VOOR DE VROUW DE MODE De ondergang van Nederland in dc vroege middeleeuwen TERPEN handhaaft zich te allen tijde Wandel- en Fietsjasje VARIA GEDULD Drijvende eilanden rondom Schagen de levensloop van kousen. de vleugel van franz liszt. de laatste woorden van beroemde mannen. een slimme vos. De historie heeft bewezen, dat de mode nimmer heeft afgedaan, doch zich te allen tijd ondanks oorlogen en minder gunstige economische omstandigheden wist te hand haven. Haar karakter zal zich evenwel wy zigen en weefsels zullen veel minder aan tijd gebonden zijn, dan tot dusverre het geval is geweest. Een tijd van versobering en bezuiniging is aangebroken, hetgeen echter in het minst niet zeggen wil, dat de vrouwen minder aandacht aan haar uiter lijke verschijning mogen besteden. Wie niet gedwongen is on, het aanschaffen van nieuwe kleedingstukken uit te stellen, zal dus verstandig doen te blijven koopen, teneinde zoo min mogelijk stagnatie te bren gen in het bedrijfsleven. Verkeerd is het aan den anderen kant en tevens weinig so ciaal om op het gebied van kleeren en stoffen te „hamsteren", want ook dit houdt een normalen gang van zaken tegen. De mode za' harerzijds datgene moeten brengen, wat niet extravagant aandoet, en zich voor overdrijving over de geheele li nie hoeden. Sierspelden en clips, die wa pens en gasmaskers en dergelijke vooorstel len, met oorlogsattributen bedrukte weef sels en alles wat aan den oorlog herinnert, ook hoeden ontleend aan kepi's en sjako's zullen van het modebeeld verbannen wor den, omdat we gevoelen, dat het een arm zalig spel is met hooge ernstige -'ingen. We zullen langer met onze kleeding moe ten doen dan voorheen en moderniseeren zal. een soort sport worden, waaraan oud en jong kan deelnemen. Verschillende De zorg voor de kousen kan hun levens duur beïnvloeden en hoe merkwaardig dit wellicht moge klinken, begint zij reeds met de verzorging der voeten. De zeer dunne, averecht geweven zijden kousen, die op het oogenblik zoo hoogst modern zijn, vereischen evenals trouwens alle fijn geweven zijden kousen een voet, waarvan de nagels geen haakjes hebben, terwijl eksteroogen en eeltlagen de fijne weefsels in minder dan geen tijd vernielen. Om den anderen dag behoort men de na gels bij te vijlen en liefst dagelijks geeft men de voeten een bad, waarna men ze met vaséline of crème masseert, daarna bestrooien met talkpoeder om te voorko men, dat er vetvlekjes op de kousen ko men. Verder is het van belang, dat men kou sen wascht voordat men ze den eersten keer aantrekt, een kleine kunstgréep, die de le vensduur echter verhoogt. Verder zal men zijden kousen dagelijks omwisselen en de uitgetrokken kousen geen dagen laten liggen, doch in een lauw, doch niet te vet vlokkensop uitslaan, uit knijpen, enkele malen spoèlen, weer uit knijpen of in een doek oprollen om het meeste vocht in te laten trekken, daarna in de schaduw drogen. Niet aan de punt, doch nadat men er den goeden vorm aan gegeven heeft, hangt men het dikken gewe ven bovendeel over de lijn. Niet wrijven en niet wringen bij was- schen of spoelen!! Nieuwe kousen worden slechts in lauw water zonder zeep opgeklopt. Kousen, die na het dragen aan den voet vlekken van transpireeren te zien geven, worden met een stuk goede huishoudzeep ingewreven en deze laat men even op het weefsel inwerken. De meeste vrouwen vinden kousen stop pen een hoogst vervelend werk, doch zij kunnen dit zeer beperken, indien zij ze herhaaldelijk wasschen. De gaatjes worden hierdoor