JOELOE MET DE BEL
De kersen van meneer Jansen
Om zelf te maken - DE DRAAK
ïlrAlt ionyern en meiijei!
Oplossing raadsel vorige week
De handige knecht
Palmbladeren en Papyrus
Dit is voor onze stad de droevigste week
geweest, zolang als de oorlog nu duurt. Ik
hoop, dat weinigen van jullie de verschrik
kingen van de Maandagnacht hebben mee
gemaakt, als vrees ik, dat het tegendeel het
geval is en dat velen van m'n vriendjes en
vriendinnetjes een bange, bange nacht heb
ben meegemaakt. Ik vind het verschrikke
lijk en ik hoop en bid, dat aan deze ellende
heel gauw een eind mag komen en dat we
weer alles mogen vergeten In blijer dagen.
Wat is het allesbedroevend, want wat is de
wereld toch mooi en wat maken de mensen
toch veel lelijks. Als je buiten rijdt in een
wereld vol zon, waar alles op het veld te
bloeien staat, als je weet dat er een over
vloed is van eten en drinken, zooveel zelfs,
dat men al jarenlang grote hoeveelheden eten
weggegooid heeft ('t is een schande!), dan
Vraag je je af waarom heel dit krankzinnig
gedoe nodig is.
Kom, laten we het alles proberen te ver
geten. We weten, dat er na deze tijd weer
een andere zal komen, een waarin men
slechts met afschuw over de oorlog zal
spreken. Moge het spoedig zijn!
Het is te begrijpen, dat er deze week
weinig briefjes gekomen zijn. 't Is jammer,
dat het juist de laatste week is. Ik wens
jullie een goede vacantie, een vacantie
waarin het vrede zal worden, Vrede, wat
een heerlijk woord. Misschien, als we met
September weer met elkaar gaan babbelen,
dat de toestand dan weer normaal is. Wat
zou dat heerlijk zijn.
De taart is gewonnen door:
CORRIE v. EALE,
Wilhelminastraat 33.
Betsie v. Breel. Natuurlijk, jij krijgt
een lange brief. Ik heb er de ruimte voor. Je
hebt gelijk, het is nu naar het strand een
beetje ver fietsen, maar je moeite wordt
dan toch beloond met een prachtig breed
strand. Ik denk, dat er met de vacantie
heel wat drukte zal zijn. In de zee fris je
heerlijk op en kan je weer veel vergeten.
Een ijsco moet je niet voor de dorst nemen,
want het is waar, als je er een op hebt, dan
heb je na vijf minuten alweer trek in de
tweede en zo kan je wel door blijven gaan.
Wat zal het fidn ziin, als jullie van de zomer
naar Walcheren zouden gaan. 't Is daar
mooi en dan zo'n lange reis. Nu, ben je
tevreden met zo'n lange brief?
Mary Jurg. Dank je wel voor je goede
wensen, Mary. Nu, ik heb op twee dagen
na juist m'n vacantie opgesnoept en hij was
rustig. Ik heb veel gefietst en genoten van
het polderlandschap van N.-Holland. Wat
zijn de dorpjes rondom Schagen mooi. Ga
in je eigen vacantie maar eens kijken.
Corrie v. Bale. Jullie hebt deze week
weer gedwongen schoolvacantie gehad, hè
Dat was niet leuk. Vacantie is heerlijk,
maar dan in normale tijden. Niet zoals van
de week. Brrrr.
Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag.
Wat een lange brief. Jullie mogen wel
blij zijn, dat je deze week in Den Haag en
niet in Den Helder geweest zijn, want het
is hier heel erg akelig: geweest en in Den
Haag heb je het heerlijk rustig gehad.
Die Leon is ook een leuke met z'n zwarte
geitje? Hij heeft gelijk, het is minder
monotoon als je tussen al die witte beestjes
ook een zwart hebt lopen en nu heeft hij
van het zwarte schaap de zwarte geit ge
maakt. Ik hoop, dat je vader 29 Juli thuis
is. Wie weet We leven snel en alle
gebeurtenissen ontwikkelen zich ook snel.
Als we over weken verder zijn kan er al
weer heel wat veranderend zijn. Laten we
het hopen. Nu, jongens en meisjes, heel
veel plezier in de komende vacantie. De
hartelijke groeten aan je moeder, je opa
en je oma.
