In het Vossenhol ïle&tt ponyetvi tn metijel! Oplossing raadsel vorige week Goede oplossingen ontvangen van Nieuw Raadsel EEN EI DAT IN HET WATER ZWEEFT De appeldief gestraft tiny. Daar zitten we nu werkelijk midden in de winter. Niet alleen dat de wind van de week zo razend was, dat hij bijna alle bomen in Den Helder van hun haar (ik bedoel blade ren) beroofd heeft, maar daar ligt vandaag weer een stapel brietfjes op m'n bureau, die me mid-winter ideeën geeft. Als er nu nog een pak sneeuw bij zou komen en wat vorst, wat blauwe neuzen en koude tenen, dan was de winterzaak helemaal compleet. Ik zal dus maar geen lang voorpraatje maken, want anders schieten de briefjes er bjj in. Toch nog even dit: Door die vervelen de distributie kan ik jullie geen taart meer bezorgen, tenzij... jullie zelf de broodbonnen er voor over hebben. En dat is natuurlijk best mogelijk, dat je moeder zegt, nu daar heb ik twee broodbonnen voor over, voor zo'n fijne taart. Ik zal dus evengoed iedere eerste Zaterdag van de maand een taart verloten en de naam van de winnaar in de krant vermelden. Heeft nu de jongen of dat meisje geen twee broodbonnen, dan komt h(j of zij een boek halen, maar heeft hij wel twee broodbonnen, dan wordt de taart be zorgd. Een reuze idee, vind je niet? Ja, ik kan er ook niets anders op vinden, we zijn tegenwoordig allemaal mal op bonnen, het is het beste geschenk dat je kan ontvangen, Ik geloof, dat ik voor m'n verjaardag of voor m'n Sinterklaas maar een stelletje brood- en boterbonnen vraag. Wie weet zijn er nog goede gevers, die ze over hebben. Je kan nooit weten. Maar nu babbel ik toch weer langer dan Ik van plan was. De gelukkige winnaar van deze week staat hier: ALIE POULIE, „Graalhuis", Keinsmerweg, 't Zand. Annie Visser. Eerst mijn felicitatie, Annie, met je verjaardag op morgen. Ik hoop, dat het een fijne dag wordt en een fijn jaar, een jaar zonder oorlog, zonder bommen, zonder afweergeschut, zonder angst voor gevaren uit de lucht. Brrrr, wat zjjn die laatste maanden van het jaar dat voorbijging naar en donker en verdrietig geweest. Ik hoop ook, dat jullie in Den Helder kunnen blijven, en dat je tweejarige zusje dat woord „evacuatie" gauw kan ver geten, omdat er geen evacuatie meer is. Buffalo Bill. Hoe maak je het in de kippenboet, Buffalo? Dat is eigenlijk geen Ongeschikte woonplaats voor een detective als jij. Je zult je er wel thuis voelen en kan van daaruit je speurtochten ondernemen. Ria de Jong. Ik heb dat rijmpje van je aandachtig gelezen, Ria. De inhoud is wel aardig, maar de vorm deugt niet en ik kan moeilijk met een woord hier en daar die vorm veranderen, 't Spijt me voor je werk en voor die kleine Wil, met haar jam-vin gertjes. Ma rietje Jurrjens. Ja, daar ben ik ook bang voor, Marietje, dat wanneer straks de kou komt, veel mensen dat heen en weer trekken niet vol kunnen houden, omdat je te veel zieken zou krijgen. Laten we dus maar hopen, dat het dan niet meer nodig is. Jullie zijn nog steeds in Den Helder en gelukkig ben jij weer zo gezond als een vis. Nu, ik hoop, dat je het blijft. Corrie v. Bale. Wel, wel, Corrie, had jij de vorige week je naam vergeten? 't Is geen wonder, je denkhokje daar Doven in je hoofd wordt tegenwoordig nogal eens door elkaar geschud en dan ligt de boel wel eens in de war. Thea Laan. Je moet me eens vertellen, Thea, of jij een nichtje van Catrientje Laan ■bent, want die is jarenlang een heel trouw raadselvriendinnetje geweest en het is dus mogelijk, dat die trouw in de familie zit. In ieder geval schrijf jij wel net zo keurig als Catrientje. Het spreekt vanzelf, dat je hartelijk welkom bent. Lammie Boon, H. Hugowaard. Nee, ik zit ook niet meer in Den Helder, Lammie het spijt me wel, net als