VOOR DE VROUW
DE MODE
De ondergang van Nederland
in dc vroege middeleeuwen
TERPEN
handhaaft zich
te allen tijde
Wandel- en
Fietsjasje
VARIA
GEDULD
Drijvende eilanden
rondom Schagen
de levensloop van kousen.
de vleugel van franz liszt.
de laatste woorden van
beroemde mannen.
een slimme vos.
De historie heeft bewezen, dat de mode
nimmer heeft afgedaan, doch zich te allen
tijd ondanks oorlogen en minder gunstige
economische omstandigheden wist te hand
haven. Haar karakter zal zich evenwel wy
zigen en weefsels zullen veel minder aan
tijd gebonden zijn, dan tot dusverre het
geval is geweest. Een tijd van versobering
en bezuiniging is aangebroken, hetgeen
echter in het minst niet zeggen wil, dat de
vrouwen minder aandacht aan haar uiter
lijke verschijning mogen besteden. Wie
niet gedwongen is on, het aanschaffen van
nieuwe kleedingstukken uit te stellen, zal
dus verstandig doen te blijven koopen,
teneinde zoo min mogelijk stagnatie te bren
gen in het bedrijfsleven. Verkeerd is het
aan den anderen kant en tevens weinig so
ciaal om op het gebied van kleeren en
stoffen te „hamsteren", want ook dit houdt
een normalen gang van zaken tegen.
De mode za' harerzijds datgene moeten
brengen, wat niet extravagant aandoet, en
zich voor overdrijving over de geheele li
nie hoeden. Sierspelden en clips, die wa
pens en gasmaskers en dergelijke vooorstel
len, met oorlogsattributen bedrukte weef
sels en alles wat aan den oorlog herinnert,
ook hoeden ontleend aan kepi's en sjako's
zullen van het modebeeld verbannen wor
den, omdat we gevoelen, dat het een arm
zalig spel is met hooge ernstige -'ingen.
We zullen langer met onze kleeding moe
ten doen dan voorheen en moderniseeren
zal. een soort sport worden, waaraan oud
en jong kan deelnemen. Verschillende
De zorg voor de kousen kan hun levens
duur beïnvloeden en hoe merkwaardig dit
wellicht moge klinken, begint zij reeds
met de verzorging der voeten. De zeer
dunne, averecht geweven zijden kousen,
die op het oogenblik zoo hoogst modern
zijn, vereischen evenals trouwens alle
fijn geweven zijden kousen een voet,
waarvan de nagels geen haakjes hebben,
terwijl eksteroogen en eeltlagen de fijne
weefsels in minder dan geen tijd vernielen.
Om den anderen dag behoort men de na
gels bij te vijlen en liefst dagelijks geeft
men de voeten een bad, waarna men ze
met vaséline of crème masseert, daarna
bestrooien met talkpoeder om te voorko
men, dat er vetvlekjes op de kousen ko
men.
Verder is het van belang, dat men kou
sen wascht voordat men ze den eersten keer
aantrekt, een kleine kunstgréep, die de le
vensduur echter verhoogt.
Verder zal men zijden kousen dagelijks
omwisselen en de uitgetrokken kousen
geen dagen laten liggen, doch in een lauw,
doch niet te vet vlokkensop uitslaan, uit
knijpen, enkele malen spoèlen, weer uit
knijpen of in een doek oprollen om het
meeste vocht in te laten trekken, daarna
in de schaduw drogen. Niet aan de punt,
doch nadat men er den goeden vorm aan
gegeven heeft, hangt men het dikken gewe
ven bovendeel over de lijn.
Niet wrijven en niet wringen bij was-
schen of spoelen!! Nieuwe kousen worden
slechts in lauw water zonder zeep
opgeklopt.
Kousen, die na het dragen aan den voet
vlekken van transpireeren te zien geven,
worden met een stuk goede huishoudzeep
ingewreven en deze laat men even op het
weefsel inwerken.
De meeste vrouwen vinden kousen stop
pen een hoogst vervelend werk, doch zij
kunnen dit zeer beperken, indien zij ze
herhaaldelijk wasschen. De gaatjes worden
hierdoor niet groot en kleine stopjes fcijn
vlug klaar, ontsieren de kousen tevens
niet zoo als de groote.
