Wedstrijden op de gladde ijzers T 1 DE WEEK. Een majoor viel „Ze willen niet meer weg Zaterdag 11 Januari 1941 Tweede Blad MtacUtiieuiuLó Politiemarechausséebrandweer en Zeevaartschool meten hun krachten Flinke deelname in de ploegen Raadpluq, Gegrendelde deuren in Feiten en Fantasieën In Wijdenes en Hem Burgemeester Mol zegt: .mmj Den Helder beleefde gisteren een dag van ijssport. niet alleen dat velen dien Vrijdag wederom gebruik maakten van het ijs, dat op de Heldersche wateren daartoe de gelegenheid bood, doch op twee plaatsen waren bovendien wedstrijden ge organiseerd, welke beide zeer naar wensch verloopen zijn. Het weer werkte tamelijk mede, vooral des morgens, toen de zon bijna doorloo pend het feestelijk aanzien van de banen verhoogde. Des middags en in den namid dag was het wat minder goed winterweer. Het hagelde en sneeuwde bij buitjes, die meestal echter van dien aard waren, dat de stemming, noch het verloop der wed strijden, daaronder leden. Tegen half vijf begon.het zelfs te regenen, doch toen wa ren de programma's beëindigd. De lief hebbers lieten zich er geenszins door ver jagen en tot laat in den avond werd het schaatsen voortgezet. De politie-wedstrijden. De wédstrijden, welke wij hier bedoelen, wa ren ten eerste de wedstrijden voor politie en brandwachten en ten tweede de wedstrijd voor scholieren der Zeevaartschool. In het eerste geval waren er pl.m. 75 deelnemers, allen leden van de gemeente politie, marechaussée en veldwacht en ge meente brandwacht. Deze bekampten el kaar op de banen voor het Raadhuis in hardrijden, ringsteken en schoonrjjden. De wedstrijd-commissie bestond uit de heeren Kuyper (Commandant Brandweer), Inspecteur van Politie Vrije, de heer Boon (ondercommandant Brandwacht), agent Jongman, de heer Van Wageningen, adj.- Inspecteur Rooyakkers en de heer Eve- rards. Het was kwart over tien, toen de eerste twee deelnemers aan het hardrijden voor de startstreep verschenen en starter Jongman het vertreksein gaf. De baan was 160 meter lang en had een flauwe bocht. Het ijs was vrij goed, maar tamelijk rijk voorzien van scheuren. Valpartijen konden dan ook niet uitblijven en er waren enkele ritten, welke voor de derde maal overgereden moesten worden. Toch had dit op den wedstrijd geen belangrijken invloed. Want men zal zich voor kunnen stellen, dat de meeste déraillementen plaats vonden bij de spannendste partijen. Als de deelnemers alles op haren en snaren moesten zetten om zich den tegenstander van het lijf te houden. Dan ziet men wel eens een scheur over het hoofd. Spannende momenten waren er veel. Bij voorbeeld toen twee marechaussées tegen el kaar reden, die bijzonder aan elkaar gewaagd waren. In alle opzichten konden dit twee broers zijn en misschien waren zij het. Zij gaven elkaar geen metertje toe. Tot tweemaal toe mislukte hiervan de rit door een val. Bij den laatsten val was de schaats van een der tegenstanders van de schoen gerukt en moest deze rijder van verder deelnemen afzien, het geen door publiek en deelnemers betreurd werd. Vooral toen er teekening in den strijd kwam en de besten overbleven, waren er meermalen momenten van groote spanning. Het publiek „op den wal" moedigde de rijders nu en dan luid aan en leefde vooral mede met de pres taties van „Dorus". Dit was de uiteindelijke winnaar Schoonheden. Behalve spanning waren er ook tafereeltjes, die de hilariteit opwekten. Als een deelnemer bijvoorbeeld door korte nijdige streekjes niet op kon tegen een geroutineerder rijder met forsche slagen. Of als een rijder geen schijn van kans had tegen zijn tegenstander en met een of ander wanhoopsgebaar opgaf. De wedstrijd werd in zeer vriendschappe- lijken