dagblad voor den helder en hollands noorderkwartier
Nederland moest
de wapens neerleggen
Geen militairen met verlof
Aan onze
abonné's
hgt GBtieim unn
De strijd was te ongelijk
7 orrance
Esdale
Wij waren vrijwel geheel
aangewTezen op eigen kracht
Smirnoff op
avontuur
Duitsche militairen
in Den Haag
Waco-diensten
morgen hervat
KONINGSTRAAT 78, DEN HELDER. TELEFOON 50 (2 LIJNEN)
WOENSDAG
15 M E I 1940
68e JAARG. No. 8924
Mededceling van het
Duitsche gezantschap
Verkoop alcoholhoudeode
dranken verboden
Geen voorraden Amsterdam uit
Niet meer verduisteren!
Opruimingsdiensten van
gemeentewerken gedemobiliseerd
Het verkeer herstelt zich
doorRoy Vicker»
FEUILLETON
HELDERSCHE COURANT
De Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, Generaal H. G.
Winkelman, heelt gisterenavond voor den Nederlandschen om
roep de volgende toespraak tot het Nederlandsche volk gehouden:
NEDERLANDERS,
Ik heb er prijs op gesteld, u persoonlijk een toelichting te geven
bij het hoogst ernstige besluit, dat u reeds hedenavond hebt ge
hoord door de Nederlandsche radio.
Wij hebben de wapens moeten neerleggen omdat het niet an
ders kon. Allen waren vastbesloten ons vaderland te verdedigen
tot het uiterste. Welnu ik, die als opperbevelhebber van Land
en Zeemacht alle berichten ontving, i k wist met volstrekte ze
kerheid, dat dit uiterste vandaag was bereikt. Onze soldaten
hebben gestreden met een moed, die onvergetelijk zal blijven.
Maar de strijd was te ongeiijk. Onze troepen stonden tegenover
technische middelen waartegen de grootste menschelijke moed
niet is opgewassen. Bij duizenden zijn zij gevallen voor de vrij
heid van Nederland.
De luchtstrijdkrachten, waarover wij thans nog beschikken, zijn
zoo minimaal, dat zij onze troepen te land nagenoeg niet meer
bij de operaties konden steunen. Tegenover de Duitsche over
macht in de lucht hadden ook onze andere afweermiddelen,
zooals de luchtdoelartillerie, slechts een beperkte uitwerking,
hoe dapper en bekwaam de luchtdoelbatterijen haar taak ook
vervulden. Zoo stonden onze troepen bloot aan de vernietigende
bombardementen van het Duitsche luchtwapen.
En niet alleen zij. Onder de burgerbevolking, onder vrouwen en
kinderen, maakte de luchtoorlog tallooze slachtoffers. In ons
dichtbevolkte land, met zijn vele steden, kan bij luchtbombar
dementen moeilijk worden onderscheiden tusschen militaire en
niet-militaire objecten. Rotterdam, dat vanmiddag door de Duit
sche luchtmacht werd gebombardeerd, heeft het droevig lot van
den totalen oorlog ondergaan. Utrecht en andere groote bevol
kingscentra zouden binnen zeer korten tijd dit lot met Rotterdam
moeten deelen.
Vrijwel geheel aangewezen op eigen kracht, waren wij niet in
staat, ons land, onze burgerbevolking, voor dit geweld te behoe
den. Het waren deze harde feiten, die mij noopten, mijn hoogst
ernstig besluit te nemen: wij hebben den strijd gestaakt.
Ik kan mij ten volle indenken, dat dit besluit voor vele Neder
landers schokkend is. Laten zij allen echter beseffen, dat ik op
dit oogenblik de Nederlandsche regeering hier te lande verte
genwoordig en dat ik derhalve niet alleen gerechtigd, doch ook
verplicht was, te besluiten, zooals het belang van het Neder
landsche volk in deze omstandigheden voorschrijft.
Het staat voor mij onomstootelijk vast, dat dit belang mede
brengt, dat de volstrekt ongelijke strijd moet worden gestaakt,
opdat nog niet meer onschuldige slachtoffers vallen. Wie mijn
verantwoordelijkheid kan peilen, beseft, hoe zwaar mij dit be
sluit moet zijn gevallen. Het kon echter niet anders luiden.
Nederlanders! Hebt ondanks dezen zwaren tegenslag, vertrou
wen in de onverwoestbare krachten en tradities van ons volk.