niet groot en kleine stopjes fcijn vlug klaar, ontsieren de kousen tevens niet zoo als de groote. Ook kousen stoppen is een kunst en wie haar verstaat zal reeds beginnen met door- stoppen, zoodra zich dunne plekjes voor doen. Men behoudt hierdoor tevens een bete re pasvorm, die door veelvuldig stoppen verloren gaat. Ten slotte zij de aandacht niet alleen gevestigd op het uit- doch vooral ook op het inwendige d°r s'-hoenen. weefsels en kleuren worden tot smaak volle japonnen verwerkt, die een zeer per soonlijk karakter kunnen dragen, in een wcord een nieuwe mode biedt een reeks van mogelijkheden. Toch is men ten op zichte van moderniseeren aan enkele grond regels gebonden, die niet uit het oog verlo ren mogen worden. Men kan niet klakke loos kleuren en weefsels combineeren, die men toevallig in de hand krijgt, r^lfs een bepaalde nuanceering kan reeds een geheel doen mislukken, indien zij te licht of te donker gekozen wordt. Harmonie tusschen de accessoires moei blijven bestaan, terwijl bontbedrukte blou ses nimmer bij gestreepte of geruite rokken of costumemantels passen. Tweekleurige mantels en blouses staan eveneens op het programma, waarbij de donkerste kleur dan voor de rugzijde en de lichte voor de j voorpanden wordt aangewend. Bij het com bineeren van verschillende weefsels zal men b.v. een keursvormig middenstuk van het zwaarste materiaal aanbrengen, terwijl het bovendeel of alleen pas enr mouwen van fijne stof worden gemaakt. Kant en tulle zijn materialen, waarvan dankbaar gebruik gemaakt wordt om oud tot nieuw te maken, vooal indien het meer gekleede japonnen geldt. Bedrukte zijden weefsels bieden vele mogelijkheden, aan gezien de verscheidenheid zoo bijzonder groot is. Jumpers, vesten en blouses zullen zich nog meer dan tot dusverre in een groote populariteit mogen verheugen. Een aar dig idee om twee stoffen te combineeren is op bijgaande schets aangegeven. De streep is aan voor- en achterbaan diagonaal geknipt, terwijl het aansluitende effen bo vendeel een slanke lijn geeft. Sluiting met rit„ en versiering van stiksels aan voor panden. Apart werken revers-kraag, en mouwtjes tegenover het effen materiaal. Ten slotte noemen wij nog een andere moge lij' heid om japonnen niet alleen op te knappen, doch ze tevens geheel van as pect te doen veranderen, n.1. garnituren en vesten van zijde, batist en pipué. Men is volstrekt niet uitsluitend op wit aange wezen, ook kleuren leenen zich voor ver schillende garneeringen, vooral pasteltin ten. Een matblau-' geplisseerd georgette vest zal een donkere japon veel fleuriger maken, terwijl valenciennes kant nog steeds een groote rol speelt. Geduld is een teer plantje, en wie het in kiem aanwezig heeft in zijn ^arte en het met voorzichtigheid weet op te kwee- ken, die zal in vele gevallen veel op zijn medemenschen voor hebben. Hoevelen van ons vrouwen be schikken over een groote mate van ge duld? Wanneer de man in het huwelijk niet steeds is zooals de jongè vrouw hem zich vóórdien gedroomd heeft, dan wordt zij vaak ongeduldig, windt zich op en spreekt harde woorden. Zoo heel vaak vergeten wij echter, dat ook wij zoovele karaktereigenschappen bezitten, die de man later eerst leert kennen, die hij niet aanwezig achtte en die hem mishagen. De vrouw, die over een grootere mate van geduld beschikt, zal steeds zooveel mo gelijk toegeven. Zij weet opkomende stor men in haar binnenste te beheerschen en weet, dat de liefde zeven maal zeventig maal vergeeft. Liefde en geduld