Ook kousen stoppen is een kunst en wie
haar verstaat zal reeds beginnen met door-
stoppen, zoodra zich dunne plekjes voor
doen.
Men behoudt hierdoor tevens een bete
re pasvorm, die door veelvuldig stoppen
verloren gaat.
Ten slotte zij de aandacht niet alleen
gevestigd op het uit- doch vooral ook op
het inwendige d°r s'-hoenen.
weefsels en kleuren worden tot smaak
volle japonnen verwerkt, die een zeer per
soonlijk karakter kunnen dragen, in een
wcord een nieuwe mode biedt een reeks
van mogelijkheden. Toch is men ten op
zichte van moderniseeren aan enkele grond
regels gebonden, die niet uit het oog verlo
ren mogen worden. Men kan niet klakke
loos kleuren en weefsels combineeren, die
men toevallig in de hand krijgt, r^lfs een
bepaalde nuanceering kan reeds een geheel
doen mislukken, indien zij te licht of te
donker gekozen wordt.
Harmonie tusschen de accessoires moei
blijven bestaan, terwijl bontbedrukte blou
ses nimmer bij gestreepte of geruite rokken
of costumemantels passen. Tweekleurige
mantels en blouses staan eveneens op het
programma, waarbij de donkerste kleur
dan voor de rugzijde en de lichte voor de j
voorpanden wordt aangewend. Bij het com
bineeren van verschillende weefsels zal men
b.v. een keursvormig middenstuk van het
zwaarste materiaal aanbrengen, terwijl het
bovendeel of alleen pas enr mouwen van
fijne stof worden gemaakt.
Kant en tulle zijn materialen, waarvan
dankbaar gebruik gemaakt wordt om oud
tot nieuw te maken, vooal indien het meer
gekleede japonnen geldt. Bedrukte zijden
weefsels bieden vele mogelijkheden, aan
gezien de verscheidenheid zoo bijzonder
groot is.
Jumpers, vesten en blouses zullen zich
nog meer dan tot dusverre in een groote
populariteit mogen verheugen. Een aar
dig idee om twee stoffen te combineeren
is op bijgaande schets aangegeven. De
streep is aan voor- en achterbaan diagonaal
geknipt, terwijl het aansluitende effen bo
vendeel een slanke lijn geeft. Sluiting met
rit„ en versiering van stiksels aan voor
panden. Apart werken revers-kraag, en
mouwtjes tegenover het effen materiaal.
Ten slotte noemen wij nog een andere moge
lij' heid om japonnen niet alleen op te
knappen, doch ze tevens geheel van as
pect te doen veranderen, n.1. garnituren
en vesten van zijde, batist en pipué. Men
is volstrekt niet uitsluitend op wit aange
wezen, ook kleuren leenen zich voor ver
schillende garneeringen, vooral pasteltin
ten. Een matblau-' geplisseerd georgette
vest zal een donkere japon veel fleuriger
maken, terwijl valenciennes kant nog
steeds een groote rol speelt.
Geduld is een teer plantje, en wie het
in kiem aanwezig heeft in zijn ^arte en
het met voorzichtigheid weet op te kwee-
ken, die zal in vele gevallen veel op zijn
medemenschen voor hebben.
Hoevelen van ons vrouwen be
schikken over een groote mate van ge
duld? Wanneer de man in het huwelijk
niet steeds is zooals de jongè vrouw hem
zich vóórdien gedroomd heeft, dan wordt
zij vaak ongeduldig, windt zich op en
spreekt harde woorden. Zoo heel vaak
vergeten wij echter, dat ook wij zoovele
karaktereigenschappen bezitten, die de
man later eerst leert kennen, die hij niet
aanwezig achtte en die hem mishagen.
De vrouw, die over een grootere mate
van geduld beschikt, zal steeds zooveel mo
gelijk toegeven. Zij weet opkomende stor
men in haar binnenste te beheerschen en
weet, dat de liefde zeven maal zeventig
maal vergeeft. Liefde en geduld bereiken
veel meer dan ongeduld en het steeds alles
beter willen en weten.
