Ons Indisch hoekje Koopt nü in Den Helder Boter en vetkaarten Regen in de tropen Vandaag Woensdag 17 Juli 1940 T^ooAs* Blad MacUtlieuuJ^ Onzz laatste zeeofficier die Minister van Marine was YliwwJ uit UaH Uit 't Buitenveld Emigrauten-lot £m fyutteAtje.... de ideale verkooper! voor 50 jaar Uonditen uü hd Vliedend Blaadje. Vele koopjes te halen. In het nummer van heden vinden onze lezeressen, want om die is het te doen, verschillende advertenties, waarin uit- verkoopen aangekondigd worden. Wij vestigen daarop speciaal hun aandacht. Het koopen in Den Helder is nóg voor- deeliger dan anders. De middenstand heeft zijn beste beentje voorgezet en doet aanbiedingen, die voor de dames verrassend zullen zijn. Raadpleeg vandaag en in de komende dagen onze advertentie- rubrieken en neem dan een retourtje naar Den Helder, om daar uw inkoopen te doen. Wij willen niet in herhaling vervallen, door Ér nog eens op te wijzen, dat het komen naar onze stad, voor het doen van inkoopen, van beteekenis is voor onze stad zelf. Het leven moet weer op gang komen. Het is overdag zeer rustig in Den Helder. Er worden hier zelfs heel weinig vliegtuigen gezien of gehoord. Er zijn reeds eenige dui zenden inwoners, zoowel mannen als vrouwen, dagelijks in onze stad en wie er aanvankelijk tegen opzag om „de stap te wagen", valt het reusachtig mee, als hij door de straten van Den Helder gaat. Onze stad maakt geenszins een uitgestorven indruk. Er zijn overdag veel rnenschen langs den weg. Het gemeente bestuur zorgt er voor dat parken en plantsoe nen onderhouden worden. Vele middenstan ders hebben hun zaken open, zooals men kan constateeren uit de lijst van in Den Helder geopende zaken. Komt nu naar Den Helder en doet uw inkoopen! TJ koopt nu voordeelig en hebt rijke keus. Wie garandeert U, dat dit ook in de nabije toekomst nog het geval zal zijn? Laat deze kans dus niet voorbij gaan. Zooals men weet is de regeling voor het ver- Strekken van boter en vet, zooals die op het oogenblik plaats heeft op de bonnen 67 en 68 van de distributiekaarten, een voorloopige regeling, die 28 Juli a.s. vervalt, op welken datum ieder in het bezit moet zijn van de boter- en vetkaarten, die in den loop van de volgende week, op het distributiekantoor, Mil. Tehuis, Spoorstraat, verstrekt zullen worden. De aanvraagformulieren moeten, door het hoofd van het gezin, worden afgehaald. Van daag is men met het afgeven van deze for mulieren begonnen. Men leze voorts de bizonderheden omtrent de verstrekking Van formulieren en kaarten in de officieele publicatie, welke in dit num mer is opgenomen. Vooral de bepaling, dat men bij een ge zinsinkomen, liggend tusschen de 1000 en 2000 gulden, zijn aanslagbiljet in de ge meentefondsbelasting moet meenemen, om voor de verstrekking van margarine- kaarten in aanmerking te komen, is van belang. Uit het politie-rapport ER BRANDDE LICHT! Wederom werd er dezer dagen na zonsonder gang ergens uitstralend licht geconstateerd. Het betrof ditmaal een perceel aan de Zuidstraat. Ter stond maakte de politie er een eind aan. FIETSEN-MISÈRE. Juist in deze dagen is het, meer dan ooit, noo- dig dat men zijn fiets niet zorgeloos ergens neer- Zet. De gevolgen zijn veelal rampzaligHier volgt een lijstje van de 2 laatste dagen; een be woner van de Spechtstraat deed aangifte van de vermissing van zijn fiets die hij ergens onbeheerd geplaatst had. Een ander plaatste z n rijwiel in de Keizerstraat, waar iemand het vond en daarvan aangifte deed. Voorts werd een fiets gevonden voor het.kolenpakhuis van Kruyff aan den Brakke- veldweg. Aan het adres Schagenstraat nummer 1 is een heerenrijwiel terug te bekomen dat men er tegen de pui vond staan; een bewoonster van de Anemonenstraat plaatste haar fiets in de Spoor straat. Even later was het verdwenen. Een be woner van Breezand