bereiken veel meer dan ongeduld en het steeds alles beter willen en weten. Vrouwen, die den „pantoffel weten te hanteeren," zullen niet immer vreugde be leven van haar heerschzucht, doch een maal zal de tijd komen, dat zij zich alleen en verlaten gaan voelen en misschien te laat berouw toonen, dat zij zich niet door geduld lieten leiden. Geduld is onder alle omstandigheden gewenscht in den. omgang met menschen en ook bij de uitvoering van ons werk. Er zijn begaafde vrouwen, die wellicht iets zouden kunnen beteekenen in het leven of in haar beroep, doch geduld en volharding ontbreken haar en zij blijven levenslang ondergeschikt en moeten zich met een karig loon tevreden stellen. Niet weinig geduld wordt verlangd van de vrouw als huisvrouw en moeder. Een jonge vrouw, die allee vlug wil doen, zal lange na niet zoo goed slagen met alles, als een, die door ervaring gerijpt is en weet, dat zij slechts door geduld aan den dag te leggen iets kan bereiken. Geduld en nog eens geduld is noodig om te slagen in het leven zoowel bij de opvoe ding van kinderen als bij het kweeken -an planten als in het maatschappelijk le ven. Een verkoopster, die zich ongeduldig toont, indien een klant haar veel langer dan noodig is, ophoudt en telkens weer iets anders wenscht te zien, is in een zaak niet te gebruiken. De klanten willen vrien delijke gezichten zier en op prettige wijze bediend worden. Geduld te oefenen moet ons een tweede gewoonte zijn geworden, waardoor wij veel onheil zullen kunnen voorkomen. La ten we daarom trachten het kleine stekje, dat geduld heet, uit te doen groeien tot een krachtige plant, slechts dan kunnen we een zegen zijn voor onze omgeving. Me nig hard woord, dat verwijdering zou kun nen brengen, wordt niet uitgesproken, in dien we slechts geduld tegenover anderen aan den dag leggen. Warme zomerdagen toonen zich in ons klimaat menigmaal grillig en menigmaal gebeurt het .dat men er een dagje op uit trekt en de zon stralend aan den hemel staat om eensklaps achter de wolken weg te schuilen; waardoor men het onbehage lijk en koud krijgt. Regen en wind laten zich vaak evenmin onbetuigd en daarom mc t men met de kleeding rekening houden met het wisselvallige van het klimaat. Een jasje, zooals onze afbeelding te zien geeft, leent zich uitstekend voor dit doel en kan van wolresten in een of twee kleuren ge breid worden. In totaal heeft men pl.m. 300 gram wol noodig en eventueel kan men een bestaande jumper, die niet meer ge dragen wordt uithalen. De wol wordt om een plankje gespannen, aan boven en on derkant samen gebouden, in een lauw sop- We hebben cenige weken geleden, toen we schreven over het derde Petten, er reeds op gewezen, hoe bij alle oneenigheid, welke onder de bewoners dezer gewesten heerschte, toch steeds sprake was van de grootste eens gezindheid. wanneer het er aankwam front te maken tegen den gemeenschappelijken vijand: het water. Ook hebben we reeds eenige malen ver meld, dat de Zuiderzee en de Waddenzee bij het begin onzer jaartelling nog niet bc- stonden en hoe een woudrijk gebied zich uit- strekte van onze Noordzeekust tot aan de Dollart. Een deel van dit woud schijnt te hebben geheeten Baduhemma-w oud, vei moe de lijk naar een nu onbekende oorlogsgodin. Het is stellig een samenloop van omstan digheden geweest, die aanleiding was tot het verloren gaan van een groot deel van dit gebied, dat nu, na eeuwen ten deele weer aan de klauwen van den waterwolf is ontwrongen. Intusschen bestaan er geen geschriften