Een boek als moordenaar Mode-Revue De Nederlandsche kinderen in de Oostmark Overblijfselen van de Germaansche mythologie Zaterdag 10 Augustus 1940 Vierde blad De zin voor onze kinderrijmpjes Over Anne-met-de-lappen en Jan-met-de-bocheL Uit onze jeugd kennen wij allen een groo- ter of kleiner aantal kinderspelen, waarbij rijmpjes worden opgezegd. Op het eerste gezicht bestaan die rijmpjes gewoonlijk uit onbegrijpelijken nonsens, die uitsluitend schijnen te zijn gemaakt wegens de maat, die aan het spel een zekere rhytme moest geven of wegens de dikwijls bovendien vrij kreupele rijmwoorden. Toch vinden wij, zooals wij een vorigen keer reeds heb ben opgemerkt, onder anderen in deze vreemde rijmpjes een aantal aanwijzingen omtrent het leven en de gebruiken van onze voorouders. Daar is in de eerste plaats de verspreiding van deze versjes, die ons iets leeren om trent de verdeeling der bewoners van een- zelfden stam over verschillende deelen van Europa. De rijmpjes zijn van den meest uiteenloopenden ouderdom. Er onstaan er geheel nieuwe in onzen tijd. Een versje, dat gebruikt wordt bij het aftellen voorafgaand aan een of ander spelletje, als bijvoorbeeld: Rood, wit, blauw. De koning met zijn vrouw, de koning met zijn dochtertje, koffiedik, af ben ik, kan slechts zijn ontstaan na de vor ming van het Koninkrijk Nederland en na aanneming van de tegenwoordige vlag als rijksvlag. Heel duidelijk van jongeren oor sprong is bijvoorbeeld ook het: In den Haag daar woont Sophie, ze is getrouwd met Willem Drie. Zoo zouden wij kunnen doorgaan en rijmpjes uit het kinderspel uit vrijwel alle tijden aanwijzen, zooals o.a. geschiedt is door Dr. G. J. Boekenoogen in zijn interes sante artikel in „De Gids" van October en November 1893 over „Onze Rijmen". Thans interesseeren ons uiteraard echter alleen die, welke van zeer ouden oorsprong zijn. Dit ze dit zijn, blijkt wel uit het feit, dat ze in denzelfden of eenigszins gewijzigden vorm worden teruggevonden in zeer ver schillende streken van Europa, die dik wijls tot voor kort bijna geheel van het verkeer waren uitgesloten, in ontoeganke lijke Zwitsersche en Tiroolsche bergdalen, op eilanden en in moerasstreken. Dit feit immers wordt niet verklaard door natuur lijke oorzaken, als bijvoorbeeld het toene mend verkeer tusschen de volken, het ver huizen van vele menschen van de eene streek naar de andere, die ongetwijfeld ook een deel van de verspreiding van een zelfde versje hebben veroorzaakt. Geboorte en dood bij de Ger manen. Verschillende van deze rijmpjes dragen zeer duidelijk kenmerken, die herinneren aan den heidenschen godsdienst der Ger manen, waarvan de zielencultus een be langrijk onderdeel was. De mensch had volgens de Germanen een ziel, die, wan neer zij dat wilde, het lichaam kon ver laten, en dat inderdaad, vooral des nachts vaak deed, en wel in de gedaante van een muis. Tegen het aanbreken van den dag kwam de ziel als muis dan weer door den mond van het lichaam terug. Bij de ge boorte van een mensch kwam zoo n ziel in het jonge lichaam, bij den dood verliet zij het weer. Er waren echter een aantal zielen, flie tijdelijk geen lichaam als woon plaats konden vinden en dus bleven ver wijlen in een soort paradijs. Dat was een prachtige, idyllische bloementuin vol zin- gendq vogels, in het midden waarvan de doods-god te midden der zielen of Engelen zat te spinnen. Dit Engel-land lag onder een glazen koepel of berg, en wanneer een ziel dien berg wilde ingaan, moest ze de toegang daartoe openen met hulp van