Watermannetjes
Lange Jan
op de huwelijksreis
Heife jatlyeni en meitjei!
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Een vogel met een lange
staart
Bewoners van de bossen
Invul plaat je
Ziezo, er is weer een week om, weer een
dichter bij St. Nicolaas. Ja, 't is eigenlijk
wel wat vroeg om daarover te schrijven,
maar je kan bij veel nare dingen die er
tegenwoordig gebeuren, toch ook wel eens
wat vroeger denken aan blije dihgen die
voor de deur staan en ik maak me toch
sterk, dat we straks (jullie tenminste) weer
met plezier Sinterklaasfeest zullen vjeren en
dat we dan blij zijn dat we nog leven en
dat er tenminste feêstdagen zijn, waarop je
de oorlogsdagen kan vergeten. En December
is vooral een maand van feesten. En je weet,
over twee weken schrijven we al November^
dus dan is het nog om één maand te doen.
Het boek is van de week gewonnen door:
FRITS COSTER,
Wachtstraat 26.
Annie Slakelaar. Ik hoop, dat die wens
van jou in vervulling zal gaan, Annie, en
dat je eens ('t is te hopen spoedig) een prijs
zal winnen. Een aardig fopraadsel zond je
me. Ik vind het niet geschikt voor plaatsing,
omdat het moeilijk te vinden is.
Marietje Schut. Dat was nu eens aar-
dig, Marietje, dat je van de week op kan
toor kwam, toen ik er was en je dus zelf
kon helpen. Ik kan je echter niet beloven,
dat wanneer we elkaar nu eens tegenkomen,
ik je ook direct zal herkennen, want ik kan
al de gezichten van m'n vriendinnetjes en
vriendjes niet onthouden. Misschien lukt het,
ik zal het proberen. Dank voor je raadsel.
Buffalo Bill. Nu, jullie hebt wel ge
hoor gegeven aan mijn verzoek om eigen
gemaakte raadsels in te zenden. Jij vooral
hebt er veel zorg en tijd aan. besteed; Buf
falo, en toch is het nog wat gemakkelijk uit
gevallen. Ik zal het bewaren, dan kan het
misschien met hier en daar een kleine wijzi
ging, geplaatst worden. Denk je er om, dat
je ook altijd de oplossing van het raadsel
moet sturen.
AH Brouwer. 't Is weer mis, Ali, lelijk
mis en ik kan me indenken, dat jullie je
nachtelijk bivak in Breezand hebben opge
slagen. 't Is een veilig en rustig, idee als je
niet telkens hebt te vrezen, dat een bom op
je huis zal komèn of een granaatsplinter
door je dak zal slaan.
Mar ie Hooiveld. Heb je de uitgestrekte
heidevelden in Drente nog gezien, Marie
Jt Is er wat onvruchtbaar, maar wel mooi
en stil en dat is tegenwoordig alles waard.
Aster, Heiloo. - Ja, Alkmaar is een gezel
lige stad, Marie en je merkt er niets van de
oorlog.
Dillie Goedegebuur. Wat een knappe
vader heb jij, Dillie, dat hij zo'n fijne keuken
voor je kan maken. Ik wilde, dat ik het ook
kon, maar dat gaat me niet zo gemakkelijk
af. Fijn, dat je op school niet achter raakt
al ben je al zolang thuis.
Gonda Goedegebuur. Jullie boffen daar
in Callantsoog met je zomerhuisje. Nu moest
je er de zomer ook in kunnen houden, want
van de winter zal het misschien niet mee
vallen. 't Is anders wel fijn, zo dicht bij de
duinen en bij het strand.
Betsie Breel. Dank je wel, Betsie, die
raadsels kan ik gebruiken. Wat een werk
heb je er aan gehad. Ik waardeer het, hoor.
Jullie wonen daar gelukkig nogal veilig, hé,
daar buiten de stad, al zal je ook vaak
schrikken.
(Nini Breel. Ja, dat is te moeilijk, Nini,
dat raadsel van jou. Heus, dat valt niet mee
om het te vinden. Als je het weet, ja, dan is
het gemakkelijk genoeg, maar anders zoek
je je suf en suffe vriendjes en vriendinne
tjes wil ik niet maken.