uit deze dagen en de mensch van heden, die toch de redenen van dit verloren gaan wil weten, heeft al zijn scherpzinnigheid noodig om, afgaande op tal van gegevens, die desniettemin in allerlei vormen tot hem komen, te kunnen reconstrueeren, wat er ongeveer is geschied en waaraan dit moet of kan worden toegeschreven. Algemeen wordt aangenomen, dat een maal, nog ettelijke duizenden jaren langer geleden, geheel Nederlad lag onder het op pervlak van de zee. Ongeveer ter hoogte van onze tegenwoordige kust ontstonden zandbanken, die ten slotte boven het niveau van het water moeten zijn uitgekomen en waarop zich zandverstuivingen vormden. je gewasschen, gespoeld en gedroogd. Men hangt de streng aan een lijn met een eenigs zins zwaar voorwerp aan den onderkant, waarna de wol weer als nieuw opbreit. Fig. 1 is het voorpand met de revers en het verdere gekleurde deel; fig. II halve rug en fig. III zijn de mouwen. Het pa troon wordt nageknipt aan de hand van de cijfers en hiermede vergelijkt men het breiwerk regelmatig. Begonnen wordt met een donkere boord van 21/2 c.m., die men 1 recht 1 averecht breit, daarna vervolgt men in heen en weergaande toeren totdat het voorpant 9 c.m. hoog is, daarna wordt een gaatjes toer begonnen, Aan de voorzij de werkt men de bies in het midden als mede de revers van donkere wol. Bij h'et overgaan van donkere op lichte kleur k uist men de draden over elkander. Twee knoopsgaten worden in de voorpanden ge breid, waarvoor men in de heengaande toer tot 4 st. afkant, die in de teruggaande toer weer worden opgezet. Bovenaan kant men de steken voor de revers af -n breit men de kraag. De manchetten zijn 9 c.m. hoog en wor den eveneens in geribd patroon gebreid 'donkere wol) Zijn alle deelen gebreid, dan worden ze luchtig opgestreken over een vochtigen doek; het geribde patroon evenwel niet, aangezien dit het aansluitende zou verlie zen Ten slotte worden de zijnaden ver bonden en ook de panden met de raglan- mouwen. Naden persen „Dubbele knoopen door de knoopsgaten en een koord door de gaat jes halen." In het tooneelmuseum van de Scala te Mi laan, de beroemdste opera van Italië, werd onlangs een kostbare herinnering uit de mu ziekgeschiedenis geplaatst. Het gaat hier om de vleugel van den grooten Franz Liszt, waaraan de pianovirtuoos en componist eens talrijke phantasieën, paraphrasen, sonates, rhapsodieën en pianoconcerten heeft ge schreven. Het prachtige instrument, dat voortaan een eereplaats zal innemen, heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. Zooals bekend, was Franz Liszts dochter Cosima eerst met Hans von Bülow, daarna met Richard Wag- ner getrouwd. Liszt, die op zijn concertrei zen door geheel Europa stormachtig werd toe gejuicht, totdat hij van een werkzaam leven in Bayreuth ging wonen, is steeds opgeko men voor de geniale scheppingen van zijn schoonzoon Richard Wagner, die destijds nog weinig succes hadden. De erfgename van zijn beroemde vleugel echter werd Daniela von Bülow, Liszts kleindochter uit Cosima's eerste huwelijk. Daniela von Bülow, die later met den Hei- delberger professor Henry Thode trouwde, en tegenwoordig te Bayreuth woont, zette de muzikale traditie van de familie Liszt-Wag ner voort, door al voor de wereldoorlog in haar villa te Gardone aan het Gardameer een Richard Wagner- en Franz Lisztverza- meling aan te leggen, waar zich behalve ve ie portretten, documenten, origineele compo sities en brieven van haar stief\ader Wag ner en haar grootvader Liszt ook