Vrouwen, die den „pantoffel weten te
hanteeren," zullen niet immer vreugde be
leven van haar heerschzucht, doch een
maal zal de tijd komen, dat zij zich alleen
en verlaten gaan voelen en misschien te
laat berouw toonen, dat zij zich niet door
geduld lieten leiden.
Geduld is onder alle omstandigheden
gewenscht in den. omgang met menschen
en ook bij de uitvoering van ons werk. Er
zijn begaafde vrouwen, die wellicht iets
zouden kunnen beteekenen in het leven of
in haar beroep, doch geduld en volharding
ontbreken haar en zij blijven levenslang
ondergeschikt en moeten zich met een
karig loon tevreden stellen. Niet weinig
geduld wordt verlangd van de vrouw als
huisvrouw en moeder. Een jonge vrouw,
die allee vlug wil doen, zal lange na niet
zoo goed slagen met alles, als een, die door
ervaring gerijpt is en weet, dat zij slechts
door geduld aan den dag te leggen iets kan
bereiken.
Geduld en nog eens geduld is noodig om
te slagen in het leven zoowel bij de opvoe
ding van kinderen als bij het kweeken
-an planten als in het maatschappelijk le
ven. Een verkoopster, die zich ongeduldig
toont, indien een klant haar veel langer
dan noodig is, ophoudt en telkens weer
iets anders wenscht te zien, is in een zaak
niet te gebruiken. De klanten willen vrien
delijke gezichten zier en op prettige wijze
bediend worden.
Geduld te oefenen moet ons een tweede
gewoonte zijn geworden, waardoor wij
veel onheil zullen kunnen voorkomen. La
ten we daarom trachten het kleine stekje,
dat geduld heet, uit te doen groeien tot
een krachtige plant, slechts dan kunnen
we een zegen zijn voor onze omgeving. Me
nig hard woord, dat verwijdering zou kun
nen brengen, wordt niet uitgesproken, in
dien we slechts geduld tegenover anderen
aan den dag leggen.
Warme zomerdagen toonen zich in ons
klimaat menigmaal grillig en menigmaal
gebeurt het .dat men er een dagje op uit
trekt en de zon stralend aan den hemel
staat om eensklaps achter de wolken weg
te schuilen; waardoor men het onbehage
lijk en koud krijgt. Regen en wind laten
zich vaak evenmin onbetuigd en daarom
mc t men met de kleeding rekening houden
met het wisselvallige van het klimaat. Een
jasje, zooals onze afbeelding te zien geeft,
leent zich uitstekend voor dit doel en kan
van wolresten in een of twee kleuren ge
breid worden. In totaal heeft men pl.m. 300
gram wol noodig en eventueel kan men
een bestaande jumper, die niet meer ge
dragen wordt uithalen. De wol wordt om
een plankje gespannen, aan boven en on
derkant samen gebouden, in een lauw sop-
We hebben cenige weken geleden, toen we
schreven over het derde Petten, er reeds op
gewezen, hoe bij alle oneenigheid, welke
onder de bewoners dezer gewesten heerschte,
toch steeds sprake was van de grootste eens
gezindheid. wanneer het er aankwam front
te maken tegen den gemeenschappelijken
vijand: het water.
Ook hebben we reeds eenige malen ver
meld, dat de Zuiderzee en de Waddenzee
bij het begin onzer jaartelling nog niet bc-
stonden en hoe een woudrijk gebied zich uit-
strekte van onze Noordzeekust tot aan de
Dollart. Een deel van dit woud schijnt te
hebben geheeten Baduhemma-w oud, vei moe
de lijk naar een nu onbekende oorlogsgodin.
Het is stellig een samenloop van omstan
digheden geweest, die aanleiding was tot
het verloren gaan van een groot deel van
dit gebied, dat nu, na eeuwen ten deele weer
aan de klauwen van den waterwolf is
ontwrongen.
Intusschen bestaan er geen geschriften
uit deze dagen en de mensch van heden,
die toch de redenen van dit verloren gaan
wil weten, heeft al zijn scherpzinnigheid
noodig om, afgaande op tal van gegevens,
die desniettemin in allerlei vormen tot hem
komen, te kunnen reconstrueeren, wat er
ongeveer is geschied en waaraan dit moet
of kan worden toegeschreven.
