveerde, bleek het vuur te woeden in een der per ceelen aan de Warmoesstraat, namelijk op no. 140. Aan don buitenkant zijn de afzon derlijke perceelen aan de Warmoesstraat en aan de Papenbrugsteeg alle schijnbaar in tact gelaten, zoodat men den indruk krijgt van een reeks afzonderlijke winkel- huisjes, waarvan sommige al vrij oud ziin. Zij komen echter alle uit op een gemeen schappelijke lichthof, die overdekt is met een groote matglazen kap. Weldra zag de brandweer dan ook in, dat men hier niet te doen had met een geisoleerden brand in per ceel Warmoesstraat 140, doch dat het vuur zich reeds een weg naar andere deelen van het complex had gebaand. Toen volgde het alarm groote brand en kwam van verschillende posten versterking aanrukken. Onder leiding van de hoofd brandmeesters de Boer en Schuitemaker trachtte men den brand in te sluiten, doch men stuitte in het ingewikkelde complex van oude gebouwen op tal van onvoorziene, moelijkheden. Niet alle etages van alle pan den waren met elkaar verbonden, maar ter wijl men van het eene huis slechts via de eerste verdieping in het belendende perceel kon komen, kon men uit dit perceel slechts over de tweede of derde verdieping in het daarnaast gelegen pand komen, zoodat men zich in een waar doolhof bevond, terwijl de vlammen zich van deze hindernissen niets behoefden aan te trekken en door mu ren en trappenhuizen heen vraten en rijke lijk voedsel vonden in de groote voorraden katoenen, zijden en wollen stoffen, waarin zij dikwijls hardnekkig konden voortsmeu- len onder ontwikkeling van hevige rook, of soms bijna ongemerkt, om pas naar bui ten te slaan als zij zoover waren doorgevre ten, dat aan blusschen nauwelijks meer te denken viel. Toen de groote lichtkap tengevolge van de hitte barstte en naar bene den kwam. leek het alsof het vuur even niet te houden was. De open binnenplaats werkte als een gewel dige schoorsteen en tengevolge van den trek sloeg het vuur verder naar de achterliggende perceelen door. Aan den kant van de War moesstraat, waar de perceelen 140 146 tot het complex behooren, bleef slechts 146 voor het vuur gespaard, terwijl aan de Papenbrugsteeg om streeks acht uur de brand het felst weodde. Toch kon men toen reeds zien, dat het grootste gevaar geweken was. Met niet minder dan zeventien stralen werd het vuur aan vier kanten bestreden. Dertien stralen werden door drie motospuiten ge voed, terwijl vier stralen water kregen uit den O. Z. Voorburgwal, waar de drijvende motorspuit „Jan van de Heyden" aan het werk was en via de St. Annenstraat het grachtwater naar de Warmoesstraat op pompte. In perceel Warmoesstraat 140, waar het vuur het eerst ontdekt was en ook het felst woedde, stortten op een gegeven oogenhlik een zoldering naar beneden, doch de vier brandwachts, die bier aan het werk waren, hadden het gevaar tijdig gemerkt en ble ven onverlet. De ter plaatse aanwezige lie-mnnning van een G.G.D.-auto had dan ook niets anders te doen dan af en toe een onbeteekenend wondje te verbinden als een der brandwachts zich aan glasscherven had gewond. De stralen werden aan drie kanten over den ladder geleid, terwijl het vuur even eens werd bestreden van het dak van de Effectenbeurs, welker zijkant de andere zij de van de smalle Pa pen brugsteeg vormt. Nog te kwart over acht, toen het leek alsof men de zaak reeds onder de knie had. sloegen opnieuw vlammen uit het lipekhuis tussehen Warmoesstraat en Pa- pènbrugsfeep, doch ook hier had men spoe dig het terrein heroverd, zoodat te 8.20 uur het alarm „brand meester" kon worden ge geven. De nablussching nam het grootste deel van den dag in beslag, omdat in de groote voorraden textielgoederen en manufacturen het vuur lang bleef smeulen, zoodat