Clipperschepen
Brief uit
Nieuwediep
KRUISWOORDRAADSE1
Abonneert U op dit blad.
De vtoolijke bende
Aan fan Mens
Uit den tijd der snelle zeilers
Record-prestaties van het fregat
van de Nederlandsche Marine
.Diana'
WINTERHULP^NEDERLANO
is dc girorekening van den
Gemeente-ontvanger.
Stort hierop Uw gaven voor
„Winterhulp".
Maritiem Museum
Zoojuist is bjj de N.V. Drukkerij en
Uitgeverij J. H. de Bussy te Amsterdam
verschenen een belangrijk boek op zee
vaartkundig gebied. Een boek, dat niet
alleen de nautisch georiënteerden ten
zeerste zal interesseeren, doch daarnaast
allen, die zich op de een of andere wijze
interesseeren voor de zee en de presta
ties die Nederlandsche zeelieden eenige
decennia terug daarop verrichtten.
Het boek heet „Nederlai dsche Snel
zeilers" (geb. 6.90), wer geschreven
door den bij uitstek deskundige, kapi
tein J. Oderwald, denzelfde van wiens
hand eerder verscheen by denzelfden uit
gever „Ket Nederlandsche Zeilschip van
1800 tot het einde", en behandelt uitvoe
rig de geschiedenis der snelle Nederland-
landsche clipperschepen. Gezien het feit,
dat dit het eerste boek is, dat op authen
tieke wijze deze materie behandelt, vra
gen wij daarvoor de bijzondere aandacht.
Het boek werd rijk geïllustreerd met
platen en teekeningen en kan als een
waardevolle aanwinst beschouwd worden
voor de annalen der vaderlandsche histo
rie ter zee. Daarbij schrijft kapitein Oder
wald een uiterst vlotte pen, zoodat men
het boek leest als een knap-geschreven
roman van de zee en over hen, die haar
bevaren.
Het is verleidelijk, uit den zoo zeer ge-
schakeerden inhoud grepen te doen en wij
meenden het karakter van dit merkwaar
dige werk niet beter te kunnen weergeven
dan inderdaad enkele citaten te geven.
En dan in de eerste plaats een epi-
sode, waarin geschreven wordt over de
record-prestaties van het fregat „Diana",
hetwelk meer dan een eeuw geleden deel
uitmaakte van de vloot der Nederland
sche Marine en in haar dienst record-
reizen maakte.
Zoo schrijft dan kapitein Oderwald:
Het oorlogsschip Diana.
Men moge he't mij ten kwade duiden dat ik
hier, in een verhandeling over de koopvaar
dijschepen, een oorlogsschip ga bespreken,
maar ik meen, dat het geval er alle aanspraak
op heeft. De reizen van dit fregat „Diana"
zijn werkelijk buitengewoon geweest. Boven
dien geschiedt de vermelding er in van in ver
band met de snelle reis van een Nederlandsch
koopvaardijschip, zoodat het geheel wel is om
van te smullen.
Het betreffende schip was van de Engel-
sche Marine overgenomen, nadat het Holland-
sche 'inieschip „Rotterdam", dat ontredderd
te Plymouth was binnengeloopen, aldaar in
1819 verkocht was.
Het schip maakte in 1834 een reis van Texel
naar Batavia in 93 dagen, hetgeen al bijzon
der mooi was. Maar ik zal liever letterlijk
laten volgen hetgeen het Tijdschrif, gewijd
aan het Zeewezen van 1847, er over vermeldt:
„Dezer dagen werd in de dagbladen ver
meld, dat het schip „Maria", kapitein van
Wijk, de thuisreis uit Indië in 80 dagen had
afgelegd. Dit zou nog drie dagen korter
geweest zijn dan de reis van Z.M. fregat
„Diana", in 1838, onder bevel van den kapi
tein ter zee, thans Schort bij nacht J. C.
Koopman. Het bericht wis niet juist, doch
de reis van de „Maria" altoos zeer kort..