Wij hebben deze beproeving van een korten, doch hevigen oor
log moeten doorstaan. Wij zullen het nieuwe lot, dat ons voor-
loopig beschoren is, met denzelfden moed en vastberadenheid
dragen, als waarmee wij den strijd voor onze zelfstandigheid
hebben gevoerd. Hebt daarom, ik herhaal het nogmaals, ver
trouwen op de toekomst. Doch vooral!: toont dit vertrouwen
door de rust en de orde te bewaren, welke wij zoo dringend be
hoeven om ons geschokte land weder op te bouwen. Laten wij
ons thans richten op dezen eersten plicht, welke het vaderland
ons oplegt.
Leve Hare Majesteit de Koningin! Leve het vaderland!
Aldus eindigde de toespraak tot het Nederlandsche volk van den
Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, Generaal H. G. Win
kelman.
Uitgave der Uttg.-MlJ. Hollands Noorderkwartier N.V. te Den Helder
Het Duitsche gezantschap te Den Haag
heeft gisteren het volgende radiobericht naar
Berlijn gezonden:
Aan den Rijksminister van Buitenlandsche
Zaken te Berlijn.
Vandaag, den 14den Mei, te 19 uur Amster-
damschen tijd, heeft zich bij mij de Neder
landsche generaal Schuurman vervoegd, en
het volgende verklaard:
„Ik heb Uwe Excellentie de mede-
deeling te doen, dat de Nederland
sche weermacht, met uitzondering
van haar troepen in Zeeland, voor de
oprukkende Duitsche troepen de wa
pens neerlegt".
Ik heb van deze mededeeling acte genomen
In aansluiting daarop heeft de opperbevel
hebber der Nederlandsche weermacht door
bemiddeling van den Duitschen luchtvaart-
attaché, luitenant-generaal Wenninger, het
opperbevel der weermacht te Berlijn ver
zocht, gevolmachtigde vertegenwoordigers
der Duitsche troepen in Nederland ter be
spreking over maatregelen tot handhaving
van rust, veiligheid en orde, naar het hoofd
kwartier in Den Haag te zenden.
w.g. Graf Zech, Duitsch gezant.
Een verordening van den Opper
bevelhebber.
De Opperbevelhebber van land- en zee
macht heeft de volgende verordening uitge
vaardigd:
De generaal, opperbevelhebber van land
en zeemacht, belast met de uitoefening van
liet militair gezag in het geheele in staat van
beleg verklaard grondgebied des Rijks, gelet
op artikel 2"2 van de oorlogswet, stelt vast de
volgende verordening:
Art. 1 Het is tot nader order verboden op
den openbaren weg of in schouwburgen, so
ciëteiten, koffiehuizen, tapperijen of andere
soortgelijke inrichtingen, sterken drank of
zwak-alcoholischen drank te verkoopen, of
op andere wijze ter beschikking van het pu
bliek te stellen.
Art. 2 Overtreding van dit verbod wordt
overeenkomstig het bepaalde in art. 43 van
de oorlogswet, gestraft met hechtenis van ten
hoogste 1 maand of geldboete van ten hoog
ste 300 gulden.
Art. 3 Deze verordening wordt afgekondigd
door middel van den radio-omroep en treedt
daarmede onmiddellijk in werking.
Algemeen hoofdkwartier, 14 Mei 1940.
De Generaal, Opperbevelhebber van
Land- en Zeemacht,
(w.g.) H. G. Winkelman.
Een ongewisse reis naar Europa.
De „Oehoe" is gistermorgen van Tjililitan
vertrokken, bestuur door Smirnoff, waar
mede een reis begonnen is, waarvan het
eindpunt en ook vele andere punten onze
ker zijn. Het oorspronkelijke einddoel is Na
pels. doch wellicht kan beter gesproken
worden van Europa, omdat al naar gelang
van de ontwikkeling der situatie de route
onderweg zal worden verlegd. Een voort
durend telegrafisch contact met Ned. Indië
is gewaarborgd.
Het toestel is geheel volgeboekt o.a. vlie
gen twee onderwijzers mede, wier geheele
gezinnen in Nederland vertoeven. Zij zullen
trachten om, hoe dan ook, zich bij hun ge
zinnen te voegen.
Wanneer het volgend toestel vertrekt is
niet bekend, waaruit verklaarbaar is, dat
velen deze, misschien laatste gelegenheid,
om luchtmail te verzenden hebben gebruikt.
SMIRNOFF,
'S-GRAVENHAGE, 15 Mei:
De Opperbevelhebber van Land- en
Zeemacht geeft de volgende order:
In afwachting van nadere orders is
het aan de commandanten van de
Nederlandsche weermacht verboden
militairen met verlof te zenden.
