McuUnieuwJ
Hebt U
oorlogsschade?
Veilig isolement
Slaapplaatsen
voor stadgenooten
Wereld in wit en
zwart
Het IJmuidensche
visscherijbedrijf
in 1940
KjüJk en Tjendiru}
ïUeuuM uk lUk
Dinsdag 7 Januari 1941
Tweede Blad
De verbinding met de
overzijde
Burgerlijke Stand van Den Helder
Afdeeling detaillisten distributie-
bureau sluit om 4 uur!
Inbraak
De boer en zijn land
Uit bet polkic-rapport
Opgeven vóór 20 Januari
Nadien geen vergoeding meer.
Hieronder plaatsen we een bericht, dat we
reeds eerder opnamen; doch waaraan door
velen geen voldoende aandacht werd besteed.
Het is echter van het grootste belang voor
alle stadgenooten, die oorlogsschade hebben.
De secretaris-generaal van het departe
ment van financiën maakt bekend, dat alle
oorlogsgeweldschade geleden voor 4 De
cember J.I. op 20 Januari a.s. bij een be
voegde schade-enquête-commissie moet
zijn aangemeld. Na dezen datum bestaat
er dus geen gelegenheid meer deze schade
aan te geven, tenzij de aangever aanne
melijk kan maken niet hiertoe in staat te
zijn geweest.
Alle schade geleden na 4 December moet
Uiterlijk op den 45sten dag na de toebrenging
van de schade bij een bevoegde schade-enquête
commissie zijn aangemeld. Latere aangiften
zullen slechts bij hooge uitzondering in behan
deling worden genomen.
Met nadruk wordt er hier nog eens op ge
wezen, dat aangifte bij een bevoegde schade-
enquête-commissie vereischt is om voor een
tegemoetkoming in aanmerking te komen. Den
belanghebbenden wordt dus in hun eigen be
lang den raad gegeven bovenvermelde termij
nen niet te overschrijden.
Wie zijn schade dus verzuimde op te
geven, doe dit nog deze week by de com
missie voor den wederopbouw, zittende
ten Raadhuize, alhier, of by de schade-
enquête-commissie, Koningsplein 5.
De snelste behandeling van >ijn zaak
krijgt men via het Raadhuis.
Het wordt een wat eentonig lied, het
vragen om slaapplaatsen voor stadgenoo
ten, maar hij, die maar eenigszins op de
hoogte is met de omstandigheden waar
onder tal van Heldersche gezinnen moeten
leven, zullen begrijpen, dat telkens op
nieuw een beroep moet worden gedaan op
de bevolking van de omgeving van Den
Helder. Slaapplaatsen, pensions, kamers,
met gebruik van keuken zijn nog drin
gend noodig voor velen, die daar dagelijks
naar loopen te zoeken.
Men begrijpt, dat het voor velen èn finan
cieel èn om andere redenen bezwaarlijk is om
verder dan Schagen van Den Helder te zitten.
We doen dus vooral een ernstig beroep op
de bewoners tusschen Schagen en Den Helder
om ruimte te maken voor Heldersche vluchte
lingen. Denk daarbij aan uw eigen rust en
weet deze zóó te waardeeren, dat ge het offer
van wat minder vrijheid daarvoor graag wilt
brengen.
Het blijft te betreuren, dat de woningen van
de gegoede middenstanders over het algemeen
hermetisch gesloten blijven. Men voelt zich
daar nog zoo safe achter eigen muren, men
heeft nog zoo weinig begrepen van den nieu
wen geest, laat ons liever zeggen van den
ouden geest, dat de maatschappij alleen
vruchtbaar opgebouwd kan worden als we
naast elkaar staan en trachten elkanders las
ten te helpen verlichten. Men blijft in zijn ge
noeglijk isolement. Het is te betreuren en het
is niet te hopen, dat al die Schagenaren en
Polderbewoners, die nu hun deur angstvallig
dicht houden, ook nog eens zullen ondervinden,
wat het beteekent van huis en haard verdre
ven te worden.
Wy noteeren gaarne adressen van hen,
die we begTypen, dat de nood van den tyd
hulp vraagt. Hulp voor uw landgenooten,
die wel begrijpen, dat de nood van den tijd
gedupeerd werden.
Nog steeds... éénmaal per dag.