Den llden December vertrok die bodem van
Banjoewangi, had den 16den Januari zicht
van de Afrikaansche kust, omstreeks de
Algoa-baai den lsten Februari van St. He-
lena, was den lEden Maart in het gezicht
van de Kiskassen en kaap la Hogue en liep
16 Maart in Texel binnen.
Daar de reis van de „Diana", zoowel uit
als thuis, zeer bijzonder is, zijn eenige
bijzonderheden niet te onpas. Des avonds
10 November 1834 vertrok het schip van
Texel; het passeerde óór den middag d.a.v.
de Hoofden en zeilde het Kanaal in met
stijve Oostelijke winden en meest met 13
mijls vaart. Op den middag van den 13den
was het de Gronden a- en de Spaansche Zee
ingezeild. Den 18den, na den middag, wer
den de Salvages, de groep kleine eilandjes
nabij de Canarische eilanden gepasseerd en
met den avond Teneriffe verkend op 3 4
mijlen afstand. Hebbende, alzoo deze over
tocht in acht etmalen gedaan, welke reis
wellicht zonder voorbeeld is.
Den 22sten d.a.v. was men ter reede van
Batavia. Alle verkenningen van eiland en
land waren immer volgens gehouden tijd
meter- en observatiehoek, op het oogenblik,
dat men ze verwachtte".
De reisduur is dus geweest: de merkwaar
dig korte tijd van 8 dagen van Texel naar
Santa Cruz en vandaar naar Anjer 85 dagen,
totaal 93 dagen. Een reis voodie dagen bui
tengewoon snel. De „Diana" zal wel een vlug
schip geweest zijn; de vermelding van 13 mij
len vaart in het Engelsche Kanaal wijst er
op dat er wel iets uit het schip te halen viel
bij een goede gelegenheid. Maar hetgeen de
opmerking aan het einde van het verslag
doet vermoeden: Commandant Koopman was
blijkbaar een bekwaam en nauwkeurig navi-
gateur en dat zal zeer zeker ook veel tot de
vlugge reis hebben bijgedragen.
De opleiding van de marineofficieren was
veel beter dan die van de officieren ter koop
vaardij en zij hebben daar dan ook blijkbaar
van geprofiteerd, al lieten de instrumenten
en vooral de bekendheid met de meteorologi
sche en oceanogr^phische toestanden nog te
wenschen over. Bij de koopvstardij kan men
in die dagen van een nautische opleiding bij
na niet spreken en men staat verbaasd hoe
de menschen zich de kennis hebben eigen ge
maakt. Alleen da Kweekschool voor de Zee
vaar! te Amsterdam bestoud en op andere
plaatsen kon men wel geholpen worden
maar nog op zeer gebrekkige wijze. Genoem
de kweekschool leverde slechts een klein ge
tal officieren voor de handelsvloot, want in
het begin gingen er zelfs nog van naar de
Marine, zooals Napoleon ook reeds had toe
gepast, toen zij de kweekelingen naar de
Fransche vloot stuurde.
De thuisreis van de „Diana" was nog
mooier. Na een ge jaren dienst te hebben
gedaan in de Indische wateren, werd het
schip in 1837 opnieuw gekoperd te Soera-
baya. Den 5den Augustus 1838 werd het
anker gelicht op de reede van Batavia en het
scheen of het fregat dadelijk wilde toonen
wat net kon, want het h ippe~ Ie in 24 uur
Straat Sunda door. 27 Octoöer zeilde het
schip het Schulpengat binnen en liet op den
83sten dag ter r.ede van Texel het anker
vallen.
Dit was, voor dien tijd, voorzoover ik kan
nagaan, de korste reisduur over een afstand
van 11460 zeemijlen, ooit door een oorlogs
schip of koopvaardijschip gemaakt en het
loont de moeite deze reis te vergelijken met
eenige „beroemde" reizen uit den lateren
tijd. In 1852 maakte de theeclipper „Chryso-
lite" van Liverpool naar Anjer, 11220 mijlen,
80 dagen reis en in 1866 de beroemde thee-
clipper Taeping" van Anjer naar Grave-
send, 11334 mijl, 79 dagen. Een zeer onbe
langrijk verschil dus in het voordeel van
deze beide theeclippers, vooral als men in
aanmerking neemt, dat de reisduur dezer
laatsten ten opzichte der navigatie zeer gun
stig beïnvloed was door de betere bekend
heid met heerschende winden en zeestroomen
en de betere nautische hulpmiddelen. Bo
vendien is het niet minder belangrijk op te
merken, dat de lijnen van de „Diana" zeer
waarschijnlijk volgens de oude methode wa
ren. Dit sprekende voorbeeld stijft mij dan
ook in de overtuiging, dat de navigatie zeer
zeker van niet minder grooten invloed is ge
weest. terwijl het geluk voor het zeilschip
altijd een woord heeft meegesproken.