tenslotte, raakte zijn Simplex kwijt, toen hij dit vehikel even op de Binnenhaven onbeheerd parkeerde. FIETS VERDWENEN. Iemand heeft gisteren zijn fiets voor een café gezet. Toen hij 't rijwiel wilde medenemen bleek? dat niet meer noodig te zijn. De man weet niet welk café hij bezocht heeft WEER BRANDDE DE BELT. Het komt de laatste maanden nog al eens voor, dat de vuilnisbelt aan den Rijksweg op laait. Zoo ook gisteravond. Door de brand weer werd het opkomende vuur gebluscht. Onze stadgenoot, de heer S. J. G. Groot, slaagde te Amsterdam voor het eindexamen M.T.S., afd. bouwkunde. De levensloop van vice-admiraal W. Naudin ten Cate. Dezer dagen is de gep. vice-admiraal W. Naudin ten Cate, oud-minister van Marine, tachtig jaar oud geworden. Gedurende den geheelen wereldoorlog (1914—''18) bekleedde hij de functie van commandant der stelling van Den Helder en door zijn daarop volgend ministerschap' is zijn naam mede verbonden aan de kritieke gebeurtenissen van het najaar van 1918, aldus lezen wij in 't Hbld. Als zoon van een Amsterdamschen reeder, de kantoorkruk versmadende, koos hij met overtuiging de marineloopbaan. Zooals des tijds gebruikelijk, ging hij op 15-jarigen leef tijd ajs adelborst naar Willemsoord, waar hij in 1878 tot officier werd benoemd. Toen bleek in de praktijk, dat hij voor marine-officier geboren was; zijn uiterlijk flegma, zijn inner lijke bewogenheid voor. de romantiek der zee, zijn helder verstand en artilleristische gayen, deden zijn loopbaan uitnemend slagen en deze heeft hem dan ook groote bevrediging ge bracht. Bovendien maakte hij de belangwek kende evolutie van de zeilvaart met hulp- stoomvermogen tot het moderne oorlogsschip mede. Van zijn karaktereigenschappen trad vooral zijn rechtvaardigheidsgevoel op den voorgrond, waardoor hij in staat was de ver schillende onderdeelen en geledingen der Marine naar hun waarde te schatten. Uit de rijke staalkaart van zijn functies en ervaringen nemen wij o.a.: zijn flinke optre den op 23-jarigen leeftijd als commandant van een marinedetachement met artillerie bij de verdediging van de nederzetting te Sama- langan in Atjeh in 1882, zijn arbeid bij de hydrografie in Nederl.-Indië, o.a. als comman dant van het opnemingsvaartuig „Blommen- dal" plm. 1895, zijn detacheering te Amster dam bij den bouw van het pantserschip „Her tog Hendrik", waarvan hij in 1904 le officier werd (het volgende jaar beklom hij in Indië vanuit Garoet den zelden beklommen vulkaan Goentoer, van welke beklimming een levendig verhaal voorkomt in de Preanger-Bode van 17 Juni 1905). In 1906 volgde zijn benoeming tot commandant van den kruiser „Zeeland", welk schip toen een rol heeft gespeeld bij de expedities tegen de kleine Soenda-eilanden. In 1907 werd kolonel Naudin ten Cate chef van dén torpedodienst te Den Helder; bjj dezen dienst werd tevens onze eerste onder zeeboot ingelijfd. Met een aantal torpedo booten bracht hij in een der volgende jaren een bezoek aan het toenmalige Christiania, de tegenwoordige Noorsche hoofdstad Oslo. Vervolgens werd hij in 1911 belast met het bevel over het Nederlandsche eskader in de Indische wateren, destijds o.m. bestaande uit 5 kruisers, in het bijzonder om zich een stand punt te vormen omtrent de maritieme ver dediging van Nederiandsch-Indië. Als vlagge- schip van het eskader fungeerde de twee jaar oude kruisers „De Zeven Provinciën", vele jaren later berucht geworden vanwege de bekende muiterij. Het jaar 1912 bracht zijn eervolle ontheffing van dit commando en zijn benoeming tot lid van de Vlootcommissie 1912 (Staatscommissie voor de Verdediging van Nederl.