Jongens en meisjes, hier stoppen we dus.
Tot over twee maanden hopen we. Nu,
nogmaals een fijne vacantie toegewenst.
Goede oplossingen ontvangen vam
Mary Jurg: Martha Briars; Bali en
Annie v. Bijnen; Corrie v. Bijnen; Jan Bek;
Nini Breel, Betsie Breel; Tiny v. Leeuwen,
Corrie v. Bale; Loek en Leon v. d. Wal.
I. Niet een.
II. Anna.
Er was eens een Rus die een knecht aan
nam en tot hem zei: „je loon zal deTtig
roebels zijn en als je flink werk krijg je elk
jaar een cadeau; kleden zal ik je ook."
Vrolijk trok de knecht daarop zijn livrei
aan. Maar de volgende morgen verscheen
de knecht niet. Dat begon zijn baas te
vervelen. Op 't laatst riep hij zijn bediende.
„Hier ben ik", riep deze uit zijn bed. Toen
verloor de heer helemaal zijn geduld, hij
liep naar de kamer van zijn knecht en vond
hem doodbedaard in bed liggen. Je begrijpt
dat de heer woest was en hij nam zijn stok
al op om zijn luien knecht een flink pak
slaag te geven. „Maar mijnheer!" riep deze
uit", heeft u niet gezegd dat u mij zou
kleden? En nu lig ik al een hele tijd op u
te wachten!"
door Gerrie Koenraads.
Joeloe heette hij en was het mooiste reet
je wat je je voorstellen kunt. Om zijn hals
droeg hij een leren riempje en daaraan
hing een zilveren beiletje. De houtvester
had het beestje in het bos gevonden en het
voor zijn kinderen meegebracht. Dat was
een feest geweest!
Joeloe hadden ze het beestje gedoopt en
hem tegelijk met Bruno, de jachthond met
de fles opgevoed. Die twee werden dikke
vrienden. Ze stoeiden samen in de tuin en
sliepen samen in een hok dat de houtves
ter voor hen gemaakt had.
Toen het voorjaar kwam, werd Joeloe
met de dag stiller en treuriger. Urenlang
stond hij bij de schutting en staarde in de
verte. „Denk er aan kinderen dat jullie de
deur goed dichthoudt!" zei de houtvester.
„Joeloe heeft het voorjaar in z'n hoofd."
Het leek wel alsof Joeloe zijn nood bij
Bruno klaagde en zei: „Och Bruno, ik houd
't niet meer uit. Ik verlang zo naar mijn
bos en mijn broertjes! Als je me aardig
vind, help je me en maakt 't hek voor me
open!"
Drie dagen lang weigerde Bruno, maar
toen kon hij dat geklaag niet langer aan
horen. Met één poot duwde hij de deur in
de schutting open en weg sprong Joeloe,
met grote sprongen het bos tegemoet.
Hè, wat heerlijk was dat! Hier was zijn
geboorteland, hier voelde hij zich geluk
kig. Nu zou hij direct naar zijn broertjes
gaan om eens fijn plezier te gaan maken.
Eerst kwam hij een haasje tegen, toen een
vos. Gek, het leek wel of ze voor hem op
de vlucht gingen! Wat waren de dieren
van het bos toch schuw! Nu, hij was an
ders, hij zou z'n broertjes wel eens harte
lijk begroeten. Met grote sprongen ging hij
door het bos om ze te zoeken. Tegen de
avond vond hij ze eindelijk op een open
plek in 't bos. Maar och, ook zij stoven voor
voor hem weg. Alleen een bok bleef staan
en begroette hem met een flinke stoot, zo
dat Joeloe kermend weg liep.
En zo ging het elke dag. Waar hij zich
liet zien, vlogen de dieren voor hem weg.
Op zekere avond lag Joeloe treurig en
moedeloos in de wei, toen er plotseling een
rank reetje op hem toe kwam. Joeloe riep
het zachtjes toe en het reetje antwoordde
nog zachter. Dolblij sprong Joeloe op en
holde naar hem toe. Maar wat was dat?
Met grote sprongen rende het reetje van
hem weg en Joeloe bleef ontzet stil staan.
Toen gooide hij zich helemaal ontmoedigd
op de grond.
