Hei duifcelaaAtje Het moedige hondje B-eAle jonqeni en meiijel! Oplossing raadsel vorige week Nieuw Raadsel 't Wintert Spinnen die vogels eten Om na te tekenen Een goede les EVEN LACHEN Een leuk schilderijtje maken Het vrolijke rekenboek w w hff IA w~ *r\ ri ri MK w ik fl w w lil 2 w w W 2 u H •S a J w il pT, w ÏT a W -i w ST 2 W Fj w~ w~ ft ïT" Pp w y W -1 2 P k Jullie zult deze week vergeefa In de kinder krant naar de briefjes zoeken. De reden hier van is. dat de Kindervriend ziek is. Hy ligt te bed met een keelontsteking en met zoiets kun je natuurlijk niet achter de schrijfma chine zitten en die hele stapel brieven van jullie beantwoorden. Laten we hopen, dat hjj volgende week weer helemaal beter is en dat hij dan wel de stapel kan behandelen. Zullen we het daarop houden Ik heb wel de raadsels van jullie nagezien en de winnares aangewezen van het boek. Dat is: THEA ENGEL, Kaasmarkt 2, Hoorn. We spreken dus af dat jullie deze week alleen het raadsel oplost. Er worden geen nieuwe briefjes geschreven. Beest, Toos, boot, thee, buis, woest, hout, Soest. Het spreekwoord luidt: Oost West, Thuis Best. Goede oplossingen ontvangen vant Gerard K., Corrie van B., Jantje en Henkie S., Marietje J., Lucie W., Johanna en Freek S., „Aster" (Heiloo), Jan M., Jantje G., Thea E., Joop G., Klaas G., Greta van L., Gerrit de B., Annie M., Marietje S., Mieke van S., Greetje R., Dillie G., Maarten K., Corrie K.-, Coba P., Neeltje P., Piet M„ Annie R., Jo B., Nellie P., Truus de O., Aldert v. d. K., Gretha van S., Bertus G., Piet B., Jan B., Gonda de R., Piet de L., Broer cn Zus de V., Nini B., Betsy B., Jo O., Anton R„ Martha, Thony en Dientje B.. Kinderen K., Sina W., Jan W., Mientje F., Piet, Dirkje en Johanna B., George V., „Doornroosje" (Callantsoog), Ne- lie R., Jettie B., Trijntje K., Cor van B., Jan- ny D., Bali en Annie van B., Elly en Nelly de Z Susanne de B., Wilko N., Kinderen C., Klaasje Z., Tiny van B., Annie K., Marietje K., Guurtje en Jaap K., Marie W., Ida K., Loek en Leon v. d. W., Betsie G., Ali B., Marie H. waarop wij allemaal hopen, staat dikwijls aan het slot van een boek. gissen dit ben je maar eens per jaar. boek met landkaarten, waarop wij allemaal wonen, zit b.v. aan een oud, afgedragen kleedingstuk. in een gebeuren soms de meest wonderlijke dingen vrucht. precies hetzelfde. Op de kruisjeslijn lees je van boven naar beneden iets, dat je altijd heel prettig vindt. x x X X X X X X X 't Is Winter Kom schaatsen onder de voet Nu gaan we lekker rijden Vol frisse moed 't Is winter Het ijs houdt al goed Laat de koudkleumer zitten Nu stroomt het bloed. 't Is winter Sneeuwvlokken dwarrelen in het rond Nu gaan we heerlijk glijden Dat is heel gezond. Elly Kweldam, Schagen. Er zijn veel mensen die bang voor spinnen zijn, maar onze spinnetjes zijn engeltjes vergeleken bij andere, b.v. de vo gelspin. De vogelspin is een gevaarlijk en griezelig heerschap, die zelfs een mens dood kan bijten, omdat zijn beet vergiftig is. Sommige van die spinnen zijn zwart en hebben rose poten, andere zijn bruin, maar ze zijn allemaal sterk behaard. Aan hun voeten zitten zuigbuisjes zodat ze gemak kelijk langs een loodrechte glazen muur kunnen lopen. Ze leven in bomen en in oude huizen en hutten en voeden zich met allerlei insecten en vogels. Er was eens een jongetje dat van een aardigen meneer een duikelaartje had ge kregen. Weten jullie wat een duikelaartje is? Wel, een duikelaartje is een mannetje, meestal van hout gemaakt. Inplaats van voeten heeft hij een ijzeren bol, die er voor zorgt dat het mannetje altijd op zijn ..pootjes" terecht komt. Jullie zult het met me eens zijn dat zo iets erg grappig is. Dat vond het jongetje ook en hij hield vanaf de eerste dag dol veel van het ventje. Het jongetje was een arm jongetje en behalve het