geest verreden en het was interessant de prestaties van verschillende deelnemers te volgen. Er was dan ook vrij veel publiek, dat ondanks koude voeten zoolang mogelijk bleef. Voor de finale waren tenslotte drie deelne- OUen °Ver: Schoonheden, E. Jongman en Schoonheden wist beide anderen te verslaan en stelde zich dus in het bezit van den eersten prijs. De strijd tusschen Jongman en Otten was zeer spannend. De eerste rit, waarin, voor zoover wy dat konden zien, otten vóór lag, had een ontijdig einde door een val van Jongman. Bij het overrijden van deze race hadden de rijders van baan verwisseld en nu ging Jong man met duidelijk verschil aan den kop en over de finish. Ook bij den rit Otten—Selderbeek ontbrak het niet aan spanning. Ruim 1% uur was met het verrijden van dezen wedstrijd voorbij gegaan en het vervolg van de wedstrijden werd tegen 1 uur aange kondigd. Het ringsteken. De baan voor dezen wedstrijd was ongeveer twee maal honderd meter lang en bevatte ach tereenvolgens twee ringen, een balk, waarover heen gestapt moest worden, een ring en blokjes, waarvan één geraapt moest worden. Deze baan moest driemaal achtereen gereden worden. Het aantal juist gestoken ringen gaf hier den doorslag voor de winst. Het maxi mum aantal ringen door een deelnemer in een ronde te behalen was dus negen. Deze „handicap-wedstrijd" telde ook zeer veel deelnemers en er gingen ruim twee uren mede heen voor de resultaten bekend waren. Elke deelnemer kreeg een houten sabel, waar mede hij moest trachten de ringen te bemach tigen. Dat dit niet eenvoudig ging, was al dadelijk te bemerken. Meerdere deelnemers brachten het niet verder dan twee of drie ringen en als wij goed geteld hebben was het hoogst behaalde aantal 6 ringen. Het in een bepaalde ronde behaalde aantal ringen gaf den doorslag of de rijder in de volgende ronde kwam of niet. De balk leverde meestal geen bezwaar op, hoewel er nu en dan een rijder tegen de vlakte ging. Anderen daarentegen namen de hindernis met gedurfde soepelheid. Deze wedstrijd had vooral veel deelnemers van de brandwacht en het tenue, dat bij het hardrijden voor gemakkelijker kleeding ver- wisserd kon worden, was bij het ringsteken verplicht. De helmen der brandwachts bewezen dikwijls goede diensten. De ringen hingen nJ. onder een houten reservoirtje op vrij geringe hoogte. Menigmaal kwam de rijder dan ook in aanraking met dit instrument en ving de helm den klap op. Een hagel- en sneeuwbui komt tegen het einde van den wedstrijd de baan als onge- wenschte gast bezoeken. Verandering in de afwerking van het programma brengt dit niet teweeg. In deze ritten is minder spanning dan die van het hardrijden, doch daar staat tegen over, dat hier het interessante meer den bo ventoon voert. Het is altijd een vroolijk ge beuren, een ringstekerij. Hoe de diverse deel nemers hun pogingen in het werk stellen om het gaatje te doorsteken, hun verschillende houdingen, gelaatsuitdrukkingen, het is alles kostelijk om naar te kijken en dikwijls komt een glimlach op het gelaat, wanneer men met aandacht de verrichtingen gadeslaat. Schoon rijden. Te vier uur werd aangevangen met het schoonrijden. Tien liefhebbers hadden hiervoor ingeschreven. De jury bestond uit de heeren Everards. Van Wageningen en Rooyakkers. Achtereenvolgens trokken de schoonrijders hun baantje, nauwkeurig door deze heeren gadegeslagen. Spoedig behoorde toen ook dezen strijd van den sierlijken zwaai tot het verleden en was het programma van deze ijswedstrijd geheel afgewerkt. Het organi- seerend comité kan met groote voldoening op dezen dag terug zien. Het was een goeae dag, welke door het personeel der in den aan vang