McuUnieuwJ Hebt U oorlogsschade? Veilig isolement Slaapplaatsen voor stadgenooten Wereld in wit en zwart Het IJmuidensche visscherijbedrijf in 1940 KjüJk en Tjendiru} ïUeuuM uk lUk Dinsdag 7 Januari 1941 Tweede Blad De verbinding met de overzijde Burgerlijke Stand van Den Helder Afdeeling detaillisten distributie- bureau sluit om 4 uur! Inbraak De boer en zijn land Uit bet polkic-rapport Opgeven vóór 20 Januari Nadien geen vergoeding meer. Hieronder plaatsen we een bericht, dat we reeds eerder opnamen; doch waaraan door velen geen voldoende aandacht werd besteed. Het is echter van het grootste belang voor alle stadgenooten, die oorlogsschade hebben. De secretaris-generaal van het departe ment van financiën maakt bekend, dat alle oorlogsgeweldschade geleden voor 4 De cember J.I. op 20 Januari a.s. bij een be voegde schade-enquête-commissie moet zijn aangemeld. Na dezen datum bestaat er dus geen gelegenheid meer deze schade aan te geven, tenzij de aangever aanne melijk kan maken niet hiertoe in staat te zijn geweest. Alle schade geleden na 4 December moet Uiterlijk op den 45sten dag na de toebrenging van de schade bij een bevoegde schade-enquête commissie zijn aangemeld. Latere aangiften zullen slechts bij hooge uitzondering in behan deling worden genomen. Met nadruk wordt er hier nog eens op ge wezen, dat aangifte bij een bevoegde schade- enquête-commissie vereischt is om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Den belanghebbenden wordt dus in hun eigen be lang den raad gegeven bovenvermelde termij nen niet te overschrijden. Wie zijn schade dus verzuimde op te geven, doe dit nog deze week by de com missie voor den wederopbouw, zittende ten Raadhuize, alhier, of by de schade- enquête-commissie, Koningsplein 5. De snelste behandeling van >ijn zaak krijgt men via het Raadhuis. Het wordt een wat eentonig lied, het vragen om slaapplaatsen voor stadgenoo ten, maar hij, die maar eenigszins op de hoogte is met de omstandigheden waar onder tal van Heldersche gezinnen moeten leven, zullen begrijpen, dat telkens op nieuw een beroep moet worden gedaan op de bevolking van de omgeving van Den Helder. Slaapplaatsen, pensions, kamers, met gebruik van keuken zijn nog drin gend noodig voor velen, die daar dagelijks naar loopen te zoeken. Men begrijpt, dat het voor velen èn finan cieel èn om andere redenen bezwaarlijk is om verder dan Schagen van Den Helder te zitten. We doen dus vooral een ernstig beroep op de bewoners tusschen Schagen en Den Helder om ruimte te maken voor Heldersche vluchte lingen. Denk daarbij aan uw eigen rust en weet deze zóó te waardeeren, dat ge het offer van wat minder vrijheid daarvoor graag wilt brengen. Het blijft te betreuren, dat de woningen van de gegoede middenstanders over het algemeen hermetisch gesloten blijven. Men voelt zich daar nog zoo safe achter eigen muren, men heeft nog zoo weinig begrepen van den nieu wen geest, laat ons liever zeggen van den ouden geest, dat de maatschappij alleen vruchtbaar opgebouwd kan worden als we naast elkaar staan en trachten elkanders las ten te helpen verlichten. Men blijft in zijn ge noeglijk isolement. Het is te betreuren en het is niet te hopen, dat al die Schagenaren en Polderbewoners, die nu hun deur angstvallig dicht houden, ook nog eens zullen ondervinden, wat het beteekent van huis en haard verdre ven te worden. Wy noteeren gaarne adressen van hen, die we begTypen, dat de nood van den tyd hulp vraagt. Hulp voor uw landgenooten, die wel begrijpen, dat de nood van den tijd gedupeerd werden. Nog steeds... éénmaal per dag. De verbinding met Texel blijft