deze voorraden geheel uit elkaar gehaald moes ten worden. Omtrent de oorzaak van deze brand is nog niets bekend. TARZ AN en de LIEFHEBBER VAN VOORSCHOTTEN. In een café in Rotterdam ontmoette dezer dagen een verhuizer uit Schiedam den 50-jarigen koopman A. V., die hem vertelde dat hij werk voor hem wist. De koopman verlangde echter een voorschot van 10 op de aanbrengpremie en daarom wilde de ver huizer liever niet direct beslissen. Ze spra ken af elkaar den volgenden dag rtog eens te ontmoeten, en toen herhaalde V. dat de verhuizer gerust die 10.kon geven, of eventueel alleen maar leenen. Want hij, V., 87. Toen de dappere Majoor de laatste adem had uitgeblazen, trad Ahtea door de kring der bewakers naar voren. Staande naast het lichaam van zyn doden vriend, keek Tarzan de koningin aan. „Zoals het de gewoonte is van Tohr, vraag ik om het recht te vechten met den man, die myn vriend doodde." „Dat recht heb je," antwoordde Ahtea snel, als je kunt aanwijzen, wie de fatale speer geworpen heeft." De koning van de jungle wees op den reus. Mungo, De kapitein der lijfgarde knikte. „Ja, ik deed het. En ik ben bly om met Tarzan te vechten, ik zal hem ook doden!" De koningin lachte grimmig. „Mungo is de machtigste van alle Tohriaansche sol daten de sterkste en moedigste. Tarzan van de Apen, je hebt zelf je doodvonnis be zegeld. Ik was van plan je op een andere ma nier te doden, maar Mungo wil me de moeite besparen." „Ik ben gereed," antwoordde de aapman kalm. „Het gevecht zal plaats vinden in de publieke arena," besloot Ahtea, „zodat iedereen in Tohr het kan gadeslaan. Het zal een dag van feestvreugde worden." „En Janette Burton wat bent u van plan met haar te doen?" vroeg Tarzan. De ogen van de koningin schoten vuur. had een erfenis le goed en zou juist daar over naar een notaris gaan. Voor alle zekerheid ging de verhuizer, die niet zoo lichtgeloovig is, mee naar het huis van dien notaris. V. ging bij den no taris naar binnen, de verhuizer bleef wach ten. Na eenigen tijd kwam V. terug met een papier en het verhaal, dat hij den vol genden dag 1300 zou kunnen ontvangen. En opnieuw vroeg hij den verhuizer hem aan 10.te helpen. Deze was nog steeds op zijn hoede, hoewel toch wel ecnigszins gerust gesteld door de zaak met den nota ris. Hij gaf V. derhalve .f 5.Maar toen beiden elkaar dienzelfden middag opnieuw ontmoetten en V. nogmaals om vijf gulden vroeg, gaf de verhuizer zich gewonnen en had V. uiteindelijk toch de verlangde tien gulden binnen. Doch den volgenden dag kwain de ont goocheling. V. verscheen niet, zoals afge sproken was bij den verhuizer. Laatstge noemde belde toen de zaak op, waarvoor hij volgens het gezegde van V. zou moeten verhuizen, maar daar wist men van niets. En toen kreeg de argwaan bij den verhui zer weer de bovenhand; hij belde de politie op, die een onderzoek instelde en tot de ont dekking kwam, dat ook de notaris van al hetgeen er te doen geweest was. niets af wist. zoo zegt de N. Rt. Ct. Bij het voortgezette onderzoek kwam aan het licht dat V. nog meer op zijn kerfstok had. Ook een caféhouder in het westelijke stadsgedeelte is het slachtoffer van zijn practijken geworden. De caféhouder vertel de hem, dat hij een auto wilde verkoopen. waarmee, na cenig overleg. V. zich wel wil de belasten. Een gevraagd voorschot van belle vriendelijk de uitnoodiging aan. Zij wacht te totdat Gerald de kamer uit was, voordat zij er aan toevoegde: „Ik kon in dat vreeselijke Hillfoot geen hap door mijn keel krijgen, ter wijl die agenten op alles letten en het dienst personeel te bang was om iets te zeggen: maar wij hadden ongeveer nog niets gehad, toen wij aan wal kwamen en ik wist dat als ik niets at, Gerald het ook niet zou