De laatste tocht van
„den Gorrel"
Ter-aarde bestelling
slachtoffers
bomaanval
Hoe glad het wasot
't Dooit 2 y2 graad
Omzetbelasting
en abonnementsgeld
Dinsdag 21 Januari 1941
Tweede Blad
Zware tocht van de garde naar Huisduinen
Eerende woorden
van de heeren Bot
Grunwald en van Dok
Den Haag looft de
„Brass Buttons"
Burgerlijke Stand van Den Helder
Wijziging werktijd
marinewerf
K&ik en Tjendinq,
is de girorekening van den
Gemeente-ontvanger.
Stort hierop Uw gaven voor
„Winterhulp".
£tadlnieuuij
Gistermiddag is Willem Bakker, wtjd
en ztjd vermaard ais „de Gorrel", door
7.tfn makkers naar Huisduinen gebracht
en men moet zich goed reaiiseeren, dat
Den Helder in hem meer, belangrijk
meer, verliest dan alleen maar een wil
lekeurig lid van de roemruchte garde.
Mééromdat „de Gorrel" sedert
meer dan een halve eeuw tot den inven
taris van den Ouden Helder behoorde
en daarmede onverbrekelijk was ver
bonden. Eerlyk gezegd, kan men zich
dat oude zeeriddersnest niet meer goed
voorstellen zonder dezen curieuzen
„Gorrel", dezen grysgebaarden Viking,
wien eens geen orkaan te zwaar en
geen schipbreuk te gewaagd was.
Hy hoorde er by, zooals hy daar,
krom en oud, door oud Nieuwediep ijs
beerde. Met dat pittige schippers-sikje
en z'n afgedragen pilowschen broek.
Maar vooralmet z'n onuitputte
lijke gyn, z'n onverstoorbaar optimisme
z'n onuitroeibare humor. Inderdaad, „de
Gorrel", 'n levend Nieuwediepsch curio
sum, en behalve in de boeken van de
reddingmaatschappij, zal men hem mis
sen daar, waar Den Helder zyn plaats
vraagt ais roemrijke bakermat van on
telbare dappere zeehelden.
In de Wachtstraat.
Dwars over den Ouden Helder staat de ijzige
Ooster. Hij rukt de flarden rook uit de schoor-
«teenen, hoopt de sneeuw saam op de hoeken
der sloppen en steegjes en blaast venijnig in
de smalle straten.
„De Gorrel" wordt begraven en düs zijn
Wachtstraat en omgeving present. Vrouwen
met bonte schorten en omslagdoeken. Mannen,
oud en gebaard, en de jeugd, stil en nieuws
gierig. Nóg heeft men het zich niet geheel ge
realiseerd, dat de Oude Helder 't voortaan
zonder z'n „Gorrel" zal moeten doen. Dat hij
niet meer van Renssteeg of Wachtstraat naar
z'n dierbaren dijk zal sloffen, dat z'n pientere
oogen onder de borstelige wenkbrauwen niet
meer het wjjdsche Marsdiep zullen afturen.
De garde.
Voor het doodenhuis dromt men samen.
Louter bekende gezichten: daar is Janus
Kuiper, overgekomen uit Schagen, oud en
tanig, maar... Janus, dat wil zeggen kwiek
en eigengereid. Daar is de schipper van de
„Dorus Rijkers", Coen Bot, weliswaar niet
van de generatie van dit joemrijke geslacht,
maar vertegenwoordiger van een nieuwe ge
neratie, die het even dapper klaarspeelt. Daar
is Jan van Dok, de voorzitter van „Moed, Vol
harding, Zelfopoffering", ook speciaal uit z'n
evacuatieoord overgekomen, Coen Bot uit
Haarlem, Roetman, deze waarachtige vriend
van de ridders, die heel uit Den Haag kwam,
de heer Grunwald, die sedert vele tientallen
van jaren met al wat zeeridder is optrekt en
meer dam wie ook hun vertrouwen geniet. Ja,
ze waren er allemaal, het heele bestuur van
„Moed, Volharding", en voorts eenige tien
tallen leden van de garde, benevens de kame
raden uit den Ouden Helder.
Dat alles staat daar by de Wachtstraat en
wacht. Uit den hemel valt de sneeuw. Eerst
lijzig en nauwelijks zichtbaar. Dan sneeuwt
het door en vallen de vlokken in honderddui
zenden tezaém. Nog witter wordt de al wit
gesneeuwde Oude Helder.
De uitvaart.
Het is ruim een kwartier over tijd, als het
raam opgeschoven wordt. Een zwarte kist
komt naar buiten. Vriendenhanden dekken
deze kist met het geelrood van de garde-vlag.
