De laatste tocht van „den Gorrel" Ter-aarde bestelling slachtoffers bomaanval Hoe glad het wasot 't Dooit 2 y2 graad Omzetbelasting en abonnementsgeld Dinsdag 21 Januari 1941 Tweede Blad Zware tocht van de garde naar Huisduinen Eerende woorden van de heeren Bot Grunwald en van Dok Den Haag looft de „Brass Buttons" Burgerlijke Stand van Den Helder Wijziging werktijd marinewerf K&ik en Tjendinq, is de girorekening van den Gemeente-ontvanger. Stort hierop Uw gaven voor „Winterhulp". £tadlnieuuij Gistermiddag is Willem Bakker, wtjd en ztjd vermaard ais „de Gorrel", door 7.tfn makkers naar Huisduinen gebracht en men moet zich goed reaiiseeren, dat Den Helder in hem meer, belangrijk meer, verliest dan alleen maar een wil lekeurig lid van de roemruchte garde. Mééromdat „de Gorrel" sedert meer dan een halve eeuw tot den inven taris van den Ouden Helder behoorde en daarmede onverbrekelijk was ver bonden. Eerlyk gezegd, kan men zich dat oude zeeriddersnest niet meer goed voorstellen zonder dezen curieuzen „Gorrel", dezen grysgebaarden Viking, wien eens geen orkaan te zwaar en geen schipbreuk te gewaagd was. Hy hoorde er by, zooals hy daar, krom en oud, door oud Nieuwediep ijs beerde. Met dat pittige schippers-sikje en z'n afgedragen pilowschen broek. Maar vooralmet z'n onuitputte lijke gyn, z'n onverstoorbaar optimisme z'n onuitroeibare humor. Inderdaad, „de Gorrel", 'n levend Nieuwediepsch curio sum, en behalve in de boeken van de reddingmaatschappij, zal men hem mis sen daar, waar Den Helder zyn plaats vraagt ais roemrijke bakermat van on telbare dappere zeehelden. In de Wachtstraat. Dwars over den Ouden Helder staat de ijzige Ooster. Hij rukt de flarden rook uit de schoor- «teenen, hoopt de sneeuw saam op de hoeken der sloppen en steegjes en blaast venijnig in de smalle straten. „De Gorrel" wordt begraven en düs zijn Wachtstraat en omgeving present. Vrouwen met bonte schorten en omslagdoeken. Mannen, oud en gebaard, en de jeugd, stil en nieuws gierig. Nóg heeft men het zich niet geheel ge realiseerd, dat de Oude Helder 't voortaan zonder z'n „Gorrel" zal moeten doen. Dat hij niet meer van Renssteeg of Wachtstraat naar z'n dierbaren dijk zal sloffen, dat z'n pientere oogen onder de borstelige wenkbrauwen niet meer het wjjdsche Marsdiep zullen afturen. De garde. Voor het doodenhuis dromt men samen. Louter bekende gezichten: daar is Janus Kuiper, overgekomen uit Schagen, oud en tanig, maar... Janus, dat wil zeggen kwiek en eigengereid. Daar is de schipper van de „Dorus Rijkers", Coen Bot, weliswaar niet van de generatie van dit joemrijke geslacht, maar vertegenwoordiger van een nieuwe ge neratie, die het even dapper klaarspeelt. Daar is Jan van Dok, de voorzitter van „Moed, Vol harding, Zelfopoffering", ook speciaal uit z'n evacuatieoord overgekomen, Coen Bot uit Haarlem, Roetman, deze waarachtige vriend van de ridders, die heel uit Den Haag kwam, de heer Grunwald, die sedert vele tientallen van jaren met al wat zeeridder is optrekt en meer dam wie ook hun vertrouwen geniet. Ja, ze waren er allemaal, het heele bestuur van „Moed, Volharding", en voorts eenige tien tallen leden van de garde, benevens de kame raden uit den Ouden Helder. Dat alles staat daar by de Wachtstraat en wacht. Uit den hemel valt de sneeuw. Eerst lijzig en nauwelijks zichtbaar. Dan sneeuwt het door en vallen de vlokken in honderddui zenden tezaém. Nog witter wordt de al wit gesneeuwde Oude Helder. De uitvaart. Het is ruim een kwartier over tijd, als het raam opgeschoven wordt. Een zwarte kist komt naar buiten. Vriendenhanden dekken deze kist met het geelrood van de garde-vlag. Boven op de vlag prijkt een krans van groen en bloemen. De laatste groet van de Noord en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij. De