een beentje of knokkel. Ook werd liwt Engel land dikwijls voorgesteld als een eiland, dat men slechts kon bereiken over een brug of door êr met een bootje heen te va ren. De zielen dacht men zich als een soort vogels, wit van kleur en daarom vaak meeuwen of zwanen genoemd. Wie wil mee naar Engelland varenT Wanneer wij dit alles weten, wordt ons me nig versje, nu nog door kinderen bij het spel gezongen of opgezegd, in eens duidelijk. Hier zijn er eenige, die ge tot nog toe vermoede lijk voor nonsens in het kwadraat hebt ge houden, die u nu volkomen duidelijk zullen zijn. 1. In Engelland, in Engelland, Daar vlie gen zooveel meeuwen. Daar is een schip met meisjes vergaan, Wat zullen de jongens schreeuwen! (Engelland beeft dus niets te maken met het Britsche Rijk van tegewoor- dig, dat zijn naam ontleent aan de oorspron kelijke bewoners, de Angelen. „Meisjes" is waarschijnlijk oorspronkelijk geweest „muis jes") 2. Groene zwanen, witte zwanen, Wie wil mee naar Engelland varen? Engelland is ge sloten, De sleutel is gebroken. Is er dan niet ééne man. Die de sleutel maken kan? In Engeland, daar stuift het zand, daar lui den de klokjes: boem! 3. Wie woont in het glazen huisje? Een oud vrouwtje. Wat doet ze daar? Zij kamt haar haar. Wat doet zij met de haartjes? Touwtjes vlechten, enz. (Het glazen huisje is de glazen berg, het oude vrouwtje de doodsgodin, die zit te spinnen), Anne-met-de-lappen De doodsgodin komt in vele dergelijke rij men voor als Anne-met-de-lappen, Annemie- de-)apper, Anna-met-den-bochel, Jan-met-de bochel en onder tal van andere schilderach tige en niet erg eerbiedige namen. Zij vliegt volgens sommige voorstellingen, omringd door een schare van zielen, door de lucht. 's Gravenhage. Aan een interessante correspondentie uit Gmunden (in de Oost mark), gedateerd 23 Juli jl., ontleenen we het volgende: Geheel Gmunden verkeert reeds in de vroege morgenuren in spanning: „De Hol- landsche kinderen komen". Het is de partij die deze actie der menschelijkheid heeft georganiseerd en omdat de partij de gast- vrouwe is, moet alles natuurlijk tot in de details kloppen. Ook de pleegouders zijn nu reeds in spanning. In hun huis wordt het kamertje van het pleegkind op zijn best ingericht, het bedje wordt met proper linnen overtrokken en er wordt gebraden en gekookt als gold het verhongerden weer bij te brengen. In een der huizen dat een pleegkind zal ontvangen, heeft de heer des huizes, een bankbeambte, een woordenboek gekocht en hij loopt nu den geheelen dag zinnen samen te stellen, zooals: „Wil je liever cacao of melk?" „Zullen wij nu de zwanen gaan voeren of gaan varen?" Een feestelijk welkom Op de Hauptplatz staan de roode tram wagens, die bij iederen Weener, alleen door den aanblik reeds, heimwee wekken. Zij zijn feestelijk getooid met kransen van den nengroen, vlaggetjes en gouden slingers. In hen zullen de 120 voor Gmunden be stemde Nederlandsche kinderen van het station naar de Hauptplatz worden ver voerd, waar zij bij de toewijzingsbureaux in de hotels „Schiff" en „Krone" door de pleeg ouders worden opgewacht. Er zijn echter maar weinig pleegouders, die het zoo lang uithouden. De meesten trekken reeds een uur vroeger naar het station om hun pleegkind reed? daar ten minste even in oogenschouw te nemen. Op het Gmunder station heerscht reeds om 2 uur een feestelijke stemming, ofschoon de trein eerst om 4 uur werd verwacht en tevens nog 50 minuten vertraging had. Het kleine vriendelijke stationnetje zelf heeft zich ook in feestgewaad