genoemde diensten zeer gewaardeerd werd. De prijsuitreiking. Te vijf uur had in de hall van het Raad huis de prijsuitreiking plaats, die geschiedde door den Burgemeester, den heer G. Rit meester. Behalve comité en juryleden gaf ook o.a. de heer L. F. van Loo, wethouder, blijk van zijn belangstelling. De Burgemeester, die evenals de Commissa ris van Politie A. J. van der Hoeven, enkeie malen op de baan de prestaties der deel nemers volgde, maakte van de gelegenheid der prijsuitreiking gebruik om in de eerste plaats het organiseerend comité te danken voor het verzette werk. Vervolgens reikte hij met een toepasselijk woord, dat meermalen door z'n geestigheid de vroolijkheid der aan wezigen opwekte, de prijzen uit. Te omstreeks half zes was ook deze ge beurtenis afgeloopen en behoorde de ijs- Vrijdag tot het verleden. Ongetwijfeld zal deze dag er toe hebben bijgedragen de geest van kameraadschap en verbondenheid tusschen de leden der politie en luchtbeschermingscorpsen te verhoogen. Hier volgen de volledige uitslagen: HARDRIJDEN. 1. Schoonheden, Polshorloge. 2. Jongman E., Fotoalbum. 3. Otten A. G., Vulpen. 4. Selderbeek; 5. Karsbergen; 6. Haitsma; 7. Brouwer; 8. Betlehem; 9. Verhoef. HANDICAP. 1. Pompert, Foto-box met film. 2. Vos Luxe doos postpapier. 3. Visser C., Vulpen. 4. Frlnks; 5. v. d. Berg C.; 6. Verhoef; 7. v. d. Berg J.; 8. Heemstra; 9. Dijkshoorn 10. Smits; 11. Otten A. G., 12 Mar- chant; 13 van Reek; 14. Jong J.; 15. Kuiper J.; 16. Hoogweer; 17. Spierings. SCHOONRIJDEN. 1. Stoop, Cigaretten-standaard. 2. Verhoef, aansteker. 3. v. Hemert, cigarettenkoker. 4. Bakker, scheerapparaat. TROOSTPRIJZEN. Oudste deelnemers hinderniswedstryden; J. Kuiper en Forrer, elk een worst. Oudste deelnemer schoonrjjden: .Majoor v. d. Tang, sigaren. Vermelden wij tenslotte nog, dat de firma Krigee een krentenbrood en de firma Makelaar vier blikken groente als prijzen beschikbaar stelden. De Zeevaartschool-wedstrijden. Deze vonden in den middag plaats op de fortgrachten, achter het Timorpark, alwaar een goede baan vrijgemaakt was. De wedstrijden gingen uit van de sportver eeniging der Z.V.S. en mochten zich verheu gen in de belangstelling van den wethouder van Onderwijs, den heer L. F. van Loon, die geruimen tijd op de baan aanwezig was. Er waren in totaal 22 deelnemers, waarvan 10 ingeschreven hadden voor de vijfhonderd meter hardrijden en de anderen voor de 200 meter. Ook hier ontbrak het natuurlijk niet aan spanning en aardige momenten en op vlotte wijze werden de series en finales ver reden. De beperkte middelen lieten geen uitbun dige hoeveelheid prijzen toe, zoodat de deel nemers tevreden moesten zijn met voor eiken wedstrijd een eerste en een troostprijs. Deze eerste prijzen vielen tenslotte ten deel aan den heer Verschoor,, voor 500 meter en de heef Dols voor de 200 meter. De wnd. Directeur der Zeevaartschool, de heer G. J. Grobben, reikte na afloop de prijzen uit. Het ligt in het voornemen van de Vereeni- ging om bij aanhoudende vorst begin volgende week nogmaals wedstrijden te organiseeren, doch dan zoo mogelijk op een baan aan de Kerkgracht. Het was prettig gistermorgen om langs „het lijntje" van de Kerkgracht te staan. Prettig... omdat men van den wal- lekant af zoo voortreffelijk een over zicht kreeg van de gedragingen der zich aldaar in de schaatskunst metende poiitiemenschen. Tenslotte kent men deze ambtenaren als... politie-ambtenaren. Dat wil zeg gen: er valt met hen tenslotte niet te gekscheren. Ze zijn te beschouwen als de oogen en ooren van Justitia en omdat ieder onzer zich wel eens bjj tjjd en wijle in gebreke toont waar het betreft Orde en Wet-, daar is bjj onze sympa thie en