„Och wat moet ik toch vreselijk lelijk
zyn, dat ze allemaal voor me op de vlucht
gaan," dacht het reetje.
„Watf ben jij een domoor, die bel van je
is de schuld van alles", hoorde hy opeens
een vogel zingen.
Toen begreep Joeloe meteen waarom al
le dieren voor hem op de loop gingen.
Treurig zette hij zijn zwerftocht door het
bos voort, zonder doel en toen de winter
kwam, had hy genoeg van het bos. En op
een goede dag stond hij weer voor de bos
wachterswoning. Dat was een gejuich toen
de kinderen het bekende belletje hoorden!
Hun Joeloe was terug! Ze hadden hem zo
lang gemist.
De winter ging voorbij, weer kwam het
voorjaar. En meteen kreeg Joeloe weer
heimwee naar het bos. Vergeten was al
het leed dat hij daar ondervonden had., hij
moest de vrijheid weer tegemcet.
Hij was nu zo groot en sterk geworden
dat hij Bruno's hulp niet meer noodig had.
Een grote sprong over de schutting en hij
stond in 't bos Toen de kinderen van den
houtvester merkten dat hun reetje er van
door was. waren ze ontroostbaar. „Wees
maar stil", zei moeder, „in de winter komt
hij vast weer terug!"
En Joeloe kwam terug, maar och, heel
anders dan hij geweest was.
De jacht was voorbij en de jagers had
den al het neergeschoten wild voor de
houtvesterswoning gelegd.
Bruno sprong er opgewonden omheen.
Plotseling bleef hen staan voor een mooi
hert en hief een klagend gehuil aan.
Verschrikt kwamen ze allemaal naar
buiten, vader, moeder en de kinderen.,
het hert dat voor hen lag.droeg een zil
veren bel., het was Joeloe.
„Hadden we hem maar nooit een bel om
gedaan", zuchtte de houtvester, ,dan had
den we het nooit geweten!"
Ja, zonder die bel zou Joeloe een geluk
kig dier geweest zijn! De kinderen huil
den verschrikkelijk en waren een hele tijd
ontroostbaar. Maar de tijd heelt de groot
ste droefheid. Toef) Sinterklaas kwam,
werd Joeloe opgezet en aan h.et gejuich van
de kinderen kwam geen eind.
's Winters staat Joeloe nu in de kinderka
mer, maar zomers moet je eens langs de
houtvesterswoning gaan lopen, dan zul je
Joeloe voor het hek zien staan.Joeloe met
de bel.
Meneer Jansen was geweldig trots op zijn
boomgaard. Waarom zou hij 't niet zyn?
Iedereen die zyn kersebomen zag vroeg
verrukt hoe het kwam dat de kersen zo
groot waren.
Nu gebeurde het dat de tuin naast die
van meneer Jansen verkocht werd. Toen
meneer Jansen op een Zondag, 's morgens
vroeg, het hek van zijn tuin opendeed, zag
hij tot zijn grote ontsteltenis, voetstappen,
niet alleen op de weg, maar ook daar,
waar de kerseboomen stonden. Twee van
zijn kersebomen waren volkomen geplun
derd. Meneer Jansen wilde geen lelijke
woorden gebruiken. Hij was een fatsoen
lijk mens. Maar wat hem het meest uit
zijn evenwicht sloeg, was dat de kersepit-
ten nog aan de boom hingen, en wel aan
de stengel. Klaarblijkelijk was alleen het
vlees gestolen. Tot boven aan de top had
Meneer Jansen draaide zich om en zei
op minder vriendelijke toon: „Ik vang vlie
gen! en overigens is mijn naam Jansen!"
„En ik heet Pietersen en ben Uw nieuwe
buurman!" Mijnheer Pietersen moest vre
selijk lachen om deze manier van voorstel
len. „Alle gekheid op een stokje, meneer
Jansen, wat doet U toch met Uw kersebo
men? Ik veronderstel toch niet, dat U Uw
kersebomen harken wilt! Dat zou iets
nieuws onder de zon zijn," zei meneer
Pietersen. Om niet de indruk te maken van
onvriendelijke, stugge buurman, verklaar
de meneer Jansen, meneer Pietersen al
les. ,Die kersen zijn vast en zeker door
kwajongens opgegeten", dacht meneer
Pietersen. „Maar dat maakt voor U toch
niets uit, met zo'n grote tuin!"
