12 Mei De zaak Maasinopenbaarheitl Moederdag-bloemendag Men zij rustig Zitting Zeekrijgsraad MadinieuuM Vrijdag 10 Mei 1940 Tweede Blad Behandeling voor den Centralen Raad van Beroep te Utrecht B. en W. gooien het over een anderen boeg Geen gelukkige wending? De 95-jarige heer F. J. Egner overleden Woningbouw Onwillige treinwagon Burgerlijke Stand van Den Helder Gisteren is de zaak tegen den direc teur van de Gem. Reiniging, en Plant- soenen, den heer P. H. L. Maas, die door het college van B. en W. angstvallig achter gesloten deuren was behandeld, voor den Centralen Raad van beroep te Utrecht, in het licht van de openbaar heid gekomen. Zooals men weet had het scheidsgerecht ▼oor ambtenaren, alhier, het schorsingsbe sluit van het college van B. en W., toege past op grond van het eerste lid van art. 85 van het ambtenaren reglement, nietig ver klaard. Men meende, dat dit artikel van het reglement door het college van B. en W. on juist was toegepast. B. en W. hadden tegen dit besluit bij den Centralen Raad van beroep verzet aangetee- kend en gisteren werd deze zaak te Utrecht behandeld. Als gemachtigde van den burge meester trad wethouder P. S. v. d. Vaart op, bijgestaan door den secretaris, den heer van Bolhuis. Voor den heer Maas, die ter zit ting persoonlijk aanwezig was. trad zijn ver dediger Mr. Dr. J. A. E. Buiskool op. Het betoog van den heer v. d. Vaart was er op gericht de motieven van B. en W. tot schorsing van den heer Maas, op grond van artikel 85 van het A.R. te rechtvaardigen. De heer v. d. Vaart begon met de bewe ring, dat het college van B. en W., in te genstelling met het scheidsgerecht voor ambtenaren, van oordeel was, dat het eerste lid van artikel 85, aan hen de bevoegdheid geeft om de hoofden van dienst als voor- loopigen maatregel bij tekortkomingen in den dienst te schorsen voor onbepaalden tijd, al of niet met behoud van salaris. Het scheidsgerecht heeft dit uiteindelijk ook niet willen ontkennen, mits tekortkoming aange voerd zou worden. De conclusie is onjuist, zoo zei weth. v. d. Vaart, dat het college van B. en W. het schorsingsbesluit genomen had den, met de erkenning, dat er geen te kortkomingen wajen. Het college wilde de gevallen nog niet als een tekort koming kwalificeeren, omdat de aard en de omvang nog niet bekend waren. Het gerechtelijk onderzoek, over de ge dragingen van den heer Maas wees immers al op tekortkomingen. B. en W. hebben die tekortkoming echter nog niet ten laste wil len leggen om voor een ambtenaar, die 20 jaar in dienst van de gemeente was, de mo gelijkheid open te laten tot volledig eer herstel. B. en W. hebben de opvatting van art. 85, dat zij kunnen doen, wat zij noodig achten in het belang van den dienst en van de ge meente, anders zou een fraudeerend ambte naar rustig op zijn stoel kunnen blijven zit ten en zijn werk doen. Zelfs al zou het niet zoo gezegd worden in het ambtenaren regle ment, dan geeft dit artikel toch het recht maatregelen te nemen tegen plichtverzaken de ambtenaren. Het is onjuist, dat het eer ste lid een uitzondering zou vormen. Even eens is het onjuist, dat B. en W. met hun beslissing zouden treden in de bevoegdheid van den raad. De ambtenaar heeft immers het recht van beroep. Na een aanval op de pers ten aanzien van het lanceeren van berichten over de zaak Maas, welke berichteif het college afkomstig dacht van den heer Maas of zijn raadsman, vervolgt de heer v. d. Vaart zijn betoog en zegt, dat de heer Maas ten onrechte gemeend heeft, dat het besluit van 