Algemeen wordt aangenomen, dat een
maal, nog ettelijke duizenden jaren langer
geleden, geheel Nederlad lag onder het op
pervlak van de zee. Ongeveer ter hoogte
van onze tegenwoordige kust ontstonden
zandbanken, die ten slotte boven het niveau
van het water moeten zijn uitgekomen en
waarop zich zandverstuivingen vormden.
je gewasschen, gespoeld en gedroogd. Men
hangt de streng aan een lijn met een eenigs
zins zwaar voorwerp aan den onderkant,
waarna de wol weer als nieuw opbreit.
Fig. 1 is het voorpand met de revers en
het verdere gekleurde deel; fig. II halve
rug en fig. III zijn de mouwen. Het pa
troon wordt nageknipt aan de hand van
de cijfers en hiermede vergelijkt men het
breiwerk regelmatig. Begonnen wordt met
een donkere boord van 21/2 c.m., die men
1 recht 1 averecht breit, daarna vervolgt
men in heen en weergaande toeren totdat
het voorpant 9 c.m. hoog is, daarna wordt
een gaatjes toer begonnen, Aan de voorzij
de werkt men de bies in het midden als
mede de revers van donkere wol. Bij h'et
overgaan van donkere op lichte kleur
k uist men de draden over elkander. Twee
knoopsgaten worden in de voorpanden ge
breid, waarvoor men in de heengaande toer
tot 4 st. afkant, die in de teruggaande toer
weer worden opgezet. Bovenaan kant men
de steken voor de revers af -n breit men
de kraag.
De manchetten zijn 9 c.m. hoog en wor
den eveneens in geribd patroon gebreid
'donkere wol)
Zijn alle deelen gebreid, dan worden ze
luchtig opgestreken over een vochtigen
doek; het geribde patroon evenwel niet,
aangezien dit het aansluitende zou verlie
zen Ten slotte worden de zijnaden ver
bonden en ook de panden met de raglan-
mouwen.
Naden persen „Dubbele knoopen door
de knoopsgaten en een koord door de gaat
jes halen."
In het tooneelmuseum van de Scala te Mi
laan, de beroemdste opera van Italië, werd
onlangs een kostbare herinnering uit de mu
ziekgeschiedenis geplaatst. Het gaat hier om
de vleugel van den grooten Franz Liszt,
waaraan de pianovirtuoos en componist eens
talrijke phantasieën, paraphrasen, sonates,
rhapsodieën en pianoconcerten heeft ge
schreven.
Het prachtige instrument, dat voortaan een
eereplaats zal innemen, heeft een bewogen
geschiedenis achter de rug. Zooals bekend,
was Franz Liszts dochter Cosima eerst met
Hans von Bülow, daarna met Richard Wag-
ner getrouwd. Liszt, die op zijn concertrei
zen door geheel Europa stormachtig werd toe
gejuicht, totdat hij van een werkzaam leven
in Bayreuth ging wonen, is steeds opgeko
men voor de geniale scheppingen van zijn
schoonzoon Richard Wagner, die destijds nog
weinig succes hadden. De erfgename van
zijn beroemde vleugel echter werd Daniela
von Bülow, Liszts kleindochter uit Cosima's
eerste huwelijk.
Daniela von Bülow, die later met den Hei-
delberger professor Henry Thode trouwde, en
tegenwoordig te Bayreuth woont, zette de
muzikale traditie van de familie Liszt-Wag
ner voort, door al voor de wereldoorlog in
haar villa te Gardone aan het Gardameer
een Richard Wagner- en Franz Lisztverza-
meling aan te leggen, waar zich behalve ve
ie portretten, documenten, origineele compo
sities en brieven van haar stief\ader Wag
ner en haar grootvader Liszt ook de vleugel
van den schepper van de onsterfelijke „Hon-
gaarsche Rhapsodieën" bevond. Tijdens de
wereldoorlog kwam de villa met de geheele
kostbare inventaris in het bezit van de Ita-
liaansche regeering, die haar aan niemand
minder dan Gabriele D' Annuncio als woon
plaats gaf.