Corrie v. Bale. 't Is waar, Corrie, 't is
angstig, dat gooien met die bommen en
dat schieten met het afweergeschut. Ik kan
me begrijpen, dat je graag buiten de stad'
wil slapen, maar het is voor zo heel veel
gezinnen moeilijk om dat te doen. Waar
moeten ze heen en wie zal het alles betalen?
't Is maar te hopen, dat heel die ellendige
oorlog gauw voorbij is.
Martha Briars. Je vader heeft gelijk,
Martha, je moet binnenblijven als er ge
schoten wordt. De kans is dan heel gering,
dat er een ongeluk gebeurt. Maar als je
naar buiten gaat, dan kan je geen dekking
zoeken en dat is natuurlijk altijd gevaarlijk.
Dag, hoor, ik hoop dat jullie allemaal rustig
slapen.
Tea Geus, Wieringen. Dank je voor de
moeite, Tea, maar dit soort raadsels heb ik
nu juist niet nodig. Daar heb ik er geloof
ik nog duizend van, maar ik vind ze vaak
te moeilijk en plaats ze daarom niet.
Jan Boekei, Twisk. Jij wordt een hele
boer, Jan, daar in Twisk met al die beesten.
Allemensen, kan je al melken ook Zeker
alleen een heel makke koe, hé, want een
kwaaie rakker zou je de melkemmer gauw
tussen je knieën vandaan trappen. Daar
moet' je mee oppassen.
Jongens en meisjes, we zijn er weer door.
Tot volgende week hopen we.
I. hoogmoed.
II. oud.
Goede oplossingen ontvangen van»
Coba P.; Neeltje P.; Cor van B.; Tiny C.;
Ma K.; Marie H.; Neeltje C.; Arie de G.;
T»ni v. B.; Hannie R.; Corrie G.; Frits C.|
C.; Martha B.; Bali en Annie van B.;
Sma W.; Jantje S.; Marietje M.; Eddie de
Ali B.; Aster, Heilo; Gonda G.;
Nini B.; Betsie B.; Corrie van B.; Tea G.
.-witte drank.
jongensnaam.
dier met stekelige huid.
zwarte lekkernij.
dorpje aan het IJsselmeer.
een kleur.
De beginletters van deze woorden vormen
samen iemand, waarvan jullie allemaal viel
houden.
door Wil Bokhorst.
Als 's morgens in de vroegte de sirene
over de steenbakkerij klinkt, om dé steen
bakkers die onderweg zijn, tot spoed aan
te manen, doet lange Jan de deur van zijn
huisje in de wei open en gaat naar zijn
werk. Hij bedient al jaren de baggerma
chine van de steenbakkerij, die bij de leem-
groeve, uit een vijver, kiezel en zand haalt.
De baggermachine is al heel oud en de
mensen zeggen altijd dat het eerdaags wel
met hem en den ouden Johan afgelopen
zal zijn. Er loopt een smalle, wippende
plank van de steile oevers van de vijver
naar de twee pontons, waarop het trans
portband, de ketting en de motorkast lig
gen.
Toen Jan nu die dag bij de vijver kwam,
was de plank in het water gegleden. „Die
lelijke kwajongens!" mopperde hij, ter
wijl hij met een lange-stang naar de plank
hengelde. Z'n pijp viel hem daarbij bijna
uit z'n mond.
Met de „kwajongens" bedoelde hij Peter
en zijn vriend Frans. Elke avond slopen
zp naar de vijver en pakte de plank, die
ze als vlot gebruikten. Soms sprongen ze
van de ene kant naar de andere, soms za
ten ze op de natte plank, zodat ze dikwijls
met natte broeken thuis kwamen of ze
trokken hun kousen en schoenen uit en lie
pen door het water, terwijl ze het flot
Voor zich uit duwden.
Lange Jan had hen al een paar keer ge
snapt en toen waren ze er niet zonder een
pak slaag en draaien om hun oren af geko
men. Sinds die tijd haatten de twee vrienden
Jan.
Toen het die dag avond werd, ging lan
ge Jan niet naar huis. Hij verstopte zich
achter een hoop steenen, rookte zijn pijp
je en wachtte.