15 December, om zijn salaris in te houden, volkomen ongemoti veerd genomen zou zijn. Het college meent, dat het dit besluit, toen het de feiten in on derling verband zag, volkomen gemotiveerd genomen heeft. Het college was 8 Decem ber niet bekend met den brief van den direc teur van „de Merwede", waarin deze be kende, dat de heer Maas de drieduizend gul den niet ontvangen zou hebben voor het af- koopen van het patent. Toen het college bekend werd met het be richt, dat de heer Maas, na zijn invrijheids- stelling, opnieuw gearresteerd was wegens vermoedens van aannemen van steekpennin gen, moest het college wel ernstige plichts verzaking aannemen. B. en W. zouden te kort geschoten zijn. als zij toen niet het be sluit genomen hadden tot het inhouden van het salaris. De heer Maas noemt de nieuwe feiten ge baseerd op looze geruchten, maar het col lege heeft een brief van den directeur van „De Merwede" waaruit blijkt, dat die steek penningen geschiedenis niet op looze geruch ten berusten. Door B. en W. zijn de besluiten geno men, omdat die maatregelen dringend noodzakelijk waren. Het college meende terecht maatregelen op grond van art. 85 le lid te nemen, omdat art. 86 2e lid, dat onmiddellijke schorsing toestaat, al leen op gewone ambtenaren en niet op hoofdambtenaren van toepassing is. Spr. verzoekt den raad dit art. 86 2e lid te willen toepassen, als men meent, dat art. 85 niet het recht tot schorsing gaf en spr. vraagt de beslissing van het scheidsgereicht te willen vernietigen. Duel tusechen den president en wethouder v. d. V'aart. De president van den Centralen Raad, Mr. Dr. Beumer stelt den heer v. d. Vaart dan eenige vragen, omdat hem, zooals hij zegt, deze zaak niet erg duidelijk is. Is het besluit van 8 December tegen den heer Maas als strafmaatregel bedoeld, ja of nee, zoo vraagt de president. De heer v. d. Vaart: Neen. De president: Men heeft dus gemeend een maatregel te treffen in het belang van den dienst De heer v. d. Vaart: Een voorloopige maat regel, in het belang van den dienst en van den ambtenaar. De president: Dus de maatregel van 8 De cember was een maatregel in het belang van den dienst. Maar die maatregel van 15 De cember dan, die was toch niet in het belang van den dienst en toch zeker ook niet in het belang van den ambtenaar, wiens belang U toch zegt op het oog te hebben gehad. De heer v. d. Vaart: Neen. het belang van den dienst was niet geschaad, als dat salaris niet ingehouden was. De president: Ik kan me moeilijk indenken of dit nu een schorsingsbesluit of een straf- besluit is geweest. De heer v. d. Vaart: Er waren vermoedens tegen den heer Maas. De President: Neen, B. en W. zeggen dat zij de daden van den heer Maas niet als een tekortkoming hebben willen bestempelen. Dus het besluit van 15 December was geen straf- besluit De hr v. d. Vaart: Neen, we hebben art. 86 2e lid willen toepassen met art. 85, omdat dat het recht geeft voor maatregelen tegen hoofdambtenaren. Het geval van de steekpen ningen was aanleiding tot het inhouden van het salaris, omdat we niet wisten in hoe verre de gemeente mogelijk benadeeld was. We meenden tegenover de gemeente ver plicht te zijn geen gemeentegelden uit te moeten keeren. Mocht een en ander een ver gissing blijken, dan konden we nog uitbe talen. We hebben de mogelijkheid van alge heel herstel open willen houden en daarom geen tekortkoming ten laste willen leggen. Een lid van den Raad vraagt: U hebt toch willen zeggen, dat art. 86 niet ziet op hoofd ambtenaren De heer