jou en je hele familie en ik denk er precies over als jullie, Zodra het rustig blijft, dus als er vrede is, dan rennen we terug. Zullen we eens pro beren wie er het eerste is? Jople Maasland. Jullie zijn wel erg ver weggeweest, Jopie, heel in Neder-Hardinx- veld. Maar nu ben je dan weer thuis en je zal er over denken, zoals veel mensen in Den Helder, we blijven tot het al te be nauwd wordt. Nu hopen we maar, dat dat laatste niet gebeurd en dat wij dus allemaal tevergeefs naar buiten zijn getrokken. Ida Kok, Den Hoorn (T.). Daar boffen jullie even bij, Ida, dat Sint Nicolaas toe stemming heeft van den burgemeester, om de Texelse kinderen te bezoeken. Hij gaat dus jullie eiland niet voorbij. Nu, ik denk, dat hjj ook wel in Den Helder komt. Jannetje Kraak, Breezand. Vacantie is fijn, Jannetje, maar een gedwongen vacantie verveelt gauw en zo zal het met jou ook wel zijn, nu je daar maar op een stoel zit te wachten, tot je been over is. 't Is te ho pen, dat je er weer gauw op rond kan sprin gen. Theo de Kok, Schagen. Je kan je briefjes wel op het kantoor van de Schager Courant brengen, Theo, dan wordt het me wel toegestuurd. Dat kost je geen porto kosten. Al m'n vriendjes en vriendinnetjes in Schagen kunnen dat doen. Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag. Jullie vermaken je best. daar in Den Haag, dat lees ik wel en het lijkt me ook heel wat prettiger in de Residentie te wonen, dan in een kippenschuur of bollenschuur ergens in de Polder, waar veel van m'n vriendjes en vrieninnetjes zich moeten behelpen. Weet je wat leuk is, Loek, dat ik precies een week voor je ouders getrouwd ben, ik ontdek het door wat je schrijft. Het is wel heel jam mer, dat je vader nu niet huis is, 't zal nu geen feestvieren worden, dat begrijp ik. Ik zal vragen of Cor v. Bijnen zijn adres eens opgeeft, hoor. Jossy v. Zoelen. Jullie behoren dus* ook tot de familie van Piet Heyn, Jossie, en je bent en blijft in Den Helder. Vond je het op die Montesorieschool in Amsterdam niet fijn? Ik had juist gedacht, dat je het daar reusachtig zoudt vinden. Ja, 't is jammer, dat er zo weinig kinderen op de Helderse scholen zijn en dat zal wel niet beter wor den, zo lang de oorlog duurt. Klaasje Zeeman. Welkom, Klaasje. Jij mag meedoen, hoor, net als Tiny en ik hoop, lat je me iedere week zo'n gezellige brief schrijft. Pen je die in de schuilkelder of thuis? Tiny v. Brederode. Wat een geluk heb jij gehad, met die boekenverloterij, Tiny. Nu is het waar, je bent een van de trouw ste vriendinnetjes en de kans is voor jou dus altijd vrij groot. Nu nog een taart, hè? Maar denk om de bonnen.' Broer en Zus de Visser, Woudsend (Fr.). Ik denk, dat het niet lang meer zal duren, of jullie schrijven me een brief in het Fries. Als je het zo een hele dag hoort babbelen, ga je het vanzelf meepraten en vooral Zus schijnt het meesterlijk te kennen. Nu, jij doet je best ook maar, Broer. De groeten aan Pake en Beppe. Joop Schoonakker. Je bent verwend, Joop, met je verjaardag, maar ik gun het je. Wat leuk om op 11 November jarig te zijn. 11 November 1918 werd de vrede gesloten. Waren ze nu ook maar zo verstan dig geweest, die grote heren. We hebben er meer dan genoeg van, van uie oorlog. Wilko Neehuis. Ik heb er van staan te kijken, Wilko, van die tekening van jou. Ik vond hem heel mooi en heb hem meege nomen naar huis, voor m'n kinderen. Blijf maar flink je best doen met tekenen, dan bereik je later nog wel eens wat. Wat heb je een pret op school gehad. Ik wilde, dat ik dat ook gezien had, dan had ik mee kunnen lachen. Annie Koorn. Ik heb jullie al eens in Anna Paulowna uit zien stappen, Annie, en je vader heb ik al eens een keer in Den Helder gezien. Vraag maar eens of hij op kantoor