doen". „Dat was handig van je". Annabelle schudde haar hoofd. „Nee, ik ben heelemaal niet handig en ik ben niet mooi en zelfs niet flink. Maar o, Torrance ik mag wel Torrance zeggen, niet dat ben jij wel en nog veel meer. En mijn heele leven lang zal ik mij er over verbazen, dat Gerald op mij verliefd werd en niet op jou!" Lief gezegd; zoo lief en op zulk oprechten toon dat Torrance, al hing haar leven er van af niet wist of er een hatelijkheid mee bedoeld wérd of niet. Het gelukte haar te glimlachen en iets aardigs te zeggen. „Wanneer twee menschen samen zijn groot gebracht, dan vinden zij elkaar niet meer ro mantisch, weet je? Maar ik mag Gerald heel, heel graag en ik hoop van harte, dat deze el- lendige geschiedenis over Oom Julius gauw voorbij zal zijn, zoodat hy op tyd kan beginnen met die baan, die ikdie baan, die voor hem openstaat. In Mexico". „Mexico?" Torrance legde het haar uit. Zy beschreef net werk, de condities, het land, zelfs de baas. Daar haar lippen nog trilden en zij toch tracht te te glimlachen, liep zij door de kamer terwijl zij praatte. Ondertusschen verwarmde zy de koffie en maakte nieuwe toast. Pas toen zij een tweede kopje uit een spiegelkastje haalde, zag zij in den spiegel de uitdrukking op het gezicht van haar gast. Annabella glimlachte. Niet den heven glim lach van een verlegen kind, maar een verach- telyken lach, die iets Torrance zocht een juiste uitdrukking iets wreeds inhield. Het kopje viel in scherven op den grond. „O, wat jammer, het was toch geen lieve lingskopje? Je trilt nog zoo, Torrarjce. Laat mij toch het meisje bellen, dan kan die alles doen. Ik wilde, dat ik koffie kon zetten, maar toen myn ouders nog leefden, was dat nooit noodig..." „In Mexico zul je koffie genoeg moeten zetten." „Denk je? Ik weet het niet geloof je ook niet dat ik Gerald maar tot last zou zijn, als ik met hem meeging Zou het geen beter bewijs van myn liefde zyn, als ik achter bleef „Ongelukkigerwijze moet de man voor deze baan getrouwd zijn. Wanneer je niet gaat, kan Gerald ook niet." Zij liet het. mooie hoofdje hangen. „Dan zal ik de beslissing heelemaal aan hem overlaten en als hij wil dat we gaan. zal ik leeren koken en schoonmaken en verbanden aanleggen alles. Wil jij me helpen?" Het gezichtje dat nu over de scherven van het kopje gebogen was, was een en al lief heid; zij was naar haar toegekomen om op haar onbeholpen manier te helpen en toen zij zoo in haar lichte japonnetje gehurkt zat, leek zij op een bloem een vogèl een vlinder. Elk beeld van onschuld kwam Tor rance in de gedachten en elke voorstelling werd tenietgedaan door eenzelfde terugko mende herinnering. Ze is maar 'n klein, lief diertje, meer niet... Maar die glimlach was niet lief. die was gemeen. Zij zou geen vlieg kwaad doen... Zij vermoordde Oom Julius. Zij kon gisteravond toch niet op twee plaatsen tegelyk geweest zyn... en toch was zy het. En ze weet dat er nog een vrouw in huis was. En daar is ze voor op haar hoede en ze is er bang voor; en dat maakt haar gevaarlijk." „Het kopje hindert niet," zei Torrance flauwtjes, „hier heb je een ander. Misschien wil jij het inschenken? Myn handen trillen nog te veel." „Zoo voelde Ik me nu ook vanmorgen op Hillfoot," zuchtte Annabelle. Zy hanteerde den koffiepot, maar zóó onhandig, dat Tor rance onwillekeurig moest denken dat het verloren familiefortuin haar zelfs hieitoe on geschikt had gemaakt. Het was een vreemde onhandigheid voor iemand, die zich zoo licht en zeker bewoog. „Ik ben nog nooit zoo bang en ongelukkig geweest, nog nooit. Ik kan daar niet meer heen, Torrance en Gerald is het met mij eens of jy moest by mij ko men logeeren." Torrance schrok. Dat had ze niet verwacht. „Dat kan ik onmogelijk