v. d. Vaart: Ja. Mr. Dr. Buiskool oefent scherpe critiek. De verdediger van den heer Maas, Mr. Dr. J. A. E. Buiskool, van Schagen, verkrijgt daarna het woord. De heer Buiskool wijst er op, dat eerst bij de behandeling van het scheidsgerecht geble ken is, dat de bedoeling van het college van B. en W. was den heer Maas niet te straf fen, maar voorloopige maatregelen tegen hem te nemen. Spr. betwist, dat het college van B. en W. op grond van art. 85 het recht had tot deze handelingen, omdat het college met het nemen van deze voorloopige maat regelen zich een grootere bevoegdheid had toegeëigend, dan het betreffende artikel aan den raad verleent. Het college toch had schorsing toegepast voor onbepaalden tijd, met inhouding van salaris, terwijl de raad volgens dit artikel slechts kan schorsen voor een bepaalden tijd, met inhouding van een gedeelte van het salaris. Het is een merkwaardig geval, dat het college van B. en W. zich een be voegdheid toeeigent, die verre reikt bo ven de strafbevoegdheid van den raad. Dat kan nimmer de bedoeling geweest zijn van den samensteller van dit artikel. Het zou immers inconsequent zijn als een lager college zwaarder zou kunnen straffen dan het uitvoerend college, in dit geval de raad. De aanhef van art. 85 kan nooit anders ge lezen worden, dan wanneer de hoofdambte naar in zijn dienst tekort komt, er voor dien dienst maatregelen genomen moeten worden, anders was het opnoemen van de verschil lende straffen in dit artikel niet noodig ge weest. In hun appèlschrift krabbelen B. en W. dan ook reeds terug, daar zij hier niet meer spreken van tekortkomingen van een amb tenaar zonder meer, maar van tekortkomin gen in zijn dienst. Het college had dus. naar opvatting van dit artikel, maatregelen te nemen ten aanzien van den dienst en die heeft men genomen, door het opdragen van de werkzaamheden aan den opzichter. Het college heeft bij de behandeling voor het scheidsgerecht toege geven, dat er geen tekortkomingen zijn ge weest. Het doet dan toch wel zeer vreemd aan, dat men beweert, dat deze maatregelen geno men zijn, om den man in de gelegenheid te stellen zich volledig eerherstel te verschaffen. Verdediger gaat dan de geschiedenis nog eens na. De arrestatie, het verhoor, de huis zoeking, de opsluiting, de maatregelen ook na zijn invrrjheidsstelling te Alkmaar, met ont slag van alle rechtsvervolging. Ik kan niet inzien, aldus Mr. Bulskool, dat dit alles ten behoeve van dezen amb tenaar is gedaan. Het lijkt er verder op, dat men gezocht heeft om dezen man zoo zwaar mogeljjk te straffen. De vertegenwoordiger van B. en W. heeft betoogd, dat op 8 December, bij eerste schor singsbesluit noch de aard, noch de omvang van eventueele tekortkomingen reden tot schorsing waren. Later betoogt hij, dat het wijzigingsbesluit van 15 December, waarbij het salaris werd ingehouden, gemotiveerd was op dezelfde feiten en vermoedens, welke het college op 8 December reeds kenden. Hier is iedere logica zoek. Ook heeft men getracht de salarisinhouding op 15 December te motivee- ren met de bewering, dat men toen ernstige vermoedens omtrent steekpenningen had ge kregen. Ook dit is onjuist en in strijd met de feiten, want reeds op 7 December, dus voor het eerste schorsingsbesluit, hadden B. en W. den directeur te Hardinxveld doen hooren. door den Commissaris van Politie, zoodat men dit zelfs op 8 December al wist. Wat men dus op 8 December al wist, maar nog niet als tekortkoming aan merkte, werd plotseling op 15 December wel een grond voor