De verbinding met Texel blijft lijden onder
de vorst. Het is nog niet mogelijk meer dan
éénmaal per dag heen en terug te varen.
Vandaag werd om 11 uur van Texel en om
1 uur van Den Helder vertrokken. Men houdt
by deze vertrekuren rekening met het tij.
Morgen zal het vertrek in beide richtingen
dus waarschijnlijk een half uur later zijn.'
Hieronder volgen nog eenige adressen voor
slaapplaatsen:
Anna Paulowna: Slaapgelegenheid voor echt
paar. Ledikant met toebeh. medenemen.
Molenvaart 121
Breezand: Plaats voor kostgangers, in bezit
van eigen bed. M. Kraak, Meerweg 20.
van 6 Januari 1940.
OVERLEDEN: J. Karemaker (m) 66 jaar.
De nacht was duister en de morgen was
duister. Zq gingen in elkander over en tus
schen hen was er geen verschil.
Langer dan ooit duurde het, aleer de dage
raad zich aankondigde: toen het eerste gore
licht op de Oostelijke daken gedropen kwam,
toen de eerste gutsen licht neersijpelden langs
de gevels van de huizen.
Een dag werd, moeizaam, treurig en traag
tot nieuw leven gebracht.
Dien morgen bleef het triest en de halve
schemer deed de menschen weifelen of dit de
morgen was, dan wel de avondschemering. Zoo
rijden zich de uren aan elkaar. Zelden beleefde
men een droeviger, treuriger Maandagmorgen.
Over de straten lag wat opgewaaide jacht-
sneéuw van den nacht.
De Zuidoosten wind voer over de roode en
blauw-grrjze daken en wervelde sneeuw mee.
De lucht was grijs als van pasgesmolten
lood.
Zou het gaan sneeuwen
Het ging sneeuwen!
In fijne korrels joeg het witte eskader over
Niquwediep.
De sneeuw, die rikketikte op de ruiten en de
wandelaars in het gezicht sloeg. De sneeuw,
die de straten eer^ maakte tot grauw-grijze
banen, waarin iedere voetstap zich duidelijk
afteekende. Daarna werden de straten wit. Zóó
wit, dat optimistische jongens al met hun prik-
sleetjes kwamen aanhollen.
Het vroor vqf graden en soms zes.
In dikke mantels en lange jassen spoedde
men zich voort.
Iedereen had haast. De een om thuis te zijn,
de ander om zoo spoedig mogelyk zoo ver
mogelijk van zijn huis af te zijn en naar z'n
evacuatie-oord te trekken.
In de parken stonden de boomen, en om de
boomen heen dwarrelden de millioenen sneeuw-
korrels neer. Als men er in keek, zag men deze
wondere dans der millioenen levende korrels
tegen een fond van licht-grijs. Dat was een ge
dans, en gespring, en gehuppel van die korrels
van jewelste. De vogels zaten er naar te kijken.
Een merel hipte midden in de sneeuw van een
grasbed en zakte er tot z'n snavel in weg. Dat
was een dwaas gezicht. Een bonte kraai, drie
takken verderop, zich verscholen houdend in
het geraamte van een heester, begon te kras
sen en dat moest bepaald een onbedaariyke
lachbui beteekenen.
Dat was de eenige vreugde van dezen mor
gen, zoo grauw, zoo triest, zoo' eenzaam, als
een Maandagmorgen maar in een half-bewoon-
de stad kan zijn.
Het bleef sneeuwen. De dikke, zware, plui
zige vlokken bleven weliswaar weg, maar de
korrels hoopten zich op en zoo werd de witte
wereld geboren en kreeg ieder huis een witte
muts en iedere straat een witte sprei.
Des middags was het feest op het kanaal.
Iedereen die vrij was, en schaatsen kon,
was daar present. Een paar honderd Nieuwe-
diepers waren bezig op de gladde baan hun
kunsten te vertoonen en het was een vroolijk
en opbeurend schouwspel te zien dat de volks
vreugde en het ware jolijt van sportieve jonge
menschen ook nog bestaat op sombere Maan
dagen, die dreigen te versneeuwen.
Daar waren kunstenaars op het ijs. Daar
waren jonge beenen, omhuld met wollen ski
sokken. Hard-blauwe en knalroode sokjes, af
lijnend slanke beenen, die strak voortbewogen
werden op glinsterende ijzers, die zacht schu
rend of schril-knersend de baan over zwierden.