de vleugel van den schepper van de onsterfelijke „Hon- gaarsche Rhapsodieën" bevond. Tijdens de wereldoorlog kwam de villa met de geheele kostbare inventaris in het bezit van de Ita- liaansche regeering, die haar aan niemand minder dan Gabriele D' Annuncio als woon plaats gaf. De Italiaansche dichter en politicus had de grootste zorg voor de schatten, die hier uit het leven van twee muziekgenieën bij elkaar waren gebracht. Ook de vleugel van Liszt bleef in overleg met Daniela Thode in het huis, dat D' Annuncia „II Vittoriale'' noem de. Zij bepaalde echter reeds destijds, dat de vleugel van haar grootvader na den doe' van D'Annuncio aan het Scala-museum zou worden gegeven, ter herinnering aan de lief de. die Liszt, die immers langen tijd in Ro me heeft gewoond, voor Italië voelde, en als dank voor de ideeën, die hij daar had op gedaan. Deze bepaling geraakte na den dood van D'Annuncio weer in de vergetelheid, want de vleugel bleef ook nu nog in liet huis II Vittoriale staan. Nu heeft de kleindochter van Liszt zich onlangs in een schrijven per soonlijk tot den Duce gewend en den Ita- liaanschen regeeringschef haar lievelings- wensch meegedeeld, dat Franz Liszts vleugel in het museum van de Scala te Milaan zal komen te staan. Als antwoord op dit schrij ven heeft Mussolini dadelijk maatregelen getroffen om den w-ensch van Daniela. Thode te vervullen, en het muziekinstrument, waar aan zooveel onsterfelijke klanken ontston den, werd van Gardone naar Milaan ge bracht, om een eereplaats in het museum van de Scala te krijgen. Uit de laatste woorden, die beroemde mannen kort voor hun dood hebebn gespro ken. en waarvan de woorden van Goethe „Meer licht" aigemeen bekend zijn, heeft men de conclusie getrokken, dat de geest van stervenden dikwijls nog verrassend frisch en levendig is. Cato zeide kort voor zijn dood: 't Goede dat ik tijdens mijn leven aan mijn medemenschen bewezen heb, is nu mijn troost in den dood". Giordano Bruno riep: „God. gij zijt groot. Gij overwint de wez-ekl en zijn misdaden. Neem mij in Uw vrede op!" Locke zei tegen lady Marsham, die aan zijn bed zat en hem psalmen voorlas1 „Houdt U daarmee op!" Daarna sloot hij voor altijd zijn oogen. Haller: „Het hart houdt al op te kloppen". Madame de Pompadour zei tegen den pastoor, die wilde weggaan toen hij zag dat het met haar afgeloopen was: „Een oogen blik. mijnheer de pastoor, dan kunnen wij samen weggaan!" Chesterfield, die de beleefdheid zelf was. riep, toen zijn vriend Dayrolles aan zijn bed kwam om naar zijn toestand te informer ren: „Geef Dayrolles toch een stoel!" Benjamin Franklin richtte zioh een pa minuten voor zijn dood moeizaam op in zi bed en zei: „la, voor een stervende wor' alles moei:ijk". Leon Gainbetta: „Moed, vrienden! Voor mij is alles al voorbij!" Madame de Rohan: „O, vrijheid, hoeveel misdaden worden niet in Uw naam begaan!" Mirabeau: „Iaat mij bij de klanken van mooie muziek sterven". Washington: „Het is goed!" Byron: ..Nu ga ik slapen." Napoleon I. „Mijn god! Fransche natie! Hoofd van liet leger!" Schiller. „Steeds beter, steeds rustiger!" Grillparzers laatste woorden hadden be trekking op een onderschrift, dat hij kort voor zijn onvprwacht einde geschreven had: „U zult het echter niet kunnen lezen". En Ferdinand Raimund, die tengevolge van een schotwond, die hij zich aan zijn verhemelte had toegebracht, niet meer kon spreken, schreef op een blaadje papier: „Bid voor me!" Over de slimme vos doen vele verhaaltjes de ronde, inaar