Boven op de vlag prijkt een krans van groen
en bloemen. De laatste groet van de Noord
en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij.
De stoet stelt zich op. Men zet zich schoor
tegen den viymenden Oostenwind. Ze stappen
in de auto's. De familie, de vrienden. De slip-
pendragers stellen zich op en het vaandel
wappert reeds voorop.
Ontroerende oogenblikken. Vrouwen staan
met starre gezichten op de straathoeken. Jon
gens van zestien jaar kijken beduusd naar dit
schouwspel. Ze begrypen iets van het heen
gaan van een groot man, van iemand, waar
over Den Helder over honderd jaar n o g zal
spreken.
Als de laatste auto vóór rydt, komt de
broeder en grootste vriend van Willem
Bakker, „de Gul", naar buiten. Stok-oud
en bevend. Een patriarch, met iets in zich
van de verschyningen, zooals men deze
wei afgebeeld ziet op de oud-testaroenti-
sche gravures.
Dan gaat men heen. Tegen den sneeuw
storm in, die het gaan moeilijk maakt. Ouwe
Piet Kooger, die het vaandel torscht, kan er
byna niet tegen po komen. De heer Pieterse
ondersteunt hem en zoo gaat het dan.
Langzaam, heel langzaam gaat het de
Wachtstraat uit. En langs den Achterdijk
schrijdt men zoo naar het Helden der Zeeplein.
„De Gorrel" verlaat zijn intens geliefde
Oude Helder
Naar Huisduinen.
Wit is de wereld en grijs de hemel. Men ziet
geen tien meter voor zich uit en zoo wordt
deze laatste vaart van „de Gorrel" een moei
zame. Aan de deur van ieder huis staat
iemand. Een vrouw, een man of een kind. Hoe
zou dat anders mogelijk zijn, hier, waar ieder
een hem kende, waar iedereen z'n vriend was.
In den sneeuwstorm bereikt men het plein.
Ditmaal geen carillon, dat z'n zilverende klan
ken wegklingelt over de stad. Het carillon
zwijgt. Er is alleen een monument. Stoer,
robust... eenzaam. Stoer in den Ooster en stoer
in de sneeuwjacht. De stoet houdt stil. Ver
eelte handen gaan aan de pet, oogen zien op
naar het Monument, dat het eigendom is van
alle dappere Hollandsche menschenredders.
Dan gaat het verder. Het vaandel gaat voor
waarts, de garde volgt. En via het Singel be
reikt men den Huisduinerweg.
Zware tocht.
Zelden was een laatste reis van een
dapper zeeridder zwaarder dan deze. Hoog
ligt de pasgevallen sneeuw op den weg,
ijzig giert de Ooster aan, en tracht ais
het ware deze uitvaart van een zijner
felste bekampers te beletten.
Oneindig triest en troosteloos is deze tocht.
In volkomen desolatie liggen daar de onderge
sneeuwde velden. Geen weg is te zien, en
steeds jaagt de Ooster meer sneeuw aan.
Zwaar werk voor deze oude kerels, die echter
geen duimbreed toegeven.
Op den doodenakker.
Andere vrienden zijn reeds op den dooden
akker. En ook is daar bij de groeve hij, die
deze ridders zoo bij uitstek welgezind is,
burgemeester Ritmeester.
Schuivelend komt de stoet aan, met voorop
de baar, waarover de vlag der garde en de
linten van de Maatschappij.
Bij een versch-gegraven groeve houdt men
stil. Het is hier, dat de kist langzaam neer
daalt; heel langzaam, nagetuurd door tien
tallen vriendenoogen. Dan komen de handen,
die witte strooibloemen doen neerdwarrelen
op de kist. En men hoort de laatste groeten
by deze laatste vaart, van den zeeridder:
„rust zacht Gorrel", rust zacht Willem
Ook „Oome Kees", de broer, strooit,
met bevende handen, de bloemen in de
groeve. Even staart hij naar beneden. Een
aangrijpend moment voor hen, die het
zagen. Een broer van 90 jaar groet voor
de laatste maal zijn broer van bijna 87...
Partita...
Het is eenzaam op het kerkhof. Zoo een
zaam, dat men alleen maar hoort den aan-
daverenden Oostenwind, die schudt en rukt
in de dennen en sparren. Die de sneeuwjacht
voort drijft, die rukt en trekt aan dat oude
vaandel. Nimmer zagen wij dat Huisduiner
kerkhof zóó verlaten, zóó triestHeel in
de verte hoort men de zee. Een donker lied,
dat als een ver orgel een Partita zingt voor
„den Gorrel", een laatste afscheid aan den be-
strijder van haarzelf.
