Wedstrijden op de gladde ijzers
T 1
DE WEEK.
Een majoor viel
„Ze willen niet meer
weg
Zaterdag 11 Januari 1941
Tweede Blad
MtacUtiieuiuLó
Politiemarechausséebrandweer en
Zeevaartschool meten hun krachten
Flinke deelname in de
ploegen
Raadpluq,
Gegrendelde deuren
in Feiten en Fantasieën
In Wijdenes en Hem
Burgemeester Mol zegt:
.mmj
Den Helder beleefde gisteren een dag
van ijssport. niet alleen dat velen dien
Vrijdag wederom gebruik maakten van
het ijs, dat op de Heldersche wateren
daartoe de gelegenheid bood, doch op twee
plaatsen waren bovendien wedstrijden ge
organiseerd, welke beide zeer naar wensch
verloopen zijn.
Het weer werkte tamelijk mede, vooral
des morgens, toen de zon bijna doorloo
pend het feestelijk aanzien van de banen
verhoogde. Des middags en in den namid
dag was het wat minder goed winterweer.
Het hagelde en sneeuwde bij buitjes, die
meestal echter van dien aard waren, dat
de stemming, noch het verloop der wed
strijden, daaronder leden. Tegen half vijf
begon.het zelfs te regenen, doch toen wa
ren de programma's beëindigd. De lief
hebbers lieten zich er geenszins door ver
jagen en tot laat in den avond werd het
schaatsen voortgezet.
De politie-wedstrijden.
De wédstrijden, welke wij hier bedoelen, wa
ren ten eerste de wedstrijden voor politie en
brandwachten en ten tweede de wedstrijd
voor scholieren der Zeevaartschool.
In het eerste geval waren er pl.m. 75
deelnemers, allen leden van de gemeente
politie, marechaussée en veldwacht en ge
meente brandwacht. Deze bekampten el
kaar op de banen voor het Raadhuis in
hardrijden, ringsteken en schoonrjjden.
De wedstrijd-commissie bestond uit de
heeren Kuyper (Commandant Brandweer),
Inspecteur van Politie Vrije, de heer Boon
(ondercommandant Brandwacht), agent
Jongman, de heer Van Wageningen, adj.-
Inspecteur Rooyakkers en de heer Eve-
rards.
Het was kwart over tien, toen de eerste
twee deelnemers aan het hardrijden voor de
startstreep verschenen en starter Jongman
het vertreksein gaf. De baan was 160 meter
lang en had een flauwe bocht. Het ijs was vrij
goed, maar tamelijk rijk voorzien van scheuren.
Valpartijen konden dan ook niet uitblijven en
er waren enkele ritten, welke voor de derde
maal overgereden moesten worden. Toch had
dit op den wedstrijd geen belangrijken invloed.
Want men zal zich voor kunnen stellen, dat de
meeste déraillementen plaats vonden bij de
spannendste partijen. Als de deelnemers alles
op haren en snaren moesten zetten om zich
den tegenstander van het lijf te houden. Dan
ziet men wel eens een scheur over het hoofd.
Spannende momenten waren er veel. Bij
voorbeeld toen twee marechaussées tegen el
kaar reden, die bijzonder aan elkaar gewaagd
waren. In alle opzichten konden dit twee
broers zijn en misschien waren zij het. Zij
gaven elkaar geen metertje toe. Tot tweemaal
toe mislukte hiervan de rit door een val. Bij
den laatsten val was de schaats van een der
tegenstanders van de schoen gerukt en moest
deze rijder van verder deelnemen afzien, het
geen door publiek en deelnemers betreurd
werd.
Vooral toen er teekening in den strijd kwam
en de besten overbleven, waren er meermalen
momenten van groote spanning. Het publiek
„op den wal" moedigde de rijders nu en dan
luid aan en leefde vooral mede met de pres
taties van „Dorus". Dit was de uiteindelijke
winnaar Schoonheden.
Behalve spanning waren er ook tafereeltjes,
die de hilariteit opwekten. Als een deelnemer
bijvoorbeeld door korte nijdige streekjes niet
op kon tegen een geroutineerder rijder met
forsche slagen. Of als een rijder geen schijn
van kans had tegen zijn tegenstander en met
een of ander wanhoopsgebaar opgaf.
De wedstrijd werd in zeer vriendschappe-
lijken geest verreden en het was interessant
de prestaties van verschillende deelnemers te
volgen. Er was dan ook vrij veel publiek, dat
ondanks koude voeten zoolang mogelijk bleef.