onderstaand stukje, dat door een schaapherder werd verteld, is toch wel een heel sterk staaltje van de handig heid van deze dieren. Toen hij op zekeren avond naar huis ging zag de herder in de verte bij den kant van een groote vijver een vos. die zich heel vreemd gedroeg. Hij ging zitten en keek er naar Het beest ging langzaam achterwaarts het water in, totdat hij tot aan zijn nek in de vijver stond. Nu zag de herder voor het eerst, dat de vos tusschen zijn tanden iets boven water hield. Het dier ging langzaam verder het water in. totdat zijn kop ook onder was, en het bewuste voorwerp op het water dreef. De vos zwom een eindje onder water verder en kwam daarna weer aan de oppervlakte. Na aan den kant te zijn gekro pen, schudde hij zich eens flink en rende De herder ging naar het vorowerp dat door de vos was achtergelaten. Het'bleek wol te zijn, die de vos had verzameld en tot een ba gerold. Zijn nieuwsgierigheid was opgewekt, dus ging hij het water in, haalde de wol er uit en bekeek het. Het bleek vol vlooien te zitten. Het geheim was opgelost Door langzaam achteruit het water in te loo-' r>en, dreef de vos de vlooien van zijn pooten. mam en staart naar zijn droge kop, en n slotte naar de droge wol. die hij in zijn inden boven water hield. Toen ging hij heelemaal onder en liet de wol met de vlooien erin weg drijven. Op deze wijze ontstond een binnenzee, dia men „haff" zou kunnen noemen. In dit haf echter stroomden rivieren m» die langzaam aan het zoute zeewater ver zoetten, er begonnen zoetwaterplantcn jn te groeien, die zich veimeerdeiden en ten slotte. na verloop van eeuwen, het geheele meer vulden. Zoo ontstond het veen. Deze veenlaag echter rustte op een har den ondergrond van klei. Aldus ongeveer moet de toestand zijn ge weest bij het begin onzer jaartelling. Wat zich sedert dien heeft afgespeeld berust voor een goed -deel op gissingen. kj den Romeinschen tijd moet het Nauw van Galais belangrijk zijn verbreed en verdiept. In verband daarmee moeten de stroomingon en de getijden in de Noordzee zich hebben verlegd. Sommigen spreken dan van een rijzing van den waterspiegel in de Noordzee, mogelijk is ook, dat sedert dien een grooter verschil tusschen eb en vloed ontstond. In ieder geval hebben onze kusten het in die tijden ontzettend moeten ontgelden en heli- hen zich springvloeden voorgedaan, waar- van slechts de laatste in de annalen der ge- schiedenis zijn vermeld. We denken bijvoor beeld aan de St. Elizabethsvloed. Door deze vloeden nu werd het \een, dat zich in den loop der eeuwen had verzameld weggespoeld of in groote brokken wegge-, slagen. Verschillende legenden, waarvan we er later enkele willen weergeven, maken ge wag van heele eilanden, die werden losge slagen en die, met huizen en kerken erop, in zee ronddreven. Ook de Romeinsche geschiedschrijver Pli- nius doet zulk een verhaal, terwijl een soort gelijke beschrijving voorkomt in de Annalei Polidenses. We moeten op grond van deze ver schillende berichten wel aannemen, f dat iets dergelijks moet zijn gebeurd. Onwaarschijnlijk is het zeker niet en nog slechts enkele weken geleden kon men het was iets soortgelijks de Alkmaarsche jeugd in den - Singel zien varen op l-osgescheurde veenpolletjes, die een tweetal waag- halzen gemakkelijk schenen te dra- J gen., Intusschen is er een merkwaardig ver schijnsel, dat de theorie omtrent het hooger oploopen der vloeden komt bevestigen. Het zijn cle terpen, die ons dit leeren. Immers, we zien, hoe deze van omstreeks 400 