„Hoort U eens- De kersen die mijn vrouw,
mijn drie jongens en ikzelf niet eten, wor-
het ,kale proces" zich voltrokken. Meneer
Jansen kon in 't eerste ogenblik van schrik
geen vin verroeren. Dat was te dol, iemand
zo te bedotten. Eindelijk wist hij toch nog
het prieel te bereiken, haalde de hark te
voorschijn en sloeg daarmee voorzichtig
de pitten van de boom.
Bij zijn werk werd hij door een uitroep
onderbroken. „Wat doet U, meneer buur
man?." vroeg een stem over de heg.
den ingemaakt!" Meneer Jansen was het
niet met meneer Pietersen eens. „Mijn kin
deren kunnen in mijn tuin, zoveel eten als
ze maar willen. Eén keer zullen ze wel
genoeg hebben!" vond meneer Pietersen.
Meneer Jansen kreeg argwaan. De nieuwe
buurman had kinderen! Dat was interes
sant! „Zijn het meisjes?" vroeg meneer
Jansen sluw.
„Eén meisje en vier jongens", antwoord- 1
de meneer Pietersen trots. „En hoe oud
zijn ze?" wilde meneer Jansen weten.
„Het meisje is 10 jaar, Henk is twaalf,
Lou dertien. Jan vijftien en Adriaan ze
ventien", was het antwoord. „Aha", zei
meneer Jansen. „Hoezo: aha?"
„Zouden Uw kinderen niet in mijn tuin.."
„Best, mogelijk", zei meneer Pietersen.
„We hebben vroeger toch ook niet anders
gedaan."
„Ik niet!" ontkende meneer Jansen. Me
neer Pietersen moest lachen om de beken
tenis van zyn buurman. „Maar ik zal mijn
kinderen in Uw bijzijn vragen, of ze Uw
boom geplunderd hebben", stelde meneer
Pietersen voor. .Daar sta ik zelfs op", me
neer Jansen was ervan overtuigd dat de
zonen van zijn buurman de schuldigen wa
ren.
„Meneer Pietersen riep zijn kinderen en
vroeg hen of ze de kersen van meneer
Jansen gestolen hadden. „Nee", zeiden ze
allemaal. „Zo. gaan jullie dan maar weer
weg", zei meneer Pietersen. .Ziet U", wend
de hij zich tot meneer Jansen, .mijn kin
deren hebben het niet gedaan!"
Meneer Pietersen groette kortaf en
ging naar binnen. Meneer Jansen bleef
mistroostig naar zijn kale bomen kijken. De
volgende Zondag zou hij op de loer gaan
liggen.
De volgende Zondag.
Meneer Jansen zat al een uur in .ziin
prieel en keek naar zijn tuin. Hij wilde
juist opstaan om een wandelingetje door
de tuin te maken, toen hij twee jongens
over de heg zag klimmen. Een derde stond
op wacht. Dus toch, dacht meneer Jansen
grimmig, en verheugde zich al de zonen
van zyn buurman te ontvangen en zijn
buurman van de waarheid te overtuigen.
Toen de jongens in de kerseboom zaten,
sloop hij voorzichtig uit het prieel en ging
ender de boom staan.
„Heb ik jullie eindelijk, kwajongens!
riep hy met donderende stem. ,Kom er
direct uit!" „Ja vader!" riepen de twee
jongens uit de kerseboom naar beneden.
„Nu, meneer Jansen, heeft U de rovers
eindelijk te pakken" vroeg meneer Pieter
sen lachend over de heg heen.
,Och", was alles wat meneer Jansen zeg
gen kon.
In het prieeltje van meneer Jansen, hoor
de meneer Pietersen kort daarna een er
barmelijk gebrul.
In de oudheid werden palmbladeren al
gebruikt als brief- en 'boekenpapier. In
Indië en andere warme landen groeiden
palmen, waarvan de bladeren bijna dade
lijk als „briefpapier" kunnen worden ge
bruikt. In sommige streken van Azië, voor
al op Ceijlon, sneden ze uit de grote, leer
achtige palmbladeren, de beste stukken,
droogden ze in de schaduw en smeerden ze
met olie in, waardoor ze voor het gebruik
klaar waren. Dat blad leek helemaal niet
op papier, het was een glad, bruin blad. Ze
schreven er meestal op met een scherp in
strumentje. Wat er geschreven werd, was
heel goed leesbaar, omdat de delen die
opengesneden werden, door het sap een
andere kleur kregen dan het bovenste van
het blad.