Voor de finale waren tenslotte drie deelne-
OUen °Ver: Schoonheden, E. Jongman en
Schoonheden wist beide anderen te verslaan
en stelde zich dus in het bezit van den eersten
prijs. De strijd tusschen Jongman en Otten
was zeer spannend. De eerste rit, waarin, voor
zoover wy dat konden zien, otten vóór lag, had
een ontijdig einde door een val van Jongman.
Bij het overrijden van deze race hadden de
rijders van baan verwisseld en nu ging Jong
man met duidelijk verschil aan den kop en
over de finish.
Ook bij den rit Otten—Selderbeek ontbrak
het niet aan spanning.
Ruim 1% uur was met het verrijden van
dezen wedstrijd voorbij gegaan en het vervolg
van de wedstrijden werd tegen 1 uur aange
kondigd.
Het ringsteken.
De baan voor dezen wedstrijd was ongeveer
twee maal honderd meter lang en bevatte ach
tereenvolgens twee ringen, een balk, waarover
heen gestapt moest worden, een ring en
blokjes, waarvan één geraapt moest worden.
Deze baan moest driemaal achtereen gereden
worden. Het aantal juist gestoken ringen gaf
hier den doorslag voor de winst. Het maxi
mum aantal ringen door een deelnemer in een
ronde te behalen was dus negen.
Deze „handicap-wedstrijd" telde ook zeer
veel deelnemers en er gingen ruim twee uren
mede heen voor de resultaten bekend waren.
Elke deelnemer kreeg een houten sabel, waar
mede hij moest trachten de ringen te bemach
tigen. Dat dit niet eenvoudig ging, was al
dadelijk te bemerken. Meerdere deelnemers
brachten het niet verder dan twee of drie
ringen en als wij goed geteld hebben was het
hoogst behaalde aantal 6 ringen. Het in een
bepaalde ronde behaalde aantal ringen gaf
den doorslag of de rijder in de volgende ronde
kwam of niet.
De balk leverde meestal geen bezwaar op,
hoewel er nu en dan een rijder tegen de vlakte
ging. Anderen daarentegen namen de hindernis
met gedurfde soepelheid.
Deze wedstrijd had vooral veel deelnemers
van de brandwacht en het tenue, dat bij het
hardrijden voor gemakkelijker kleeding ver-
wisserd kon worden, was bij het ringsteken
verplicht. De helmen der brandwachts bewezen
dikwijls goede diensten. De ringen hingen nJ.
onder een houten reservoirtje op vrij geringe
hoogte. Menigmaal kwam de rijder dan ook in
aanraking met dit instrument en ving de helm
den klap op.
Een hagel- en sneeuwbui komt tegen het
einde van den wedstrijd de baan als onge-
wenschte gast bezoeken. Verandering in de
afwerking van het programma brengt dit
niet teweeg.
In deze ritten is minder spanning dan die
van het hardrijden, doch daar staat tegen
over, dat hier het interessante meer den bo
ventoon voert. Het is altijd een vroolijk ge
beuren, een ringstekerij. Hoe de diverse deel
nemers hun pogingen in het werk stellen om
het gaatje te doorsteken, hun verschillende
houdingen, gelaatsuitdrukkingen, het is alles
kostelijk om naar te kijken en dikwijls komt
een glimlach op het gelaat, wanneer men
met aandacht de verrichtingen gadeslaat.
Schoon rijden.
Te vier uur werd aangevangen met het
schoonrijden. Tien liefhebbers hadden hiervoor
ingeschreven. De jury bestond uit de heeren
Everards. Van Wageningen en Rooyakkers.
Achtereenvolgens trokken de schoonrijders
hun baantje, nauwkeurig door deze heeren
gadegeslagen. Spoedig behoorde toen ook
dezen strijd van den sierlijken zwaai tot het
verleden en was het programma van deze
ijswedstrijd geheel afgewerkt. Het organi-
seerend comité kan met groote voldoening op
dezen dag terug zien. Het was een goeae
dag, welke door het personeel der in den aan
vang genoemde diensten zeer gewaardeerd
werd.
De prijsuitreiking.
Te vijf uur had in de hall van het Raad
huis de prijsuitreiking plaats, die geschiedde
door den Burgemeester, den heer G. Rit
meester. Behalve comité en juryleden gaf ook
o.a. de heer L. F. van Loo, wethouder, blijk
van zijn belangstelling.