na Oir. tot orpstreeks 700 overal worden verhoogd, De Friesche terpen bestaan uit verschillen de lagen en de tijd, waaruit eenige laag moet dateeren, wordt ons verraden door de gebruiksvoorwerpen, welke daarin word» aangetroffen. De tweede laag nu is iM zekerheid terug te voeren op de vroege mid deleeuwen. Later, tusschen de jaren 800 en 1000 volgt dan wederom een verhooging van de terpen en we weten -ditmaal uit historische bron, hoe gedurende die periode verschillende vloeden zijn voorgekomen. Dat overigens in vroeger dagen de bodem in het latere Zuiderzee- of waddengebied uit veen moet hebben bestaa"n, wordt bevestigd door de vondsten welke zijn gedaan, o.a. on langs bij de drooglegging van den Wierin- germeerpolder. Vastgehechte brokken veen wezen niet zelden de plaatsen, waaf voor heen woningen hebben gestaan, terwijl de veenlaag op duidelijke wijze was samenge drukt, wanneer de oerbewoners gebruik had den gemaakt van zware voorwerpen. Zoo i! b.v. van steenen voor het maken van putten. [I In deze periode van springvloeden ont stond de Zijpe als inham van de Zuiderzee, II terwijl zich tusschen Petten en Huisduinen l een smalle strook van vigr of vijf zand- M eilanden uitstrekte. De rest van West-Fries- land lag echter open voor de fcee. Er was I nog geen sprake van bedijkingen en de wa terwolf, die reeds groote doelen van ons land I; had verzwolgen, bleef vrij spel houden, Bedenkt men verder, dat het graven van een dijk een enorm werk moet.zijn geweest li in die dagen, toen er van graafmachines. Ij smalspoorbaantjes en dergelijke nog gecn I' sprake was, dan behoelt het geen verwonde- I ring te wekken, dat men eerst dacht aan een ander middel om zich te beschermd! I tegen het natte element. Men gaf de voor li keur aan het in Friesland beproefde mid del van terpen. Inderdaad vindt men er in de omgeviuft j van Schagen zeer vele. Belonje en Melchioï 1 geven er een heele sierie: Groote lïeins. Kleine Keins, Hemkewert, De llale, 't Hooft. De Hoep, De Dorpen, De oude Kaaghoogtens, j De Witte. Paal, 't Hoogeland, TjaarsdorP» Avendorp, Tjallewal, de Tolke, Cornelisseffi II werf. In een proefschrift van W. C. Braat, ,.de l! Archeologie van de Wipringermcer". lezen L we, hoe deze terpen niet de verhoogingen ,1 laten zien, welke bij de Friesche terpen zo° F karakteristiek zijn. Ze zouden dus in ééns moeten zijn opgeworpen, terwijl de in !'e terpen gevonden 'verbruiksvoorwerpen o'lS leeren, dal ze ongeveer dateeren uit het 'i"* t de van de 9de eeuw. Nu moest een terp ■betrekkelijk groot zijn. wilde men zijn bedrijf er op kunnen fit' Ij oefenen en dit bezwaar zal wel oorzaak geweest, dat uiteindelijk werd overgegaan tot het veel omvattender, meer zeker \°cl I, doeltreffender bedijken. H Hiermee komen we aan een keerpunt in I de geschiedenis van ons gewest. Het wate I was op het toppunt van zijn macht. Van n« f at aan, eerst langzaam, dan sneller, '11(,f het wijken voor den mensch, die het d°° iet w ater. bedwongen gebied gaat teruKve' I overen. Aanvankelijk gaat het gebrekkig. Het aaBj j leggen van een dijk was geen kleinlghe'"1 En eenige malen nog werd zelfs het ontleg J spit gedolven en moest verder terrein wor den afgestaan. Maar dan gaat het beter. mensch krijgt ervaring, wordt sterker zijn afweermiddelen. dezen strijd, die voerde tot de ove' I winning en die eerst vooral rondom Scha j *®°Jwei'cl uitgevochten, willen we een j nde maal het een en ander vertellen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 12