aanbranden van melk
SLAPEND.... DEN
Marsepein uit aardappelen
Het raadsel van
den winterslaap
Een keurig
wandslairscos'uum
«oor den winter
Zaterdag 4 Januari 1941
Vierde blad
slaaprecord, zoowel wat de lengte d«
vastheid betreft, houdt, wijken ook in ge
vangenschap niet van hun gewoonte af, in
tegenstelling met de reptielen. Vele dieren
overwinteren, omdat hun buit het ook doet.
De vleermuis trekt zich in den winter te
rug, wanneer de insecten, met welke zij
zich voedt, verdwenen zijn of zelf slapen.
Zoodra het weer maar even iets milder
wordt in den winter der Noordelijke streken,
ontwaakt de mannetjesbeer in zijn hol;
wanneer de koude dan echter enkele dagen
later weer intreedt, vervolgt hij weer zijn
winterslaap. De gewone wijfjesberen, die
ook vaak gedurende haar winterslaap jon
gen werpt, slapen met meer onderbrekin
gen, daar zij ook voor hun jongen moeten
zorgen. Van den hamster weten wij, dat hij
zich in zijn hol terugtrekt, zoodra de gure
herfst in het land komt. Op zachter winter
dagen ontwaakt ook hij, waagt een blik in
de vrije natuur, doch keert spoedig weer
terug in zijn warme winterresidentie en
slaapt, tot de voorjaarszon den grond weer
verwarmt. Dan komt hij zeer vermagerd uit
zijn schuilplaats te voorschijn en zoekt een
levensgezellin.
De knaagdieren, welke een winterslaap
houden, brengen den winter slapend door
naast hun verzameld voedsel, zooals boven
reeds werd opgemerkt. Onder hen neemt
de zoogenaamde zevenslaper een bijzondere
plaats in. Men heeft dit beestje nl. zoo ge
noemd, omdat het een „slaapje" houdt van
zeven maanden lang, slechts onderbroken
om af en toe wat voedsel uit zijn voorraad-
schuurtje tot zich te nemen.
Men ziet dus, dat haast alle „wintersla
pers" hun slaap verschillende malen onder
breken en niet den geheelen winter door
slapen, zooals vele menschcn denken.
W.
Hoe kan het
een conclusie, getrokken uit zijn eigen on
derzoekingen, maar die welke alle dieren
psychologen voor hem ook gedaan hebben.
Niet de kunstjes, die het dier op een too-
neel doet of onder toezicht van een handi-
een oppasser zijn hier de bewijzen, maar
de uitingen van nadenken en verstand bij
geraffineerd samengestelde „moeilijkhe
den" waarop de dieren niet voorbereid wa
ren. Zoo heeft ïhen bespied hoe een chim-
pansé zich gedraagt, wanneer men zijn lie
velingsvrucht. de banaan, te hoog hangt.
De chimpansé sleepte een kist er onder,
stapelde er toen een tweede op en kon nu
eindelijk zijn eten pakken.' Van den hon
ger via een smakelijk, den eetlust, prikke
lend hapje naar het verstand is de kortste
weg.
„DE DUIVEL SCHIEP DE PREISEL
BEEREN."
Wie kent ze niet de roode bessen, die
steeds meer als compóte opgediend worden,
de Preiselbeeren? Ze komen zeer veel voor
in de groote Duitsche bosschen, waar zij
groeien aan heesters, die men tot de soort
der erica's of heidegewassen rekent. Deze
vruchten groeien aan lage struikjes, waar
van de bladeren ook 's winters groen blij
ven.
Op een kalkarmen bodem gedijen zij het
best. De frissche roode kleur der rijpe bes
sen op het groene bladeren-tapijt werkten
reeds in de vroegste tijden levendig in op
de volks-fantasie. Rood is de kleur van het
bloed en van het vuur en volgens een
Zuid-Beijersche volkslegende schiep de dui
vel deze roode bessen. Men beweerde in
oude tijden, dat ieder, die Preiselbeeren at,
in de handen des duivels zou vallen. De
goede goden zorgden er evenwel voor, dat
iedere bes een klein kruisje kreeg aldus
het oude bijgeloof hetgeen duidde op het
kruisachtige overblijfsel van het kelkje,
waardoor de vruchten zonder gevaar gege
ten konden worden. Sagen moeten echter
meer op symbolische wijze opgevat worden,
zoo ook deze overlevering. De mensch heeft
veelal behoefte aan verschillende dingen in
verband met het eeuwige te beschouwen.
Het goede en kwade wereldgebeuren: God
en de duivel zijn in het onzichtbare steeds
aanwezig en ten slotte moet het goddelijke
zegevieren.