stoet stelt zich op. Men zet zich schoor tegen den viymenden Oostenwind. Ze stappen in de auto's. De familie, de vrienden. De slip- pendragers stellen zich op en het vaandel wappert reeds voorop. Ontroerende oogenblikken. Vrouwen staan met starre gezichten op de straathoeken. Jon gens van zestien jaar kijken beduusd naar dit schouwspel. Ze begrypen iets van het heen gaan van een groot man, van iemand, waar over Den Helder over honderd jaar n o g zal spreken. Als de laatste auto vóór rydt, komt de broeder en grootste vriend van Willem Bakker, „de Gul", naar buiten. Stok-oud en bevend. Een patriarch, met iets in zich van de verschyningen, zooals men deze wei afgebeeld ziet op de oud-testaroenti- sche gravures. Dan gaat men heen. Tegen den sneeuw storm in, die het gaan moeilijk maakt. Ouwe Piet Kooger, die het vaandel torscht, kan er byna niet tegen po komen. De heer Pieterse ondersteunt hem en zoo gaat het dan. Langzaam, heel langzaam gaat het de Wachtstraat uit. En langs den Achterdijk schrijdt men zoo naar het Helden der Zeeplein. „De Gorrel" verlaat zijn intens geliefde Oude Helder Naar Huisduinen. Wit is de wereld en grijs de hemel. Men ziet geen tien meter voor zich uit en zoo wordt deze laatste vaart van „de Gorrel" een moei zame. Aan de deur van ieder huis staat iemand. Een vrouw, een man of een kind. Hoe zou dat anders mogelijk zijn, hier, waar ieder een hem kende, waar iedereen z'n vriend was. In den sneeuwstorm bereikt men het plein. Ditmaal geen carillon, dat z'n zilverende klan ken wegklingelt over de stad. Het carillon zwijgt. Er is alleen een monument. Stoer, robust... eenzaam. Stoer in den Ooster en stoer in de sneeuwjacht. De stoet houdt stil. Ver eelte handen gaan aan de pet, oogen zien op naar het Monument, dat het eigendom is van alle dappere Hollandsche menschenredders. Dan gaat het verder. Het vaandel gaat voor waarts, de garde volgt. En via het Singel be reikt men den Huisduinerweg. Zware tocht. Zelden was een laatste reis van een dapper zeeridder zwaarder dan deze. Hoog ligt de pasgevallen sneeuw op den weg, ijzig giert de Ooster aan, en tracht ais het ware deze uitvaart van een zijner felste bekampers te beletten. Oneindig triest en troosteloos is deze tocht. In volkomen desolatie liggen daar de onderge sneeuwde velden. Geen weg is te zien, en steeds jaagt de Ooster meer sneeuw aan. Zwaar werk voor deze oude kerels, die echter geen duimbreed toegeven. Op den doodenakker. Andere vrienden zijn reeds op den dooden akker. En ook is daar bij de groeve hij, die deze ridders zoo bij uitstek welgezind is, burgemeester Ritmeester. Schuivelend komt de stoet aan, met voorop de baar, waarover de vlag der garde en de linten van de Maatschappij. Bij een versch-gegraven groeve houdt men stil. Het is hier, dat de kist langzaam neer daalt; heel langzaam, nagetuurd door tien tallen vriendenoogen. Dan komen de handen, die witte strooibloemen doen neerdwarrelen op de kist. En men hoort de laatste groeten by deze laatste vaart, van den zeeridder: „rust zacht Gorrel", rust zacht Willem Ook „Oome Kees", de broer, strooit, met bevende handen, de bloemen in de groeve. Even staart hij naar beneden. Een aangrijpend moment voor hen, die het zagen. Een broer van 90 jaar groet voor de laatste maal zijn broer van bijna 87... Partita... Het is eenzaam op het kerkhof. Zoo een zaam, dat men alleen maar hoort den aan- daverenden Oostenwind, die schudt en rukt in de dennen en sparren. Die de sneeuwjacht voort drijft, die rukt en trekt aan dat oude vaandel. Nimmer zagen wij dat Huisduiner kerkhof zóó verlaten, zóó triestHeel in de verte hoort men de zee. Een donker lied, dat als een ver orgel een Partita zingt voor „den Gorrel", een laatste afscheid aan den be- strijder van