gehuld. Vlag gen, guirlandes en een groot transparant met de woorden: „Wij groeten de jeugd van Nederland". De jeugd van Gmunden is voltallig verschenen: Hitlerjongens, BDM- meisjes, meestal in hun leuke Salzkammer- gutcostuums, pijpers en tamboers, een mu ziekgezelschap van de weermacht, dat voor het station een concert geeft, twee radio wagens, waarvan een van den zender Wee- nen met den radiospreker Hauptmann Hauk en de andere van de Gau Oberdonau, staan voor de opname gereed, evenals de filmreportagewagens, want de film met de aankomst der kinderen zal reeds in de eerstvolgende dagen in alle Nederlandsche bioscopen te zien zijn. En dan zijn nog op het station de politieke leiders aanwezig, die zich zooveel moeite hebben gegeven de ontvangst zoo hartelijk mogelijk te doen zijn. Een kas ter begroeting. De trem rolt het station binnen. Ieder is zijn rol vergeten. Allen wenken slechts, ju belen en roepen. De breede vensterramen van de extra-wagons der Reichsbahn zijn met stralende, lieve kindergezichten gevuld. De kinderen zien er allen frisch en monter uit, er is geen spoor te ontdekken van over vermoeidheid of neerslachtigheid. Roode Kruis- en N.S.V.-zusters dragen in groote emmers framlKtzenlimonade naar den trein, waarmede de kinderen zich kunnen verfris- schen. Dan klimmen de 120 voor Gmunden bestemde kinderen uit de wagons en verza melen zich, terwijl de aanstaande pleegou ders reeds naar voren dringen en zichzelf af vragen: „Zou die kleine, leuke blonde daar, met die hemelsblauwe oogen voor mij zijn?" Na de officieele begroeting treden een jon gen en een meisje, bieden in de Salzkammer- gutdracht met alpenbloemen in de hand, op twee Nederlandsche kinderen toe om ze te ltegroeten. De Gmunder jongeman struikelt over de rails en valt het verbouwereerde Hol- landsche meisje direct al om den hals. Met een klappenden zoen redt hij zich uit de si tuatie. Naast hen staan de beide grootere, het Gmunder meisje en de knappe helblonde jongen uit Holland (met den typischen Frie- schen Schedel). Zij begrijpen elkaar en hier volgt een intensieve uitwisseling van kussen. Iedereen lacht en in deze stemming gaat het door een haag van juichende en wenkende kinderen en volwassenen naar de trams en de autobussen. Vele pleegouders hebben, aan de band van de kartonnen kaartjes, die de kinderen om den hals dragen, reeds de hen toegewezen kinderen ontdekt en zij willen ze nu niet meer loslaten. Een klein meisje torst een grooten reis- tasch mee en ofschoon de aanwezige men schen de kin-deren helpen hun )>agage naar de tram te dragen, waarmede zij naar de toewijzingsbureau's worden gebracht, laat het meisje haar tasch niet uit de hand ne men en zij sleept hem voort, totdat een sol daat haar blijkbaar betrouwbaar genoeg schijnt, aan wien zij den zwaren tasch nu toevertrouwt. Een resolute dame, een Hollandsche, die blijkbaar met de kinderen mede is gekomen, vertelt eenige leuke episoden van,, de reis. Zoo vroeg een jongen, toen hij voor den eersten keer in zijn leven een berg zag dat was bij de aankomst in het Salzkammergut voorzichtig: „Vertelt u me eens, die schee- nen daarboven, zijn die wel zoo stevig ge bouwd, dat men er te gén op kan klimmen zonder dat ze afbrokkelen?" De eerste taalkundige toenadering. Een meisje keek uit den trein en ziet daar hoe dorpskinderen barrevoets over den weg loopen. „Zijn de kinderen hier zoo arm, dat ze geen schoenen hebben?" vroeg ze de bege leidster. „O neen", antwoordde deze, „maar het doet En die zielen kunnen, omdat het