Alles moet voor
blijven.
de bevolking
De burgemeester van Amsterdam vestigt
er de aandacht op, dat het streng verboden
is, voorraden levensmiddelen of grondstof
fen uit de gemeente te vervoeren in het be
lang der voorziening der bevolking daarme
de.
Overtreding van dit verbod zal ernstige ge
volgen hebben.
De normale verlichting van straten
en wegen kan worden hersteld.
De commandant der vesting Holland ge
last voor zooveel mogelijk de volledige,
normale verlichting van straten en wegen
der gemeenten in zijn gezagsgebied.
's GRAVENHAGE, 15 Mei (A.N.P.) Te de
zer stede is de nacht volkomen rustig ver-
loopen. Reeds vroeg in den ochtend toonden
op het -Voorhout en omgeving de voorbij
gangers hun belangstelling voor het werk
van de Duitsche militairen. Het dagelijksch
leven ging weder zijn normalen gang.
Door de U allen bekende om
standigheden, komen wij
vandaag in kleinen omvang
uit. Wij doen alle moeite om
zeer spoedig weder normaal
te verschijnen.
Met ingang van morgen hervat de W.A.
C.O. haar busdiensten voor de verbinding
AmsterdamWest-Friesland, via Medem-
blik, Enkhuizen, Wieringermcer en Den
Helder.
De directeur der gemeentewerken te 's-Gra-
venhage deelt mede, dat de met het oog op
den oorlog georganiseerde opruimingsdiens
ten die in werking komen om de gevolgen
van bombardementen enz. op te ruimen
in den loop van den nacht zijn gedemobili
seerd. Het materiaal dezer diensten is thans
ingeleverd.
Naar wij vernemen zijn de diensten van
de Gooische Tramweg-maatschappij met in
gang van hedenochtend acht uur hervat.
22
„Het was slechts een formaliteit," herhaal
de Torrance en probeerde opnieuw afscheid
te nemen. Maar de thee werd juist binnen
gebracht en mevrouw Vanderlem bleef aan
dringen.
„Misschien komt het U vreemd voor, juf
frouw Garroway," zei Vanderlem, „maar ge
durende al de jaren dat ik zaken doe, heb ik
nog nooit eerder kennis gemaakt met iemand,
die bjj een informatiebureau werkt. U zult
wel eens moeilijke karweitjes moeten op
knappen."
„Ik zit er zelf nog niet zoo lang in," gaf
Torarnce toe, „en ik ben overtuigd, dat veel
van dit werk onnoodig is. Wjj krijgen op
dracht particuliere, algemeene informaties in
te winnen, waaruit volgt, dat als een infor
matie algemeen is, het nooit van particulie
ren aard kan zijn... Ik vermoed, dat U Lon
den tamelijk goed kent, meneer Vanderlem?"
„Dat kan ik nou niet zeggen. Maar we zijn
hier ai te veel geweest, om u nog te vertellen,
hoe ongelooflik de Londensche politie werkt.
U wilt natuurlijk mijn meening weten, maar
voordat ik u dien zeg, wil ik u wèl verteilen,
dat il" nooit iemand of iets vlei en dat ik zeg
wat ik denk."
Het was een vervelend reisverhaal, zooals
zij die al zoo dikwijls van andere vreemdelin
gen had gehoord. Deze man had haar in Pa
lijs gevolgd. Zij lette scherp op. of zij ook
eenig teeken van herkenning kon ontdekken,
maar vond dat niet. Wanneer hij haar inder
daad herkend had, dan verborg hij dit goed
en was gewend, in goed gezelschap te ver-
keeren en zij had zich den man met het
rattengezicht voorgesteld, als het type moor
denaar van een of andere bende.
Na de thee gelukte het haar afscheid te
nemen en ging zij naar net Parnassus Hotel.
Toen zij eenmaal veilig op zijn kamers was,
viel zij Hartland K. Massiter haast in de
armen en vertelde hem met horten en stoo-
ten haar ontdekking.
Massiter dacht lang na en zei toen: „Je
zult mijn raad niet willen opvolgen, dat
weet ik vooruit, Torrance."
„Hoe kan ik dat nu, als ik niet eens weet,
hoe die is!"
„Ga zoo vlug mogelijk uit dat huis weg."
Zij schudde haar hoofd.
„Kunnen we nog iets anders doen?"
„Jo, ik kan nog iets doen, al is het heel
weinig. Als hij werkelijk een Amerikaan is,
dan verwed ik er alles onder, dat hij niet
Vanderlem heet. Ik kan het doorgeven aan
het consulaat en als hij op een valschen pas
reist, dan kunnen wjj hem het land uit laten
zetten."
