Wat Cora droomde
BOEFIE, DE EGEL
Voor wie zijn haar bloemen
GEVAARLIJKE
ZOMERVRUCHTEN
Om na te tekenen en te kleuren
Betaald gezet
OP STAP
door Gerrie Koenraads.
Cora en haar broertje hadden een grote
wandeling gemaakt. Moeder had hen een
mandje met brood, chocolade en een hele
hoop heerlijkheden meegegeven, die als
sneeuw voor de zon waren verdwenen. Al
leen Cora had een beetje getreuzeld met
het opeten van haar boterhammen. Ze was
namelijk allesbehalve dol op brood en at
liever taartjes en andere lekkere dingen.
„Zeg, waar heb jij die boterham gelaten,
die je niet meer lustte?" vroeg Charly op
de terugweg. Charly was een stevige jon
gen van negen jaar die wel een paar dik
ke boterhammen verorberen kon.
„Die boterham? O, die heb ik wegge
gooid", zei Cora en wees op een bosje, waar
ze langs gekomen waren.
„Weggegooid? Maar Cora, dat mag je
toch niet!" zei Charly verwijtend. „Voor
straf mag je vanmiddag niet met Bob en
mij meespelen!"
„Och," zei Cora, „laat me alsjeblieft mee
spelen. Achter dat bosje kan niemand mijn
boterham zien, zelfs de boswachter niet."
„Maar de duivel wel!" zei Charly bars.
„De duivel ziet alles. En weet je niet dat
de duivel alle weggegooide oterhammen
opraapt? En als jij net zo veel brood hebt
weggegooid als je weegt, komt de duivel
je halen en gooit hij je in de hel!"
„Kom maar mee, kindje", zei ze tegen
Cora. „Eet dit nu maar eens helemaal op'
en ze wees op een grote ketel, waaruit een
geelachtige damp omhoog steeg. „Ja, ja",
lachte de grootmoeder, „van al het brood
dat 'jij weggegooid hebt, heb ik een heer
lijk sopje gekookt. Jij zult het misschien
niet heerlijk vinden, want ik heb er een
hoop pek en zwavel in gedaan. Maar het is
je eigen schuld als je het niet lust, dan had
je boterhammen op aarde maar op moeten
eten. Vooruit, eet nu maar!"
Cora beefde van angst. Wat vertelde
haar broertje daar allemaal een verschrik
kelijke dingen. Ze had er nooit aan gedacht
dat de duivel haar brood zou zien en op
zou rapen. Wacht, ze zou de boterham
gauw wegnemen, dan kon de uuivel er niet
meer aankomen.
Meteen keerde ze om en holde terug
naar het bosje. Charly volgde haar. Maar
hoe ze ook zochten, de boterham was ver
dwenen. Zou de duivel hem al opgeraapt
hebben? O, wat vreselijk! Maar toen ze
's middags toch met Bob en Charly mocht
spelen, vergat Cora haar angst en ver
driet.
Pas toen ze 's avonds in haar bedje lag,
werd ze er weer aan herinnerd. Had ze
het brood maar niet weggegooi! Als de
duivel maar niet boos was! Wat! Stond
daar niet iemand voor haar bed? Ja wa
rempel daar stond de duivel al! Hij leek
wel iets op den boschwachter, voor wie-n ze
altijd zo bang was als ze in het park op
het gras- had gelopen of als ze op een ver
boden plek bloemen had geplukt. Maar in-
plaats van een hoed, had hij nu twee ho
rens op zijn hoofd en stapte hij rond op
blokkepoten. Verder had hij een staart die
hij over zijn arm had gelegd en waarmee
hij vergenoegd kwispelde.
„Jij hebt me een groot plezier gedaan
door je boterham weg te gooien," grijnsde
de duivel, „ga maar meteen mee." Op 't
zelfde ogenblik pakte hij Cora ruw beet en
vloog met haar het raam uit. Over de hui
zen van de stad vlogen ze, toen over het
park en de bossen tot ze op een berg, Co
ra dacht tenminste dat het een berg was,
stilhielden.
„Goed zo, goed zo", zei ineens een kra
kende stem. Cora keek op en wat ze toen
zag, maakte haar nog banger. Daar stond
een soort heks, nog veel lelijker dan die
van Hans en Grietje uit het sprookjesboek.
Het was de grootmoeder van den duivel
die haar kleinzoon goedkeurend op de
ichouder klopte.