De Burgemeester, die evenals de Commissa
ris van Politie A. J. van der Hoeven, enkeie
malen op de baan de prestaties der deel
nemers volgde, maakte van de gelegenheid
der prijsuitreiking gebruik om in de eerste
plaats het organiseerend comité te danken
voor het verzette werk. Vervolgens reikte hij
met een toepasselijk woord, dat meermalen
door z'n geestigheid de vroolijkheid der aan
wezigen opwekte, de prijzen uit.
Te omstreeks half zes was ook deze ge
beurtenis afgeloopen en behoorde de ijs-
Vrijdag tot het verleden.
Ongetwijfeld zal deze dag er toe hebben
bijgedragen de geest van kameraadschap en
verbondenheid tusschen de leden der politie en
luchtbeschermingscorpsen te verhoogen.
Hier volgen de volledige uitslagen:
HARDRIJDEN.
1. Schoonheden, Polshorloge.
2. Jongman E., Fotoalbum.
3. Otten A. G., Vulpen.
4. Selderbeek; 5. Karsbergen; 6. Haitsma;
7. Brouwer; 8. Betlehem; 9. Verhoef.
HANDICAP.
1. Pompert, Foto-box met film.
2. Vos Luxe doos postpapier.
3. Visser C., Vulpen.
4. Frlnks; 5. v. d. Berg C.; 6. Verhoef;
7. v. d. Berg J.; 8. Heemstra; 9. Dijkshoorn
10. Smits; 11. Otten A. G., 12 Mar-
chant; 13 van Reek; 14. Jong J.; 15.
Kuiper J.; 16. Hoogweer; 17. Spierings.
SCHOONRIJDEN.
1. Stoop, Cigaretten-standaard.
2. Verhoef, aansteker.
3. v. Hemert, cigarettenkoker.
4. Bakker, scheerapparaat.
TROOSTPRIJZEN.
Oudste deelnemers hinderniswedstryden;
J. Kuiper en Forrer, elk een worst.
Oudste deelnemer schoonrjjden:
.Majoor v. d. Tang, sigaren.
Vermelden wij tenslotte nog, dat de firma
Krigee een krentenbrood en de firma Makelaar
vier blikken groente als prijzen beschikbaar
stelden.
De Zeevaartschool-wedstrijden.
Deze vonden in den middag plaats op de
fortgrachten, achter het Timorpark, alwaar
een goede baan vrijgemaakt was.
De wedstrijden gingen uit van de sportver
eeniging der Z.V.S. en mochten zich verheu
gen in de belangstelling van den wethouder
van Onderwijs, den heer L. F. van Loon, die
geruimen tijd op de baan aanwezig was. Er
waren in totaal 22 deelnemers, waarvan 10
ingeschreven hadden voor de vijfhonderd
meter hardrijden en de anderen voor de 200
meter. Ook hier ontbrak het natuurlijk niet
aan spanning en aardige momenten en op
vlotte wijze werden de series en finales ver
reden.
De beperkte middelen lieten geen uitbun
dige hoeveelheid prijzen toe, zoodat de deel
nemers tevreden moesten zijn met voor eiken
wedstrijd een eerste en een troostprijs.
Deze eerste prijzen vielen tenslotte ten deel
aan den heer Verschoor,, voor 500 meter en
de heef Dols voor de 200 meter.
De wnd. Directeur der Zeevaartschool, de
heer G. J. Grobben, reikte na afloop de
prijzen uit.
Het ligt in het voornemen van de Vereeni-
ging om bij aanhoudende vorst begin volgende
week nogmaals wedstrijden te organiseeren,
doch dan zoo mogelijk op een baan aan de
Kerkgracht.
Het was prettig gistermorgen om
langs „het lijntje" van de Kerkgracht
te staan.
Prettig... omdat men van den wal-
lekant af zoo voortreffelijk een over
zicht kreeg van de gedragingen der
zich aldaar in de schaatskunst metende
poiitiemenschen.
Tenslotte kent men deze ambtenaren
als... politie-ambtenaren. Dat wil zeg
gen: er valt met hen tenslotte niet te
gekscheren. Ze zijn te beschouwen als
de oogen en ooren van Justitia en omdat
ieder onzer zich wel eens bjj tjjd en
wijle in gebreke toont waar het betreft
Orde en Wet-, daar is bjj onze sympa
thie en waardeering ook doorgaans nog
een enkele scheut angst...