aankomt, dan kan ik de boodschap pen meenemen naar Schagen. Bert Kamp, Den Haag. Daar stond ik van te kijken, Bert, dat jij me een brief ge schreven hebt en ik vond het reuze leuk. Weet je nog, dat ik van de zomer zo heel onverwachts bij jullie binnenwipte? Mis schien doe ik dat nog wel eens en als je dan al in bed ligt, dan zal ik je toch nog even zacht aan je haar trekken. Mag dat? En weet je, dat je opa in hetzelfde huis woont als ik Is Henk Parmentier een zoontje van den groten vliegenier? Hartelijke groe ten aan Kees en Janna en natuurlijk aan je vader en moeder. Hoor -k nog eens wat van je? Jongens en meisjes, ik moet eindigen, m'n tijd is voorbij, er liggen nog heel wat brief jes onbeantwoord, die hoop ik volgende week een beurt te geven. Schrijven jullie me dus volgende week niet, maar zendt me alleen de raadseloplossingen. Evacuatie. Eva. Actie. Ui. Vat Theo de Kok, Jannetje Kraak, Ida Kok, Lammie Boon, Thea Laan, Marietje Jurr jens, Rie de Jong, Eddie Meyer, Annie Vis ser, Jan Wever, Sina Wever, Alie Poulie, Trijntje Kommer, Corrie Riedeman, Dick Nannings, Martien van Os, Jopie Maasland, Jan van Bale, Jacob Berkhout, A. de Groot, Loek en Leon van der Wal, Bali en Annie van Bijnen, Cor van Bijnen, Neeltje Plaats man, Coba Prins, Martha Briars, Rosa Ste- venson, Piet de Koster, Jantje en Henkie Scheurwater, Mini Breel, Thea Laan, E. v. d. Pol, Johan v. d. Pol, Jossy van Zoelen, Klaasje Zeeman, Tini v. Brederode, Broer en Zus de Visser, Joop Schoonakker, Eve- rard Schouten, Thea Engel, Annie Koorn, Jetty But, Ali Brouwer, Annie Spigt, Marie Weeda, Bep Breel, Wilko Neehus, George Veer, Dillie Goedegebuur, Jan Visser, Annie Heekelaar, Jo Heekelaar. Het geheel is een bekend spreekwoord van 8 woorden, met in totaal 34 letters. 1, 11, 7, 34, 5 is een onderdeel van een fiets. 15, 24, 17, 12 is een hemellichaam. 2, 19, 33, 21 is een jongensnaam. 30, 18, 28, 32 is een kleur. 13, 22, 9 is een por, stoot. 27, 23, 26, 35 is een dier. 25, 4, 31, 29 is een vogel. 16, 8, 20, 6 is een lied. 10, 14 is een ezelgeluid. EEN PAAR WIJZE WAARHEDEN. Mensen die zoveel praten over al het goede dat ze zullen doen, zijn meestal men sen die niet veel daden ten uitvoer bren gen. Een grote leugen is net een vis op 't droge, een vis die veel springt en spartelt, maar toch niet veel kwaad doet. Je hoeft je maar stil te houden en beiden sterven vanzelf. door Wil Bokhorst. Er waren eens twee dikke vrienden, Ot- to en Wouter. Vanaf hun eerste schooldag waren ze vriendjes geweest. De moeders van Otto en Wouter wisten nog heel goed hoe dat gegaan was. Die dag, had het schoolplein vol gestaan met moeders, die hun jongens en meisjes voor het eerst naar school brachten. Sommige gezichtjes ston den vrolijk en vol verwachting, maar aan andere kinderen kon je duidelijk zien dat ze liever rechtsomkeert naar huis wilden maken. Er waren er zelfs die huilden! Een eindje van elkaar af, stonden me vrouw de Vries en haar zoontje Otto en mevrouw Huizinga en haar zoontje Wouter. Moeder Huizinga hield Wouter stevig bij de hand. Maar plotseling rukte Wouter zich los en rende op een jongetje af; dat jonge tje was Otto de Vries. „Kom je morgen bij me spelen?" had Wouter gevraagd. „Ja", had Otto prompt geantwoord. Toen was mevrouw de Vries naar Wouter's moeder gegaan en zo waren er twee vriendschap pen ontstaan, een tussen mevrouw de Vries en mevrouw Huizinga en een tussen Wou ter en Otto. Waarom Wouter juist Otto als zijn vriendje had gekozen, weet niemand, maar zeker is, dat hij geen slechte keus had gedaan. Nu waren Otto en Wouter al tien j ar en in die jaren waren ze steeds dikkere vrienden geworden. Je zag ze altijd sa men. En ëen kattekwaad dat ze uitvoer den! Gelukkig deden ze nooit