„Gelooft U dat hij hierheen is gekomen, om
Ge raid te vermoorden?"
,.Ik geloof wel, dat het een van de redenen
Is."
„Maar kunnen wjj niet dadelijk naar de po
litie gaan en die waarschuwen?"
„Hen waarschuwen, dat je er een eed op
wilt doen, dat je dien man in Parijs hebt ge
zien, dat hij dicht bjj je stond, terwjjl jij aan
het telefoneeren was en dat je denkt, dat
hjj jou van je hotel af gevolgd is? Ik ben
niet bijzonder goed op de hoogte met de En-
geische wetgeving, maar ik heb zoo'n ver-.
moeden, dat dat niet bepaald volgens de wet
wordt verboden."
„Dus bedoelt u dat wjj niets kunnen doen?"
„Ja. Anders niet tenminste wat betreft
een arrestatie in verband met Julius Saranck,
zoowel als met Ardus Ellister. Of hjj moet
de een of andere fout begaan, die een begin
neling zou maken, maar dat soort is geen be
ginneling. Denk je, dat hjj je herkende?"
„Hij liet het in elk geval niet merken."
„Nee," zei Massiter in gedachten, en her
haalde, „dat soort is geen beginneling."
Tot zijn teleurstelling zei zjj hem, dat zjj
voort moest maken, daar zij vóór Annabelle
terug moest zijn.
„Meneer Massiter, u heeft voor dit alles
veel geld uitgegeven."
„Kom, kom, veel geld is per slot van reke
ning relatief."
„Ik riskeer lang niet zooveel als jjj en bo
vendien, brengen we dit samen tot een goed
einde. Als je bezwaar maakt tegen het geld,
kun je het mjj terug betalen, wanneer je met
dat jongmensch getrouwd bent."
Zj) schudde haar hoofd.
„Dat zal ik niet doen."
„Meen je dat?" vroeg hjj levendig.
„Hjj Is al getrouwd."
„O, dat!!" zei meneer Massiter met diepe
teleurstelling.
HOOFDSTUK XXIV.
De hinderlaag.
Wat het trio betrof, was de logeerpartij
geen succes. Hoe Annabelle ook praatte, zjj
kon Gerald's zenuwachtigheid niet verdrijven.
Torrance vroeg zich af, hoe zij de spanning
nog langer zou kunnen verdragen, daar er
buiten het huishouden heel weinig was, waar
ze Annabelle mee kon helpen, behalve dan
de politie te woord staan, die twee of drie
keer per dag naar een of andere onbenullig
heid kwam informeeren.
Het was een welkom afleiding, toen Anna
belle aan de telefoon werd geroepen.
Door de openstaande deur hoorden zij haar
stem.
„Ja, ja, wat aardig van u! Hoe gaat het
met Minnie? En Alec en John?.. Ja, dol
graag, maar ik ben bang, dat ik zonder mijn
man zal moeten komen... Wat? Over mij?
Wat geestig! U heeft toch een goede referen
tie gegeven?"
Vanuit de eetkamer hoorden zij Annabelle
lachen. Zij lachte nog, toen zij weer aan tafel
kwam.
,,'t Was Tom meneer Vanderlem!" legde
zij uit en vertelde aan Torrance: „mijn vroe
gere patroon, alleraardigste menschen! Zij
vroegen, of wij hen eens kwamen opzoeken,
Gerald, maar ik heb hem gezegd, dat jij ver
hinderd was."
„Dat hoorde ik Wat zei hij van referen
ties?"
„O ja, vind je dat niet eenig? Iemand van
een informatiebureau is bij hem op bezoek
geweest en heeft hem over mij gevraagd."
„Iemand van een informatiebureau? Wat
had hij in 's hemelsnaam over 'ou te infor
meeren
Uat weetik niet. Bovendien was het geen
„hij maar een „zjj". Een vreeselijk stijf
iemand, zei Tom sn ze bleef theedrinken Uit
Tom's verhaal maak ik op, dat de informatie
waarschijnlijk getrokken werd door meneer
Massiter. Hij wilde graag weten of ik ge
schikt ben voor de wilde contreien, Gerry en
is jouw aanbeveling hem niet voldoende."
„Dat is sterk! Dat neem ik hem kwalijk en
ik zal het hem zeggen ook."
„Och, gekke jongen, maak nu geen ruzie
over niets. Ket heeft toch absoluut ^een
kwaad gedaan."
Wordt vervolgd.