een zwaardere maat regel, niettegenstaande de directeur van „De Merwede" op 9 December in een brief aan den commissaris van politie zijn ver-" klaringen van 7 December juist op het be langrijkste punt van beschuldiging van den heer Maas herroepen had, n.1. dat de 3000 gulden in de aanneemsom van het schip waren opgenomen geweest. De beschuldiging, dat de publicaties in de pers afkomstig zouden zijn van den heer Maas of zijn persoon, ontkent de heer Buiskool ten stelligste. De heer Maas zat in de gevangenis en ver dediger heeft ze niet verstrekt. Wat in de krant stond was algemeen bekend. De kwestie van het in toepassing bren gen van artikel 86 noemt Mr. Buiskool een merkwaardigen draai, die het col lege van B. en W. neemt. De heer Van der Vaart geeft toe, dat dit artikel niet ge schreven is voor hoofdambtenaren en toch vraagt het college dit artikel te willen toepassen op een hoofdambtenaar. Dat is een juridisch monstrum. De beslissing van het scheidsgerecht is juist geweest. Het schorsingsbesluit van B. en W. is onbevoegd genomen. Artikel 85 regelt niet ongelimiteerd de bevoegdheid van het college van B. en W. om maatregelen tegen ambte naren te nemen, voorloopige maatregelen nog wel, die zwaarder zijn dan de feitelijke straffen. De raad bepaalt na dit pleidooi de uitspraak over drie weken. Z'n bootsman bedreigd. De eerste der acht zaken, die gistermid dag door den Zeekrijgsraad Willemsoord, ge presideerd door Mr. A. Veldman, werden, betrof den zeemilicien-matroos 2e kl. D. L. S., terechtstaande wegens art. 108. Wetboek v. Mil. Strafrecht en poging tot overtreding van art. 120 van het Wetboek van Mil. Straf recht. S. heeft het vrij bont gemaakt. Dienende aan boord van H.Ms. „Friso", liggende bij Terschelling, heeft hjj in een zenuwachtige bui den bootsman toegevoegd: „We komen elkaar nog wel eens tegen." Daarna heeft hij gezorgd dit booze plan ten uitvoer te bren gen, door op hem te springen, met de woor den: „Nu kunnen we praten!" Gelukkig werd de driftkop door een aantal schepelingen vastgegrepen, die hem zijn onheilvol voor nemen beletten. Verd. erkent het hem tenlaste gelegde. De Fiscaal, de officier van administratie der 1ste kl. Mr. D. B. A. Franken, wijst erop, dat verd. wel zeer afkeurenswaardig gehan deld heeft. Hij is ver over de schreef gegaan met zijn ongepast optreden. Hjj vordert 3 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest van 8 Maart tot 1 April. Als verdediger treedt op Mr. A. Prins van Alkmaar, die er op wijst, dat verd. in een aanval van drift gehandeld heeft. Hij heeft een nerveuze mentaliteit en een uitgesproken rechtsgevoel. Zijn conduitelijst ziet er uit stekend uit. Een aanmerkelijk lager straf dan de Fiscaal eischt vindt pleiter in ieder geval gewenscht. Uitspraak: 2 maanden gevangenisstraf met aftrek voorarrest. Van verlof achtergebleven. De zeemilicien-bediende 2e kl. J. A. is van verlof achtergebleven. Hij diende aan boord van de „Balder", liggende te Hellevoetsluis en ging 24 Maart met permissie. Thuisgeko men werd zijn vader ziek, zelfs levensgevaar lijk ziek. Hij vroeg een doktersverklaring om weg te mogen blijven, welke hij echter niet kreeg. Van den President vernamen wij, dat het verd. feitelijk te doen was om zijn zaak weer op pooten te brengen en dat is nu eenmaal streng verboden. Verd. zegt. dat hij eigenlijk gedachtenloos tot deze handelwijze is geko men. Hij had gedacht, dat men daar wel geen bezwaren tegen zou hebben. De Fiscaal wijst er op, dat dit een kwestie is van groote