Schipper Bot spreekt.
Als allen bloemen gestrooid hebben, alle
vrienden, alle ridders, witte bloemen in de
schemer-donkere groeve, als dan het vaandel
een witte kap gekregen heeft van de neer
stiemende sneeuw, dan is het de schipper van
de „Dorus Rijkers" die het woord neemt.
Coen Bot is een man van weinig woorden
en ook ditmaal zocht hij het niet m de glans
van schoone zinnen. Hij bracht heel simpel,
heel eenvoudig, een laatste groet over van het
bestuur der Reddingmaatschappij en zeide
daarbij dat de heer Van Diest door ziekte
verhinderd was aanwezig te zijn. Bot zeide,
dat hij als schipper van een jongere generatie
niet veel kon zeggen van een lid van de
oudere garde, maar wel wijst hij er op, dat
men thans aan de groeve staat van een man
van wien men kan zegen, dat hij voor geen
enkel gevaar ooit teruggedeinsd is.
Die zijn plicht deed en dikwyls méér
dan zijn plicht. Een man, die groote
heldendaden verricht heeft en waarop
men trots mag zijn. Een eenvoudig man,
die echter zeer gezien was by allen die
hem kenden. Het kan dan ook niet an
ders, of men zal hem missen in den
Ouden Helder, dezen vriendelijken en
tevreden „Gorrel". Mede namens de be
manning van de „Dorus Rijkers" brengt
de schipper Willem Bakker dan een
laatste groet.
Jan van Dok:
Hierna spreekt de voorzitter van „Moed.
Volharding. Zelfopoffering". Jan van Dok. Wy
zgn verjaagd uit onze stad, aldus Van Dok,
maar toch zyn wy vandaag opgekomen om
een groot vriend van ons, een dapper zee
ridder, te begeleiden op zijn laatste vaart. Wy
hebben hem allen gekend en hem zelfs góed
gekend. „De Gorrel"... vermaard door zyn
roemrijke daden en van wien men getuigen
kan, dat hy in zyn eenvoud groot was. Een
simpel vletterman, die zichzelf gegeven heeft,
ontelbare malen, voor het behoud van men-
schen in nood. Namens alle kameraden van de
garde brengt Jan van Dok dan een laatste
groet.
De heer Grunwald:
De laatste spreker is de heer L. Grunwald,
die sedert zoovele jaren reeds met de blauwe
zeeridders optrekt en voor hen op de bres
staat. Het is ons bekend, dafjuist „de Gorrel"
hem na aan het hart lag en daarvan getuigden
ook de uit het hart gekomen woorden, die hij
aan de groeve van Bakker sprak.
Voor de laatste maal, aldus spr., Is Willem
Bakker met zpn maats uitgevaren. Op deze
vaart volgt echter geen thuisvaart meer. Want
de roerpen is ontvallen aan de hand van dezen
dapperen menschenredder, aan de hand van
\hem, die eens de glorie van Holland groot
maakte. De kleuren rood, wit en blauw, die
thans de baar van „de Gorrel" dekken, hield
hy, de nederige bewoner van deze lage landen
aan de zee, zoo hoog, dat de hoogstgelegen lan
den in de wereld die vlag zagen en met eerbied
spraken over de lage landen; waar zulke
daden door nederige menschen verricht wer
den!
Hy is uit het leven genomen, Willem
Bakker, maar er is geen twyfel aan, of
tot in lengte van jaren zal over hem ge
sproken worden als een der grootste, dap
perste ridders aan de Nederlandsche kust.
Moge de groote Kapitein hem, nu hy
aan den anderen oever is aangekomen, het
loon doen toekomen voor de edele daden,
die hy ten bate van de menschheid ver
richtte. Moge hij van Hem de belooning
verkrygen voor zyn dappere opoffering
en heldenmoed. Vaarwel!
Als dan tenslotte gedankt is voor de be
langstelling der autoriteiten en vrienden,
wordt de plechtigheid besloten.
Men vertrekt van den doodenakker, die een
zaam achterblijft. De sneeuw jaagt door de
dennen, en de witte seringen zyn reeds bijna
ondergesneeuwd als men heengaat. In de verte
ruischt de zee.
De Gorrel, de dappere zeeridder, rust in de
aarde, waar zoo menig dapper Nieuwediepscn
zeeridder rust. Daar, by de zee, die hem lief
was en die hij bestreed. Een leven lang.