De Italiaansche dichter en politicus had de
grootste zorg voor de schatten, die hier uit
het leven van twee muziekgenieën bij elkaar
waren gebracht. Ook de vleugel van Liszt
bleef in overleg met Daniela Thode in het
huis, dat D' Annuncia „II Vittoriale'' noem
de.
Zij bepaalde echter reeds destijds, dat de
vleugel van haar grootvader na den doe'
van D'Annuncio aan het Scala-museum zou
worden gegeven, ter herinnering aan de lief
de. die Liszt, die immers langen tijd in Ro
me heeft gewoond, voor Italië voelde, en als
dank voor de ideeën, die hij daar had op
gedaan.
Deze bepaling geraakte na den dood van
D'Annuncio weer in de vergetelheid, want
de vleugel bleef ook nu nog in liet huis II
Vittoriale staan. Nu heeft de kleindochter
van Liszt zich onlangs in een schrijven per
soonlijk tot den Duce gewend en den Ita-
liaanschen regeeringschef haar lievelings-
wensch meegedeeld, dat Franz Liszts vleugel
in het museum van de Scala te Milaan zal
komen te staan. Als antwoord op dit schrij
ven heeft Mussolini dadelijk maatregelen
getroffen om den w-ensch van Daniela. Thode
te vervullen, en het muziekinstrument, waar
aan zooveel onsterfelijke klanken ontston
den, werd van Gardone naar Milaan ge
bracht, om een eereplaats in het museum
van de Scala te krijgen.
Uit de laatste woorden, die beroemde
mannen kort voor hun dood hebebn gespro
ken. en waarvan de woorden van Goethe
„Meer licht" aigemeen bekend zijn, heeft
men de conclusie getrokken, dat de geest
van stervenden dikwijls nog verrassend
frisch en levendig is.
Cato zeide kort voor zijn dood: 't Goede dat
ik tijdens mijn leven aan mijn medemenschen
bewezen heb, is nu mijn troost in den dood".
Giordano Bruno riep: „God. gij zijt groot.
Gij overwint de wez-ekl en zijn misdaden.
Neem mij in Uw vrede op!"
Locke zei tegen lady Marsham, die aan
zijn bed zat en hem psalmen voorlas1
„Houdt U daarmee op!" Daarna sloot hij
voor altijd zijn oogen.
Haller: „Het hart houdt al op te kloppen".
Madame de Pompadour zei tegen den
pastoor, die wilde weggaan toen hij zag dat
het met haar afgeloopen was: „Een oogen
blik. mijnheer de pastoor, dan kunnen wij
samen weggaan!"
Chesterfield, die de beleefdheid zelf was.
riep, toen zijn vriend Dayrolles aan zijn bed
kwam om naar zijn toestand te informer
ren: „Geef Dayrolles toch een stoel!"
Benjamin Franklin richtte zioh een pa
minuten voor zijn dood moeizaam op in zi
bed en zei: „la, voor een stervende wor'
alles moei:ijk".
Leon Gainbetta: „Moed, vrienden! Voor
mij is alles al voorbij!"
Madame de Rohan: „O, vrijheid, hoeveel
misdaden worden niet in Uw naam begaan!"
Mirabeau: „Iaat mij bij de klanken van
mooie muziek sterven".
Washington: „Het is goed!"
Byron: ..Nu ga ik slapen."
Napoleon I. „Mijn god! Fransche natie!
Hoofd van liet leger!"
Schiller. „Steeds beter, steeds rustiger!"
Grillparzers laatste woorden hadden be
trekking op een onderschrift, dat hij kort
voor zijn onvprwacht einde geschreven had:
„U zult het echter niet kunnen lezen".
En Ferdinand Raimund, die tengevolge
van een schotwond, die hij zich aan zijn
verhemelte had toegebracht, niet meer kon
spreken, schreef op een blaadje papier:
„Bid voor me!"
Over de slimme vos doen vele verhaaltjes
de ronde, inaar onderstaand stukje, dat
door een schaapherder werd verteld, is toch
wel een heel sterk staaltje van de handig
heid van deze dieren.