lijden onder de vorst. Het is nog niet mogelijk meer dan éénmaal per dag heen en terug te varen. Vandaag werd om 11 uur van Texel en om 1 uur van Den Helder vertrokken. Men houdt by deze vertrekuren rekening met het tij. Morgen zal het vertrek in beide richtingen dus waarschijnlijk een half uur later zijn.' Hieronder volgen nog eenige adressen voor slaapplaatsen: Anna Paulowna: Slaapgelegenheid voor echt paar. Ledikant met toebeh. medenemen. Molenvaart 121 Breezand: Plaats voor kostgangers, in bezit van eigen bed. M. Kraak, Meerweg 20. van 6 Januari 1940. OVERLEDEN: J. Karemaker (m) 66 jaar. De nacht was duister en de morgen was duister. Zq gingen in elkander over en tus schen hen was er geen verschil. Langer dan ooit duurde het, aleer de dage raad zich aankondigde: toen het eerste gore licht op de Oostelijke daken gedropen kwam, toen de eerste gutsen licht neersijpelden langs de gevels van de huizen. Een dag werd, moeizaam, treurig en traag tot nieuw leven gebracht. Dien morgen bleef het triest en de halve schemer deed de menschen weifelen of dit de morgen was, dan wel de avondschemering. Zoo rijden zich de uren aan elkaar. Zelden beleefde men een droeviger, treuriger Maandagmorgen. Over de straten lag wat opgewaaide jacht- sneéuw van den nacht. De Zuidoosten wind voer over de roode en blauw-grrjze daken en wervelde sneeuw mee. De lucht was grijs als van pasgesmolten lood. Zou het gaan sneeuwen Het ging sneeuwen! In fijne korrels joeg het witte eskader over Niquwediep. De sneeuw, die rikketikte op de ruiten en de wandelaars in het gezicht sloeg. De sneeuw, die de straten eer^ maakte tot grauw-grijze banen, waarin iedere voetstap zich duidelijk afteekende. Daarna werden de straten wit. Zóó wit, dat optimistische jongens al met hun prik- sleetjes kwamen aanhollen. Het vroor vqf graden en soms zes. In dikke mantels en lange jassen spoedde men zich voort. Iedereen had haast. De een om thuis te zijn, de ander om zoo spoedig mogelyk zoo ver mogelijk van zijn huis af te zijn en naar z'n evacuatie-oord te trekken. In de parken stonden de boomen, en om de boomen heen dwarrelden de millioenen sneeuw- korrels neer. Als men er in keek, zag men deze wondere dans der millioenen levende korrels tegen een fond van licht-grijs. Dat was een ge dans, en gespring, en gehuppel van die korrels van jewelste. De vogels zaten er naar te kijken. Een merel hipte midden in de sneeuw van een grasbed en zakte er tot z'n snavel in weg. Dat was een dwaas gezicht. Een bonte kraai, drie takken verderop, zich verscholen houdend in het geraamte van een heester, begon te kras sen en dat moest bepaald een onbedaariyke lachbui beteekenen. Dat was de eenige vreugde van dezen mor gen, zoo grauw, zoo triest, zoo' eenzaam, als een Maandagmorgen maar in een half-bewoon- de stad kan zijn. Het bleef sneeuwen. De dikke, zware, plui zige vlokken bleven weliswaar weg, maar de korrels hoopten zich op en zoo werd de witte wereld geboren en kreeg ieder huis een witte muts en iedere straat een witte sprei. Des middags was het feest op het kanaal. Iedereen die vrij was, en schaatsen kon, was daar present. Een paar honderd Nieuwe- diepers waren bezig op de gladde baan hun kunsten te vertoonen en het was een vroolijk en opbeurend schouwspel te zien dat de volks vreugde en het ware jolijt van sportieve jonge menschen ook nog bestaat op sombere Maan dagen, die dreigen te versneeuwen. Daar waren kunstenaars op het ijs. Daar waren jonge beenen, omhuld met wollen ski sokken. Hard-blauwe en knalroode sokjes, af lijnend slanke beenen, die strak voortbewogen werden op glinsterende