haarzelf. Schipper Bot spreekt. Als allen bloemen gestrooid hebben, alle vrienden, alle ridders, witte bloemen in de schemer-donkere groeve, als dan het vaandel een witte kap gekregen heeft van de neer stiemende sneeuw, dan is het de schipper van de „Dorus Rijkers" die het woord neemt. Coen Bot is een man van weinig woorden en ook ditmaal zocht hij het niet m de glans van schoone zinnen. Hij bracht heel simpel, heel eenvoudig, een laatste groet over van het bestuur der Reddingmaatschappij en zeide daarbij dat de heer Van Diest door ziekte verhinderd was aanwezig te zijn. Bot zeide, dat hij als schipper van een jongere generatie niet veel kon zeggen van een lid van de oudere garde, maar wel wijst hij er op, dat men thans aan de groeve staat van een man van wien men kan zegen, dat hij voor geen enkel gevaar ooit teruggedeinsd is. Die zijn plicht deed en dikwyls méér dan zijn plicht. Een man, die groote heldendaden verricht heeft en waarop men trots mag zijn. Een eenvoudig man, die echter zeer gezien was by allen die hem kenden. Het kan dan ook niet an ders, of men zal hem missen in den Ouden Helder, dezen vriendelijken en tevreden „Gorrel". Mede namens de be manning van de „Dorus Rijkers" brengt de schipper Willem Bakker dan een laatste groet. Jan van Dok: Hierna spreekt de voorzitter van „Moed. Volharding. Zelfopoffering". Jan van Dok. Wy zgn verjaagd uit onze stad, aldus Van Dok, maar toch zyn wy vandaag opgekomen om een groot vriend van ons, een dapper zee ridder, te begeleiden op zijn laatste vaart. Wy hebben hem allen gekend en hem zelfs góed gekend. „De Gorrel"... vermaard door zyn roemrijke daden en van wien men getuigen kan, dat hy in zyn eenvoud groot was. Een simpel vletterman, die zichzelf gegeven heeft, ontelbare malen, voor het behoud van men- schen in nood. Namens alle kameraden van de garde brengt Jan van Dok dan een laatste groet. De heer Grunwald: De laatste spreker is de heer L. Grunwald, die sedert zoovele jaren reeds met de blauwe zeeridders optrekt en voor hen op de bres staat. Het is ons bekend, dafjuist „de Gorrel" hem na aan het hart lag en daarvan getuigden ook de uit het hart gekomen woorden, die hij aan de groeve van Bakker sprak. Voor de laatste maal, aldus spr., Is Willem Bakker met zpn maats uitgevaren. Op deze vaart volgt echter geen thuisvaart meer. Want de roerpen is ontvallen aan de hand van dezen dapperen menschenredder, aan de hand van \hem, die eens de glorie van Holland groot maakte. De kleuren rood, wit en blauw, die thans de baar van „de Gorrel" dekken, hield hy, de nederige bewoner van deze lage landen aan de zee, zoo hoog, dat de hoogstgelegen lan den in de wereld die vlag zagen en met eerbied spraken over de lage landen; waar zulke daden door nederige menschen verricht wer den! Hy is uit het leven genomen, Willem Bakker, maar er is geen twyfel aan, of tot in lengte van jaren zal over hem ge sproken worden als een der grootste, dap perste ridders aan de Nederlandsche kust. Moge de groote Kapitein hem, nu hy aan den anderen oever is aangekomen, het loon doen toekomen voor de edele daden, die hy ten bate van de menschheid ver richtte. Moge hij van Hem de belooning verkrygen voor zyn dappere opoffering en heldenmoed. Vaarwel! Als dan tenslotte gedankt is voor de be langstelling der autoriteiten en vrienden, wordt de plechtigheid besloten. Men vertrekt van den doodenakker, die een zaam achterblijft. De sneeuw jaagt door de dennen, en de witte seringen zyn reeds bijna ondergesneeuwd als men heengaat. In de verte ruischt de zee. De Gorrel, de dappere zeeridder, rust in de aarde, waar zoo menig dapper Nieuwediepscn zeeridder rust. Daar, by de zee, die hem lief was en die hij bestreed. Een leven lang. Een HeVdersch rkest maakt carrière In een der nummers