De Zuidooster zelf had plezier in dien dans der
jonge voeten. Hij blies door de stegen van den
Kanaaiweg en peuterde de haren weg van on
der bonte ijsmutsen. Hij sloeg kwaadaardig in
de opbollende sportjurken van de meisjes en in
de plusfours van de jongens. En soms greep
hij, toppunt van dolle overmoed, in een basken-
pet en nam die mee, tientallen meters ver.
Daar waren de ernstige rijders. Dat zijn zij,
die heel de baan noodig hebben en, eerlijk ge
zegd, er nog een baan bij behoefden. Die zwier
den als meeuwen van links naar rechts en dan
even meeuwen-sierlijk weer van rechts naar
links. Zij keken verstoord als er zoo'n kleine
rood geski-sokte jongedame met een vaart
langs hen heen dook, om dan met gilletjes van
vreugdige angst plotseling weer terzijde te
schieten. Op die manier de meetkunstige
figuurmakerg van den schoonrqder in schrome
lijk discrediet brengend.
Daar waren de jongedames, die op de ijzers
even vast staan als op de pyramiden van de
moderne hooge hakken. Die draaien en wente
len op de speciaal kromgeslepen yzers en als
verschoningen, niet passend in deze prozaische
dreven, wegvlinderen.
De coquetterie viert op deze gestolde wateren
tusschen Postbrug en het plein onzer Zeehelden
hoogty. Wat te zeggen van die bonte rokken en
roode mutsen! Van die hupsche^hoofddoeken en
kleurrijke winterkousen. En wat te zeggen van
die truien, rood, en wit, en blauw door elkaar,
zoodat het geheel een bonte volière wordt met
exotische vogels uit een ver land.
Zoo zweeft en zwiert, zoo krast en krabbelt
men op het Heldersche kanaal, als daar ys
ligt.
Zoo verging deze middag: de schoorsteenen
op de daken kregen een petje van sneeuw, de
boomen werden witte stukken dik gaas, die
zich spanden tegen den grijzen hemel, en de
wegen werden bedekt met een laag witte poe
der, waarin de wind vrq spel had. Hoog joeg die
wind de witte korrels voortliet het krin
gelen en cirkelen op de hoeken en drong het
samen in de hoeken van de stegen, waar het
zachte heuveltjes vormde.
Tegen den avond liep de stad leeg.
Een enkel soldaat, een enkele burger bleef.
Het werd eenzaam in de straten, op het Ka
naal en in de binnenstad.
Uit den grauwen hemel dansten nog steeds
de uiterst fijne korrels neer.
Net zoo lang, totdat de duisternis opnieuw
bezit nam van deze stad en men de sneeuw nog
alleen maar voelde.
En het was opnieuw nacht.
Voor vele, vele Uren!
Op verzoek vestigen wij er nogmaals de
aandacht op, dat van gisteren af de af
deeling detaillisten van het Distributie-
bureau des middags om 4 uur gesloten
wordt.
De betrokken winkeliers en hotelhou
ders worden verzocht de bonnen en diverse
andere distributiebescheiden voortaan zoo
veel mogelijk in de morgenuren in te le
veren.
Zooals bekend zijn de uren van 912.30
en van 1.30 uur tot 4.00 uur.
Nog steeds komt het voor, dat ongure ele
menten hun slag slaan in de woningen van
diegenen, die momenteel elders vertoeven. Wij
herhalen onzen wensch, dat het de politie ge
lukken moge op deze heeren de hand te leg
gen, opdat zij hun straf niet ontloopen. Eer
gisteren kwam een bewoner van de Hoofd
gracht, tijdelijk vertoevend in Julianadorp,
thuis en ontdekte dat er bezoek geweest was.
Dit „bezoek" had zich ontfermd over een paar
hooge bruine rijlaarzen. Een onderzoek wordt
ingesteld.
NOG EENS INGEBROKEN.
Ook Huisduinen is niet veilig voor de garde,
die in de duisternis opereert en zich gaarne
ontfermt over huishoudelijke voorwerpen. Een
Huseduniaan vermist, nadat hij eenigen tijd
afwezig geweest is, thans een sortement
lepels en vorken. Wie weet daar meer van...?
LICHT IN DE KEIZERSTRAAT.