ijzers, die zacht schu rend of schril-knersend de baan over zwierden. De Zuidooster zelf had plezier in dien dans der jonge voeten. Hij blies door de stegen van den Kanaaiweg en peuterde de haren weg van on der bonte ijsmutsen. Hij sloeg kwaadaardig in de opbollende sportjurken van de meisjes en in de plusfours van de jongens. En soms greep hij, toppunt van dolle overmoed, in een basken- pet en nam die mee, tientallen meters ver. Daar waren de ernstige rijders. Dat zijn zij, die heel de baan noodig hebben en, eerlijk ge zegd, er nog een baan bij behoefden. Die zwier den als meeuwen van links naar rechts en dan even meeuwen-sierlijk weer van rechts naar links. Zij keken verstoord als er zoo'n kleine rood geski-sokte jongedame met een vaart langs hen heen dook, om dan met gilletjes van vreugdige angst plotseling weer terzijde te schieten. Op die manier de meetkunstige figuurmakerg van den schoonrqder in schrome lijk discrediet brengend. Daar waren de jongedames, die op de ijzers even vast staan als op de pyramiden van de moderne hooge hakken. Die draaien en wente len op de speciaal kromgeslepen yzers en als verschoningen, niet passend in deze prozaische dreven, wegvlinderen. De coquetterie viert op deze gestolde wateren tusschen Postbrug en het plein onzer Zeehelden hoogty. Wat te zeggen van die bonte rokken en roode mutsen! Van die hupsche^hoofddoeken en kleurrijke winterkousen. En wat te zeggen van die truien, rood, en wit, en blauw door elkaar, zoodat het geheel een bonte volière wordt met exotische vogels uit een ver land. Zoo zweeft en zwiert, zoo krast en krabbelt men op het Heldersche kanaal, als daar ys ligt. Zoo verging deze middag: de schoorsteenen op de daken kregen een petje van sneeuw, de boomen werden witte stukken dik gaas, die zich spanden tegen den grijzen hemel, en de wegen werden bedekt met een laag witte poe der, waarin de wind vrq spel had. Hoog joeg die wind de witte korrels voortliet het krin gelen en cirkelen op de hoeken en drong het samen in de hoeken van de stegen, waar het zachte heuveltjes vormde. Tegen den avond liep de stad leeg. Een enkel soldaat, een enkele burger bleef. Het werd eenzaam in de straten, op het Ka naal en in de binnenstad. Uit den grauwen hemel dansten nog steeds de uiterst fijne korrels neer. Net zoo lang, totdat de duisternis opnieuw bezit nam van deze stad en men de sneeuw nog alleen maar voelde. En het was opnieuw nacht. Voor vele, vele Uren! Op verzoek vestigen wij er nogmaals de aandacht op, dat van gisteren af de af deeling detaillisten van het Distributie- bureau des middags om 4 uur gesloten wordt. De betrokken winkeliers en hotelhou ders worden verzocht de bonnen en diverse andere distributiebescheiden voortaan zoo veel mogelijk in de morgenuren in te le veren. Zooals bekend zijn de uren van 912.30 en van 1.30 uur tot 4.00 uur. Nog steeds komt het voor, dat ongure ele menten hun slag slaan in de woningen van diegenen, die momenteel elders vertoeven. Wij herhalen onzen wensch, dat het de politie ge lukken moge op deze heeren de hand te leg gen, opdat zij hun straf niet ontloopen. Eer gisteren kwam een bewoner van de Hoofd gracht, tijdelijk vertoevend in Julianadorp, thuis en ontdekte dat er bezoek geweest was. Dit „bezoek" had zich ontfermd over een paar hooge bruine rijlaarzen. Een onderzoek wordt ingesteld. NOG EENS INGEBROKEN. Ook Huisduinen is niet veilig voor de garde, die in de duisternis opereert en zich gaarne ontfermt over huishoudelijke voorwerpen. Een Huseduniaan vermist, nadat hij eenigen tijd afwezig geweest is, thans een sortement lepels en vorken. Wie