Het duurde niet lang of Peter en Frans
kwamen aangelopen. In een minimum van
tijd stonden ze op het vlot en wilden weg
varen. Tot hun verbazing merkten ze dat
de plank met een ketting was vastgemaakt.
Zou er onraad zijn? Voorzichtig keken ze
om zich heen en zagen plotseling lange
Jan achter de hoop sténen verschijnen. Dat
was me een schrik, want lange Jan had een
dikke knuppel in zijn hand. Peter rende
over het vlot, sprong en kwam veilig op
de oever terecht. Maar met Frans was het
minder rooskleurig gesteld. Toen hij op de
oever springen wilde, gleed hij uit en viel
pardoes in 't water. D was niet zo erg
geweest als hij maar. zwemmen kon. Maar
helaas kon hij dat niet. Een paar seconden
later was er van Frans niets meer te zien.
Doodsbleek stond zijn vriend Peter aan de
kant. Hij, Peter kon ook niet zwemmen; hij
hoefde dus niet te proberen zijn vriend
te redden. Ook lange Jan begreep het ge
vaar waarin de deugniet verkeerde. Als hij
onder de pontons raakte, was hij verloren.
Zonder lang na te denken sprong lange
Jan gekleed in 't water, en viste met z'n
handen naar Frans. Na veel moeite en ver
eende krachten lukte het den ouden man,
den jonggen bij z'n kraag te pakken en op
't droge te trekken. Met dat al had hij z'n
geliefde pijp verloren
Lange Jan heeft Frans maar geen pak
slaag gegeven. Hij vond dat de jongens al
genoeg gestraft waren door de schrik die
ze gehad hadden.
Drie dagen later werd lange Jan tot zijn
verbazing opgewacht door twee jongens.
Die twee jongens waren Frans en Peter,
die hem een nieuwe pijp kwamen brengen.
Van dat ogenblik af waren lange Jan en
de „kwajongens" de beste vrienden.
Een bijzondere vogel met een extra-lan
ge staart, die je op het erf van een boer
of in de dierentuin kunt zien, kun je best
zelf maken, Je hebt er niets anders voor
nodig dat een korenaar, waarvan je aan
het einde waar de steel zit, een paar kor
rels hebt afgehaald en door draaien en
drukken van het kale stukje, 'een kopje
hebt gemaakt. De poten bestaan uit een
paar dunne halmpjes, die je van onderen
in snijdt en dan vastmaakt. De vogel blijft
in evenwicht door zijn lange staart. Deze
ene korenaar mag je wel van 'n korenveld
plukken. Natuurlijk zal geen mens deze
waardevolle halmen, nutteloos afplukken.
Een sprookje door Gerrie Koenraads.
Er was in de storm een schip vergaan.
Gelukkig waren alle mensen gered, maar
het schip zelf zonk dieper en dieper in de
diepte. Eindelijk stootte het tegen de bo
dem van de zee en bleef daar stil liggen.
Een patrijspoort, zo heten de kleine ronde
raampjes van een schip, stond open, zo
dat het water daar direct binnenstroomde.
En wie nog meer naar binnenstroomde,
dat was Watermannetje. Je hebt toch wel
eens van waterriymfen gehoord? Nu, dit
was een watermannetje. Hij had de patrijs
poort open zien staan en had zich met het
water mee laten sleuren. Toen hij in de
kajuit stroomde, waar hij, dank zij zijn
speciale ogen, die in het donker konden
zien, alles onderscheiden kon, vond hij dat
dit net een huiskamer voor hem was en
besloot meteen maar alles in te richten. De
langwerpige wasbak leek hem een fijn bed,
hij sleepte allerlei waterplanten naar bin
nen en maakte een geriefelijke rustplaats.
Aan de muur hing een bord, dat hem op
een luisterrijk idee bracht. Hij hing er al
lemaal oesters aan, want Watermannetje
was dol op oesters en hij at ze dikwijls als
hij lui in bed lag.