Vol afgrijzen stond Cora naar de ketel
te kijken. „Hoe moet ik dat opeten?" vroeg
ze zachtjes. „Met je handen natuurlijk, of
ben je daar soms te netjes voor? Ja, ik
geef toe dat het een beetje heet zal zijn,
maar daar moet je aan wennen. En lek
kerder is het brood er ook niet op gewor
den, nu het zo'n tijd op de grond gelegen
heeft. Alles je eigen schuld. Zou je nu niet
eens beginnen?!! Over een half uur kom ik
terug en dan moet de ketel leeg zijn!" Na
deze toespraak verdween de grootmoeder
en nam haar kleinzoon met zich mee.
Heel voorzichtig liep Cora naar de ketel
toe. Maar voordat ze haar hand uit kon
strekken schroeide haar nachtjaponnetje
al. Nee, ze durfde heus niet verder. O, had
ze maar nooit haar boterham weggegooid.
Even later kwam de duivel weer terug.
Hij ging voor het vuur liggen en deed de
deur van de oven open en dicht, zodat de
vlammen er steeds uit sprongen. „Stook
dat vuur toch niet zo hoog op!" jammerde
Cora.
„Ik kan niet anders", klaagde de duivel.
„Toen ik op de aarde was heb ik altijd heel
hard met de deuren geslagen, terwijl ik
heel goed wist dat ik het zachtjes moest
doen. Nu moet ik voor straf steeds de deur
van de oven dicht doen. Elke keer krijg
ik die gloed in mijn gezicht, zodat m'n ha
ren al haast allemaal verbrand zijn". Voor
dat Cora nog iets kon zeggen, stond de heks
aT voor haar.
„Nu, het schijnt je niet bijzonder ge
smaakt te hebben", zei ze, terwij] ze met
een grote lepel in de soep roerde. „Jij boft
anders net, want het laatste stukje brood
dat je weggooid hebt, heeft je vriendin
netje, dat je altijd zo plaagt, opgeraapt en
aan de vogeltjes gegeven. Anders had ik
dat stuk brood genomen en dan had al dat
brood bij elkaar net zoveel gewogen als
jijzelf. Pas nu maar op dat je niet weer zo
iets doet, want 'n tweede keer mag je deze
broodsoep niet laten staan. Ga nu maar
weg!"
Dat liet Cora zich geen twee keer zeg
gen. Veel vlugger dan ze gekomen waren,
vlogen de duivel en zij weer naar de aarde
en een paar minuten later lag Cora weer
rustig in haar bed. Ze sliep in met de ge
dachte dat ze nooit meer boterhammen weg
zou gooien en dat ze haar vriendinnetje
Liesje nooit meer zou plagen. Liesje had
haar eigenlijk van die vreselijke broodsoep
gered.
De volgende morgen vertelde ze moeder
dat ze de duivel had gesproken.
„Kind, hoe kom je daar bij?" vroeg moe
der verbaasd. „Er bestaat geen duivel, je
hebt natuurlijk gedroomd!"
Dat geloofde Cora niet, maar in elk ge
val heeft ze nooit meer brood weggegooid.
hem het huis uit doen. Dat was niet naar
de zin van hun kinderen maar het 'moest er
toch van komen.
Het werd herfst en Bé en Hans besloten
een goed winterplekje voor hun egel uit
te zoeken, voordat het te koud zou worden.
Boefje werd in een tas gestopt en op een
mooie herfstdag trok de familie er op uit,
het bos in. Na lang zoeken hadden ze een
goed plekje gevonden. Een mooi dennen
bosje met mosachtige bodem en varens,
waar kikvorsen, slakken, spinnen en wor
men rondkropen, was een paradijs voor
Boefje. Vader, moeder, Bé en Hans lieten
het beestje uit de zak kruipen en het bos
inwandelen. Even snuffelde Boefje ver
wonderd, toen scheen hij te merken dat
hij door het heerlijk Octoberzonnetje be-
Het is zomer en iedereen doet zich te goed
aan pruimen, kersen, bessen en andere
vruchten. De kersentijd is nu voorbij, maar
jullie weet zeker nog goed hoe je van die
vrucht gesmuld hebt. Niets is heerlijker
dan met een mandje kersen aan je arm
door de straten te lopen en er telkens een
in je mond te stoppen. En natuurlijk denk
je ik ben niet thuis, dus ik spuw de pitten
met een grote boog over de straat. Voor
hopen jongens en meisjes wordt dit zelfs
een soort sport. Zolang die sport bedreven
wordt in een bos of op buitenwegen kan
het geen kwaad. Maar in de stad is dat
anders. Iedere kersepit (en andere pit) die
achteloos op straat gegooid wordt, is een
gevaar voor de mensen.