-Indië), terwijl hij kort daarop be vorderd werd tot schout-bij-nacht. Genoemde commissie onder voorzitterschap van mr. Th. Heemskerk (verdere leden o.a. dr. H. Colijn, vice-admiraal G. F. Tydeman, de toenmalige chef van den Gen. Staf luite nant-generaal C. J. Snijders en mr. dr. A. van Gijn) achtte als minimumsterkte der in Indië steeds aanwezige zeemacht noodig: 5 slagschepen van pl.m. 21.000 ton en 6 kleine torpedokruisers van pl.m. 1200 ton, alsmede verder z.g. klein materiaal. In Nederland kon met klein materieel wor den volstaan. Men ziet uit deze conclusie, dat het nog voor kort aanhangige plan tot den bouw van 3 slagschepen geen nieuw plan is geweest. Overigens is toen evenmin als thans iets van de uitvoering gekomen; toen niet, omdat temidden der plannen in 1914 de wereldoorlog uitbrak. De regeering had een ontwerp-vlootwet gereed met een gunstig adviss van den Raad van State, waarin sprake was van 4 slagschepen van pl.m. 24.000 ton en 5 kleine kruisers. Aan deze reorgani satie van de vloot zaten tevens vast de in richting van vlootbases, personeelsvoorzienin gen enz. Schout-bij-nacht Naudin ten Cate had in de commissie een pleidooi gehouden voor de vestiging der voornaamste vlootbasis te Tandjonk-Priok, welk inzicht de commissie heeft gedeeld. Begin October 1913 werd Ten Cate belast met het commando over de stelling van Den Helder en dat van de marine te Willemsoord. Tijdens die functie brak de wereldoorlog uit; de verouderde fortengordel rondom Den Hel der werd zooveel doenlijk verbeterd, de Wad deneilanden versterkt en de vliegkampen De Mok en de Kooy aangelegd. Het waren lange, spannende jaren, maar de inmiddels tot vice- admiraal benoemde Stellingscommandant wist zijn geestkracht te bewaren, ja hij toonde zich zeer sportief als goed zwemmer, uitstekend schutter, onvermoeid wandelaar, die zich ook niet ontzag b.v. om bijna 60 jaar oud in de hoogste touwladders te klimmen! Na de in den zomer van 1918 gehouden verkiezingen, werd hij (als naar rechts ge oriënteerde partijlooze) aangezocht om zitting te nemen in het eerste ministerie Ruys de Beerenbrouck. Tenslotte liet -hij zich over halen om het niet door hem geambieerde ministerambt te aanvaarden. Moeilijke tijden volgden. Zoo het omstreden ontslag van den Opperbevelhebber, generaal Snijders. Met grooten tegenzin heeft admiraal Ten Cate als lid der regeering zijn medewerking daar aan verleend; hij achtte de homogeniteit van het kabinet, met zooveel moeite gevormd, in die onzekere maanden van nog grooter belang dan eeiy aanblijven van den generaal. Voorts de tamelijk plotselinge wapenstilstand met zijn onafzienbare gevolgen. In 1919 wilde de minister van Marine in zijn begrooting de deerlijk opgevaren marine ver nieuwen en intact houden, doch vele leden der Tweede Kamer koesterden destijds groote idealistische verwachtingen van het komende verdrag van Versailles. Zoo gebeurde het, dat bij de behandeling der Marinebegrooting in Februari 1919, de Tweede Kamer eigenlijk niet wist wat zij wilde. Haar impasse kwam op weinig waardige wijze tot uiting; er waren verschillende moties. De Kamer scheen in de hitte van het debat over te hellen tot een staking van den bouw van de reeds onder minister Rambonnet op stapel gezette krui sers „Java", „Sumatra" en „Celebes". Mi nister Naudin ten Cate liet de beraadslagin gen schorsen en bood zijn ontslag aan de Koningin aan. Zoo eindigde het politieke leven van den laatsten zeeofficier-minister van Marine. BURGERLIJKE STAND. GEBOREN: Eete, d. v. T. v. d. Berg en D. Romker; Gerrit z. v. S. Post en A. Post (uit Den Helder). ONDERTROUWD: L. Kramer en J. H. Snoek; L. Hakvoort en S. Brouwer. DENKELIJK GEEN MIJNEN. Na de mededeeling van het Loodswezen dat er mijnengevaar in het IJsselmeer aanwezig was, is dadelijk door de autoriteiten een on derzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft, voor zoover thans bekend, nog geen resultaten op geleverd. Denkelijk zijn er dus op de voormalige Zui derzee geen mijnen aanwezig. Alles gaat op Urk dan ook