En de Etat-Major der schepen?
Tja, ook die bestond niet uit brave lieden.
Ik herinner mij een geval uit mijn stoom-
vaarttijd, dat zich ongeveer 45 jaar geléden
voordeed. Ik was toen tweede stuurman en we
kregen het bij de Westereila-.den zóó storm
achtig, dat het des avonds bulderde en de
kapitein besloot te gaan bijleggen. Toen
kwam er op de honden acht nog een stuk
water over, dat de voorkuil en de gangen
vulde, zoodat de derde machinist, die nog
juist in zijn hut kon komen, pp de tafel
moest vluchten om droge voeten te houden. Hij
zag het water door de deurnaden boven de
vloeiplank en zelfs door het sleutelgat spui
ten en begon te twijfelen of het schip nog
bóven water lag, maar hij hoorde de machi
nes doorzuchten, hetgeen hem geruststelde.
Gelukkig deden de lenspoorten goed hun
werk, maar er was toch veel water op de
stookplaat en in de machinekamer gedron-
ge.i. Het was echter het laatste „zeetje",
want toen ik des morgens vier uur op de brug
kwam, zei de eerste, dat het beter werd. De
kapitein was ev«n naar beneden gegaan en
toen die op de brug kwam zei hij: „Je brengt
beter weer mee, O.; zoodra het even begint
te dagen gaan wc zien of we koers kunnen
sturen. Al koffie gehad?"
„Neen," antwoordde ik „de hofmeester is
laat".
„Nu, stuur den jongen dan maar even naar
beneden, want ik heb ook wel ergens trek in.
Ben den geheelen nacht boven geweest."
De jongen ging en vond den tweeden kok
met den baas-timmerman bezig in de kom
buis alles in orde te brengen, want potten,
pannen, ketels en ander gerei waren los ge
slingerd en zelfs de tegels van de kombuis
hadden zich losgewerkt dcor de heftige be
wegingen van het schip.
De jongen: „Kok, de-n-Ouwe vraagt of-ie
baast koffie krijgt."
„Köffie was het antwoord van dezen
dignitaris, die misschien niet al te best ge
slapen had, „koffie?" Hij keek nog eens boos
naar zijn waterketel, waar het water nog
niet kookte en herhaalde nog eens: „Kof
fie?" As de-n-Ouwe gauw een bakkie koffie
wil hebbe, mot-ie maar naar Kras s) gaan!"
Het was niet erg, want de koffie kwam
betrekkelijk vlug, maar de j-.rgen was zoo
dom om het antwoord ongewijzigd op de brug
te brengen, ten -.anhoore van onzen waardi-
gen „Ouwe".
„Wel allem,...!" hoor ik hem nog zeggen
tegen mij: „Dat is nogal een héér, geloof ik
ik, die tweede kok, hè?"
„Nu ja, kapitein," trachtte ik te sussen,
„hij kan wel eens wat „Amsterdamsch" uit
den hoek komen, njaar het is een flinke
vent".
„Zoo. Ja, maar... Naar Krèis moet ik! Wel
allem... Ik zal hem waarnemen...!"
Het weer was er echter niet naar om daar
nu mede te beginnen, maar den volgenden
dag ging de-n-Ouwe, die de kwaadste niet
was en het geheele geval misschien alweer
vergeten had, het schip rond, otmoette in de
gang den tweeden machinist bij diens hut en
begon een praatje: „Nou meester, beter weer
nu, hè?? „Ja, kapitein, het zag er maar raar
uit van nacht met dat zeetje op de Honde-
wacht, maar..."