Heel wat ongelukken zouden worden
voorkomen als de mensen niet altijd res
ten van fruit op straat zouden gooien. Over
kersepitten en andere pitten, over banaan-
en andere schillen glijden mensen uit en
vallen. Soms komen ze met de schrik vrij,
maar vooral oudere mensen kunnen een le
lijke val doen.
Daarom moet je er een gewoonte van
maken om resten van vruchten in een stuk
je papier te doen en in een van de vele
papiermanden die in de stad staan, te
gooien. Een kleine moeite die het leven en
de gezondheid van andere mensen spaart.
Jullie hebt nu allemaal vacantie en geniet
waarschijnlijk van het leven in de buiten
lucht: zwemmen, wandelen en kamperen.
Maar in ons land hebben we nooit aan een
stuk door mooi weer; regendagen zullen er
zeker in je vacantie zijn. Dan is het de
vraag hoe je je binnenshuis moet vermaken
Hier zien jullie een paar leuke dingen
om na te tekenen. Tekenen is leuk en je
moet maar goed oefenen, want je kunt het
later nog eens nodig hebben. Iemand die
goed tekenen kan, heeft dikwijls een streep
je voor.
Je ziet wel dat deze voorbeelden heel
makkelijk zijn, dus ook voor de kleintjes
geschikt als ze tenminste netjes teke
nen.
We beginnen met het eerste voorbeeld:
het eierdopje met het ei. Dan de appel en
de peer en het koekje, dat je links onder-
u mij uw adres geeft, zal ik u het geld stu
ren".
„Sturen! Ik ken u riet eens en ik wil die
dertig gulden, die de broek me gekost
heeft, nu hebben!"
De geleerde haalde het geld uit zijn zak
en reikte het den bankier. „Alstublieft",
zei hij, „maar nu ik u het geld betaald heb,
zult u mijn broek hoop ik niet langer aan
houden. Ik heb hem betaald, dus hij is
van mij. U heeft geen vertrouwen in mij,
wel, ik niet in u. Dus, uw broek alstu
blieft!"
De bankier stribbelde tegen, maar de
andere mensen kozen partij voor den ge
leerde en de bankier moest z'n broek aan
hem geven. Toen sloop hij naar een apart
kamertje en stuurde iemand naar zijn huis
om een andere broek te halen.
aan ziet. Dit zijn wel de makkelijkste voor»
belden. Maar nu moet je niet te gauw te
vreden met jezelf zijn, hoor! Net zo lang
overtekenen tot je tekeningen er net zo, in
ieder geval, bijna net zo, uitzien als de voor
beelden.
Het kopje, de koffiekan en de krakeling
zijn moeilijker, zoals je wel zult merken.
Die zul je zeker een paar keer over moe
ten doen.
Als je vindt dat je tekeningen er goed uit
zien, haal je je verfdoos of je kleurpootlo-
den voor de dag. Het ei maak je wit en de
kleur van het eierdopje kun je zelf kiezen.
Met de appel, de peer en het koekje wach
ten we nog even, want, terwijl zij het mak
kelijkst te tekenen zijn, zijn ze het moei
lijkst te kleuren.
De kleur van de kop en schotel en de
kan kun je ook zelf kiezen. Je kunt de kan
en de kop in dezelfde kleur verven, maar
je kunt ze ook verschillende kleuren geven,
die bij elkaar passen, bijvoorbeeld 'n brui
ne kan met een gele kop of een blauwe
kan met een witte kop enzovoort.
Nu komen de appel en peer en het koek
je aan de beurt. Voor deze drie dingen ne
men we een echte appel en peer en een
echt koekje voor ons. Nu moet je goed naar
de appel kijken en aan de hand van dit
echte voorbeeld, de kleuren op je tekening
brengen. Als je een groene appel voor je
hebt liggen, zul je wel zien dat die kleur
groen niet overal gelijk is, maar dat hij
hier en daar donkerder is. Dit probeer je
nu met je verf of kleurpotlood ook te doen.
Zo- ook met de peer en het koekje. Het
koekje zal hfet makkelijkst te kleuren zijn.