Ze hebben ook bladeren gevonden, waar
ze met een penseel sierlijke letters of fi
guurtjes op hebben geschilderd met een
glanzende, zwarte stof.
De bladeren werden met touwen aan
elkaar gemaakt en werden gebonden in
hout of kostbare stoffen, die met goud en
edelstenen versierd waren. Ze hebben .boe
ken" gevonden die honderden jaren oud
zijn.
Ook werden de bladeren, nadat ze be
schreven waren, opgerold en met een touir
omwonden.
Maar deze palmbladeren konden niet
makkelijk gevouwen worden, daarom wa
ren ze nogal lastig als er hele werken ge
schreven moesten worden. Inderdaad had
den ze in de oudheid, lang voor onze tijd
rekening, iets anders, namelijk het perka
ment en het papier uit de Egyptische pa-
pyrusplant. Huiden van dieren zijn waar
schijnlijk ook gebruikt.
Veel gegevens hebben we hierover niet.
Ook weten we niet wanneer de Egyptische
papierindustrie precies begonnen is.
Wel weten we dat ze in Egypte al onge
veer 4000 jaar voor Christus papier maak
ten uit een waterplant. Later werden deze
waterplanten op verschillende plaatsen aan
de Nijl geplant.
Het was helemaal niet moeilijk om uit
deze plant papier te maken. We mogen
aannemen dat ze in Egypte ook op linnen
en zijde geschreven hebben.
Je begrijpt dat het schrijven in vroegere
lijden heel wat meer tijd in beslag nam,
dan nu. We zijn ook maar wat blij dat we
onze. gewone velletjes papier hebben.
Beschreven bladeren van de Taliputpalm.
Op feestjes en verjaardagen is het altijd
leuk een of ander grapje uit te halen. Iets
heel bijzonders is de draak.
Een van jullie komt naar voren en ver
kondigt op gewichtige toon:
„Geacht publiek! Het is ons gelukt, de
draak die de omgeving onveilig maakte,
levend te vangen! We zijn er zelfs in ge
slaagd het monster te., temmen. We heb
ben er heel wat moeite mee gehad, maar
tenslotte is het ons toch gelukt!"
Zo ga je nog een tjjdje verder en dan
lichaam, de ander zit in het achterdeel van
het dier.
Je weet niet wat een grappig gezicht het
is, als die twee eerst heel langzaam komen
aankruipen en dan steeds wildere spron
gen maken. En heel op 't laatst maken ze
kunstjes die een beest nooit zou kunnen.
Hoe meer fantasie je hebt, hoe leuker je de
voorstelling kunt maken.
En nu zullen we eens kijken, hoe je zo'n
monster kunt maken. De kop maak je van
sterk karton. De kaken zyn beweeglijk en
eindig je met de woorden: „Nog een paar
seconden alstublieft, dan zal het verschrik
kelijke ondier voor uw verbaasde ogen
v rschijnen en U zijn kunststukken laten
zien."
En dan, dan komt het monster, het kruipt
en sluipt, het buigt en springt., ja, je staat
er zelf verstomd van wat het beest alle
maal doet.
Nu wil je natuurlijk weten hoe ons mon
ster in elkaar zit.
Nu, in het lichaam van het ondier zitten
twee jongens, die al die bokkesprongen
maken. De ene zit in de kop en het boven-
verstelbaar. Je maakt hem natuurlijk grie
zelig door er gekleurd papier over te plak
ken of te verven. De kam op z'n kop kan
vuurrood worden en de lange tong ook.
Geel doet het ook goed. Afs de kop klaar
is, (hoe groter hoe beter), dan wikkelt de
eerste jongen zich in oude, lange dekens,
zet de kop en klapt de kaken open en dicht.
Dan komt de twede jongen, houdt zich aan
den eersten vast of gaat er gewoon achter
en laat zich ook in dekens rollen. Hij stelt
de staart van het ondier voor.
Je zult eens zien wat een plezier je van
je monster zult beleven.