Verder kwam hy niet, want daar vloog
de-n-Ouwe, eensklaps met een verwoede
schreeuw weg: „Hó, zeg, jou moet ik net heb
ben! Ik moet naar Krès, hè, als ik koffie wil
hebben"...
Hij had den armen tweeden kok uit de
kom/buis zien komen en nam nu de gelegen
heid waar om dien eens ongezouten uit te
bulderen, met de noodige dreigementen van
„een halve maand gage, ontslag in Amster
dam" en wat al niet. Maar het liep ook hier
met een sisser af, want toen de delinquent
even aan het woord kwam e op berouwvolle
wyze memi i.eerde welke ruïne hij had aan
getroffen in de kombuis en hoe spoedig alles
was opgeruimd en voor koff'e gezorgd was,
trad by de-n-Ouwe de kalmte weder in en
nam deze tegelijk de aangerichte schade op
en liep de zaak af met een: „in 't vervolg
beter op je woorden lette man!"
„Er waren wel „lievertjes" onder de bewo
ners van de leeuwenkuil, zooals zij hun logies
zelf betitelden. Deze hadden wel eens een hard
woord noodig, maar men kan er van verzekerd
zijn dat dit in gevallen als een race of andere
omstandigheden, die de reis bevorderen konden
niet noodig was. In die gevallen was er een
samenwerking, die soms aan het ongelooflijke
grensde, al kan l.et niet ontkend worden dat
Hoort U 's avonds uit een wagen
Indianen krijge-gegil,
Dan is dat de „Vrool'ke Bende",
Dij haar plaats behouden vil.
Moet soms een der buitenstaanders
In hun club-coupétje staan,
Plat gededuwd en murwgeslagen,
Komt hy in Paulowr.a aan
In den trein van 5 uur 20
Zitten z' altijd Bij elkaar.
Zy zit soms met hem te vry'er,
Hij Z't innig-dicht bij haar.
„Schoenmaker" slaat Jo een bloedneus,
Duwt haar hoofdje door het schot,
Eeusch, het is alleen maar vriendschap,
Die twee hebben nóóit eens mot.
En het oudste lid der bende
Zit weer daarnaast, al in een hoek,
d' Arme kerel raakt van 't lachen
Zijne tong soms bijna zoek
Ir. d' andere hoek, waar Lien zit,
Is één lid merkwaardig stil,
't Lijkt wel of men in dat hoekje
PrAten, maar niet vechten wil.
In A. P. gaan er al vier uit,
Oudesluis ontvangt er één,
Twee verlaten ons in Schagen,
Ook de „vreemdeling" gaat heen.
En de rest gaat door naar Alkmaar,
Neemt daar weer een and're trein,
Zoodat, als het zeven uur is,
d' Leden weer gescheiden zijn.
er nu en dan eenig ruw optreden bestond. Maar
is da-, aan wal ook niet het geval? Ook daar
zijn leiders, die hun argumentatie, zij het dan
alleen dreigend met de wist op de tafel, kracht
bijzetten en deze menschen zijn vaak meer ge
liefd dan zij die met mooie woorden nadeeliger
striemèn aanbrengen. Op zee waar het zoo
dikwijls voorkomt dat een handeling of besluit
van een secunde over het lot van menschen-
levens beslist, is een hartig woord wel een
noodig. Ook de leek zal zich dan wel kunnen
voorstellen dat een commando aan boord nooit
in den „asjeblieft-vorm" kan worden gegeven.
Eén etmaal dus van de Kiskassen (les
Casquets) naar Texel en dat vóór 1850!
De Zeevaartschool te Rotterdam da
teert bijvoorbeeld van 1833.
3) Het bekende hotel xlrasnapolsky te Am
sterdam.
TE LAAT OP STRAAT.
Iemand, die zich na 12 uur op straat be
vond, werd op het Hoofdbureau van politie
in bewaring gesteld.