Een Keizerstraat-bewoner liet onachtzaam,
na het verlaten van zijn woning, het licht
branden.
Dit constateerde, toen het dJnker werd, een
poitie-agent, die, toen het niet mogelijk bleek
iemand binnenshuis te pakketi te krijgen, niet
aarzelde den normalen weg in die gevallen te
betreden. En wel: deur forceeren, licht uit
draaien en het adres noteeren. De bekeuring
volgt namelijk eerst later
ZEEVISCH DOOR ZOETWATERVISCH
VERDRONGEN.
Omzet gedaald van 6.S56.000 tot
2.900.000.
(Van onzen correspondent)
Het jaar 1940 zal in de analen van het Vis
scherijbedrijf te IJmuiden een bijzondere
plaats blijven innemen.
Geen enkele treiler is sinds medio Mei aan
den Rijksvischafslag te IJmuiden verschenen.
Zooals bekend is de geheele visschersvloot,
welke zich toen op de visscherijgronden be
vonden, naar het Westen gedirigeerd.
In zeer bescheiden mate werd in de daarop
volgende .maanden visch aangevoerd uit
Denemarken, Noorwegen en Zweden, alsook
van onze eigen Hollandsche rivieren en bin
nenwateren.
Velen hebben in het afgeloopen jaar, voor
het eerst kennis gemaakt met onze eigen bin-
nenvisch als b.v. snoekbaars, blei, baars,
spiering, —bot, voorns, etc.
Naarmate het vleesch schaarscher werd,
steeg de vraag naar visch, welk artikel nog
steeds vrij is van bonnen.
Door de belangrijke consignatie-zendingen
uit Denemarken en Zweden gedurende het
tweede en derde kwartaal, kon onze binnen-
landsche markt ten deele aan de groote vraag
voldoen, hoewel de prijzen geleidelijk op
liepen.
Het was voor den vischhandel dan ook een
allesbehalve prettige verrassing, tóen ook deze
Scandinavische consignatie-zendingen in het
laatste kwartaal tot een minimum zijn terug-
geloopen, als gevolg van bepaalde omstandig
heden.
De handel wierp zich toen op de be
trekkelijk geringe hoeveelheden zoet-
watervisch, welke uiteraard tegen hooge
prijzen van de hand gingen. Snoekbaars,
een smakelijke zoetwatervisch, bracht bij
zijn glorieus entree in September 1939 ge
middeld 20-30 ct. per kilo op, terwijl eind
December 1940 voor deze „zoetwaterschel-
visch" zelfs 1.50 tot 1.60 is betaald.
Ook vele andere zoetwaterbewoners konden
een belangrijke „waardevermeerdering" boe
ken, hetgeen op de markt wel duidelijk tot
uiting komt. Als men voor den oorlog sprak
van „bot te hebben gevangen", dan beteekende
dit, dat de visscherij niet veel om het lijf had.
Wanneer n u de eenvoudige binnenvisscher
zegt „ik heb bot gevangen", dan stapt hij
met trots naar den afslag, wetende dat de
handel hem daarvoor veel geld geeft.
Dit anders geheel genegeerde en veel ver
smade botje brengt bij normale aanvoer van
zeevisch 5-10 ct. per pond op, soms iets meer,
soms iets minder, al naar vraag en aanbod.
Maar dit botje heeft nog nimmer een tijd
meegemaakt, dat voor haar 90 ct. per pond is
neergelegd, hetgeen in de laatste maanden te
IJmuiden diverse malen is voorgekomen.
Hiermede heeft zij het prijspeil bereikt van
de edele zeevischsoorten als tong en tarbot in
normalen tijd.
Deze beide laatste vischsoorten worden nu
zeer sporadisch door een kustvisscher aange
voerd en gaan eveneens tegen ongekende
prijzen van de hand. De aanvoer van groote
tong bedroeg in 1939 135.524 kilo met een
opbrengst van 97.518. Een gemiddelde prijs
dus van 72 ct. per kilo. Thans zijn groote
tongen verkocht voor 5.50 per kilo, terwijl
de aanvoer zeer miniem was.
Deze enkele voorbeelden typeeren wel de
bijzonder moeilijke omstandigheden waarin het
visscherijbedrijf verkeert.
Dit komt ook in de omzetcijfers van het
Staatsvisschershavenbedrijf duidelijk tot uit
drukking. Deze bedroegen in het afgeloopen
jaar 2.920.000 tegen 6.356.000 in 1939.