iets ge meens, maar helemaal zonder straf kwa men ze er toch niet altijd af. Maar zelfs het ergste pak slaag kon hen niet van kat tekwaad uithalen af brengen. Op zekere dag kwamen ze op 't idee om een eigen hutje te bouwen, zodat ze, als het regende, niet altijd thuis hoefden te zitten, waar moeder's strenge ogen altijd zagen, als er iets .niet in de haak was. De vriendjes gingen dus op zoek en vonden in 't bos een vossenhol, dat hen heel ge schikt leek. Dagen achter elkaar hakten en groeven ze, om het vossenhol ruim en mak kelijk te maken. Dicht bij het hol stond een grote eikeboom, die zijn takken over het hol uitspreidde en verder stond er struikgewas omheen, zodat niemand hun hutje kon vinden. In het vossenhol was het altijd lekker warm en droog. Daar woei nooit een kou de wind. Daar druppelde geen regen door het lemen gewelf. Op een goede dag zaten de jongens in het hol pijpen te snijden. Ze wilden name lijk leren roken, net als hun vaders. Hun „lamp" bestond uit een kaars, die ze op een steen hadden gezet. Otto en Wouter vertelden elkaar dat het roken hen tot nu toe geen geluk had gebracht en dat ze er dit keer eens echt van genieten wilden. Maar ze wisten niet dat het roken hen dit keer nog duurder zou komen te staan dan anders. Ze kwamen niet aan het pijp op steken toe, want plotseling begonnen de muren te beven, de kaars ging uit en gro te stukken leem kwamen naar beneden vallen. De ingang van het hol was inge stort. Otto en Wouter zaten met verschrikte ge zichten te kijken. Wouter was de eerste die bijkwam en het licht weer aanstak. Maar even later stond zijn gezicht weer moede loos, want hij bedacht plotseling dat ze de spade niet in de hut hadden. Toevallig had hij die juist vandaag buiten laten liggen. Voor het eerst zaten de jongens in groot gevaar. Nu hadden ze zichzelf gevangen. Wat zou er gebeuren als ze hier lang moes ten zitten! Verhongeren, stikken.... ze durfden er niet aan te denken. Dicht tegen elkaar gedrukt, bleven ze zitten. Wat had Wouter nu aan zijn mooi horloge? In de duisternis kon je toch niet zien hoe laat het was. Eventjes probeerden ze nog de ingang met hun handen vrij te maken, maar het kostte hen niet veel moeite in te zien, dat dit onmogelijk was. Otto, die anders zo flink was, begon te huilen en Wouter vond het niet eens gek, want hij had zelf de grootste moeite om z'n tranen te bedwingen. Waren ze nu maar thuis! Hoe hadden ze 't thuis ooit verve lend kunnen vinden. Al zouden ze nog zo n pak slaag krijgen voor hun „stiekum-ro- ken", naar huis zouden ze wel direct wil len. Maar ze moesten in het verborgen vossenhol blijven zitten en wisten niet, of het buiten dag of nacht was. Ze dachten aan alle avontuurlijke boe ken, die ze gelezen hadden en probeerden zich te herinneren of ze van een geval als het hunne hadden gelezen en of en hoe de mensen zich hadden kunnen redden. Maar noch Otto, noch Wouter herinnerde zich zoiets. O, wat speet het hen nu dat ze hun avontuurlijk plannetje ten uitvoer hadden gebracht. Ieder uur (uren die ze zelf niet eens konden tellen), werden ze banger en zenuwachtiger. Ook het dorp waar Otto en Wouter woonden, verkeerde intussen in een ze nuwachtige stemming. Vooral in de huizen van Otto's en Wouter's vader en moeder heerste grote onrust. De hele nacht brand de er licht in die huizen; van slapen was geen sprake. Wat was er met hun jongens gebeurd? Waar waren ze? Het was nog nooit gebeurd dat ze 's-avonds niet op tijd waren thuis gekomen! De volgende ochtend trokken er hopen mannen de bossen en de bergen in, om Otto en Wouter te zoeken. De houtvester was al voor dag en dauw het bos in gegaan, vergezeld van zijn twee honden. Ofschoon hij ieder paadje, ieder plekje van het bos