weet daar meer van...? LICHT IN DE KEIZERSTRAAT. Een Keizerstraat-bewoner liet onachtzaam, na het verlaten van zijn woning, het licht branden. Dit constateerde, toen het dJnker werd, een poitie-agent, die, toen het niet mogelijk bleek iemand binnenshuis te pakketi te krijgen, niet aarzelde den normalen weg in die gevallen te betreden. En wel: deur forceeren, licht uit draaien en het adres noteeren. De bekeuring volgt namelijk eerst later ZEEVISCH DOOR ZOETWATERVISCH VERDRONGEN. Omzet gedaald van 6.S56.000 tot 2.900.000. (Van onzen correspondent) Het jaar 1940 zal in de analen van het Vis scherijbedrijf te IJmuiden een bijzondere plaats blijven innemen. Geen enkele treiler is sinds medio Mei aan den Rijksvischafslag te IJmuiden verschenen. Zooals bekend is de geheele visschersvloot, welke zich toen op de visscherijgronden be vonden, naar het Westen gedirigeerd. In zeer bescheiden mate werd in de daarop volgende .maanden visch aangevoerd uit Denemarken, Noorwegen en Zweden, alsook van onze eigen Hollandsche rivieren en bin nenwateren. Velen hebben in het afgeloopen jaar, voor het eerst kennis gemaakt met onze eigen bin- nenvisch als b.v. snoekbaars, blei, baars, spiering, —bot, voorns, etc. Naarmate het vleesch schaarscher werd, steeg de vraag naar visch, welk artikel nog steeds vrij is van bonnen. Door de belangrijke consignatie-zendingen uit Denemarken en Zweden gedurende het tweede en derde kwartaal, kon onze binnen- landsche markt ten deele aan de groote vraag voldoen, hoewel de prijzen geleidelijk op liepen. Het was voor den vischhandel dan ook een allesbehalve prettige verrassing, tóen ook deze Scandinavische consignatie-zendingen in het laatste kwartaal tot een minimum zijn terug- geloopen, als gevolg van bepaalde omstandig heden. De handel wierp zich toen op de be trekkelijk geringe hoeveelheden zoet- watervisch, welke uiteraard tegen hooge prijzen van de hand gingen. Snoekbaars, een smakelijke zoetwatervisch, bracht bij zijn glorieus entree in September 1939 ge middeld 20-30 ct. per kilo op, terwijl eind December 1940 voor deze „zoetwaterschel- visch" zelfs 1.50 tot 1.60 is betaald. Ook vele andere zoetwaterbewoners konden een belangrijke „waardevermeerdering" boe ken, hetgeen op de markt wel duidelijk tot uiting komt. Als men voor den oorlog sprak van „bot te hebben gevangen", dan beteekende dit, dat de visscherij niet veel om het lijf had. Wanneer n u de eenvoudige binnenvisscher zegt „ik heb bot gevangen", dan stapt hij met trots naar den afslag, wetende dat de handel hem daarvoor veel geld geeft. Dit anders geheel genegeerde en veel ver smade botje brengt bij normale aanvoer van zeevisch 5-10 ct. per pond op, soms iets meer, soms iets minder, al naar vraag en aanbod. Maar dit botje heeft nog nimmer een tijd meegemaakt, dat voor haar 90 ct. per pond is neergelegd, hetgeen in de laatste maanden te IJmuiden diverse malen is voorgekomen. Hiermede heeft zij het prijspeil bereikt van de edele zeevischsoorten als tong en tarbot in normalen tijd. Deze beide laatste vischsoorten worden nu zeer sporadisch door een kustvisscher aange voerd en gaan eveneens tegen ongekende prijzen van de hand. De aanvoer van groote tong bedroeg in 1939 135.524 kilo met een opbrengst van 97.518. Een gemiddelde prijs dus van 72 ct. per kilo. Thans zijn groote tongen verkocht voor 5.50 per kilo, terwijl de aanvoer zeer miniem was. Deze enkele voorbeelden typeeren wel de bijzonder moeilijke omstandigheden waarin het visscherijbedrijf verkeert. Dit komt ook in de omzetcijfers van het Staatsvisschershavenbedrijf duidelijk tot uit