De hangmat, waar de matrozen in ge
slapen hadden, werd-als schommel gepro
beerd- Ja, dat ging best, al was hij wel een
beetje te groot voor zo'n klein lichaam 'als
Watermannetje had. Maar alles bij elkaar
was een te grote» schommel, beter dan een
te kleine en de hoofdzaak was dat je fijn
kon schommelen. Verder plantte hij een
paar zeeanemonen voor de patrijspoort,
zodat het er eer beetje gezellig uitzag en
riep een paar poliepen, met wie hij grote
vrienden was. Die moesten voor de deur,
dat was dus de patrijspoort, gaan liggen
en oppassen dat er geen ongewenste gasten
naar binnen kwamen. Als er toch zo'n bru
taal iemand mocht komen, mochten de po
liepen hem dadelijk met hun lange vang
armen grijpen en als beloning opeten. Ja,
op de bodem van de zee, gaat het een
beetje wild toe. Maar haaien en meer van
die grote roofvissen konden toch niet door
de kleine patrijspoort en als ze hun kop er
door zouden steken, zouden ze een flinke
tik met de vangarmen van de poliepen op
hun snuit krijgen en zouden ze wel maken
dat ze weg kwamen.
Nadat het Watermannetje alles netjes
ingericht had. vond hij dat hij een vrouw
nodig had, maar in zijn kennissenkring was
er maar één die hij aardig vond. Vissen
keken zo dom, oesters waren alleen maar
goed om op te eten, zee-egels vond hij te
stekelig en zeesterren te opvallend van
uiterlijk, maar hij dacht graag aan de doch
ter van, het zeepaardje, die achter het ko-
raalgebérgte woonde. Na er nog een dag
over nagedacht" te .hebben, stond Water-
mannetje's besluit vast: hij zou de dochter
van het zeepaardje ten huwelijk vragen.
Hij zei tegen de ene poliep dat hij zich
klaar moest maken, want Watermannetje
wilde natuurlijk deftig aankomen en op de
poliep rijden. Natuurlijk moest de andere
poliep nu dubbel goed opletten, dat er geen
indringers binnenkwamen.
De poliep, die ook Inktvis heette, keek
na of hij nog genoeg inkt bij zich had,
want die had hij noodig voor het geval dat
ze aangevallen werden. Bij zulke gelegen
heden spoot hij namelijk in 't water, zodat
dit zwart en troebel werd en hij er onge
merkt van door kon gaan. Daar kwam Wa-
termannetje. De inktvis vouwde z'n grijp
armen dicht en maakte zich dun, zodat
Watermannetje gemakkelijk op kon stij
gen en weg waren ze!
In het koraalgebergte waren ze haast
verdwaald, maar gelukkig troffen ze een
kreeft die hén de weg wees, zodat ze toch
goed aankwamen.
Ze waren ondertussen erg moe geworden
er besloten even uit te rusten en tegelij-
kertijd een paar oesters naar binnen te
werken. In een van die oesters vond het
Watermannetje een parel, die hij met een
vergenoegd gezicht bij zich stak. Die zou
hij als huwelijksgeschenk aan het zee
paardje geven. Toen er een paar vissen
langs kwamen, vroeg Watermannetje voor
de zekerheid nog eens precies waar het
zeepaardje woonde. De vissen waren nog
al nieuwsgierig en na lang praten kwamen
ze er achter dat Watermannetje de dochter
van het zeepaardje ten huwelijk wilde vra
gen. Een paar seconden keken ze dom voor
zich uit, toen schudden ze hun hoofd en
vertelden dat Watermannetje wel een har
de dobber zou hebben, want, -eiden ze, me
neer de zeeëgel wou de dochter van het
zeepaardje hebben en hij vertelde al over
al rond, dat de zaak in orde was. Nu moet
je weten dat meneer de zeeegel een ge
vaarlijk heerschap is. Hij is eigenlijk maar
een ronde bal met allemaal stekels er op,
zodat zelfs een poliep er met z'n vangar
men niets mee kan doen.
Het Watermannetje keek sip voor zich
uit. Wat nu? Op zo'n gevaarlijke mededin
ger had hij niet gerekend. Maar de poliep,
die overal raad op wist, sprak hem moed
in en zei dat ze de dochter van het zee
paardje dan wel door list zouden krijgen.
Watermannetje voelde zich door deze woor
den een beetje getroost, vroeg de vissen
hun mond te houden en reed verder.