geen aard- sche wezens zijn, niet loopen, spreken of zien. Hoor maar: Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, Anne- met-de-lappen kwam mij tegen, Anne-met- de-lappen had een kind. Dat was geboren midden in den wind. Deze laatste regel luidt soms ook: Dat was kreupel, stom en blind. Zoo'n ziel kon in allerlei gedaanten veran deren: Ze had een kind, Het was geboren in den wind. Ze zette het op een paaltje. En 't zong als een nachtegaaltje. Of: Ze zette het op een paaltje, Toen leek het wel een aaltje. Ze zette het op een bosje stroo, Toen leek het wel een vloo. Of: Het zat op een paaltje, Het hing in de rook, Het was een spook. Bij al dez eversjes heeft natuurlijk de noodzakelijkheid van het rijm een belangrij ke rol gespeeld. De ronddraaiende kameelen. En omdat ze niet werden opgeschreven en dus in hun oorspronkelijken vorm bewaard, ondergingen ze tal van veranderingen, waar door de zin totaal verloren ging tot onher kenbaar wordens toe. Het is vaak uiterst moeilijk, om den oervorm en dus de beteeke- nis te reconstrueeren, maar dankbaar is die taak zeker. Nog een enkel voorbeeld daarvan moge hier volgen. Een van de Anne-met-de-lappen rijmen vertelt van Jan-met-de-bochel, die achter eenvolgens naar de buren, naar het stad huis en naar de koe gaat. De koe begon te schoppen, gaat het dan verder. Toen ging hij naar de poppen; de poppen wilden niet spe len. Toen ging hij naar de kameelen; de ka meelen draaiden tienmaal in het rond, en Jan viel met zijn neus op den grond. Men heeft zich afgevraagd, wat die „kameelen" daar plotseling te maken hadden, die boven dien nog tienmaal in het rond draaien, totdat men begreep, dat „spelen" voor het oorspron kelijk dialectische „speulen" moest in de plaats zijn gekomen, en dat daarom „meu ten" moest worden vervangen door „meien", anders rijmde het immers niet meer! Van dat „melen" is toen „kameelen" gemaakt, en voortaan stond Jan in plaats van tegen over een lustig draaiende molen tegenover kameelen! Er zijn tal van interessante voorbeelden aan te halen van dergelijke wijzigingen door niet-begrijpen," hetgeen vooral in kin derrijmen volkomen te begrijpen is. Het is een overeenkomstig verschijnsel als dat van de dwaze veranderingen, die door het een voudige ongeletterde volk nu nog in de kerk worden aangebracht^ het zingen van moei lijk te begrijpen psalmen. Dood door slechte lectuur Onlangs is iemand, waarschijnlijk ten gevolge van slechte letterkunde, om het le ven gekomen. Dit mag wel een wonder heeten, daar toch gewoonlijk in dit ver band geldt: „Goed is slecht en slecht is goed" Hoe minderwaardiger de litteraire producten zijn, die men menschen voor zet, hoe meer ze worden gelezen en hoe beter de lezers gedijen, zoodat het zelfs twijfelachtig wordt, of de enkelen, die dur ven beweren, dat de meeste populaire boe ken helaas onbruikbaar zijn voor practi- sche doeleinden, wijl het papier bedrukt en dus onhygiënisch is, eigenlijk wel gelijk hebben. De zestienjarige Alfred McGhie werd on langs opgehangen op zijn kamer aange troffen. Hoewel de buitenstaander nooit weet, wat er in zijn medemensch omgaat, deze weet het zelf bijna nooit precies vermoedt men, dat er hier geen sprake is van zelfmoord. Men veronderstel veeleer, dat de ongelukige jongeman eens een aar dig en tevens spookachtig kunstje, waar over hij in een zijner vreeselijke boeken gelezen had, wilde nadoen. Hij had een goede betrekking, men was'zeer over hem tevreden, en hij zou zelfs binnenkort op slag hebben gekregen. Een zijner