drukking. Deze bedroegen in het afgeloopen jaar 2.920.000 tegen 6.356.000 in 1939. Schetsen uit t Buitenvela Vreemde avonden zijn dit, zoo lang, zoo vele uren Op het dorp vloeit overdag het leven voort. Daar zijn geen botsingen, daar zijn geen sen saties (of het moesten de prijzen van het vee zijn). Daar is alleen het rustig voortgaan van den eenen dag op den anderen dag, van de eene week op de andere week. En zoo rijen zich de weken tot maanden en de maanden tot jaren. En zoo worden de menschen op ons dorp oud, ouder en stok-oud. Zoo worden generaties geboren en zoo ver- gaén generaties. Net als de boomen langs de wegen, en als de wolken aan den hemel. Het is een eeuwig gaan en komen. Ons dorp was eens een oase van rust in een wereld van gloeiend staal, dat uit den hemel daalde en scherf-spattend uit elkander sloeg. De rust van den beginne is ons nu ver trouwd geraakt. Wij hebben, in al de maanden, die voorbij gegaan zijn, iets geleerd van de rust van dit groene (ja, groen ook in den win ter) land, met zijn kinderspeelgoed-huisjes en z'n pieterige winkeltjes, met roode kleurstok- ken voor de ruitjes. Nu is het winter. De sneeuw ligt over de landen en de wind jaagt de sneeuw op. De horizon i? niet meer parelmoerig en blauw als indigo, doch grijs. Onwerkelijk grijs en zeer nabij. Wij zijn met den boer meegeweest het land op. De boer zei niet veel, en hij heeft feitelijk nooit veel gezegd. Terwijl die boer juist zoo veel te vertellen zou kunnen hebben van dat gene wat hq zuiver voelt van zijn land en zijn huis en zijn leven. Op het land, dat wit lag tot aan den einder, schopte hij wat rulle, opgestoven sneeuw weg. Met onze handen zochten we de aarde en zie: even boven de aarde uit pinkten de eerste, ragfqne, sprietjes van het nieuwe graan. Het nieuwe graan... het nieuwe brood: het leven. Ergens achter de grijze wolkenbanken ronkte een vliegmachine. Vriend of vqand... wij weten het niet. Weten alleen, dat uit dit gevleugeld mechanisme direct dood en ver derf kan komen. Dood en leven... Het leven is het graan, dat hier opwaarts dringt. Dat zich niet laat weerhouden door zes graden vorst, door de sneeuw bovenop het land en door de droeve tijden. Het graan groeit, de korrels, nauwelyks enkele maanden geleden gezaaid, hebben leven geschoten en boren zich omhoog. Zij boren de fijne punten door de hardbevroren lagen klei en zoo komen zij aan de oppervlakte van de aarde en zien het licht. De boer vertelde er iets van. Och nee... niet in bewogeq woorden. Hij vertelde ervan, zoo simpel weg. Van de eeuwige groeikracht, van den winter over zijn land en van het leven dat daar giste, klopte en broeide onder de schijnbaar doode materie van de bevroren klei. De greppels waren matglazen repen tus schen het witte land. Maar onder dat matglas, diep in de bruin-roode aarde zitten de dieren. De kleine insecten en de vette kikkers. Die leven ook, en beiden reeds nu, vol ongeduld, de eerste streelingen van de voorjaarswinden, die zullen komen. Ook al woedden er tien oorlogen en ook al zou Nederland tienmaal meer misere moeten doorstaan. Zoo is dit land geworden tot de symboli seering van den mensch en dat is het, wat de boer ons heeft doen begrijpen. Hij heeft ons geleerd, dat al wat leeft, al wat hoopt, al wat naar voren wil komen om te leven, zal leven en... zal blijven leven. Het graan onder de aarde is de menschheid, hopend en pope lend. De aarde daarover is de schaduw van dezen tijd, die „oorlog" heet. En de groene sprieten, die oprijzen, zij het uiterst teer en simpel nog, zijn de beloften voor een betere en schoonere toekomst, die wij en onze