Schetsen uit t Buitenvela
Vreemde avonden zijn dit, zoo lang, zoo
vele uren
Op het dorp vloeit overdag het leven voort.
Daar zijn geen botsingen, daar zijn geen sen
saties (of het moesten de prijzen van het vee
zijn). Daar is alleen het rustig voortgaan van
den eenen dag op den anderen dag, van de
eene week op de andere week.
En zoo rijen zich de weken tot maanden en
de maanden tot jaren.
En zoo worden de menschen op ons dorp
oud, ouder en stok-oud.
Zoo worden generaties geboren en zoo ver-
gaén generaties.
Net als de boomen langs de wegen, en als
de wolken aan den hemel.
Het is een eeuwig gaan en komen.
Ons dorp was eens een oase van rust in
een wereld van gloeiend staal, dat uit den
hemel daalde en scherf-spattend uit elkander
sloeg. De rust van den beginne is ons nu ver
trouwd geraakt. Wij hebben, in al de maanden,
die voorbij gegaan zijn, iets geleerd van de
rust van dit groene (ja, groen ook in den win
ter) land, met zijn kinderspeelgoed-huisjes en
z'n pieterige winkeltjes, met roode kleurstok-
ken voor de ruitjes.
Nu is het winter. De sneeuw ligt over de
landen en de wind jaagt de sneeuw op. De
horizon i? niet meer parelmoerig en blauw
als indigo, doch grijs. Onwerkelijk grijs en
zeer nabij.
Wij zijn met den boer meegeweest het land
op. De boer zei niet veel, en hij heeft feitelijk
nooit veel gezegd. Terwijl die boer juist zoo
veel te vertellen zou kunnen hebben van dat
gene wat hq zuiver voelt van zijn land en
zijn huis en zijn leven.
Op het land, dat wit lag tot aan den einder,
schopte hij wat rulle, opgestoven sneeuw weg.
Met onze handen zochten we de aarde en zie:
even boven de aarde uit pinkten de eerste,
ragfqne, sprietjes van het nieuwe graan.
Het nieuwe graan... het nieuwe brood: het
leven.
Ergens achter de grijze wolkenbanken
ronkte een vliegmachine. Vriend of vqand...
wij weten het niet. Weten alleen, dat uit dit
gevleugeld mechanisme direct dood en ver
derf kan komen. Dood en leven...
Het leven is het graan, dat hier opwaarts
dringt. Dat zich niet laat weerhouden door
zes graden vorst, door de sneeuw bovenop het
land en door de droeve tijden.
Het graan groeit, de korrels, nauwelyks
enkele maanden geleden gezaaid, hebben leven
geschoten en boren zich omhoog. Zij boren
de fijne punten door de hardbevroren lagen
klei en zoo komen zij aan de oppervlakte van
de aarde en zien het licht.
De boer vertelde er iets van. Och nee...
niet in bewogeq woorden. Hij vertelde ervan,
zoo simpel weg. Van de eeuwige groeikracht,
van den winter over zijn land en van het
leven dat daar giste, klopte en broeide onder
de schijnbaar doode materie van de bevroren
klei.
De greppels waren matglazen repen tus
schen het witte land. Maar onder dat matglas,
diep in de bruin-roode aarde zitten de dieren.
De kleine insecten en de vette kikkers. Die
leven ook, en beiden reeds nu, vol ongeduld,
de eerste streelingen van de voorjaarswinden,
die zullen komen. Ook al woedden er tien
oorlogen en ook al zou Nederland tienmaal
meer misere moeten doorstaan.
Zoo is dit land geworden tot de symboli
seering van den mensch en dat is het, wat de
boer ons heeft doen begrijpen. Hij heeft ons
geleerd, dat al wat leeft, al wat hoopt, al
wat naar voren wil komen om te leven, zal
leven en... zal blijven leven. Het graan onder
de aarde is de menschheid, hopend en pope
lend. De aarde daarover is de schaduw van
dezen tijd, die „oorlog" heet. En de groene
sprieten, die oprijzen, zij het uiterst teer en
simpel nog, zijn de beloften voor een betere
en schoonere toekomst, die wij en onze kin
deren tegemoet gaan.
Vreemde menschen, deze Westfriesche
boeren.