onachtzaamheid, geen moedwil. De drukte in zijn zaak voor Paschen speelde hem parten. Maar hij had dan maar beter zijn verlofpas moeten lezen. Evenwel, Mr. Franken is van meening, dat hier voorwaardelijk gestraft kan worden en vordert 2 weken voorwaardelijke gevange nisstraf. met een proeftijd van 1 jaar. De verdediger, Mr. J. Mulder, zegt den Fis caal dank voor zijn requisitoir, waarmede hij zich vereenigen kan. Ook z.i. is hier volstrekt geen sprake van eenige opzet. Hij had inder daad zijn verlofpas even slecht gelezen als het gros der burgers hun polis van de brand verzekering. Gaarne zag hij echter inplaats van 2 weken 1 week voorw. gevangenisstraf. Uitspraak: conform. De zingende schildwacht. De zeemilicien-bediende 3e klas R. V. stond terecht terzake het feit, dat hij op 20 Maart toen hij als schildwacht op fort „De Harssens" was gezet in strijd met de bepalingen in het schilderhuis is gaan staan (terwijl het mooi weer was) zijn geweer afzette en luidkeels liederen gezongen heeft. De president begrijpt niet hoe iemand op een dergelijke wijze wacht kan doen. Was je soms bang, aldus mr. Veldman... Verd. is van zijn schuld overtuigd en kan er niet veel tegen inbrengen. Alleen zegt hij, dat hij 't geweer maar even afgezet heeft. De Fiscaal acht een en ander bewezen. Het zijn ernstige feiten, die ten strengste verbo den zijn. Zijn plichten als schildwacht heeft hij wel bijzonder ernstig verzuimd. Hij vordert twee weken gevangenisstraf. Mr. Prins geeft toe, dat er gefaudeerd is, maar wijst op de omstandigheden. Een en an der geschiedde aan het einde der wacht, toen verd. reeds 2 uur wacht geloopen had. Bij de laatste 10 minuten heeft hij zich zelf ver geten. Pleiter verzoekt, gezien de omstandigheden, beklaagde niet te straffen, doch de zaak terug te verwijzen naar den commandeeren den officier. Eventueel een voorwaardelijke straf. Uitspraak: conform eisch. In de olie... en de gevolgen daarvan. De zeemilicien bediende 3e kl. B. C. E. stond terecht terzake het feit, dat hij op 21 Maart j.1. een twistgesprek heeft gehad met een korporaal der mariniers, dien hij toevoegde: „we. komen elkaar nog wel eens tegen", enz. Toen een officier hem gelastte z'n mond te houden, zei hij: „ik houd m'n mond niet, niet voor u, niet voor den korporaal, alleen maar voor den commandant. De President vindt het gedrag van E. be neden alle critiek. Temeer daar verd. reeds eerder voor precies eenzelfde feit is veroor deeld met een voorwaardelijke straf. Een en ander blijkt geschied te zijn, terwijl het heer schap lichtelijk in de loren verkeerde. De Fiscaal acht het tenlastegelegde bewe zen. Was het vorige feit ietwat te pardonnee- ren, ditmaal is daar geen sprake van. Andere maatregelen zijn noodzakelijk. Hij vordert dan een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van een deel van het voorarrest (41 dagen). Mr. Prins trekt in twijfel of hier een meer dere wel „met eenig kwaad bedreigd" is, zoo als de tenlastelegging zegt. Het was dronke manspraat, dat niemand au serieux nam. Van een bedreiging als zoodanig was geen sprake. Onbehoorlijk was de handelwijze natuurlijk zeer zeker, doch dat is wat anders. De man is overigens een zeer behoorlijk man, die echter van den drank moet afblijven. Pleiter verzoekt een lichtere straf toe te kennen, eventueel een zware voorwaardelijke straf, die remmend kan en zal werken. Na repliek van Fiscaal en verdediger, waar bij de eerste bij zijn eisch persisteert, volgt de uitspraak: 3 vr«Ken met aftrek. Majesteitsschennis. B. de