Maar zie... gistermorgen stond de
burgerij veilig achter „het lijntje" en
kon men zich verkneuteren bij het aan
schouwen van heele en halve valpar
tijen van de leden van het korps agen
ten. veldwachters, hulp-agenten en
brandwachts.
Men vuurde aan en lachte uit... men
wees elkaar de „stuntelaars" en de
„keien" aan. Men wa het eens met
beslissingen of protesteerde er tegen,
ieder aan den wal op zjjn eigen wjjze.
Een der historische oogenblikken van
dit (jsfestjjn bij 8 graden was het „mo
ment suprème", toen majoor de Bliek
van de Rljksveldwacht, na de meest
onmogelijke zwenkingen en draaiingen,
tóch met een hoorbaren klap op de baan
terecht kwam. Een homerisch gelach
steeg op van achter het lijntje, maar...
de majoor lachte zelf het hardst! En
h(j krabbelde op en reed er vandoor, zoo
klein als hij is, met sneltreinvaart.
Daar reed onze jongste inspecteur, de
heer Rooyakkers, en h(j liet zien dat hij
méér kan dan 120 kilo trotyl in de lucht
doen vliegen, namelijk vaardig kunst
rijden. Ongetwijfeld een aanwinst voor
het artistiek onderlegde deel van het
schaatsenrijdende korps!
Zoo reden de paladijnen van Justitia
op de Kerkgracht...
Zoo genoot publiek en rijders op dezen
stralenden mid-wintermorgen tusschen
Helden der Zeeplein en Postbnig.
Hulde dengene, die het initiatief op
perde voor deze wedstrijden!
onze advertentiekolommen
voor Uw inkoopen
Wij weten dat daar in het even veel
geprezen als [el-gehate „buitenveld" tal-
looze kleyne luyden wonen, die het zich
reeds sedert vele maanden tot een eer
rekenen, een of meerdere vluchtelingen
uit Den Helder onderdak te kunnen ver
schaffen.
Men deed dat niet uit oogmerken van
geldelijk gewin, men deed het ook niet
uit publiekelijke philantropie en men
deed het nog minder „om er beter van
te worden". Men deed het, omdat men
begreep, dat men als mensch tegenover
mensch nu eenmaal verplichtingen heeft
en dat Den Helder hier, net als Rotter
dam, Vlissingen en andere „uitver
koren" plaatsen, de spits afbeet voor
heel het lieve vaderland.
Er waren er echter ook, wier deuren
gesloten bleven. Dat waren degenen,
die 's avonds hun avondblad opensloe
gen en aan hun huisgenooten met ge
ëmotioneerde stem de gruwelijke uitin
gen van den modernen luchtoorlog voor
lazen, en hun leedwezen betuigden over
het lot der armen, die dat alles maar
aan den lijve moesten bezuren. Dat
waren degenen, die tot zichzelven zei
den: „Gefeliciteerd man, dat j ij daar
niet woont, wat ben je toch een boffer!
Dat waren degenen, die, achter hun
stamtafel troonend, hun bittertje naar
binnen sloegen en in edele verontwaar
diging lucht gaven aan hun toornis over
de onmenschelijke methoden van den
luchtkrijg. Dat waren degenen, die, de
files voorbijtrekkende vluchtelingen
ziende, het hoofd schudden over zóóveel
nameloos leed en de deur op het
nachtslot deden.iDat waren degenen,
die in de poldersche patriciërshuizen
leefden, en met het wóórd hielpen.
Dat waren degenen die 6 gulden
vragen voor het slapen in een onver
warmd optrekje. Dat waren diegenen
Lezershet zou een eentonig verhaal
worden, aldus voortgaande! Men ~ou
meenen dat héél het polderland, dat héél
de bevolkingzuidelijk van deze ramp
zalige stad, zich kenmerkte door ongast
vrijheid en eigenliefde en niets is ons
meer verre dan dat. Hetgeen wij bereids
in den aanhef onderstreepten.
Maar het moet ons eens van het hart.
dat het toch feitelijk Gode geklaagd is,
dat er inderdaad nog steeds lieden ge
vonden worden, die den euvelen moed
bezitten voor een onverwarmd vertrekje,
dat men den omnieuzen naam van „slaap
kamer" heeft gegeven, 5, 6 en 7 gulden
per week te vragen aan menschen, die
van slechts enkele tientallen guldens in
de week er maar moeten zien te komen.