zijn ouden gang. De bootdiensten gaan gewoon door en ook de beurtschipper Kampen is van Amsterdam gekomen en weer derwaarts vertrokken. ZELDZAAM. De bazar van de Chr. Ger. Vrouwen- en Meisjesver. ten bate voor aflossing der schuld, bracht 564,15» op. Nu Ds. E. du Marchie van Voorthuyzen 2jaar predikant brj de Chr. Ger.Kerk is, zoo is deze Kerk reeds van de schuld ontheven. Dit feit mag dan ook als zeldzaam worden aangemerkt. Wanneer de „Koperen ploert" (zoo noemt Jan Fuselier in Indië de zon) weken, maan den het landschap heeft geblakerd; de hoo rnen en planten met 'n dikke laag stof zijn bedekt; de grasvelden bruin zijn gestoofd; wanneer eindelijk de kentering, met zijn be dekte lucht, intreedt, de aarde 's nachts niet kan uitstralen, de lucht niet afkoelt, stuurt iedere Europeaan, die het kan betalen, vrouw en kinderen naar de koele bergen. Dan be nijdt de Bataviaan de bewoners van de berg- stad Bandoeng. hoe kleineerend hij anders ook over die „bergkampong" spreekt. Het bad water is warm. Baden geeft geen verfris- sching. Eindelijk, eindelijk valt er een flinke regenbui. Alles leeft op. De grasvelden zijn na een nacht weer groen, de blaren hebben het stof afgespoeld, de natuur heeft zich ver jongd. Dat 'is het begin der Indische lente! Maar een eerste regenbui gaat met ongemak gepaard. De kinderen vinden dat felle rege nen echter „zalig"! Ze trekken hun hansop uit en baden zich onder het heerlijke koele water, dat uit de overgeloopen, verstopte dakgoten loopt. Vader en moeder zouden het voorbeeld gaarne volgen, maar dat gaat nu eenmaal niet. Bovendien hebben ze het te druk om de gevolgen van den regen, die vaak Bouw van een noodbrug. met harden wind gepaard gaat, tegen te gaan. Het is n.1. heelemaal geen bijzonderheid, dat het dak op talrijke plaatsen lekt! Indische dakpannen zijn vaak vrij bros, zoodat ze dik wijls scheuren en breken. De harde - wind jaagd den regen onder de pannen van 't onbeschoten dak, die van onderen wel met kalk zijn aangestreken, maar die kalk heeft vaak losgelaten, zoodat regen en wind vrij spel hebben. Na de kenteringbuien breekt de echte regentijd aan. Dat is de tijd van aardschui- vingen, het gevolg van doorweekten grond. In bergstreken schuiven dan groote stukken grond met huizen en bewoners in het ravijn of bedekken die aardstortingen over groote afstanden de rij- en spoorwegen. Het verkeer is dan gestoord, soms weken lang. De aan houdende regens doen de rivieren zwellen. Het water wordt met woeste vaart voortge stuwd. Het bandjirt. Dijken breken, velden wor den overstroomd, bruggen weggeslagen, rivie ren verplaatsen hun loop. Evenals hier kent men in Indië ongewone jaren. Het jaar '39 is er een. Men mag de kranten gelooven (druk- of telegramfouten zijn niet uitgeslo ten) dan is er op sommige plaatsen binnen Zij kwamen met een langen, langen trein. Zij zaten opgepakt en samengeperst. Ze zaten daar met de wollen dekens, met het trom meltje papieren (ouderdomsrente, invalidi- teitsrente, trouwboekje, de levensverzekering en begrafenisfondspolis en de meest welge- stelden met het spaarbankboekje). Ze reden door groene dreven en werden in Heerhugo- waard uitgeladen. Toen waren ze er en ging het naar huis. Naar een nieuw tehuis in een nieuw land bij een nieuwe bevolking. lederen dag ziet men hen staan: de ge- evacueerden. Ze staan bij de overwegen van het spoor en er brandt iets van heimwee in veler oogen. als ze de treinen naar Den Hel der zien vertrekken. Ze staan voor de hek ken van de groote poldersche boerenplaatsen en maken een praatje met de schaarsche voorbijgangers. Ze vragen naar Den Helder, ze vragen wat daar gebeurt en of hun huis er nog staat. Hun gedachten zijn, al die lange, lange da gen bij hun huis in het zoo verre Den Helder. Zoo leven zij daar: meer dan 1000 Nieuwe- diepers. Het dorp