Zoo vreemd, omdat zij achter rimpels, en
een oude pijp en onder een glimmend-zijïge
pet veel levenswijsheid verbergen. En ook om
dat zij zwijgen, omdat zij niet de woorden
weten, om de ontzaglijke symbolen van God's
eigen natuur te vertalen.
De boerenplaats, staat midden op het land.
In de stallen staat het vee. Een kudde dik
huiden, met kwijlende bekken, rukkend aan
h. t gele hooi en de rozige bieten, die hun
avondmaal vormen.
Dampig staan de zware lijven, met de glan
zende huid er omheen. Ritselend bewegen de
nerveus zwaaiende staarten zich in het goudig-
gele stroo dat tusschen hun pooten oprijst.
Beeld van rust en tevredenheid.
De Zondagen op de plaats zijn goede dagen.
Dagen, waarop men tot zichzelf komt en
waarin men troost en moed put voor de
komende week, die weer zwaar zal zijn, waar
in we weer de misere van het eindeloos heen
en weer trekken zullen voelen, en waarin we
(weer ieder uur van den dag aan het trooste-
los lot van den evacué herinnerd zullen
worden.
Dagenlang z-'en wij den boer niet. Dagen
lang blijft hij onzichtbaar en dan zeggen wij
'tegen elkaar, dat hij zich voor ons "erscholen
houdt. Want wij voelen dat hij bang is, be
deesd, voor dien woordenstroom, die een
stadsmensch zoo rap over de lippen stroomt.
Soms zien wij zijn schaduw, en soms heele-
maal niets. £>oms even een flard van een
blauwen kiel in de stal, en, soms, in den
avond, een half-ingehouden groet.
Het is een bedrijvig leven, dit boerenleven.
Nooit tevóor hebben wij dit zoo zuiver ge
voeld dan thans. Nooit tevoren ook hebben
wij geweten, dat zoo'n gewone Westfriesche
boer zoo met zijn twee voeten in het werke-
üjke leven stond als nu.
Wij hebben geleerd eerbied te krijgen voor
deze eenvoudige kerels met de blauwe buizen
en de platte petten. Eerbied en bewondering
voor hun denkwijze. Voor hun kennis van het
leven, daar buiten op de velden. Nu nog zqn
deze akkers, zij het schijnbaar, doode vlakten,
waarover de kraaien vliegen en een schor
doodslied zingen. Maar straks, over drie
maanden, zal het voorjaar zijn ontzaglijk won
der voltooien en zal de boer aanwezig zijn
bij de grootsche geboorte van het jonge leven.
Het leven dat zich nu reeds, onder sneeuw
en gzel, verstolen heeft aangediend, in den
vorm van enkele schuchtere sprieten.
De boer heeft geglimlacht en weet wat
komen gaat.
Hq heeft geduld om de overwinning af te
wachten. Hq weet dat het leven onder de klei.
de sneeuw en de qzel komend is.
HET EENHEIDSSTREVEN
De kerkeraden der Nederlandsche Hervormd
gemeente, der Gereformeerde kerk, der Chris
telijke Gereformeerde kerk en van de Gere
formeerde kerk in hersteld verband te Amers
foort hebben een contactcommissie met perma
nent karakter gevormd. Besloten werd op
Oudejaarsdag geen afzonderlijke godsdienst
oefeningen te houden, doch des middags een
gemeenschappelijken dienst te houden in de
Groote of St. Joriskerk, welke op dien dag
heeft plaats gehad.
OPEN KERK IN DUITSCHLAND.
Steeds meer kerkgebouwen van de Duitsche
Evangelische kerk blijven ook op de week
dagen geopend, om den gemeenteleden de ge
legenheid te geven, eenige oogenblikken in
stille afzondering te vertoeven. Daarmede
wordt, naar de persdienst van het Kirchliche
Aussenamt opmerkt, een oud gebruik, dat in
een tijd der Aufklarung werd afgeschaft, weer
in eere hersteld. Er komen moeders en jonge
vrouwen, wier zonen en mannen in militairen
dienst zijn, kinderen, wier vaders aan het front
zijn. Menschen, die leed te dragen hebben en
zij, die sinds Jang de kerk voorbij liepen, zij
allen komen tót de kerk, die open staat.
FRANKRIJK BOUWT OP.