Het uiterlijk aanzien der roodgekleurde
bessen de kleur van het bloed maak
te, dat de Preiselbeeren ln de oudste tijden
tot de geneeskrachtige toovermiddelen ge
rekend werden.
Men geloofde tevens, dat bepaalde ziek
ten met een middel bestreden konden wor
den, dat dezelfde kleur had, b.v. geelzucht
werd genezen met gele bloemen. De roode
Preiselbeeren wendde men aan bij opge
ven van bloed en bij besmettelijke ziekten.
In latere jaren heeft de ervaring geleerd,
dat citroenzuurhoudende vruchten buiten
gewoon gezond zijn en dat China looizuren
en Arbutin bevattende bladeren in ge-
droogden toestand als thee getrokken
bloedreinigend werkten en gedronken kun
nen worden tegen rheumatiek en jicht.
In menig geval heeft de volkswijsheid
omtrent geneeskrachtige kruiden aanwij
zingen gegeven aan de wetenschap.
Ook in het liefdesorakel zijn de roode
bessen betrokken rood bloed hart en
vele verhalen heeft men er in dit verband
om gevlochten. In de bergen van Zuid-
Beyeren hangt de jongeman een tak van
de maagdepalm, d.i. de naam van den hees
ter, waaraan de Preiselbeeren groeien
aan het venster van de geliefde zijns har
ten.
Takjes van deze heesters, van jenever
bessen en wilgenkatjes worden evenals
dennengroen in de Noordelijke landen niet
alleen uit een decoratief oogpunt gekozen,
doch tevens om bij feestelijke gelegenheden
de echte palmen te vervangen.
In Thüringen strooit men op Palmzon
dag takjes Maagdepalm of z.g. „Preiselbee-
renkraut, terwijl men aan de huisdeuren
kransen van heesters ophangt.
En toch heerlijk.
Een speciaal recept", speciaal omdat het
slechts die benoodigdheden vraagt, welke in
elke keuken nog wel voorradig of niet te
duur te koop zijn. Marsepain uitaard
appelen. Lang goedhouden kan men het
niet. men moet 't denzelfden dag of uiter
lijk den volgenden dag opeten. Noodig
heeft men: goede melige aardappelen, wat
suiker en wat amandelen. Verder doorge
sneden noten, rozijnen, wat chocolaschrap
sel of cacao. Men kookt de aardappelen in
rijkelijk water en laat ze goed gaar worden,
zoodat de damp door herhaald schudden
geheel is opgetrokken. Dan stampt men ze
en roert ze tot een weeke, witte massa, die
men daarna weegt- Voor een kilo aardap
pelen neemt men een half pond suiker, of
een daarmede gelijkstaand zoetmiddel.
Aardappelen en suiker kneedt men nadat
men er wat amandelessence, een paar drup
pels maar, doorheen geroerd heeft. Daarna
rollen in dikke stangen. De stangen in
kleine stukjes snijden. Uit deze stukken rolt
men balletjes of figuurtjes die men door de
cacao haalt en ze ten slotte met nootjes, ro
zijntjes en amandelen kan decoreeren.
worden voorkomen
bereikt heeft van circa 65 gr. C.
Hierdoor krijgt de ingesloten lucht gele
genheid op te stijgen en ontstaat tevens de
gewenschte strooming.
Wanneer de melk nu opkookt, kan zij di
rect afgezet worden, waarna zij zoo snel
mogelijk afgekoeld moet worden door ze
b.v. in een bak met koud .water te plaatsen,
terwijl men nog even blijft naroeren.
Het is voorts niet aan te bevelen om de
melk verschillende keeren achtereen in de
zelfde melkkoker op te koken, waardoor, het
buitengewoon 'moeilijk wordt om de pan
zonder schuren goed schoon te maken.
Ook is het nuttig om de melk direct na
ontvangst te koken, daar anders de zuur
graad oploopt en hierdoor ook weer een
factor tot bevordering van aanbranden ont
staat
Wanneer melk op deze wdize wordt, ge
kookt, kan men het aanbranden voorkomen.
Dit werkelijk prachtige gewaad alnlt nanw aan. Het kasakvormige bovendeel dat met
gouden bladranken versierd is doet het op het overigens betrekkelijk eenvoudige cos-
tnnm uitmuntend.
Zoo al en toe krijgen we er al
een klein voorproefje van, dan
zakt het kwik ln de thermome
ter en het water stolt tot ijs. Is
het dan eens erg guur, is de wa
terleiding bevroren of gespron
gen, dan Ja, dan zouden wij
allen wenschen eens een win-
terslaapje te kunnen doen, zoo
als zoo vele dieren.