Toen hij op zekeren avond naar huis ging
zag de herder in de verte bij den kant van
een groote vijver een vos. die zich heel
vreemd gedroeg. Hij ging zitten en keek er
naar Het beest ging langzaam achterwaarts
het water in, totdat hij tot aan zijn nek in
de vijver stond. Nu zag de herder voor het
eerst, dat de vos tusschen zijn tanden iets
boven water hield. Het dier ging langzaam
verder het water in. totdat zijn kop ook
onder was, en het bewuste voorwerp op het
water dreef. De vos zwom een eindje onder
water verder en kwam daarna weer aan de
oppervlakte. Na aan den kant te zijn gekro
pen, schudde hij zich eens flink en rende
De herder ging naar het vorowerp dat
door de vos was achtergelaten. Het'bleek
wol te zijn, die de vos had verzameld en tot
een ba gerold. Zijn nieuwsgierigheid was
opgewekt, dus ging hij het water in, haalde
de wol er uit en bekeek het. Het bleek vol
vlooien te zitten. Het geheim was opgelost
Door langzaam achteruit het water in te loo-'
r>en, dreef de vos de vlooien van zijn pooten.
mam en staart naar zijn droge kop, en
n slotte naar de droge wol. die hij in zijn
inden boven water hield. Toen ging hij
heelemaal onder en liet de wol met de
vlooien erin weg drijven.
Op deze wijze ontstond een binnenzee, dia
men „haff" zou kunnen noemen.
In dit haf echter stroomden rivieren m»
die langzaam aan het zoute zeewater ver
zoetten, er begonnen zoetwaterplantcn jn
te groeien, die zich veimeerdeiden en ten
slotte. na verloop van eeuwen, het geheele
meer vulden.
Zoo ontstond het veen.
Deze veenlaag echter rustte op een har
den ondergrond van klei.
Aldus ongeveer moet de toestand zijn ge
weest bij het begin onzer jaartelling.
Wat zich sedert dien heeft afgespeeld
berust voor een goed -deel op gissingen. kj
den Romeinschen tijd moet het Nauw van
Galais belangrijk zijn verbreed en verdiept.
In verband daarmee moeten de stroomingon
en de getijden in de Noordzee zich hebben
verlegd. Sommigen spreken dan van een
rijzing van den waterspiegel in de Noordzee,
mogelijk is ook, dat sedert dien een grooter
verschil tusschen eb en vloed ontstond. In
ieder geval hebben onze kusten het in die
tijden ontzettend moeten ontgelden en heli-
hen zich springvloeden voorgedaan, waar-
van slechts de laatste in de annalen der ge-
schiedenis zijn vermeld. We denken bijvoor
beeld aan de St. Elizabethsvloed.
Door deze vloeden nu werd het \een, dat
zich in den loop der eeuwen had verzameld
weggespoeld of in groote brokken wegge-,
slagen.
Verschillende legenden, waarvan we er
later enkele willen weergeven, maken ge
wag van heele eilanden, die werden losge
slagen en die, met huizen en kerken erop,
in zee ronddreven.
Ook de Romeinsche geschiedschrijver Pli-
nius doet zulk een verhaal, terwijl een soort
gelijke beschrijving voorkomt in de Annalei
Polidenses.
We moeten op grond van deze ver
schillende berichten wel aannemen, f
dat iets dergelijks moet zijn gebeurd.
Onwaarschijnlijk is het zeker niet en
nog slechts enkele weken geleden
kon men het was iets soortgelijks
de Alkmaarsche jeugd in den -
Singel zien varen op l-osgescheurde
veenpolletjes, die een tweetal waag-
halzen gemakkelijk schenen te dra- J
gen.,
Intusschen is er een merkwaardig ver
schijnsel, dat de theorie omtrent het hooger
oploopen der vloeden komt bevestigen. Het
zijn cle terpen, die ons dit leeren. Immers,
we zien, hoe deze van omstreeks 400 na Oir.
tot orpstreeks 700 overal worden verhoogd,
De Friesche terpen bestaan uit verschillen
de lagen en de tijd, waaruit eenige laag
moet dateeren, wordt ons verraden door de
gebruiksvoorwerpen, welke daarin word»
aangetroffen. De tweede laag nu is iM
zekerheid terug te voeren op de vroege mid
deleeuwen.