Eindelijk kwamen ze bij het zeepaardje,
zonder de zeeegel gezien te hebben. Het
Watermannetje gaf direct zijn parel, die
de dochter van het zeepaardje blozend
aannam en direct opstak. Het was werke
lijk een allerliefst schepseltje met haar
tenger figuurtje en slank staartje en Wa
termannetje vond haar dan ook zo lief,
dat hij haar vader voorstelde, haar direct
mee te nemen. Vader zeepaardje was wat
blij dat er zo'n aardige schoonzoon was
gekomen en dat hij nu met goed fatsoen
van die akelige zeeëgel af kwam. Hij gaf
dus zij toestemming en wees het paar een
weg, waar ze de zeeëgel waarschijnlijk
niet zouden tegenkomen. Toen zeiden ze
„tot ziens" en „goede reis" tegen elkaar
en voort gingen ze.
Ondanks alle voorzorgen kwamen ze toch
de zeeëgel tegen, die grote ogen opzette en
direct probeerde het zeepaardje weer te
veroveren. Maar de inktvis spoot een la
ding inkt uit en weg waren de drie, terwijl
d" zeeëgel scheldend naar huis ging.
Toen het watermannetje zijn vrouw in
zijn huis leidde, was ze verrukt over de
woning en was nu dubbel zo blij, dat die
zeeëgel haar man niet was geworden. Eerst
aten ze een heerlijk oestermaal, want het
zeepaardje had honger gekregen van die
tocht. Terwijl ze zo vergenoegd bij elkaar
zaten, hoorden ze plotseling lawaai bij de
patrijspoort en toen ze keken zagen ze tot
hun grote schrik de kop van de zeeëgel
voor de deur. Dat was een consternatie. Wa
termannetje verstopte zijn vrouw in de
hangmat en liep daarna op de twee polie
pen toe, die al het mogelijke deden om
zich niet aan de stekels van de zeeëgel
te prikken. „Ik zal jullie leren bruiloft te
vieren!" schreeuwde de zeeëgel".
Plotseling hoorde Watermannetje een'
daverend gelach. Hij keek op en ja, er was
werkelijk reden om te lachen: de zeeëgel
zat half in de patrijspoort, maar ko" door
zijn stekels niet meer voor of achteruit!
Nu was het de beurt aan de poliepen. Ze
braken al de stekels van de zeeëgel af,
duwden hem de patrijspoort uit en lieten
hem zonder stekels vrij. Ze konden nog
juist horen dat de zeeëgel minder vrien
delijke dingen aan het adres van Water
mannetje riep.
I. Het edelhert is een groot hert en
houdt van de eenzaamheid van de bossen.
Een hert leidt verscheidene hinden. In Oc-
tcber raken de dieren onder elkaar aan 't
vechten en kun je hun vreselijk gebrul ver
in de omtrek horen. Aan het gewei van
een hert kun je zien hoe oud hij is. Je telt
gewoon het aartal takken.
II. Het ree is een klein hert, dat graag
aan de rand van bossen en velden wandelt
om voedsel te zoeken. De reebok heeft een
gewei; een vrouwelijk reetje wordt wel
reegeit genoemd. In de zomer is een ree
mooi rood; in de winter is hij grijs.
Het damhert heeft een roodgele kleur
met witte vlekken; maar er bestaan ook
donkerbruine en spierwitte damherten.
Hij heeft een eigenaardig gewei. De dam
herten leven bij kudden en houden erg
veel van rijpe kastantjes.
Waar kijken het jongetje en het meisje
naar? Als je het wilt weten, moet je met
een scherp potlood de puntjes van 1 tot
42 verbinden.
Die vierde ondertussen al weer feest. En
het jonge paar leefde nog lang en geluk
kig met hun trouwe wachters, de polie
pen, want als je in een schip, da't op de bo
dem van de zee ligt, woont, heb je een huis
dat nooit verloren gaat.
Een heer maakte eens een wandeling
toen hij een herder ontmoette, aan wien
hij vroeg hoe laat het was.
„Ongeveer twaalf uur, meneer", ant
woordde de herder.
„Twaalf uur pas, hé, ik dacht dat het al
later was".
,,'t Wordt hier nooit later", was het snug
gere antwoord, „want nu beginnen we
weer van één af!"
I