kin deren tegemoet gaan. Vreemde menschen, deze Westfriesche boeren. Zoo vreemd, omdat zij achter rimpels, en een oude pijp en onder een glimmend-zijïge pet veel levenswijsheid verbergen. En ook om dat zij zwijgen, omdat zij niet de woorden weten, om de ontzaglijke symbolen van God's eigen natuur te vertalen. De boerenplaats, staat midden op het land. In de stallen staat het vee. Een kudde dik huiden, met kwijlende bekken, rukkend aan h. t gele hooi en de rozige bieten, die hun avondmaal vormen. Dampig staan de zware lijven, met de glan zende huid er omheen. Ritselend bewegen de nerveus zwaaiende staarten zich in het goudig- gele stroo dat tusschen hun pooten oprijst. Beeld van rust en tevredenheid. De Zondagen op de plaats zijn goede dagen. Dagen, waarop men tot zichzelf komt en waarin men troost en moed put voor de komende week, die weer zwaar zal zijn, waar in we weer de misere van het eindeloos heen en weer trekken zullen voelen, en waarin we (weer ieder uur van den dag aan het trooste- los lot van den evacué herinnerd zullen worden. Dagenlang z-'en wij den boer niet. Dagen lang blijft hij onzichtbaar en dan zeggen wij 'tegen elkaar, dat hij zich voor ons "erscholen houdt. Want wij voelen dat hij bang is, be deesd, voor dien woordenstroom, die een stadsmensch zoo rap over de lippen stroomt. Soms zien wij zijn schaduw, en soms heele- maal niets. £>oms even een flard van een blauwen kiel in de stal, en, soms, in den avond, een half-ingehouden groet. Het is een bedrijvig leven, dit boerenleven. Nooit tevóor hebben wij dit zoo zuiver ge voeld dan thans. Nooit tevoren ook hebben wij geweten, dat zoo'n gewone Westfriesche boer zoo met zijn twee voeten in het werke- üjke leven stond als nu. Wij hebben geleerd eerbied te krijgen voor deze eenvoudige kerels met de blauwe buizen en de platte petten. Eerbied en bewondering voor hun denkwijze. Voor hun kennis van het leven, daar buiten op de velden. Nu nog zqn deze akkers, zij het schijnbaar, doode vlakten, waarover de kraaien vliegen en een schor doodslied zingen. Maar straks, over drie maanden, zal het voorjaar zijn ontzaglijk won der voltooien en zal de boer aanwezig zijn bij de grootsche geboorte van het jonge leven. Het leven dat zich nu reeds, onder sneeuw en gzel, verstolen heeft aangediend, in den vorm van enkele schuchtere sprieten. De boer heeft geglimlacht en weet wat komen gaat. Hq heeft geduld om de overwinning af te wachten. Hq weet dat het leven onder de klei. de sneeuw en de qzel komend is. HET EENHEIDSSTREVEN De kerkeraden der Nederlandsche Hervormd gemeente, der Gereformeerde kerk, der Chris telijke Gereformeerde kerk en van de Gere formeerde kerk in hersteld verband te Amers foort hebben een contactcommissie met perma nent karakter gevormd. Besloten werd op Oudejaarsdag geen afzonderlijke godsdienst oefeningen te houden, doch des middags een gemeenschappelijken dienst te houden in de Groote of St. Joriskerk, welke op dien dag heeft plaats gehad. OPEN KERK IN DUITSCHLAND. Steeds meer kerkgebouwen van de Duitsche Evangelische kerk blijven ook op de week dagen geopend, om den gemeenteleden de ge legenheid te geven, eenige oogenblikken in stille afzondering te vertoeven. Daarmede wordt, naar de persdienst van het Kirchliche Aussenamt opmerkt, een oud gebruik, dat in een tijd der Aufklarung werd afgeschaft, weer in eere hersteld. Er komen moeders en jonge vrouwen, wier zonen en mannen in militairen dienst zijn, kinderen, wier vaders aan het front zijn. Menschen, die leed te dragen hebben en zij, die sinds Jang de kerk voorbij liepen, zij allen komen tót de