kende, was hij pas na twee uur op het goede spoor, dat de hon den voor hem gevonden hadden. Vóór het vossenhol bleven ze graven. Toen de hout vester de spade in het zand zag liggen, be greep hij al wat er gebeurd was. Dit keer had hij twee vossen gevangen, wiens huid hij dringend nodig had. Het was zeker geen toeval dat hij de jongens tegen 't lijf moest lopen. Hij wist dat ze al veel kattekwaad hadden gedaan, maar hij had ze nog nooit te pakken kunnen krijgen. De honden blaften en jankten aan een stuk door. De houtvester blies op zijn fluitje en een poosje daarna kwamen er van alle kanten mannen aangelopen. Een voor een werkten ze een tijdje met de spade en na een half uur was de ingang weer helemaal vrij. De houtvester stak zijn hoofd er in en riep: „Otto! Wouter! zijn jullie daar?" „Ja!" riepen Otto en Wouter in koor. „Wat hebben jullie uitgevoerd?" riep de houtvester weer. „We hebben., we wilden roken!" riep Wouter aarzelend. De houtvester was in een boze bui, want hij had de hele nacht niet geslapen. Otto's vader had de hele nacht bij hem geklaagd en hem om hulp gevraagd. In zijn woede had hij van een dikke tak, een knuppel ge sneden en riep nu in het vossenhol: „Kom er eens uit jullie!" Het eerst kwam Wouter te voorschijn, kruipend op zijn buik. Nog voor hij op dé been kon komen, had de houtvester hem al over de knie gelegd. Zijn vriend kwam er met beter af. Ze ontkwamen niet aan hun straf Maar de tranen die Wouter en Otto huil den waren geen tranen van pijn, maar van vreugde, dat rw de blauwe lucht weer bo ven hun hoofd zagen. (Nadruk verboden). JE NAAM IN EEN EI. Neem sterke wijnazijn en doe daarin wat aluin en galnoten, die er in opgelost of af getrokken worden. Met dit sap wrijf je op drona1; W,at ie eu op hebben Wilt. Als het het hièr'in -6 ^et el m zoutwater. Als je letters od hef6 laat liggen' zijn de het li b. verdwenen, maar zodra het ei gekookt is, vertonen ze zich inwen- Hier is een leuk kunstje, waarmee je je kennissen voor de gek kunt houden. Je hebt er niet veel voor nodig. Ten eerste: een hoog, smal glas. Dit glas vullen we voor de helft met zoutwater. Daar bovenop gooien we voorzichtig gewoon water. Dit doen we door het water langs de kant in het glas te laten glijden. Deze twee water- lagen vloeien niet in elkaar, maar de grens is van buitenaf haast niet te zien, zodat het net lijkt of het hele glas met gewoon wa ter gevuld is. Als we nu een ei in het glas doen, zal het iets onder het midden van de vloeistof duiken, dan een beetje op en neer gaan en eindelijk in 't midden blijven zweven. Als we goed kijken, zien we dat het ei precies op de grens van de twee vloeistoffen staat. De verklaring is als volgt: Het ei zinkt in het gewone water, omdat het soortelijk gewicht van het ei groter is en blijft op het zoutwater drijven, omdat het soortelijk gewicht van het ei kleiner is. Voor iemand die niet weet dat er zout en gewoon water in het glas zit, is het zwevende ei een vreemd gezicht. Keesje van de overkant Van jongafaan een rare klant Klom eens in een appelboom In de tuin van zijnen oom. At daar appels, dik en rond Sommige vielen op de grond Keesje, die was heel niet lief Nee! Hij was een appeldief! Maar eens toen ons Keesje weer In de boom zat, als elke keer Zag hij tot zijn grote schrik Oompje's waakhond, dikke Fik! Die aan de boom was vastgebonden Daar oom den dief nu had gevonden. Fik die wachtte als maar door Keesje had er in de smoor! Naar beneden dorst hij niet Jongens, jongens, wat verdriet! Zo zat hij wel urenlang O, wat was ons ventje bang! Eindelijk kwam oom er aan En heeft de hond toen weggedaan. En Keesje huilde; O, oom Geer, Nooit steel ik een appel meer!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 8