(Erbij vermelden „Voor Winterhulp Nederland")
Beste Jan,
DU is het laatste epistel dat jou in 191,0 van
mijn hand bereikt en der goede gewoonte ge
trouw (laat ons tenslotte niet alles als over
bodige rommel en rompslomp en „historisch
waardelooze traditie" beschouwen!) wil ik dit
aanvangen met jou, je gade en je kroost, mijn
goede wenschen voor het nieuwe jaar te of-
freeren.... Ik wensch je heusch geen zalig
nieuwjaar, omdat ik vermoed, dat we ook m de
nu komende 365 dagen wel weer de noodige
misère en noodslotspepertjes te slikken zullen
krijgen. Maar ik wensch je wel: voorspoed bij
je werk (waaraan het, naar ik meen, momen
teel niet mangelt) tevredenheid in je huwe
lijken kring (waaraan ik OOK niet twijfel) en
tenslotte: een deel van die geestelijken rijk
dom, die het leven de gloed en warmte geeft,
om het positief te kunnen beleven.
Ik eindig dezen wensch, precies zooals m'n
tante Betje zaliger placht op te merken: „Wel
met de 'pen maar niet met het hart". Punt.
Het Kerstfeest is weer voorbij en ik zeg:
jammer, omdat het kostelijke dagen waren. Er
was een Kerstbrood in de spinde en een
heuselijk rollade-tje in de keuken. En er was
smeuïge banketletter en dat werd besproeid
met gloeiende chocolademelk eerst, en daarna
met iets dat ze ,jzéêr oude" plegen te noemen
en dat alléén voor heeren is. Snap je de wortel,
broeder Maarin ernst. Het waren goede
dagen. De kerstboom brandde met échte kaars
jes en die geurende spar stond daar zoo won
derlijk in de kamer, dat je er zoo waar ontroerd
van werd.
„Vrede op aarde en in de menschen een wèl-
behagen"dat is de zin van dit feest. Maar
toen de kaarsjes brandden en de kinderen hun
cadeautjes weghaalden en de gramofoon dat
ongelooflijk mooie „Weinachtslied der Hirten",
gezongen door het Petersburger Domkoor
speelde, toen Jan, zoemde daar een vliegtuig
over de stad. Ik weet niet of het een Duitscher
dan wel een „Tommy" was. Doet er gok niet
toe. Maar het brak finaal de sfeer van dat
„Vrede op aarde" en wierp een dosis gal over
het feest, waarvan de smaak bleef. De jon
gens waren het overigens gauw vergeten en
dat was maar gelukkig ook.
De dag waarop je mij in je geliefd Mokum
zal zien verschijnen naakt. Ik stel mij er veel
van voor. Ik weet, dat je den uieg weet in
„De Keizerin van Europe" en dat je me onge
twijfeld iets van de oude glorie van de
„bohème", die daar nog schuit onder den rook
van Schreiers- en Westertoren zult laten ge
nieten. Wij zullen niet verzuimen een bezoek
te brengen aan den „Gouden Reael" en ik stel
me voor dat we daar de tik-tak van Vader Tijd
maar een paar eeuwen terug moeten zetten om
zóó te genieten van het oude Rembrandtieke
A mstelodanum.
Nieuws in Den Helder valt er weinig te schrij-
ven. Behalve dat de stad normaal al „leeg-
geëvacueerd" is, zijn nu ook practisch de laat
ste ,)Piet Heynen" (copyright: Boog aart) heen-
getogen, teneinde de Kerst- en Nieuwjaars-
dagen rustig te vieren.
Nieuwediep ligt me na aan 't hart, maar je
kunt je wel voorstellen, dat zoo'n modern Pom-
peji niet bijster leuk is aan het einde des jaars.
Er gebeurt niets, en in zeker opzicht staat
het leven er stil. Met Januari zal er wel weer
wat activiteit oplaaien, denk ik.
Op de redactie is het druk. Net als wder jaar
is die laatste maand een echte rommclmaand
Wil je wel gelooven, dat deze weken me altijd
weer doen terugdenken aan den laatsten dag
voor de groote vacantie op school? Je maakte
dan schoon schip en bergde al je rommel op.