De winterslaap is nog steeds een der on
verklaarbare natuurverschijnselen. Millioe-
nen zoogdieren, insecten en reptielen slui
meren den heélen winter door (met slechts
zeer korte onderbrekingen), terwijl de orga
nen in het geheel niet, of zoo uiterst zwak
functionneeren, dat hun werking nauwelijks
ia waar te nemen.
Instinctief beginnen de „winterslapers"
reeds vóór den aanvang van den herfst met
hun voorbereidingen voor dezen langen
slaap. De beren bijvoorbeeld zorgen, dat zij
een rijkelijke voorraad vet hebben, waarop
zij gedurende den winter teren. Een ma
gere beer in den herfst is zeer gevaarlijk.
Door het gevoel, dat hij niet voldoende
voorzorgsmaatregelen heeft genomen om in
«en dringende behoefte te kunnen voorzien,
wordt hij geprikkeld en is meestal erg wild.
Tijdens den winterslaap kan de lichaams
temperatuur dalen tot op de helft van de
normale. De hartslag wordt langzamer en
alle functies der maag en verteringsorga
nen houden geheel op. De ademhaling is zoo
uiterst zwak, dat men haar nauwelijks kan
waarnemen; bij enkele slapers schijnt zij
zelfs volkomen op te houden. Een overwin
terende vleermuis werd een uur lang in
«en emmer onder water gehouden en toen
men het beest er weer uit nam, sliep het
nog steeds en was" volkomen normaal. Een
egel overleefde een dergelijk proces, dat 22
minuten duurde. Doch vleermuizen, kik
kers en andere koudbloedige dieren houden
eigenlijk geen winterslaap. Daar deze die
ren n.1. geen eigen innerlijke lichaams
warmte hebben, past hun lichaamswarmte
zich aan bij de temperatuur van de natuur.
En daar er bij zoo'n lange vriestemperatuur
vrijwel geen beweging mogelijk is. treedt
een soort verstarring in, welke echter niet
veel met slaap te maken heeft. Wanneer
men dj omgeving van het verstarde lichaam
verwarmt, wijkt de verstarring en „ont
waakt" het dier weer.
Een overwinterende zevenslapen, welke
zich tot een bal oprolt, kan over den grond
worden gesleept of gerold, zonder dat hij
ontwaakt of er nadeelige gevolgen van on
dervindt. Er vindt een geheimzinnige ver
andering plaats in de krachten en onder
linge verbindingen der verschillende orga
nen tijdens den winterslaap.'Men verwijder
de de hersenen en het raggemerg van een
marmotje in winterslaap geheel en al, en
het hart van het diertje bleef nog tien uren
door slaan.
De winterslaap is een der' experimenten
der natuur, die haar schepselen hulp en be
scherming wil bieden tegen den strengen
winter. De vogels leggen hun tunnelbouw-
werken onder de „vrieslinie" aan; de eek
hoorntjes hebben geleerd, er volle voorraad
schuren op na te houden voor den winter.
Bijen hebben 'evenmin een winterslaap noo
dig; zij hebben honing <wn' van té leven
en handhaven hun temperatuur en die van
den bijenkorf door de bewegingen van hun
vleugels, welke sterker worden, wanneer
het weer kouder wordt.. De mieren trekken
zich terug in hun heuvels onder de aarde
en zetten daar gedurende den winter hun
werkzaamheden voort.
Van de ware winterslapers hebben de be
ren het meeste uithoudingsvermogen; wasch-
beren, skunks en dassen verslapen den
slechtsten tijd van den winter. Verder zijn
er nog knaagdieren, die hun slaapperiode af
en toe onderbreken om voedsel (bijvoorbeeld
van te voren verzamelde wortelen, zaden en
bessen) tot zich te nemen. Ook beren en
dassen onderbreken hun winterslaap voor
periodieke maaltijden.
Vaak zijn er verschillen tusschen de win-
terslaapjes van leden van eenzelfde soort;
de zwarte beer overwintert alleen in de
Noordelijke streken en niet in het Zuiden.
Steeds trekt de berin zich het eerst terug.
Bij de ijsberen in de Poolstreken schijnt
slechts het wijfje te overwinteren. Tijdens
deze winterslaap worden haar jongen ge
boren; wanneer de berin in haar hol ont
waakt, zijn de jongen reeds twee maanden
oud. Als verblijf tijdens hun winterslaap
zoeken beren boom- en aardholen of hout-
stapels. Slangen overwinteren gedeeltelijk
in holle boomstammen.
De reptielen schijnen tijdens hun slaap
geheel levenloos te zijn. Zij hebben de af
gestomptheid van opiumschuivers; zij bij
ten wild, doch blind om zich heen, wat een
voordeel is voor degene, die hen stoort,
want zij hebben nog veel vergif in zich.