zwakke zijden was zijn liefde voor prikkellittera tuur. Om deze te verkrijgen, ging hij naar leesbibliotheken, waar hij de ontzettendste geschiedenissen huurde, die onze en vorige eeuwen hebben opgeleverd. Toen men den jongeman dood in zijn ka mer vond, lag op de tafel een werk, dat „Nachtmerrie" heette, en waarin op de eerste bladzijde het volgende stond: „Deze vertellingen zijn niet geschikt voor zenuw achtige menschen, want zij handelen over moordenaars, gekken, geesten, spoken en pijnigers". In het boek komt een novelle voor van een mijnheer, die aan eigen lichaam wil ondervinden, wat het beteekent te hangen. Hiertoe begaat hij niet de een of andere misdaad, hetgeen een probaat middel zou zijn geweest, maar hij legt een bepaald soort lus in een stevig touw, en bevestigt zich daarmee aan de zoldering. Het ver haal heeft een betrekkelijk gelukkig eind: na vreeselijke angstkwellingen wordt de experimentator gered, overgebracht naar een zenuwlijdersgesticht en in het laatste hoofdstuk zelfs genezen verklaard. de kinderen hier plezier om des zomers op bloote voeten te loopen" waarop ze een oo- genhlik nadacht en daarna zeide: „Ik geloof dat ik het ook wel nrettig zou vinden". Toen een vliegtuig voorbij vloog vroegen de kinderen eerst: „Een Tommie of een Duitscher?" en wanneer men dan zeide dat het een Duitsch vliegtuig was dan wenkten zij het toe. In Weyr bij Gmunden staat aan het meer een zeer mooi villatje, dat aan den celleider Hit zen be rger toebehoort. Ook hij heeft een pleegzoon uit Nederland tot zich genomen. Toen wij Zondagavond een bezoek brachten aan het mooie huis om ons er van te over tuigen hoe de kleine gast is ondergebracht, zat deze, een leuke blonde jongen reeds met den zoon van zijn gastheer in de kamer en speelde met diens speelgoed. De kleine Hol landsche jongen heet Herman Staats en is de zoon van een arbeider uit Den Haag. De zoon van den gastheer heet Armin. In het vuur van hun spel merkten zij ons eerst in het geheel niet op en de kleine Gmunder jongeling haalde onder de bemoedigende woorden: „Kumm, Herman, JCumm", steeds nieuwe dingen om mede te spelen te voor schijn. Toen nu de persfotograaf op het bal kon van het huis een foto van den kleine gast wilde maken en wij allen de trap oplie pen, wilde de kleine Hollandsche jongen zijn Gmunder speelkameraadje naast zich heb ben. Hij draaide zich om en riep met heldere stem: „Kum, Armin, Kumm". De eerste taalkundige toenadering heeft dus verbluffend snel plaats gevonden en wie zich op den eersten dag na de aankomst der 855 in het Salzkammergut ondergebracht Nederlandsche kinderen in de afzonderlijke huizen door steekproeven ervan overtuigd heeft, hoe het de kinderen gaat en hoe zij zich gevoelen, weet, dat de eerstvolgende weken voor de kleine gasten uit de Nederlan den inderdaad slechts ontspanning en zuive re vreugde zullen beteekenen. EEN FRAAIE COMBINATIE Wanneer nevenstaande sweater op linksche afbeelding wordt opgezet met groffe draad en dikke naalden, dan krijgt men, mèt de lange pantalon, een zeldzaam fraai geheel, dat bijzonder goed afkleed. Voor dit model is ongebleekte katoen in natuurlijke kleuren gekozen. Voor de dwar- sche strepen is koraalrood gebruikt, het geen aan deze combinatie, tezamen met het marine-blauw van de pantalon een smaak volle en frissche tint verleent. EEN EELEGANTE BLOUSE De rechtsche afbeelding toont een ele gante blouse, welke zeer geschikt is om in een gezelschap gedragen te worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 11