En dan ging je naar huis. Op de redactie is
het precies eender. Daar maken we óók schoon
schip. De redacteur verscheurt ouwe kranten
en pampieren die hij bewaard heeft (waar-
vóór snap je nooit, want ieder jaar verdagen ze,
toch weer in de prullenmand)en maakt een
plan op om de laatste krant van het jaar er
zoo aantrekkelijk mogelijk te doen uitzien.
We schrijven aan enorme overzichten (waar
aan ik altijd een broertje dood heb tusschen
2 haakjes, maar dat toch moet!) en maken
ruzie met de zetterij-chef die alsmaar komt
zeuren over de correctie van de nieuwjaars
groeten. Er komen tientallen menschen een
praatje maken, en al die menschen denken, dat
je niets te doen hebt dan alleen maar naar
hen te luisteren.
En als dan a.s. Dinsdagmiddag eindelijk de
aller-allerlaatste krant uitkomt, dan gaan we
naar huis en ouwejaar vieren. Nou ja, „vieren"
is een raar woord Jan, en eigenlijk is het dat
ook niet. Maar laat ons zeggen: „we gaan dien
avond specialen luister bijzetten", weer met
(als de Heilige Distributia ons genadig zij, ten
minste koek en gebak en met de chocolade
melk.
Om dan, met een vaart, in 19jl te belanden.
Het nieuwe jaar
Laat ons niet verzuimen er een toost aan te
wijden Jan, en te hopen, dat het voor ons allen
een beter jaar wordt dan 19^0, dat we maar in
alle stilte moeten begraven en waarover nooit
meer gesproken zou moeten worden.
Horizontaal:
1. Vloerbedek
king.
7. Onderteeke-
ning.
13. Eenheid van
zekere natuur
kracht.
14. Onderdeel van
een motor.
16. Gereed.
17. Noodkreet.
19. Bedwing!
20. Muzieknoot
22. Varensman.
26. Godin van den
krijg.
29. Dwaas.
32. Vloeistof.
33. Plaats in Zwit
serland.
35. Hoofdstad van'
Europ. rijk.
36. Schijngestalte
van de maan.
37. Graad (gra
den).
39. Vochtmaat.
40. Kon. Marine.
41. Betreft machi
nes en motoren.
42. Teeken.
43. Berg. klip.
44. Zekere stan-
daardtyd.
46. Ned. provincie.
47. Waterkan.
49. Bepaalde zijde van
een zeilschip.
50. Als boven.
52. Metaal.
54. Kleur.
56. Dorp (O.-I.).
58. Geacht lid van
eên vereeniging.
60. Brief (geschrift).
62. Werkman in ma
chinekamer.
64. Lidwoord.
66. Zeer fyn spinsel
(letters verwisse
len).
67. Bekende verzeke
ring-maatschappij.
69. Muzieknoot.
70. Letteromzetting
(vormen van woor
den door orhzetting
der letters van an
dere woorden).
73. Belangrijke func
tie in groote win
kels.
75. Die het gedaan
hebben.
76. Inlandsche groet
(O.-I.).
Verticaal
1. Afval.
2. Reeds.
3. Visch.
4. Ten eerste.
5. Land. omringd
door water.
6. Voorzetsel.
7. Padvinder.
8. Immer.
9. Bepaalde verbin
ding met zuurstof.
10. Eenheid van span
ning (afk.).
12. Heftig.
13. Ontsmettingsstof
uit teerolie.
15. Roof (Maleisch).
18. Titel.
21. Arabische (Mo-
hammedaansche)
naam.
23. Opdracht.
24. Actieve zuurstof.
25. Bijl.
27. Iedereen.
28. Overlevering.
30. Bijwylen.
31. Berg.
34. Verscheidenheid.
38. Deel van een
skelet.
40. Heks.
44. Notities van ver
richtingen.
45. Bovendien, extra.
47. Mohamm. rechter.
48. Vervoermiddel
(Fonetische spel
ling).
51. Noorsche god van
licht en schoonheid.
53. Voormalig Ned.
eiland.
54. Zuil. stut.
55. Oud ryk, welks
inwoners volgens
strenge wetten
leefden.
57. Drukplaat.
59. Vogel (populaire
benaming)
61. Plotseling opko
mende gedachte.