is een lange weg. Een weg zonder begin en zonder einde. De weg is breed en grijs. Een enkele auto suist er over, witte wolken stof en bazaltslag opwaaierend. In de verte ligt de weg te blinken en te glanzen onder de zengende zon, die loodrecht in ijet polderland neerzijgt. Kilometers lang is de weg, en langs dien weg staan de boerenplaatsen, waarin zich nu de rnenschen uit Den Helder bevinden. Ze gaan vroeg naar bed en ze staan vroeg op, omdat het past dat men zich aan de regels van den polder houdt. De nachten zijn koel en vol van gerucht van kraaiende hanen, snuivende runderen en zwaterende eenden in de vliet. De morgen komt al heel vroeg en direct daarna het stevige Noordhollandsche ontbijt, dat niet luxueus is, maar stevig in een menschenmaag ligt. Dan komt de lange dag. De dag van vele, vele uren. Links liggen de koolvelden, rechts de aard appelvelden. Zoo ver het oog reikt: kool en aardappelen. Wuivend, deinend, golvend en dansend groen. Groengroende wereld is hier groen geworden; alleen de hooge hemel er boven is blauw met witte vlekken. Het uitzicht is oneindig. Urenlang kan men loopen, en altijd is de horizon even ver. In den beginne is dat imposant en raakt men niet uitgekeken. Al spoedig voert dit echter heimwee in een menschenhart en zeker als hij emigrant is. Koolaardappelenaardappelen kool Naast den weg ligt het water. Glad als een enorme spiegel, of bedekt met een dik tapijt van groen kroos. Het water trekt iedere Nieuwedieper, zooals het 'm altijd zal blijven trekken. Hij staat naast den weg en staart in dat water. Wat denkt hijHij denkt meestal niets. Vaag, diep in zijn onderbewustzijn, voelt hij echter de pijn en het verdriet dat hij zijn prachtig Marsdiep kwijt is. Zijn zee bij Huis duinen en de haven. Hij mist de wijdte van onze stad. Hij mist de kopbuitelende bruin- visschen en aan lange hengels opgehaalde gullen. Hij mist de schar-tukkende visschers op de pieren. Hij mist de zilte geuren die van zee overwaaien en hij mist den wind, die vol aromen zit van wier en zeeschuim. En in die momenten vindt de Nieuwedieper dat hij veel mist, eigenlijk te veel en ietwat treurig staart hij naar de weelde van aard appelen en kool, en met iets van ergernis snuift hij de geuren op van het goudgele-hooi en de mestvaalt. Zoo gaan de dagen voorbij. Tevreden is men dat men hier, veilig op de polderlanden, geen gevaar behoeft te duchten van uit vliegtuigen geworpen bommen. Tevre den is men, dat men hier een rustoord heeft toegewezen gekregen, waarin men op ver haal kan komen. Waar men kan slapen, en waar men eindelijk weer zichzelf wordt. Waar men van opgejaagd dier weer mensch kan worden. Daarvoor is men dankbaar en daarvoor is men ook heel de bevolking van den polder dankbaar. Hij moet veel missen, de Heldersche emi grant. Want van de gezelligheid en intimiteit van zijn goede bakermat is hij nu gekomen in de pairiën van kool en aardappelen. Hij mist veel, en sommigen meenen dat ze zelfs alles missen. Men mist z'n eigen huisje, z'n wandeling langs KanaalwegWeststraat Keizerstraat. Men mist z'n vrienden, en men mist..?... ja, wat mist men niet! Vandaar dat de emigrant naar de treinen te kijken staat als die voorbijkorrsen en dat z'n hart meegaat met dien trein. Ja, in deze tijden leert een mensch tenslotte datgene wat de meesten nooit geleerd had den: berust»n. Berusten in een lot dat niet prettig is, maar dat ons nu eenmaal opge legd is en waaraan geen ontkomen mogelijk was. Berusten is een woord dat makkelijk neergeschreven wordt maar wat verschrikke lijk moeilijk in de praktijk toegepast kan worden. Maar nu moeten we het leeren. Er zijn conflicten geweest in den polder en eigenlijk was het niet anders te verwachten. Want de stadsmensch, hoe gastvrij onder gebracht doorgaans, voelt zich hier op vreem den bodem; op vreemden