waardeering ook doorgaans nog een enkele scheut angst... Maar zie... gistermorgen stond de burgerij veilig achter „het lijntje" en kon men zich verkneuteren bij het aan schouwen van heele en halve valpar tijen van de leden van het korps agen ten. veldwachters, hulp-agenten en brandwachts. Men vuurde aan en lachte uit... men wees elkaar de „stuntelaars" en de „keien" aan. Men wa het eens met beslissingen of protesteerde er tegen, ieder aan den wal op zjjn eigen wjjze. Een der historische oogenblikken van dit (jsfestjjn bij 8 graden was het „mo ment suprème", toen majoor de Bliek van de Rljksveldwacht, na de meest onmogelijke zwenkingen en draaiingen, tóch met een hoorbaren klap op de baan terecht kwam. Een homerisch gelach steeg op van achter het lijntje, maar... de majoor lachte zelf het hardst! En h(j krabbelde op en reed er vandoor, zoo klein als hij is, met sneltreinvaart. Daar reed onze jongste inspecteur, de heer Rooyakkers, en h(j liet zien dat hij méér kan dan 120 kilo trotyl in de lucht doen vliegen, namelijk vaardig kunst rijden. Ongetwijfeld een aanwinst voor het artistiek onderlegde deel van het schaatsenrijdende korps! Zoo reden de paladijnen van Justitia op de Kerkgracht... Zoo genoot publiek en rijders op dezen stralenden mid-wintermorgen tusschen Helden der Zeeplein en Postbnig. Hulde dengene, die het initiatief op perde voor deze wedstrijden! onze advertentiekolommen voor Uw inkoopen Wij weten dat daar in het even veel geprezen als [el-gehate „buitenveld" tal- looze kleyne luyden wonen, die het zich reeds sedert vele maanden tot een eer rekenen, een of meerdere vluchtelingen uit Den Helder onderdak te kunnen ver schaffen. Men deed dat niet uit oogmerken van geldelijk gewin, men deed het ook niet uit publiekelijke philantropie en men deed het nog minder „om er beter van te worden". Men deed het, omdat men begreep, dat men als mensch tegenover mensch nu eenmaal verplichtingen heeft en dat Den Helder hier, net als Rotter dam, Vlissingen en andere „uitver koren" plaatsen, de spits afbeet voor heel het lieve vaderland. Er waren er echter ook, wier deuren gesloten bleven. Dat waren degenen, die 's avonds hun avondblad opensloe gen en aan hun huisgenooten met ge ëmotioneerde stem de gruwelijke uitin gen van den modernen luchtoorlog voor lazen, en hun leedwezen betuigden over het lot der armen, die dat alles maar aan den lijve moesten bezuren. Dat waren degenen, die tot zichzelven zei den: „Gefeliciteerd man, dat j ij daar niet woont, wat ben je toch een boffer! Dat waren degenen, die, achter hun stamtafel troonend, hun bittertje naar binnen sloegen en in edele verontwaar diging lucht gaven aan hun toornis over de onmenschelijke methoden van den luchtkrijg. Dat waren degenen, die, de files voorbijtrekkende vluchtelingen ziende, het hoofd schudden over zóóveel nameloos leed en de deur op het nachtslot deden.iDat waren degenen, die in de poldersche patriciërshuizen leefden, en met het wóórd hielpen. Dat waren degenen die 6 gulden vragen voor het slapen in een onver warmd optrekje. Dat waren diegenen Lezershet zou een eentonig verhaal worden, aldus voortgaande! Men ~ou meenen dat héél het polderland, dat héél de bevolkingzuidelijk van deze ramp zalige stad, zich kenmerkte door ongast vrijheid en eigenliefde en niets is ons meer verre dan dat. Hetgeen wij bereids in den aanhef onderstreepten. Maar het moet ons eens van het hart. dat het toch feitelijk Gode geklaagd is, dat er inderdaad nog steeds lieden ge vonden worden, die den euvelen moed bezitten voor een onverwarmd vertrekje, dat men den omnieuzen naam van „slaap kamer" heeft gegeven, 5, 6 en 7 gulden per week te vragen aan