Padden en kikvorschen overwinteren re
gelmatig, zij rusten behagelijk, ingegraven in
de modder onder hun lievelingsvijver. De
hazelmuis en de egel, welke laatste het
Waarom brandt die melk nu zoo gauw
aan? Hoe kan ik dit voorkomen?
Dit zijn vragen die menige huisvrouw de
laatste weken heeft gesteld.
Het is bekend, dat vooral in den winter
de melk bij het koken gemakkelijk kan aan
branden, omdat vooral in de eerste helft van
den winter, alleen melk voorhanden is van
z.g. oud-melksche koeien. Dit wordt boven-
idien nog bevorderd door de lage tempera
tuur, waaraan melk bij vriezend weer bij
het uitventen bloot staat.
Door de beweging welke de melk heeft
tijdens het vervoer, komt er vanzelf veel
lucht in de melk, welke door de groote taai
vloeibaarheid ingesloten blijft.
Wanneer men nu deze melk gaat verwar
men, zal die ingesloten lucht slechts moei
lijk kunnen ontwijken, met het gevolg, dat
zich in de melk aan den bodem der pan
melkschuimblaasjes vormen, doordat de
lucht, slechts langzaam kan opstijgen. Het
gevolg hiervan is, dat de melk van deze
luchtblaasjes, welke vooral eiwit en melk
suiker bevatten, door oververhitting moet
aanbranden.
Aan den bodem der pan ontstaan hierdoor
overal aangezette puntjes, welke blijven
branden en tevens een ruw oppervlak aan
den bodem veroorzaken.
De noodige strooming in de verwarmde
melk wordt belemmerd, waardoor het aan-
brandingsproces weer wordt vergroot.
Bij volle melk is dit euvel niet zoo sterk
als bij magere melk. Bij volle melk immers
treden de vetbolletjes nog min of meer als
schuimbrekers op.
Hoe dit te voorkomen?
Ter voorkoming van bovengenoemde moei
lijkheden is het noodig, dat men een melk
koker .gebruikt met een niet te dunne bo
dem en met een zoo glad mogelijk opper
vlak.
Het schoonmaken dient met soda te ge
schieden en niet met schuren, daar de bo
dem anders ruw gemaakt zou worden.
Voordat men de melk gaat koken is het
noodig, dat de pan eerst flink onder de
kraan wordt gehouden, waardoor de melk
niet direct met de bodem der pan in aan
raking komt. Om nu de snelle schuimvor-
ming te voorkomen is het noodig om de
pan op een klein vlammetje te zetten, ter
wijl men met ophalende bewegingen de
melk blijft roeren tot ze een temperatuur
Wij komen weer eens
net een nieuw model
letje van Persianer. Dit-
naal zijn het een paar
lardige zakken, die ge-
ijktijdig het geheele
ovengedeelte "n warm-
.ezellig aanzien geven.
Iet jasje heeft de mo
derne lengte en ie zeer
envoudig, ln strenge
•nit selfs, gehouden. De
ifwerking zooals onze
oto die doet zien, maakt-
ichter dat het geheel
*en vroolijk pakje Is ge-
vorden.
WELK DIER IS HET VERSTANDIGST?
1 Chimpansé; 2. Orang Oetang; S Oli
fant; 4. Gorilla; 5 Hond; 6 Bever; 7 Paard;
8 Zeeleeuw; 9 Beer; 10 Kat. Het zal hierbij
opvallen, dat na de wilde dieren van onze
huisdieren de hond pas op de vijfde plaats
komt, terwijl de kat als hekkensluiter fun
geert.
De intelligentie ontwikkelt zich niet in
de gevangenschap van circus of dierentuin
Integendeel: het natuurlijk verstand kan
verdrongen worden door die uitingen, die
voor het dier in zijn omgang met den
mensch nuttiger zijn. Aan deze natuurlijke
intelligentie zijn grenzen. Men heeft een
hahv en een kleine chimpansé tezamen
opgevoed. Het eerst was de aap in het voor
deel; maar na een jaar werd* het kind
superieur, wat hoofdzakelijk door het spre
ken kwam. terwijl de chimpansée. wat
handielheid en nadenken aangaat, de
meerdere bleef.
Het dier is buitengewoon soepel; typi
sche eigenschappon verdwijnen, nieuwe
ontwikkelen zich. Denken en onthouden, de
mogelijkheid om te leeren en na te boot
sen. dit zijn alle verschijnselen, die wijzen
op intelligentie en verstand, behalve het
zoo veel genoemde instinct.
Op welke wij-ze onderzocht dr. Raid Blair
nu het verstand bij deze dieren? Wanneer
dr. B'.air den Chimpansé het verstandigste
van de dieren noemt, dan is het niet alleen