van de vorige week heeft men gelezen dat „The Brass Button Band" zulk een eclatant succes mocht,boeken in Hengelo tijdens de Kerstdagen. Wel zeer aangenaam trof het ons, toen wij dezer dagen in de „Haagsche Courant" lazen, dat de band het er biykbaar op gezet heeft carrière in Nederland te gaan maken en zich officieel aan de pers heeft voorgesteld. Even prettig deed 't aan te lezen dat liet eerste optreden binnen kort zal plaatsvinden in het benende Metro- pole Palace te Den Haag. Wie weet, bestaat niet de mogelijkheid dat dit van oorsprong honderd procent Heldersch orkpst ook niet eens in Den Helder, de baker mat, zal optreden. Een idee, dat wij zoowel den „Brass Button"-manager als de Casino directie in overweging geven. Hier volgt dan hetgeen de „Haagsche Cou rant" schreef: Een aantal genoodigden en persvertegen woordigers heeft gisterenmiddag kennis kun nen maken met een amusementsorkest, dat én naar samenstelling èn prestaties, een buiten gewoon groote verrassing heeft opgeleverd. Uit de efaamde voormalige Heldersche Ma rinekapel heeft zich onder leiding van den heer L. van Broekhoven een band geformeerd. Het doorzettingsvermogen van de Marinemannen is bekroond geworden, want hetgeen we van het ensemble te hooren en te zien kregen was uitstekend. Ieder lid van dezen band, die den naam draagt van .Koperen Knoopen Band" is een veelzijdig art st. Het samenspel in het uitgebreide genre muziek, dat ten gehoore wordt gebracht is boven alle lof. Men bemerkt hierin de muzikale opleiding van den dirigent van de vroegere kapel, Leistikow. Het repertoire van de band omvat zoowel moderne a's klassieke nummers. Vooral de strijkers vielen op in de potpourri van Schla gers. Alleraardigst was de paraphrase over het „Piet Hein"-lied, dat de band als herken- nigsmelodie heeft gekozen. De heeren, die tpdens hun optreden gekleed zijn 'n de bekende dinner-jacquets var de Marine zullen een tour nee door ons land maken. De heer van Tol van het Metropole Palace heeft "len in de gelegenheid gesteld om zich gistermiddag oj het tooneel van zgn theater voor de genoodigden te doen hooren. Waarsehyniyk zullen zy binnen kort in Metropole voor het publiek optre den. De ..Koperen Knoopen Band" die ook shows zal brengen, zal ongetwijfeld het succes oogsten dat zg in alle opzichten verdient. van 20 Januari 1941. BEVALLEN: S. van RoodeRuszkowski, z. A. J. de Kokvan Weelde, d. OVERLEDEN: J. Zeeman, (m), 4 weken; H. Schotsman, (m), 65 jaar. Aangrijpende plechtigheid te Huisduinen Het is slechts weinige dagen geleden, dat wederom twee bewoners van onze stad ten offer vielen aan den oorlog, offers aan het burger-front van dezen bloedigen krijg, waarvan wij hopen, dat God geve, dat hy spoedig tot het ver leden behoort. Dat Hij het zal zijn, die ons volk verlost van dezen gruweiyken krgg. Twee menschen, een vrouw van 30 jaar en een kind van 5 jaar. Twee men schen, met nog een leven voor zich, dat zoo wreed, zoo ontstellend navrant afge sneden werd op dien avond aan den Huisduinerweg. Opnieuw heeft onze stad de ontzet ting gevoeld van dezen ty'd, opnieuw heeft men beseft, dat d i t is wat men den totalen oorlog noemt. Opnieuw heeft men zich op ontstellende wijze moeten reaiiseeren, dat ook Den Helder nog steeds deel uitmaak van de lange front- lgn aan de Noordzee... Gistermiddag zijn beide menschen aan den schoot der aarde toevertrouwd. Het waren twee zwarte kisten, die langzaam aange dragen werden op het kerkhof, alwaar reeds verzameld waren de familieleden, de leden van de Apostolische gemeente en de vrienden van haar, die heengegaan waren. Een droevige, een intens droevige ter- aarde-bestelling. Eéns zoo droevig nog door den zwaren sneeuwstorm, die over den dooden-akker joeg en het verbhjf aldaar haast