doen." Het klonk kort en onbeleefd. Zy trachtte het te ver beteren en maakte het nog erger. „Jij en Ge rald zyn nog niet eens zoo lang getrouwd. Jullie zullen veel liever alleen zijn." „Alleen met de politie?" Een trek vloog over het fijne gezichtje, maar of het sarcas me of spijt was, kon niemand zeggen. „En dan heb ik nog mijn werk," voegde Torrance er aan toe en begon uit angst be zwaren te bedenken. „Morgen, op zijn laatst, moet ik mij bij het plaatsingbureau melden. Dus begrijp je wel..." „Nee, ik begrijp het niet." Aimabele zat als een klein kind te mokken. „Je bent de beste vriendin, die Gerald heeft en daarom ook de mijne en je kunt toch onmogelijk van mij verlangen, dat ik naar huis mag en daar alleen ben met al die politieagenten, terwijl Gerald met advocaten en dergelijke menschen vijf gulden op de provisie heeft de caféhou der hem vlot gegeven; maar de auto heeft V. nooit verkocht. In een café aan den Coolsingel had V. voorts een ontmoeting met een koopman uit Zoeterwoued. Hij verleide den koopman, dat, dat hij voor een vriend een auto moest verkoopen. De koopman voelde wel iets voor het koopje, waarop het tweetal naar oen garage toog om den wagen te bekijken. V. wees een auto aan en het duurde niet lang, of men was het over den prijs eens geworden. Onder 't voorwendsel, dat V. de sleutels van den auto nog niet kon over handigen, vroeg hij den koopman hem f 25 handgeld te geven, wat deze ook grif deed. Toen de koopman echter den vplgenden dag in 'n garage kwam om de zaak geheel af te wikkelen, bleek men daar van een verkoop van den auto in het geheel niets af te we ten. Gisteren is V. naar het huis van bewaring overgebracht. praat. Och, kom toch! Jy bent de eenigste, die ik vragen kan!" Om zoo te zien was het een redelyk ver zoek. Torrance kon, terwyl zy koppig met haar hoofd schudde, zelfs voor zichzelf niet uitmaken, of zy weigerde om wat er tusschen haar en Gerrfld geweest was, of om den on- zegbaren angst, die Annabella's persoonlijk heid haar gaf. „Wanhopig," dacht zy, „als ik aanneem dat zij werkelijk de inbreekster van Hillfoot is, vrees en haat ik haar als een moordenaarster en een misdadigster, en als ik me voorstel dat het slechts een toevallige gelijkenis is. dan vind ik haar een lief en aardig kind." „Daar is Gerald al. Die zal je wel kunnen overtuigen," zei Annabelle, terwijl zij met een allerliefsten glimlach verwachtend naar de deur keek. Het was echter niet Gerald, die binnen kwam, doch Hartlandt K. Massiter. HOOFDSTUK X. In de courant. Meneer Massiter had twee couranten onder zijn arm en nog een in den buitenzak van zijn keurige jas. Misschien hoorde hy Annabelles' opmerking: „Hoe dom van my dat ik dacht dat mijn man binnenkwam?" doch hy liet dit in elk geval niet blyken; hy liep regelrecht naar Torrance toe, nam haar beide handen in de zijne en zei, met een eenvoud, die zy niet van hem gewend was: „Wilt C over mij beschikken, juffrouw Esdale Tot haar schrik merkte zy, dat haar han den trilden. „Ik dacht dat U tot Vrydag in Torquay bleef," zeide zij. „Ik ben van gedachten veranderd en kwam gisteren naar stad. Ik verliet het hotel zelfs vlak na u. Ik kwam tot de ontdekking, dat ik die hoteleetzaal zonder uw tegenwoordig heid gewoonweg niet langer kon verdragen en toen die sombere gong klonk om..." „Mag ik u mevrouw Gerald Saranack voor stellen." viel Torrance hem In de rede. Zy gaf er de voorkeur aan, dat de heer Massiter niet, op welke indirecte wijze ook, vertellen zou, dat zijn secretaresse vóór de koffie Tor quay verlaten had. „Annabelle, dit is meneer Hartlandt Massiter. Tot gisteren was ik in Torquay bij hem werkzaam." Annabelle boog. H ordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 7