duikelaartje had hy niet veel ander speelgoed. Veel tijd om te spelen had hy ook niet. want het grootste gedeelte van de dag zat hy op school en na schooltijd moest hij er op uii kranten verkopen, om er wat bij te verdie nen. Maar sinds hij het duikelaartje had, droeg hij hem altijd in zyn zak en er was altijd wel een gladde steen of een ander plekje in de buurt waar de duikelaar zijn kunsten kon vertonen. Zyn vriendelijk grijnzend gezichtje lachte het jongetje elke keer toe. als hij, na in de lucht gegooid te zijn, weer op zyn ijzeren kogel terecht kwam. „Doe net als ik", scheen het duikelaartje tegen den jongen te zeggen, „laat je niet neerdrukken, sta altyd weer op!" En misschien kwam het wel hierdoor, dat de jongen tegen zyn moeder, die hij op zekere dag zag huilen, zei: „Huil maar niet moeder. Wacht maar tot ik groot ben, dan zal ik zorgen dat het ons veel beter gaat. fk doe net als het duikelaartje, ik laat me er niet onder krijgen, ik sta altyd weer op!" Het was maar gelukkig dat de jongen zijn moeder zo troostte, want zyn moeder had veel verdriet Ze had zo weinig geld dat ze haast niet wist. hoe ze haar kind te eten moest geven. Haar man was een paar jaar geleden gestorven en Koos. haar zoon tje was het enige wat ze nog had. Koos leerde vlijtig en toen hij van school ging, kreeg hij een mooi rapport mee naar huis. Door dit mooie rapport kwam hy als leerling in een kruidenierszaak, waar het hem goed bevallen had, als..., ja. als hy maar de enige leerling geweest was. Maar er was er nog een. een akelige jongen, met wien Koos niet kon opschieten. Die andere jongen was oneerlijk en achterbaks. Op een keer zag Koos dat hij krenten, rozijnen en een paar busjes stroop in zijn zakken stopte. Een paar seconden stonden de twee jongens zonder iets te zeggen tegenover el kaar. Eindelijk zei Koos: .Het is maar goed Koen, dat i k 't ben die je ziet. want ik zal je niet verklikken, als je belooft dat je dat nooit meer zult doen." Toen Koen zich met z'n buit uit de voe ten wilde maken, hield Koos hem tegen en zei: „Halt! Zet alles weer op zijn plaats. Gestolen wordt hier niets!" Sinds die dag kon Koen, Koos helemaal niet meer zien. Hij keek hem steeds met ogen vol haat aan. Maar Koos deed net of hij niets zag en trok zich er verder niets van aan. Op een warme zomerdag moesten de twee jongens in het pakhuis werken. Koos werk te hard en kreeg het al gauw zo warm, dat hij zijn jas uittrok en hem aan een spijker ophing. Zonder dat Koos 't zag. sloop Koen in 't kantoortje van den baas. die er op dat ogenblik niet was. stak z'n hand in het geldlaatje en kwam even later met een hand vol geldstukken terug. Toen stopte hy, zonder dat iemand 't merkte, het geld in de jas van Koos. Toen de baas ontdekte dat hij geld miste, moesten de twee jongens bij hem komen en op zijn vragen antwoorden. Niemand had het gedaan. Toen onderzocht de baas de zakken van de jongens en wat er nu gebeurde, kunnen jullie wel raden; het geld werd bij Koos gevonden, die met schande en smaad werd weggejaagd. Versuft sloop Koos weg. Hij begreep nog niet wat er gebeurd was Wat zou moeder zeggen als ze het hoorde. Ze zou natuurlijk aan zijn onschuld geloven, maar wat schoot hij daar mee op? Bij de rivier gekomen ging hij op een steen zitten. Ineens kon hij zich niet meer inhouden, de tranen stroomden over zijn gezicht en hy moest zijn zakdoek te voor schijn halen om zijn gezicht af te vegen. Daar rolde iets voor zijn voeten., het dui kelaartje. „Ja, je hebt gelijk", zei Koos, ,ik zal me niet laten neerdrukken, ik zal weer op staan!" Toen moeder alles hoorde, was ze erg ongelukkig. Maar Koos pakte direct aan. Eerst werkte hij thuis veel. Hij hielp moe der waar hij maar kon. Van zijn opgespaar de centen maakte hij alles wat er in het huisje kapot was. heel. Ondertussen