In het Fransche Protestantsche leven breekt
de wil tot wederopbouw zich steeds sterker
baan. Thans ontvangt het N.C.P. bericht van
de wederopenstelling der theologische hooge-
scholen te Parijs en te Montpellier, respectieve
lijk met 37 en J>3 studenten. Ook het predi
kantenseminarie in Parijs is heropend, alsmede
de theologische school van de Eglise Reformée
Evangelique te Aix-en-Provence.
BEROEMD ORGEL.
Het orgel van de voqrmalige Duitsche 8t.
Petruskerk in Leningrad is naar Moskou ver
voerd. Het is het grootste en het beste orgel
der Sowjet-unie en is meer dan honderd jaar
in het bezit van de Duitsche Evangelische ge
meente te Leningraad geweest.
WAT DOORGAAT
Men zou soms denken, dat de menschheid
thans, nu er zoovele andere, ernstige zaken
zijn, zich onthoudt van onderling gekrakeel
en herrieschopperij. Niets is minder waar,
Neem bijvoorbeeld de juffrouw van den Brak-
keveldweg, die dezer dagen een ander lid der
zwakke sexe zwaar beleedigde. De andere nam
het niet en rende naar den kadi. Proces ver
baal werd opgemaakt.
TE VEEL LICHT.
Het ging den laatsten tijd voortreffelijk met
het verduisteren. Helaas verzuimde eergiste
ren een bewoner van den Polderweg, na zijnf
woning verlaten te hebben, de schakelaar van
het licht in de huiskamer om te draaien. Dit
moest thans geschieden door de surveilleerende
politie. Volgde proces verbaal.
LICHTLOOS VEHIKEL.
Fietsen moeten ook nu, en speciaal na het
ingaan van de verduistering, behoorlijk ver
licht zyn. Daaraan kan-niet getornd worden.
Toch verzuimde een stadgenoot zulks en het
gevolg was, dat hij op de bon ging.
INBRAAK IN DE EMMASTRAAT.
Ten derde male kwamen personen een wo
ning binnen en wel in de Emmastraat. Zij
forceerden een deur en zochten de boel na.
Merkwaardigerwijze wordt niets vermist, het
geen, voor den bewoner althans, meer geluk
dan wijsheid is...
DRANKWET OVERTREDEN.
Er gebeuren den laatsten tijd in nachtelijk
Den Helder nogal eens zaken, die het daglicht
niet wel kunnen velen. Daartoe behoorde, om
een voorbeeld te noemen, ook de overtreding
van de Drankwet door een caféhouder in den
Ouden Helder.
MUSIK MLJSZ SEIN
Het bekende Duitsche liedje zegt „Musik
musz sein"... Maar de muziek moest er zeer
zeker niet zijn in een café, dat daarvoor geen
vergunning had. Het gevolg was, dat de café
houder en de 3, eveneens muziekvergunning-
looze muzikanten, regelrecht op de bon gingen
toen een surveilleerend politieman er lucht
van kreeg.
WELKOM THUIS.
Vanmorgen kwam een juffrouw, eigena
resse van een winkeltje in de Janzenstraat
met den Kooij-trein thuis.
Het eerste wat zij ontdekte was, dat er be
zoek in de woning was geweest. Terstond
begaf zij zich naar de politie, teneinde aan
gifte te doen. Het is nog niet bekend wat
er uit den winkel en de woning vermist wordt.
BESTUURSVERKIEZING SCHOOL-
VE REEN IGIN G.
Wat de meeste Urkers en oud-Urkers zeer
zeker nog niet zullen weten is, dat de heer
G. Kok bedankt heeft als voorzitter van het
Schoolbestuur. In zijn plaats is voorloopig
tydelijk benoemd de heer F. Bode Jr. De heer
Kok heeft jaren lang met lof deze moeilijke
taak vervuld, maar- meende, gezien zijn zeer
hoogen leeftqd, plaats te moeten maken voor
een jongere kracht.
DOOR HET IJS GEZAKT.
De drie vrienden D. R., J. B. en Jac. G.,
maakten over het qs een wandeling rondom
Urk. Bij de Staart ploften zq onverwachts
door het qs. In de eerste opwelling grepen
zq elkaar aan enzonken gezamer.lqk
weg.
Gelukkig, dat er bqtijds hulp kwam opzet
ten, die hen uit het koude water verloste.