Later, tusschen de jaren 800 en 1000 volgt
dan wederom een verhooging van de terpen
en we weten -ditmaal uit historische bron,
hoe gedurende die periode verschillende
vloeden zijn voorgekomen.
Dat overigens in vroeger dagen de bodem
in het latere Zuiderzee- of waddengebied uit
veen moet hebben bestaa"n, wordt bevestigd
door de vondsten welke zijn gedaan, o.a. on
langs bij de drooglegging van den Wierin-
germeerpolder. Vastgehechte brokken veen
wezen niet zelden de plaatsen, waaf voor
heen woningen hebben gestaan, terwijl de
veenlaag op duidelijke wijze was samenge
drukt, wanneer de oerbewoners gebruik had
den gemaakt van zware voorwerpen. Zoo i!
b.v. van steenen voor het maken van putten. [I
In deze periode van springvloeden ont
stond de Zijpe als inham van de Zuiderzee, II
terwijl zich tusschen Petten en Huisduinen l
een smalle strook van vigr of vijf zand- M
eilanden uitstrekte. De rest van West-Fries-
land lag echter open voor de fcee. Er was I
nog geen sprake van bedijkingen en de wa
terwolf, die reeds groote doelen van ons land I;
had verzwolgen, bleef vrij spel houden,
Bedenkt men verder, dat het graven van
een dijk een enorm werk moet.zijn geweest li
in die dagen, toen er van graafmachines. Ij
smalspoorbaantjes en dergelijke nog gecn I'
sprake was, dan behoelt het geen verwonde- I
ring te wekken, dat men eerst dacht aan
een ander middel om zich te beschermd! I
tegen het natte element. Men gaf de voor li
keur aan het in Friesland beproefde mid
del van terpen.
Inderdaad vindt men er in de omgeviuft j
van Schagen zeer vele. Belonje en Melchioï 1
geven er een heele sierie: Groote lïeins.
Kleine Keins, Hemkewert, De llale, 't Hooft.
De Hoep, De Dorpen, De oude Kaaghoogtens, j
De Witte. Paal, 't Hoogeland, TjaarsdorP»
Avendorp, Tjallewal, de Tolke, Cornelisseffi II
werf.
In een proefschrift van W. C. Braat, ,.de l!
Archeologie van de Wipringermcer". lezen L
we, hoe deze terpen niet de verhoogingen ,1
laten zien, welke bij de Friesche terpen zo° F
karakteristiek zijn. Ze zouden dus in ééns
moeten zijn opgeworpen, terwijl de in !'e
terpen gevonden 'verbruiksvoorwerpen o'lS
leeren, dal ze ongeveer dateeren uit het 'i"* t
de van de 9de eeuw.
Nu moest een terp ■betrekkelijk groot zijn.
wilde men zijn bedrijf er op kunnen fit' Ij
oefenen en dit bezwaar zal wel oorzaak
geweest, dat uiteindelijk werd overgegaan
tot het veel omvattender, meer zeker \°cl I,
doeltreffender bedijken. H
Hiermee komen we aan een keerpunt in I
de geschiedenis van ons gewest. Het wate I
was op het toppunt van zijn macht. Van n« f
at aan, eerst langzaam, dan sneller, '11(,f
het wijken voor den mensch, die het d°°
iet w ater. bedwongen gebied gaat teruKve' I
overen.
Aanvankelijk gaat het gebrekkig. Het aaBj j
leggen van een dijk was geen kleinlghe'"1
En eenige malen nog werd zelfs het ontleg J
spit gedolven en moest verder terrein wor
den afgestaan. Maar dan gaat het beter.
mensch krijgt ervaring, wordt sterker
zijn afweermiddelen.
dezen strijd, die voerde tot de ove' I
winning en die eerst vooral rondom Scha j
*®°Jwei'cl uitgevochten, willen we een j
nde maal het een en ander vertellen-