zocht hij een andere betrekking, maar tot nu toe was er niets op komen dagen. Toen Koos op een goede dag weer vlijtig aan 't werk was. kwam er bezoek. Bezoek dat ze nooit verwacht hadden. Het was de kruideniersbaas. die kwam vertellen, dat ze nu wisten wie het geld gestolen had. Koen had zichzelf verraden en nu kwam de baas Koos weer terughalen. „Hier heb jij het geld jongen en morgen begin je weer, begrepen?" Tegelijkertijd stopte hij een bankbiljet in de hand van Koos. Moeder huilde van geluk en Koos dankte in stilte zijn duikelaartje, die hem de moed niet had doen verliezen. Het is niet de enige keer geweest dat de duikelaar hem geholpen heeft. Ook toen hij ouder werd haalde hy het ventje wel eens uit zijn zak. En Koos werd later zelf een kruidenier, wiens zaak uitstekend ging. Hij had gelijk gehad, moeder woonde nu by hem in een aardig huis en zorgen had ze niet meer. Als ieder ander mens had Koos ook van tijd tot tijd pech en ongeluk. Eén keer ging een hele lading kruidenierswaren in de storm verloren en een andere keer brand de zijn hele pakhuis af. Maar weer deed Koos wat het duikelaartje hem geleerd had „Laat je niet neerdrukken, sta altijd weer op!" Wie kan deze vlindertjes natekenen in één haal? Je potlood mag dus niet van het papier af komen. Er was eens een jongen die wilde stelen en omdat hij wist dat de molenaar rijk was en veel geld in de ia had liggen, wilde hij bij hem inbreken. Op een nacht kwam hij in een donkere jas bij de molen en wil de de deur binnen gaan. Maar de deur was op slot. „Ah", dacht de jongen, „jij denkt dat je slim bent, molenaar, maar ik ben nog slimmer!" En by zichzelf dacht hij: „Ik klim door het dakraam!" Hij begon dus te klimmen en eerst ging dat heel goed, want hij hoefde zich maar aan het windmolenrad vast te houden. Hij was er al bjjna en kon door het dakraam kijken, waar hij de guldens al op tafel meende te zien', maar o wee, toen kon het rad hem niet langer dragen, het begon te draaien en toen 't eenmaal begonnen was, hield het niet meer op. De molenaar sliep als een roos. Maar de dief niet. Die draaide en draaide maar door. Als hij boven was, voelde hij een flinke klap op zijn hoofd en als hij bene den was, schramde hij z'n gezicht Het was niet om uit te houden. Eindelijk had het rad er blijkbaar genoeg van, het stond stil en de jongen viel uitgeput op de grond, waarbij hij zich ook nog pijn deed. Maar het was een goede les voor hem ge weest. Kermend van piin sleepte hij zich naar huis en hy heeft nooit meer gepro beerd te stelen. „Zeg, houd jij van 't water?" Vroeg eens een eend aan Bob En onder zijn gesnater Nam hij 't hondje op. „Wel", antwoordde het hondje, „Ik ben er dol op ja Ik zwom al menig rondje Met mijnen Lieven pa." „Och zo", klonk het toen schamper ,Kon ik dat maar eens zien „Ik wed jij zwemt maar amper Een metertje of tien." „Poeh!" snoefde onze Bob weer ,,'t Is me de moeite waard, Ik zwem een stuk of tien keer Langer dan een zeepaard." „Vooruit dan, toon je kunst En spring 't water in! Als je niet durft, o jé, o gunst Dan ben je me te min!" Toen krabbelde ons Bobje Van enige jaren oud Een beetje weg en zei toen vlug ,,'t Water is me te koud!" Mieske is ziek; ze heeft de mazelt., en wordt door haar moeder flink ver wend. Dat merkt Noes, haar zusje, al gauw. De lekkerste hapjes gaan naar Mies ke, die al die heerlijkheden alleen mag op eten. Eindelijk vraagt Noes: „Mam, als Mieske beter is, mag ik dan een keertje de mazelen hebben?" Je neemt een dik stuk karton, lineaal .en potlood en tekent allereerst een groot vier kant, liefst 30 bij 30 c.m. Verder trek je om de drie centimeter een horizontale lijn en om de drie centimeter een vertikale lijn, zodat 100 vakjes ontstaan. In deze vakjes zet je de getallen 1100, op de manier als hieronder is