onmogelijk maakte. De laatste gang van Hilda de Wijn en Hil- daatje de Wijn, aan wie, alvorens zich de aarde boven haar sluit, een laatste groet ge bracht wordt door de velen die haar liefge had hebben. Mede aanwezig zien wij burgemeester G. Ritmeester, den directeur van Gemeente werken, den heer Dokter, en voorts tal van collega's van den zwaar getroffen echtgenoot en vader. Het koor der Apostische gemeente zingt en het zyn aangrypende klanken die daar opklin ken onder de zwaar-besneeuwde dennen. Hier zingen menschen,... en het is een lied dat onvergetelijk klinkt in deze omgeving. Burgemeester Ritmeester: Dan treedt de burgemeester naar voren. Hy is het, die er op wijst dat de mensch hier op aarde geen oogenblik zeker is, en dat de mensch niet weet, wan neer zijn tijd gekomen is. Doch het is meestal zoo, dat het kind" den vader weg brengt. Hier mocht dit niet aldus zijn. Hier brengt de vader zijn kind weg en dat doet smartelijk aan. Mogen de achter- blijvenden troost putten uit de woorden, die hier dezen middag gesproken worden. Er is in dit leven geen grooter troost dan het Geloof en men gedenke het schoone woord: „De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd." Men heeft hier thans afscheid genomen, doch men wete wel, dat dit afscheid niet voor eeuwig is. Er zal hierop een weer zien volgen en het zal een weerzien zyn in groote blijdschap. Laat dit U troosten in deze droeve ure, aldus burgemeester Ritmeester. De voorganger van de gemeente, de heer Brouwer, spreekt eveneens aan de groeve. Hy spreekt woorden van liefde en van troost. Hij wijst op het leven in het hiernamaals en op den vrede die men daar deelachtig wordt. Woorden, komend uit het hart en ook gaande van hart tot hart. Een gebed klinkt eerbiedig op tot Hem, in Wiens hand wij allen zyn. Plechtig klinken deze woorden, die de wind vergeefs tracht te verstrooien. Nog eens zingt het koor. Nog eens rui- schen de klanken van de alten en tenoren door de dennen van het kerkhof, en het is menig hoofd, dat zich dan voorover nijgt, en menig oog dat vochtig wordt bij het be luisteren van de schoone woorden dier lie deren. Het was de heer Donkersloot, die namens de familie dankzegde voor de belangstelling en de gesproken woorden. Twee menschen zijn aan den schoot der aarde toevertrouwd. Twee bewoners van onze stad, geval len voor welk doel? Men weet het niet; laat ons alleen in tens hopen, dat het voor het doel ge weest is de menschheid te leeren voor eeuwig vrede te sluiten en haar te leeren, dat deze wereld alleen door Liefde gere geerd zal kunnen worden. Dan zyn deze offers niet voor niets geweest. Dienstregeling werftrein veranderd. Met ingang van gisteren, zoo lezen wy in „De Werfcourant" worden de werkzaamheden op de Rijkswerf des avonds om 17u45 beëin digd. In verband hiermede wordt de dienst regeling van den werftrein die vanuit Den Helder vertrekt als volgt gewijzigd: Vertrek Den Helder 18.35; Aankomst Anna Paulowna 19.00. Schagen 19.19. Noord-Scharwoude 19.34, Heerhugowaard 19.44, Alkmaar 19.56. De trein stopt ook in Koegras, Breezand en Oudesluis. Het stoppen van dezen terrein te Sint Pan- cras is om technische redenen niet mogelijk. Het uur waarop de werftrein des morgens naar Den Helder vertrekt, blijft tot nader order ongewijzigd, evenals het uur waarop de werftrein op Zaterdagmiddag uit Den Helder vertrekt. Met 1 Januari 19*1 zyn de abonne menten en periodieken belast met om zetbelasting. e Hie -door worden de pryzen van de abonnementen Stadsabonnementen 2 Omtrek Post .20 p. kwartaal .25 p. kwartaal £.62 p. kwartaal By de postabonnementen komt, als gebruikeiyk, voor disponeeren nog 15 ct. voor incasso. De abonnementsprys voor de week- abonné's Is gesteld op 18 cent. DE DIRECTIE. Velen hebben gehoopt dat de