Het tart iedere vorm van menschlievend-
heid steeds weer te moeten constateeren,
dat er nog al te veel „philantropen" zijn.
die de evacuatie beschouwen als een
zoet melkkoetje, waarmee tenslotte, zoo
gek 'weg, nog een aardige grijpstuiver
te verdienen valt. Het maakt een mensch
opstandig, te zien, dat daar gepeperde
prijzen gevraagd durven worden voor
woonruimten, die, eerlijk gezegd, onbe
woonbaar zijn, doch die, terwille van de
pecunia, tijdelijk opgekalevaterd zijn.
Het is ergerlijk te moeten vaststellen,
dat tal van woningen van gegoeden
gesloten blijven met zeven grendels. Dat
zijn de vaderlanders, die zeggen: „ik
help op een andere manier". Maar op de
manier, waarvan de, een slaapplaats zoe
kende vluchteling, al bedroefd weinig
bemerkt.
Dat zijn de „gegoeden"die geen
menschen kunnen hebben om duizender
lei redenen. Omdat ze ziekelijk zijn. om
dat ze een oude moeder thuis hebben,
omdat men loges krijgt, omdat men
(hoe toevallig!) n e t op reis moet. om
dat er a/ genoeg anderen zijn die het
doen. omdat er
Laat ons zwijgen en vaststellen, dat
het niet alles philantropie is, wat daar
voor doorgaat tusschen het geteisterde
Nieuwediep en Alkmaar.
Men kan daar niets aan doen. Nie
mand kan gedwongen worden in dit land
om vluchtelingen op te nemen en dat
is maar goed ook. Tenslotte moet er nog
zoo iets blijven bestaan als persoonlijk
medeleven, individueele naastenliefde.
Niemand kan de „gegoeden" ver
plichten alsnog hun deuren te ontgren
delen en de ouwe vaderlandsche wetten
der gastvrijheid te eerbiedigen. Niemand
kan er iets aan doen, dat tenslotte niet
iederéén de philantropie in zijn bloed
heeft zitten.
Zoodat de kleyne luyden er maar voor
moeten opdraaien!
Deze zaak heeft echter nog een ande
ren kant.
Straks zal de oorlogsschade worden
opgenomen, en naar men heeft gelezen,
zal de Staat der Nederlanden deze scha
de in haar geheel vergoeden. Dat is
volkomen logisch, omdat de geheelc
Staat, dus de geheele Nederlandsche
volksgemeenschap, de lasten van dezei
oorlog heeft te dragen. Het ware al tf
onrechtvaardig, indien men dit alleen
overliet aan de Rotterdammers, de Vlis
singers, de Nieuwediepers en de bewo
ners der andere plaatsen, die in deze
dagen van rampspoed de spits afbijten
Men kan dus een belasting tegemoet-
zien, of een heffing in anderen vorm, dit
de fondsen voor deze schaderegeling ii
de Staatskas doet vloeien.
Laat het dan een regeling zijn, indie:
zulks mogelijk is, waarbij de kleine mat
weinig efi de „gegoede" man véél te be
talen krijgt. Laat het een rechtvaardigi
belasting zijn. Zóó rechtvaardig, dat hij
die reeds hielp, die zich mensch toond.
toen er een beroep op zijn menschwaat
digheid gedaan werd, het minsteen die
andere, die niet hielp, doch zich bui
ten de misère plaatste door zijn verwer
pelijk individualisme, het meest betaalt
Laat ook hèn, die zich thans buiten
den oorlog en diens droevige gevolgen
plaatsen, hun offer brengen! En omdat
zij in de grootste misère niet hielpen,
ook den zwaarsten tol.
Mocht dit mogelijk zijn, dan zal in
het land, waar thans zooveel wordt ge
sproken over Recht en Wet, over Volk-
sche Plichten en Gemeenschapssolida-
risme een rechtvaardige wet geboren
zijn.
Waarover allen, die het wel mee
nen, zich oprechtelijk zullen verheugen!
*t
Velen kregen al vast een uit-
noodiging om met de groote
vacantie terug te komen.
Als men dit nummer van de krant onder
het oog krijgt, behoort de reis van de
80 Heldersche jongens en meisjes naar
Wijdenes en Hem al weer tot het verleden
en zijn deze weder overgegeven in Bureau
„Winterhulp" aan de vaders en moeders.