menschen, die van slechts enkele tientallen guldens in de week er maar moeten zien te komen. Het tart iedere vorm van menschlievend- heid steeds weer te moeten constateeren, dat er nog al te veel „philantropen" zijn. die de evacuatie beschouwen als een zoet melkkoetje, waarmee tenslotte, zoo gek 'weg, nog een aardige grijpstuiver te verdienen valt. Het maakt een mensch opstandig, te zien, dat daar gepeperde prijzen gevraagd durven worden voor woonruimten, die, eerlijk gezegd, onbe woonbaar zijn, doch die, terwille van de pecunia, tijdelijk opgekalevaterd zijn. Het is ergerlijk te moeten vaststellen, dat tal van woningen van gegoeden gesloten blijven met zeven grendels. Dat zijn de vaderlanders, die zeggen: „ik help op een andere manier". Maar op de manier, waarvan de, een slaapplaats zoe kende vluchteling, al bedroefd weinig bemerkt. Dat zijn de „gegoeden"die geen menschen kunnen hebben om duizender lei redenen. Omdat ze ziekelijk zijn. om dat ze een oude moeder thuis hebben, omdat men loges krijgt, omdat men (hoe toevallig!) n e t op reis moet. om dat er a/ genoeg anderen zijn die het doen. omdat er Laat ons zwijgen en vaststellen, dat het niet alles philantropie is, wat daar voor doorgaat tusschen het geteisterde Nieuwediep en Alkmaar. Men kan daar niets aan doen. Nie mand kan gedwongen worden in dit land om vluchtelingen op te nemen en dat is maar goed ook. Tenslotte moet er nog zoo iets blijven bestaan als persoonlijk medeleven, individueele naastenliefde. Niemand kan de „gegoeden" ver plichten alsnog hun deuren te ontgren delen en de ouwe vaderlandsche wetten der gastvrijheid te eerbiedigen. Niemand kan er iets aan doen, dat tenslotte niet iederéén de philantropie in zijn bloed heeft zitten. Zoodat de kleyne luyden er maar voor moeten opdraaien! Deze zaak heeft echter nog een ande ren kant. Straks zal de oorlogsschade worden opgenomen, en naar men heeft gelezen, zal de Staat der Nederlanden deze scha de in haar geheel vergoeden. Dat is volkomen logisch, omdat de geheelc Staat, dus de geheele Nederlandsche volksgemeenschap, de lasten van dezei oorlog heeft te dragen. Het ware al tf onrechtvaardig, indien men dit alleen overliet aan de Rotterdammers, de Vlis singers, de Nieuwediepers en de bewo ners der andere plaatsen, die in deze dagen van rampspoed de spits afbijten Men kan dus een belasting tegemoet- zien, of een heffing in anderen vorm, dit de fondsen voor deze schaderegeling ii de Staatskas doet vloeien. Laat het dan een regeling zijn, indie: zulks mogelijk is, waarbij de kleine mat weinig efi de „gegoede" man véél te be talen krijgt. Laat het een rechtvaardigi belasting zijn. Zóó rechtvaardig, dat hij die reeds hielp, die zich mensch toond. toen er een beroep op zijn menschwaat digheid gedaan werd, het minsteen die andere, die niet hielp, doch zich bui ten de misère plaatste door zijn verwer pelijk individualisme, het meest betaalt Laat ook hèn, die zich thans buiten den oorlog en diens droevige gevolgen plaatsen, hun offer brengen! En omdat zij in de grootste misère niet hielpen, ook den zwaarsten tol. Mocht dit mogelijk zijn, dan zal in het land, waar thans zooveel wordt ge sproken over Recht en Wet, over Volk- sche Plichten en Gemeenschapssolida- risme een rechtvaardige wet geboren zijn. Waarover allen, die het wel mee nen, zich oprechtelijk zullen verheugen! *t Velen kregen al vast een uit- noodiging om met de groote vacantie terug te komen. Als men dit nummer van de krant onder het oog krijgt, behoort de reis van de 80 Heldersche jongens en meisjes naar Wijdenes en Hem al weer tot het verleden en zijn deze weder overgegeven in Bureau „Winterhulp" aan de vaders en