R., zeemilicien-niatroos 3e kl., diende te Rotterdam enwel in de Mar.kazerne. Op 28 Maart heeft hij zich wel zeer onsympathiek gedragen door ten aanhoore van vele zijner collega's uiterst beleedigende opmerkingen te maken aan het adres van de Koningin. Toen een korporaal hem op zijn laakbaar ge drag 'wees, is hij daar rustig mee doorgegaan. Op de vraag van Mr. Veldman antwoordt verd. dat hij totaal 'overstuur geweest is. Hij had veel misère thuis. Zijn vrouw was pas ernstig ziek geweest en ten tijde der overtreding lag zijn dochtertje zwaar ziek te bed. De Fiscaal is ook niet te spreken over verd.'s houding, die hij wel zeer onmilitair noemt. Er is een ondergrond van zeer sterke misnoegdheid ten opzichte van den dienst. Hjj vordert 3 maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest. Mr. Prins zegt dat hier geen sprake is van een ondergraver of iets van dien aard. Wel v hij in zeker opzicht een kankeraar en daarnaast een egocentrische figuur. Hij was evenwel uit z'n evenwicht geslagen door de misère bij hem thuis. Voorts is hij geenszins anti-Oranje, eer het tegendeel. De man heeft een correctie noodig, volgens pleiter, maar dan is 't het beste er hier een voorwaardel ijke straf op te leggen. Uitspraak: Conform eisch. Ongepast optreden. De zeemilicien-matroos 2e kl. A. H. van T. nam 1 April 'te Rotterdam tegenover een sergeant een zeer onmilitaire houding aan. Hij zei nl„ toen de sergeant hem tot de orde riep om ongepast gedrag: je hebt de ver keerde voor, ik ben burger! De President vindt het optreden meer dan vlegelachtig en zegt dat verd. ronduit. Deze poogt verzachtende factorenaan te voeren, doch slaagt er niet in zich te rechtvaardigen. De Fiscaal noemt het gedrag eveneens vle gelachtig, al was verd. afgezwaaid, hij droeg zijn militaire kleeren nog en meende maar straffeloos landmacht-meerderen te kunnen affronteeren. Hij vordert een gevangenisstraf van 37 dagen met aftrek. Mr. Mulder kan zich vereenigen met de eisch. hoewel de straf vrij zwaar is. Uitspraak: conform eisch. Uitspraak aangehouden zaak. Tenslotte deelde de President mede, dat ten uitvoerlegging van het vonnis van 23 November 1937 gelast is. ten aanzien van den gewezen marinier 3e kl. J. B. J. S.. thans dienstplichtig soldaat, dit vonnis luidt 2 maan den gevangenisstraf. Stadgenooten, het zou dwaas zijn den ernst van den toestand waarin ons land verkeert te ontkennen. Wjj weten uit de droevige er varing van de laatste maanden dat oorlog vernietiging beteekent en we hebben er dus rekening mee te houden, dat in den komen den tijd heel veel van ons volk gevraagd zal worden. Het leed, dat Duitschland over ons land brengt, is diep te betreuren, omdat ons land geen enkele aanleiding tot deze daad van agressie heeft gegeven. We hebben dus rekening te houden met ernstige dingen, maar daartegenover staat de dure roeping van ieder om zich rustig te houden, om zijn vertrouwen te stellen op Hem, die het leven en den dood in handen heeft. Ons volk is, ten opzichte van de onge- rechtige daden die over komen door het toe doen van anderen, naar het woord van onze Koningin, rein van geweten. Wij hebben niet anders gewild dan een eerlijke neutraliteit handhaven en hebben ons als volk niets te verwijten. Een ieder blijve op de plaats waar hij is, een ieder zij ook geestelijk paraat. Terwijl we deze regelen neerschrijven, wordt door de radio dat schoone lied uitgezonden, dat velen in tijden van druk gesterkt en bemoedigd heeft: „Wilt heden nu treden voor