Van diverse zijden mochten wij in de
thans voorbije weken mededeelingen om
trent deze kinderen ontvangen en het was
prettig te mogen constateeren, dat deze
mededeelingen louter van prettigen aard
aard waren. Daar waren geen klachten
van de „p'eegoudeis" en ze waren er nog
minder van de „niet-betalende logé's". Het
was, wederzijds, de best denkbare ver
houding.
Waar het nu gisteren de laatste dag was
van deze merkwaardige Kerstvacantie van 80
Juttertjes, meenden wij Wijdenes' voortvaren
den burgemeester, onder wiens leiding 't heele
plan zoo voortreffelijk verloopen is, op te
moeten bellen, teneinde van hem persoonlijk
te vernemen wat zijn meening was omtrent
deze „Winterhulp"-vacantie.
Een tijd van komen
Het eerste wat de heer Mol ons tele
fonisch mededeelde was: ,,Ze willen niet
meer weg!" „Het is hen blijkbaar bij ons
zóó goed bevallen, dat ze de vacantie
gaarne nog verlengd zouden hebben.
Maarer is een tijd van komen en een
tijd van gaan en wij begrijpen, dat de
ouders nu zoo langzamerhand hun kinde
ren zelf wel weer eens willen zien".
Op onze vraag of er in de drie weken nog
kinderen tusschentijds vertrokken, vernamen
wij, dat dit het geval was met slechts een
4-tal. De reden hiervan was: heimwee. Een
volkomen verklaarbaar iets bij jongens en
meisjes van zoo jeugdigen leeftijd. Een van de
vier kreeg echter, in Den Helder aangekomen,
spijt van zijn vertrek en keerde weer terug
Voorts brak in een gezin in Wijdenes
mazelen uit. De geneeskundige dienst achtte
het toen raadzaam de beide logé's naar Den
Helder terug te sturen. Men wilde liever niets
riskeeren, hetgeen o.i. een maatregel van wijs
beleid te noemen is. Overigens viel er niet
één af.
Velen zijn bijgekomen.
„Incidenten zijn er practisch niet geweest,
aldus de heer Mol/ i/eh wij kunnen niet anders
zeggen dan dat de Heldersche jeugd zich uit
stekend gedragen heeft".
„Er is goed gegetendat kunt U
ook van de partij oij de wedstrijden op de
werd géleverd door verscheidene Jutter
tjes, die in de drie weken maar liefst
5 tot 7 pond zijn aangekomen. Iets, wat
een compliment is voor de Wijdenesser en
Hemmer moeders!"
„Behalve dat we de kinderen lieten deel
nemen aan de Kerstfeestvieringen, waren ze
oo kvan de partij bij de wedstrijden op de
schaats. Enook bij het afhalen van de
prijzen waren ze present, want verschillende
hadden over hun Wijdenesser collega's ge
zegevierd.
Ze gaan terug
„Zouden ze nog wel eens terugkomen naar
Wijdenes, burgemeester?"
„Ongetwijfeld; mij is reeds nu bekend, dat
verschillende pleegouders van de kinderen het
verzoek ontvingen of ze nog eens mochten
overwippen. Er blijken in dit verband al af
spraken voor de komende groote vacantie ge
maakt te zijn! Wel een bewijs, dat het naar
den zin geweest is".
Aldus de mededeelingen van Wijdenes' bur
gemeester. Waaruit wel zonneklaar blijkt, dat
deze jeugd-Kerstvacantie (met een staartje!)
uitnemend geslaagd is.
Het ljjkt ons hier de plaats een woord
van waardeering neer te schrijven aan het
adres van burgemeester Mol en de overige
autoriteiten in Wijdenes en Hem voor hun
sympathiek werk, dat ze hier hebben ver
richt. Hier werd een prachtig staaltje van
gemeenschapsgevoel gedemonstreerd, en
tevens bewezen, dat de veelgeroemde
Westfriesche gastvrijheid méér is dan
een gemeenplaats, méér dan een leege
frase.
Wie in moeilijke tijden helpt, helpt
dubbel
Wijdenes en Hem deden dit
Den Helder zal dit zeker niet vergeten!
ÏÏU.^A.ÏiM.êLaAonde.Uai
u-an
iefdadigheid is
een oud-vader-
landsche deugd; ons volk
heelt deze deugd steeds
betracht. Moge het er ook
van doordrongen blijven,
dat geven zaliger is dan
ontvangen".