winter '40-'41 een milde winter zou mogen worden, maar hun verwachtingen zijn niet in vervulling mogen gaan. Waren de kwakkelwinters al bijna ge woonte geworden, dit jaar en het vorige krygt men weer het volle pond. Zelden kwam een strenge winter daarbij zoo ongelegen als thans het geval is. Na de vorst der vorige week is thans de dooi ingevallen. Maar het is een dooi, gepaard gaande met zwaren sneeuwval en een gladheid die het beloopen of befietsen der straten tot een weinig plezante bezigheid maken. Reeds gisteravond, toen het sneeuwen had opgehouden, kon men langs den weg legio valpartijen aanschouwen. Er was haast geen doorkomen aan door de barrière's van versch- gevallen sneeuw en in het bijzonder diegenen, die gedoemd waren tot het duwen of voort trekken van voertuigen waren diep te beklagen Des avonds begon het, tot overmaat van ramp te regenen, zoodat men zich kon voorbereiden op een „prettigen" morgen. Inderdaad bleek dat in dit opzicht zelfs de meest sombere verwachtingen niet somber genoeg geweest waren. Overal op de straten waren velden en veldjes van spiegelglad ijs ontstaan, waarover het loopen somtijds prak tisch onmogelijk was. Glijdend en schuivelend bewoog men zich voort en in de duisternis van den vroegen ochtend zagen wij reeds menige buiteling maken. Het behoeft wel geen nader betoog, dat spe ciaal voor hen, die thans nog per fiets van het buitenveld naar Den Helder komen, de misère bijzonder groot was. Het was haast ondoenlijk zich per rijwiel voort te bewegen en velen moesten dit avontuur betalen met een valpartij en dientengevolge een nat pak. Het is te hopen dat de saamgepakte sneeuw massa's in de straten van de stad en daarbui ten zoo spoedig mogelijk verdwenen zijn, zoo dat het weer mogelijk is zich zonder al te veel gevaar daar te bevinden. Voor de velen, die thans in de duisternis van of naar huis gaan, zal dit een niet geringe Opluchting be- teekenen. SPURGEON IN LONDEN. De Evangelische persdienst voor Württemberg herinnert er aan, dat een halve eeuw geleden in de thans dag bij dag en nacht na nacht aangevallen wereldstad Londen de reveilprediker Spurgeon op den kansel in zijn „Tabernakel" zijn ernstige waar schuwingen uitsprak. „De groote menschelijke ellende in Londen schreit ten hemel. Men heeft in deze stad geen tijd meer voor Gods woord, men heeft geen tijd meer voor de kerk. Groote massa's verzinken in het moeras van ongeloof. En onder- tusschen kunnen wij ons niet voorstellen, op welk een vulkaan wij leven. De groote ellende en de hemeltergende zonden, die in Londen gevonden worden, moeten wel het geweld van een hernieuwde „Franschc revolutie" over ons oproepen. Het volk verhongert lichamelijk, geestelijk, moreel en zede lijk". Wij lezen vandaag deze waarschuwende woor den met bewogenheid, zoo voegt de Evangelische persdienst hier aan toe. De vulkaan, waarvan Spurgeon sprak, is begonnen te werken, het lot neemt zijn loop Verwachting De barometer wees hedenmorgen 9 uur een stand aan van 739 en dat zegt feitelyk alles. Deze lage stand wyst op het onbetrouwbare weer, waaruit met geen mogelijkheid eenige voorspelling te doen valt voor de eerst volgende uren. De wind zit In het Zuiden en dat gevoegd by het feit, dat het dooit mag worden aange nomen, dat het met de vorst wel niet zoo'n vaart meer zal loopen. Het verloop der temperaturen laat zien, dat het van gistermorgen 8 uur tot gistermiddag 4 uur constant ge doold heeft. Om 11 u. gisteravond even wel vroor het weer 2 graden. Om 2 uur vannacht stond het kwik op 0 en thans, om 9 u„ op 2j,j graad boven 0. Het heeft vry zwaar geregend van nacht, iets wat de lezers van deze regelen waarschijniyk reeds lang aan de ïyve gevoeld zullen hebben...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5