kerk, die open staat. FRANKRIJK BOUWT OP. In het Fransche Protestantsche leven breekt de wil tot wederopbouw zich steeds sterker baan. Thans ontvangt het N.C.P. bericht van de wederopenstelling der theologische hooge- scholen te Parijs en te Montpellier, respectieve lijk met 37 en J>3 studenten. Ook het predi kantenseminarie in Parijs is heropend, alsmede de theologische school van de Eglise Reformée Evangelique te Aix-en-Provence. BEROEMD ORGEL. Het orgel van de voqrmalige Duitsche 8t. Petruskerk in Leningrad is naar Moskou ver voerd. Het is het grootste en het beste orgel der Sowjet-unie en is meer dan honderd jaar in het bezit van de Duitsche Evangelische ge meente te Leningraad geweest. WAT DOORGAAT Men zou soms denken, dat de menschheid thans, nu er zoovele andere, ernstige zaken zijn, zich onthoudt van onderling gekrakeel en herrieschopperij. Niets is minder waar, Neem bijvoorbeeld de juffrouw van den Brak- keveldweg, die dezer dagen een ander lid der zwakke sexe zwaar beleedigde. De andere nam het niet en rende naar den kadi. Proces ver baal werd opgemaakt. TE VEEL LICHT. Het ging den laatsten tijd voortreffelijk met het verduisteren. Helaas verzuimde eergiste ren een bewoner van den Polderweg, na zijnf woning verlaten te hebben, de schakelaar van het licht in de huiskamer om te draaien. Dit moest thans geschieden door de surveilleerende politie. Volgde proces verbaal. LICHTLOOS VEHIKEL. Fietsen moeten ook nu, en speciaal na het ingaan van de verduistering, behoorlijk ver licht zyn. Daaraan kan-niet getornd worden. Toch verzuimde een stadgenoot zulks en het gevolg was, dat hij op de bon ging. INBRAAK IN DE EMMASTRAAT. Ten derde male kwamen personen een wo ning binnen en wel in de Emmastraat. Zij forceerden een deur en zochten de boel na. Merkwaardigerwijze wordt niets vermist, het geen, voor den bewoner althans, meer geluk dan wijsheid is... DRANKWET OVERTREDEN. Er gebeuren den laatsten tijd in nachtelijk Den Helder nogal eens zaken, die het daglicht niet wel kunnen velen. Daartoe behoorde, om een voorbeeld te noemen, ook de overtreding van de Drankwet door een caféhouder in den Ouden Helder. MUSIK MLJSZ SEIN Het bekende Duitsche liedje zegt „Musik musz sein"... Maar de muziek moest er zeer zeker niet zijn in een café, dat daarvoor geen vergunning had. Het gevolg was, dat de café houder en de 3, eveneens muziekvergunning- looze muzikanten, regelrecht op de bon gingen toen een surveilleerend politieman er lucht van kreeg. WELKOM THUIS. Vanmorgen kwam een juffrouw, eigena resse van een winkeltje in de Janzenstraat met den Kooij-trein thuis. Het eerste wat zij ontdekte was, dat er be zoek in de woning was geweest. Terstond begaf zij zich naar de politie, teneinde aan gifte te doen. Het is nog niet bekend wat er uit den winkel en de woning vermist wordt. BESTUURSVERKIEZING SCHOOL- VE REEN IGIN G. Wat de meeste Urkers en oud-Urkers zeer zeker nog niet zullen weten is, dat de heer G. Kok bedankt heeft als voorzitter van het Schoolbestuur. In zijn plaats is voorloopig tydelijk benoemd de heer F. Bode Jr. De heer Kok heeft jaren lang met lof deze moeilijke taak vervuld, maar- meende, gezien zijn zeer hoogen leeftqd, plaats te moeten maken voor een jongere kracht. DOOR HET IJS GEZAKT. De drie vrienden D. R., J. B. en Jac. G., maakten over het qs een wandeling rondom Urk. Bij de Staart ploften zq onverwachts door het qs. In de eerste opwelling grepen zq elkaar aan enzonken gezamer.lqk weg. Gelukkig, dat er bqtijds hulp kwam opzet ten, die hen uit het koude water verloste.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5