grond; hoe goed, vruchtbaar en kostelijk die grond ook moge zijn. En de poldersche bevolking, hoe gaarne ook bereid tot hulp en steun aan zoo zwaar ge troffen provincie-genooten begrijpt niet altijd dit heimwee, dat velen knaagt. Zij be grijpen niet altijd dat men als havenstad- mensch meer noodig heeft dan den blauwen hemel, de groene landen en de kroos-sloot. Laat het niet te lang mogen duren. Laat ons eerlijk hopen dat het einde spoe dig daar is van deze nachtmerrie die men oorlog noemt. Laat ons vertrouwen dat we spoedig thuis zijn. Thuis, in Den Helder, dat ons lief was, lief is en altijd lief blijven zal. Waarachtig niet omdat het zoo'n mooie stad is. Omdat het een voorbeeld van aestetica en bouwkunst is. Of omdat zij beter en anders is dan andere provincie-steden. Neen, daarom niet! Maar wel omdat het nu eenmaal ons Nieuwediep is. En omdat nog nooit een echte Nieuwedieper waarlijk ergens anders dan in datzelfde Nieuwediep kon aarden enkele uren meer dan 400 millimeter regen gevallen! Persoonlijk maakte ik te Semarang dagen mee van 90 millimeter regenval in plm. 2 uur. Dan stond heel de stad blank! Van 400 millimeter kan ik me, eerlijk gezegd, geen goede voorstelling vormen! Dat moet iets ontzettends zijn! Is er een brug wegge slagen, dan wordt er onmiddellijk een hulp brug geslagen. Op bijgaande foto ziet u er een, die bijna gereed is. Ze vormt de verbin ding tusschen twee deelen van het bekende suikerland „Djatiroto" (Oost-Java). Het be zit een oppervlakte ongeveer gelijk aan die van de provincie Utrecht!). De pijlers en de liggers bestaan uit de stammen van klapper- boomen (kokospalmen). Mag ik uw aandacht vragen voor iets, dat u wellicht ontgaan zou? Op den voorgrond zit een Javaan. Naast hem op den grond ligt een stok met een tweetal mandjes er naast. Met die mandjes en den draagstok heeft 't grondverzet plaats. Wat hier geschiedt met kruiwagens, verricht de Javaan met de „pikolan" (juk). Slechts ééns heb ik op mijn lange reizen door den Archi pel kruiwagens met schoppen zien gebruiken. Dat was te Balikpappan, de oliestad. De Java nen gingen er mee om als had hun wieg bij Sliedrecht gestaan! H. F. TILLEMA. OVER DE ACCOUSTIEK VAN 'T OUDE TIVOLI. Alles bijna is volgens sommige moppe raars elders veel beter dan hier. Een er gen mopperaar hoorden we zelfs verzekeren, dat, dat naar 't oordeel van zijn lieve weder helft, het sajet om kousen te breien in Leiden veel beter was dan men het hier, bij onze manufacturiers, kon te koop krijgen. Alsof de fabrikanten afzonderlijk voor de winkels in Leiden sajet fabriceeren. Doch, het is mijn doel niet over het fabri ceeren en verkoopen van sajet iets in het mid den te brengen, 'k Heb op 't oogenblik eene andere opmerking. In 't Handelsblad vond ik gisteravond een verslag van eene tooneelop- voering in het Gebouw voor Kunsten en een Beischersch Wetenschappen in Den Haag, gegeven door een Beiersch Tooneelgezelschap. Een ernstige klacht werd door den verslaggever geuit over de accoustiek in dat gebouw. Men kon den spreker wel hooren, maar onmogelijk goed ver staan. Het tekstboekje moest dienst doen, om te begrijpen wat er gespeeld en wat er gezegd werd. Aan den Gelder deugt altijd volgens de mopperaars niets, niemandal. Maar de accoustiek in de groote zaal van Tivoli alhier is zoo voortreffelijk, dat iedere spreker, iedere zanger, iedere musicus die ten zeerste roemt. Kon het Beiersch Tooneelgezelschap hier op treden, en was de verslaggever van 't Han delsblad dan ni Tivoli present gewis, hij zou niet over de accoustiek klagen, maar in tegendeel de gemeente Helder gelukwenschen met het bezit van zoo'n goede concert- en schouwburgzaal. Och, 't is hier nog zoo kwaad niet. Maar die verduivelde mopperaars.' HelderJuli 1800. Nicodemus

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 11