aangegeven. Vanaf 7 komen de kleine getallen erbij (zie figuur). -fc *~l ar -3 4 «T S T5P S3 -4 •3 11 1 ST 1 M W i! ar r t •i ar -a *1 -1 8 5 n sr w +5 fcj 1 -! ÏT w 11 -1 +i 31 +1 H+i 31 M w -* - m -* 23 fi 21 -1 tl _l5 ff L_±3 1 -i 3 3 1 - Is dit geen leuk plaatje? Weet je dat je hiervan een leuk schilderijtje voor je ka mertje kunt maken? Net goed om in een klein hoekje te hangen. We kunnen dit op verschillende manieren doen. Voor alle ma nieren moet je netjes en precies te werk gaan en.... geduld hebben. Wie niet ge duldig is, moet er liever niet aan beginnen, want dan breng je er niets van terecht en dat brengt je maar in een akelig humeur. Ten eerste kun je doorschijnend papier nemen en de omtrekken van de figuurtjes overtrekken, met een scherp, zwart pot lood! Daarna leg je dit vel papier met de figuurtjes erop, met de buitenkant, dat is dus de kant, waarop je getekend hebt, op een glad, wit stuk karton. Dit karton kun je het best in een winkel kopen. Het moet ongeveer de dikte van een briefkaart heb ben en net zo glad zijn. Als het papier op 't karton ligt, ga je nog eens met je potlood over de omtrekken van de figuurtjes. Druk je vel doorschijnend papier stevig op het karton. Als je klaar bent, zul je zien dat alle figuurtjes op het karton zichtbaar zijn. Nu neem je Oost-Indische inkt en vult daarmee de figuurtjes op. Netjes hoor! Niet knoeien. Zorg dat je een fijne penseel gebruikt. Je zult verrast zijn over het re sultaat, als je het netjes doet! Dan knippen we het stuk karton in een passende vorm, b.v. vierkant of rechthoe kig en stoppen het in een lijstje, zo'n ge woon zwart lijstje dat je voor vijftien cent in de winkel kunt kopen. Als ze geen lijst jes hebben in de maat die jy het leukst vindt, kun je zelf een lijstje maken met be hulp van zwart gompapier, dat ook bij een boekhandelaar te krijgen is. De tweede manier om dit schilderijtje te maken is: dit plaatje voorzichtig uitknip pen. Dat is heel moeilijk, vooral de boom zal je last bezorgen. Daarna alles op wit karton plakken en klaar is het. Als je geen lijstje wilt maken, of kopen kun je ook een rand met Oost-Indische inkt op het karton tekenen, dat is heel makkelijk en staat ook erg leuk. Een op- hangertje er achter plaken is zo gebeurd Verder knip je zes speelfiches met de ge tallen 16 er op. Die verf heeft, kan al les kleuren. Eerst de fiches en hij moet er dan op letten, dat het vakje, waar hetzelfde getal op voorkomt als op het fiche, dezelfde kleur krijgt als de kleur van het fiche. Spelregels: Aan dit leuke spel kunnen zes of minder mensen meespelen. Je gooit met één dobbelsteen. Eerst gooit ieder één keer en ieder neemt het fiche met het ge tal dat hij gegooid heeft. Als twee kinde ren het zelfde getal gegooid hebben, moeten ze nog eens overgooien. Dan zet ieder zijn fiche op hetzelfde getal van de eerste zes vakjes. Het laagste getal begint en dan gaat het rechtsom. Ieder gaat zoveel vakjes verder als hij gegooid heeft. Als iemand nu op een vakje komt, waarvan het kleine getal, hetzelfde is als dat op zijn fiche, be gint ^°t vrolijke gereken. 1 Komt b.v. op 7 -1; hij moet dan terug op zes; 5 komt op 10 :5; hij moet dan terug op 2; 3 komt op 9 +3; hij mag dan verder gaan naar 12; enz. Maar als iemand op een vakje komt waar a! een fiche op staat, mag hij zijn getal vermenigvuldigen met hét ge tal van het twede fiche. B.v. 4. komt op een vakje, warop al het fiche 6 staat. 4x6 is 24, dus mag 4 meteen 24 vakjes verder gaan. Komt hij toevallig op een vakje, waarop het kleine getal 4 staat, dan moet er natuurlijk nog aftrokken, opgeteld, gedeeld of vermenigvuldigd worden. Ver rassingen ontstaan er genoeg, 90 :6 is b.v. 15, dus moet 6 terug op 15 enz. Veel plezier met dit vrolijke spel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 8