63. Eerstvolgende.
65. Slot.
66. Belangrijke ge
meentelijke instel
ing (afk.)
68. Groente.
69. Uit suikerriet ge
stookte drank.
71. Afkorting op dok
ters-recepten van
de aanduiding „van
ieder evenveel".
72. Motorschip.
73. Muzieknoot.
74. En anderen.
Alvorens ik ga eindigen collega, zou ik je het
volgende willen verzoeken. Wij in Nieuwediep
(èn in het buitenveld, zuidelijk van Nieuwediep
zouden in een van je volgende brieven gaarne
iets vernemen over „Amsterdam in oorlogs
dagen", je meening over de uitzending van
Heldersche jongens en meisjes naar Wijdenes,
over het feit, dat er twee nieuwe eet- en drink-
gelegenheden in Den Helder zijn verschenen en
wat je er van zegt, dat het landelijke dorp Den
Burg op Texel, jou welbekend, geheel ver
bouwd en „verlegd" zal worden.
Hooren we daarvan in je eerstkomend ge
schriftJat
Wij wachten in groote spanning.
Jan, nogmaals, een voortreffelijk „oud
nieuw" en de vyf van je zeer toegenegen,
Cornelius.
Tentoonstelling van modellen van
Nederl. binnenvaartschepen.
In het maritiem museum Prins Hendrik aan
de Willemskade te Rotterdam wordt een ten
toonstelling gehouden van modellen van Ne
derlandsche binnenvaartschepen. Het is niet
de eerste tentoonstelling op scheepvaartkun
dig gebied in dit museum; verleden jaar heb
ben we er ook al een tentoonstelling betref
fende de clipperschepen gehad. Trouwens,
over het algemeen worden er in het maritiem
museum de laatste jaren regelmatig tentoon
stellingen van opvoedkundige strekking ge
houden. En met succes. Dat blijk wel uit het
feit, dat ze gemiddeld 2000 a 2500 bezoekers
getrokken hebben.
De ervaring heeft geleerd, dat vooral de
tentoonstellingen van scheepsmodellen de be
langstelling gaande weten te maken van ken
ners en liefhebbers. Dit is dan ook de aan
leiding geweest tot het inrichten van een ex
positie over de binnenscheepvaart. Het mu
seum heeft daartoe kunnen putten uit het
eigen bezit van modellen, maar het heeft daar-
naasth ook nog eenige waardevolle modellen
in bruikleen gekregen van particuliere verza
melaars en van inrichtingen als de Technische
Hoogeschool te Delft.
Met kennis van zaken en met gevoel voor
ruimte zijn aldus opgesteld 61 modellen en
half-modellen, 15 bouwteekeningen, 61 schil
derijen en andere afbeeldingen, en 44 voorwer
pen op de binnenschepen betrekking hebbende,
zooals boegbeelden, hakkeborden en scheeps-
ornamenten. Wat de afbeeldingen betreft,
heeft het museum de beschikking gekregen
over een fraaie collectie uit het museum Boy
mans.
Voor het grootste gedeelte hebben de mo
dellen betrekking op de binnenschepen van
de vorige eeuw, maar er zijn ook modellen van
exemplaren, die in de 17de en de 18de eeuw
onze binnenwateren hebben bevaren. De sche
pen van onzen tijd zijn niet vertegenwoordigd.
Hetgeen niet wegneemt, dat er toch een
groote verscheidenheid van scheepsvormen te
bewonderen valt, kleurig en fleurig in hun
verf en in hun tuigage. Van alles is er: van
het trotsche Statenjacht tot de eenvoudige,
maar stabiele boeiers, pramen, koffen, tjalken,
of hoe de schepen verder heeten mogen.
Het zijn stukken, waarvan de diecteur van
het museum, dr. S. Hofstra, getuigde, dat ze
door hun zeldzaamheid en onvervangbaarheid
een groote cultureele waarde bezitten. Mede
met het oog daarop mag verwacht worden,
dat de tentoonstelling zich zal kunnen ver
heugen in de belangstelling van allen, die
liefde hebben voor het water en voor al, dat
daarop vaart of gevaren heeft.