God den Heere". Ons volk is in doorsnee een geloovig volk. Het christelijk leven openbaart zich ge lukkig in heel ons volksleven. Laat ieder, die zegt te gelooven. dit nu ook met de daad toonen, door rust te brengen door de zeker heid van zijn geloof bij allen, die twijfelmoedig zijn. God helpe ons volk en zij met ons ieder per soonlijk. Hij vergeve ook de misdaden, die anderen over ons brengen. Onze regeering, onze weermacht is paraat en verzet zicht tegen het brute geweld, ieder voor zich heeft de taak geen paniek te zaaien, doch rustig te zijn op de plaats waar hij ge steld is. Niet voor het eerst wordt ons land door den oorlog geteisterd. Het is waar, dat we lang in de geschiedenis moeten teruggaan, maar ook door die ellende is ons land heen geko men, zij het met zware offers. Ook nu zal een nieuwen tijd aanbreken. Na den nacht komt de morgen, na den winter de schoone opbloei van het nieuwe leven. Op deze schoonste lentedag van het jaar komt wel is waar het donkerste leed over ons land, maar in die lente zit ook een belofte, deze belofte, dat na het leed de vreugde komt, maar ook deze zekerheid, dat menschen ons veel leed kunnen berokkenen, maar dat Hij, den Schepper van ons leven ij, dezelfde blijft. Laat deze zekerheid ons sterken. 70 Jaar in Den Helder gewoond. Een der oudste inwoners van Den Helder, de heer F. J. Egenr, uit de Keizerstraat, de bekende handelaar en reparateur van naai machines, is gisteren, op 95-jarigen leeftijd, overleden. De heer Egner was een typische figuur, zonder wien men zich de Keizerstraat haast niet meer voor kan stellen. Geboren te Amsterdam als zoon van een smid, voelde de jonge Egner zich eveneens tot het ijzervak aangetrokken en het was dan ook hierin, dat hij zijn bestemming zou vin den. Met z'n 25ste jaar ging hjj in dienst bij de toenmalige „Nederlandsche Fabriek", waar uit later voortkwam „Werkspoor". Zijn arbeid kreeg hij bij de verzorging van de toen nog op Den Helder varende Suez-booten. Dit was ook aanleiding, dat hij al spoedig naar Dc Helder overgeplaatst werd, teneinde deze werkzaam heden hier te kunnen uitoefenen. Tot zjjn 60ste jaar bleef hij werkzaam op de Rijks werf als bankwerker in de Stoomwerkplaats, daarnaast zaak in naaimachine-fournituren drijvend. Ook deze heeft hij ongeveer 60 jaar bezeten. Een werkzaam patriarch is met den heer Egner heengegaan. Naar wij vernemen is de bouw van twee burgerwoningen aan de Wilhelminalaan te Den Burg, voor rekening van den heer M. Witte, na verstrekte prijsopgave, opgedragen aan de heeren: J. Smit Cz. Timmerwerk, A. de Kort, Metselwerk, Gebr. Graaf, Schilderwerk en P. Oele, Loodgieterswerk. Gistermiddag, te omstreeks half 2. kreeg een leege goederenwagon blijkbaar het voor jaar in zijn hoofd. Het zware vehikel danste tenminste op een gegeven oogenblik. toen h(j op een wissel stond, de rails af en kwam, zwaar slagzij makend, op zijn kant terecht. Dat ge beurde ter hoogte van den watertoren. Het duurde niet lang of men had de wagon weer op zijn plaats teruggebracht. Stagnatie in het treinverkeer had men ditmaal gelukkig niet. van 9 Mei 1940. GETROUWD: L. Verschoor en L. Schoo- nenwolf. K. Bijl en A. Hölzel. G. M. de Groot en H. Lienos. H. Ras en J. Luijk. J. Sprange- meijer en N. G. Dubach. J. de Vries en D. A. van Meer. OVERLEDEN: M. E. MulderWalboom, 64 jaar. Barometerstand Den Helder: 766.9 Maximum temp. lucht: io.6 Temperatuur 8 uur: ïo.I Wind: richting: N.O.; kracht: S Zeewater: 10.4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5