Voor de kleintjes is deze manier van
kleuren te moeilijk. Zij kunnen de appel
en de peer helemaal groen of groen met
rood maken en het koekje geel.
dat met stro gevuld werd. Daar kroop hij
tevreden in, nadat hij een schoteltje rpelk
en een paar stukjes brood naar binnen ge
werkt had. Het duurde niet lang of Boefje
voelde zich al helemaal thuis in zijn nieuwe
omgeving. De hele dag lag hij in het stro;
pas tegen de avond kwam hij van onder
het stro te voorschijn, en begon hij heen
en weer te lopen. - snuit vooruit ge
stoken en glanzende'jes ging hij op
zoek naar voedsel. Tc -rgeefs zocht hij
nooit, want de kinderen brachten hem al
les wat zijn egelmaag verdragen kon: peren
appels, rauw vlees, slakken en regenwor
men. Verder kreeg hij iedere dag melk.
Door de goede zorgen van zijn „pleeg
ouders" groeide Boefje prachtig; hij werd
dik en rond en steeds tieriger.
Een paar weken later werd Boefje in de
kelder gebracht waar hij veel meer plaats
had en een vrolijk leventje leidde. Daarna
moch hij in de tuin, waar hij van de vrij
heid genieten kon. De eerste paar dagen
en nachten kwam Boefje geen melk en
ander voedsel halen, want toen was hij
verdwenen. Hans en Bé waren daar erg
verdrietig over, maar op zekere avond
hoorden ze getrippel in de kelder en toen
ze gingen kijken vonden ze Boefje, die
hongerig heen en weer liep. Hij had het
al die tijd zonder voedsel moeten stellen.
Nu smaakte de melk hem dubbel lekker!
Nog eens zetten de kinderen het egeltje
in de tuin, maar weer rolde Boefje door
het kelderraam de kelder binnen. Het
scheen hem daar best te bevallen. Toen be
sloot Hans een kistje voor hem, te maken
Het kistje werd netjes opgevuld met stro,
In de leeszaal van een bibliotneek zaten
een geleerde en een bankier aan een tafel
te lezen. De geleerde was zo in zijn lectuur
verdiept, dat hij niet merkte dat hij met
z'n ene hand de oeken en kranten die op
tafel lagen steeds verder van zich afschoof.
Dat zou niet zo ere geweest zijn, als er
geen inktpot gestaan had. Wat niet uit kon
blijven, gebeurde: plótseling viel de inkt
pot van de tafel en de inkt viel op de
mooie grijze broek van den bankier. Die
was woedend. De geleerde verontschul
digde zich, maar zonder resultaat. De oan-
kier was niet tot bedaren te brengen.
„Maar meneer", zei de geleerde, „houdt
u toch kalm. Ik zal die broek betalen. Als
papier en lapjes. Een fijner bedje kon je
niet bedenken. Een paar dagen lang woon
de Boefje daar rustig en tevreden, maar
toen vond hij zeker dat hij lang genoeg
zoet was geweest en deed iets heel doms.
Hij wandelde de hele kelder door en stoot
te daarbij tegen een fles bier die daar stond
De fles viel om, brak en het bier stroomde
over de vloer. Natuurlijk kon Boefje de
verleiding niet werstaan om een paar slok
jes te proeven en de smaak beviel hem blijk
baar zo goed dat hij zowat de hele fles op
dronk.
Op zekere dag kwam de vader van Bé en
Hans thuis met een jong egeltje. Waar
schijnlijk was hij zijn ouders kwijt geraakt.
Nu, de kinderen ontvingen het kleine, grap
pige diertje hartelijk genoeg. Eerst kroop
het beestje angstig heen en weer. Als het
zich oprolde was het een balletje zo groot
als een vuist. Boefje, zo doopten de kinde
ren hem,-kreeg op het balcon een kistje
Daarbij stapte hij nog onvoorzichtig ge
noeg, door en over de scherven van de fles
waardoor zijn snuitje gewond werd.
Dagenlang bleef Boefje ziek. Niet door
zijn snuitje, maar hij was ziek van al het
bier dat hij gedronken had. Stil en suf lag
hij in zijn bedje, maar Bé en Hans verzorg
den hem zo goed dat hij na enige tijd weer
helemaal de oude Boefje was.
Intussen was hij groot en dik geworden
en omdat hij de kelder nogal vuil maakte
en lastig werd, wilden vader en moeder
TINY.
OPLOSSING LEGPUZZEL.
schenen werd en de vrijheid tegemoet ging.
en ogenblik draaide hij zich nog naar z'n
verzorgers om en toen verdween hij in-
®f,ns Dln varens. Voordat ze het wisten
was Boefje weg.
beetje bedroefd over de scheiding
gingen ze naar huis.
,Aa'er gingen ze nog dikwijls naar het va-
rug gez!enmaar 26 hebben Boefie nooit te"