moeders. Van diverse zijden mochten wij in de thans voorbije weken mededeelingen om trent deze kinderen ontvangen en het was prettig te mogen constateeren, dat deze mededeelingen louter van prettigen aard aard waren. Daar waren geen klachten van de „p'eegoudeis" en ze waren er nog minder van de „niet-betalende logé's". Het was, wederzijds, de best denkbare ver houding. Waar het nu gisteren de laatste dag was van deze merkwaardige Kerstvacantie van 80 Juttertjes, meenden wij Wijdenes' voortvaren den burgemeester, onder wiens leiding 't heele plan zoo voortreffelijk verloopen is, op te moeten bellen, teneinde van hem persoonlijk te vernemen wat zijn meening was omtrent deze „Winterhulp"-vacantie. Een tijd van komen Het eerste wat de heer Mol ons tele fonisch mededeelde was: ,,Ze willen niet meer weg!" „Het is hen blijkbaar bij ons zóó goed bevallen, dat ze de vacantie gaarne nog verlengd zouden hebben. Maarer is een tijd van komen en een tijd van gaan en wij begrijpen, dat de ouders nu zoo langzamerhand hun kinde ren zelf wel weer eens willen zien". Op onze vraag of er in de drie weken nog kinderen tusschentijds vertrokken, vernamen wij, dat dit het geval was met slechts een 4-tal. De reden hiervan was: heimwee. Een volkomen verklaarbaar iets bij jongens en meisjes van zoo jeugdigen leeftijd. Een van de vier kreeg echter, in Den Helder aangekomen, spijt van zijn vertrek en keerde weer terug Voorts brak in een gezin in Wijdenes mazelen uit. De geneeskundige dienst achtte het toen raadzaam de beide logé's naar Den Helder terug te sturen. Men wilde liever niets riskeeren, hetgeen o.i. een maatregel van wijs beleid te noemen is. Overigens viel er niet één af. Velen zijn bijgekomen. „Incidenten zijn er practisch niet geweest, aldus de heer Mol/ i/eh wij kunnen niet anders zeggen dan dat de Heldersche jeugd zich uit stekend gedragen heeft". „Er is goed gegetendat kunt U ook van de partij oij de wedstrijden op de werd géleverd door verscheidene Jutter tjes, die in de drie weken maar liefst 5 tot 7 pond zijn aangekomen. Iets, wat een compliment is voor de Wijdenesser en Hemmer moeders!" „Behalve dat we de kinderen lieten deel nemen aan de Kerstfeestvieringen, waren ze oo kvan de partij bij de wedstrijden op de schaats. Enook bij het afhalen van de prijzen waren ze present, want verschillende hadden over hun Wijdenesser collega's ge zegevierd. Ze gaan terug „Zouden ze nog wel eens terugkomen naar Wijdenes, burgemeester?" „Ongetwijfeld; mij is reeds nu bekend, dat verschillende pleegouders van de kinderen het verzoek ontvingen of ze nog eens mochten overwippen. Er blijken in dit verband al af spraken voor de komende groote vacantie ge maakt te zijn! Wel een bewijs, dat het naar den zin geweest is". Aldus de mededeelingen van Wijdenes' bur gemeester. Waaruit wel zonneklaar blijkt, dat deze jeugd-Kerstvacantie (met een staartje!) uitnemend geslaagd is. Het ljjkt ons hier de plaats een woord van waardeering neer te schrijven aan het adres van burgemeester Mol en de overige autoriteiten in Wijdenes en Hem voor hun sympathiek werk, dat ze hier hebben ver richt. Hier werd een prachtig staaltje van gemeenschapsgevoel gedemonstreerd, en tevens bewezen, dat de veelgeroemde Westfriesche gastvrijheid méér is dan een gemeenplaats, méér dan een leege frase. Wie in moeilijke tijden helpt, helpt dubbel Wijdenes en Hem deden dit Den Helder zal dit zeker niet vergeten! ÏÏU.^A.ÏiM.êLaAonde.Uai u-an iefdadigheid is een oud-vader- landsche deugd; ons volk heelt deze deugd steeds betracht. Moge het er ook van doordrongen blijven, dat geven zaliger is dan ontvangen".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5