Een HeVdersch rkest maakt carrière
In een der nummers van de vorige week
heeft men gelezen dat „The Brass Button
Band" zulk een eclatant succes mocht,boeken
in Hengelo tijdens de Kerstdagen. Wel zeer
aangenaam trof het ons, toen wij dezer dagen
in de „Haagsche Courant" lazen, dat de band
het er biykbaar op gezet heeft carrière in
Nederland te gaan maken en zich officieel aan
de pers heeft voorgesteld. Even prettig deed 't
aan te lezen dat liet eerste optreden binnen
kort zal plaatsvinden in het benende Metro-
pole Palace te Den Haag.
Wie weet, bestaat niet de mogelijkheid dat
dit van oorsprong honderd procent Heldersch
orkpst ook niet eens in Den Helder, de baker
mat, zal optreden. Een idee, dat wij zoowel
den „Brass Button"-manager als de Casino
directie in overweging geven.
Hier volgt dan hetgeen de „Haagsche Cou
rant" schreef:
Een aantal genoodigden en persvertegen
woordigers heeft gisterenmiddag kennis kun
nen maken met een amusementsorkest, dat én
naar samenstelling èn prestaties, een buiten
gewoon groote verrassing heeft opgeleverd.
Uit de efaamde voormalige Heldersche Ma
rinekapel heeft zich onder leiding van den heer
L. van Broekhoven een band geformeerd. Het
doorzettingsvermogen van de Marinemannen
is bekroond geworden, want hetgeen we van
het ensemble te hooren en te zien kregen was
uitstekend. Ieder lid van dezen band, die den
naam draagt van .Koperen Knoopen Band" is
een veelzijdig art st. Het samenspel in het
uitgebreide genre muziek, dat ten gehoore
wordt gebracht is boven alle lof. Men bemerkt
hierin de muzikale opleiding van den dirigent
van de vroegere kapel, Leistikow.
Het repertoire van de band omvat zoowel
moderne a's klassieke nummers. Vooral de
strijkers vielen op in de potpourri van Schla
gers. Alleraardigst was de paraphrase over
het „Piet Hein"-lied, dat de band als herken-
nigsmelodie heeft gekozen. De heeren, die
tpdens hun optreden gekleed zijn 'n de bekende
dinner-jacquets var de Marine zullen een tour
nee door ons land maken.
De heer van Tol van het Metropole
Palace heeft "len in de gelegenheid gesteld
om zich gistermiddag oj het tooneel van
zgn theater voor de genoodigden te doen
hooren. Waarsehyniyk zullen zy binnen
kort in Metropole voor het publiek optre
den.
De ..Koperen Knoopen Band" die ook shows
zal brengen, zal ongetwijfeld het succes oogsten
dat zg in alle opzichten verdient.
van 20 Januari 1941.
BEVALLEN: S. van RoodeRuszkowski,
z. A. J. de Kokvan Weelde, d.
OVERLEDEN: J. Zeeman, (m), 4 weken;
H. Schotsman, (m), 65 jaar.
Aangrijpende plechtigheid
te Huisduinen
Het is slechts weinige dagen geleden,
dat wederom twee bewoners van onze
stad ten offer vielen aan den oorlog,
offers aan het burger-front van dezen
bloedigen krijg, waarvan wij hopen, dat
God geve, dat hy spoedig tot het ver
leden behoort. Dat Hij het zal zijn, die
ons volk verlost van dezen gruweiyken
krgg.
Twee menschen, een vrouw van 30
jaar en een kind van 5 jaar. Twee men
schen, met nog een leven voor zich, dat
zoo wreed, zoo ontstellend navrant afge
sneden werd op dien avond aan den
Huisduinerweg.
Opnieuw heeft onze stad de ontzet
ting gevoeld van dezen ty'd, opnieuw
heeft men beseft, dat d i t is wat men
den totalen oorlog noemt. Opnieuw heeft
men zich op ontstellende wijze moeten
reaiiseeren, dat ook Den Helder nog
steeds deel uitmaak van de lange front-
lgn aan de Noordzee...
Gistermiddag zijn beide menschen aan den
schoot der aarde toevertrouwd. Het waren
twee zwarte kisten, die langzaam aange
dragen werden op het kerkhof, alwaar reeds
verzameld waren de familieleden, de leden
van de Apostolische gemeente en de vrienden
van haar, die heengegaan waren.
Een droevige, een intens droevige ter-
aarde-bestelling. Eéns zoo droevig nog door
den zwaren sneeuwstorm, die over den
dooden-akker joeg en het verbhjf aldaar
haast onmogelijk maakte.
De laatste gang van Hilda de Wijn en Hil-
daatje de Wijn, aan wie, alvorens zich de
aarde boven haar sluit, een laatste groet ge
bracht wordt door de velen die haar liefge
had hebben.
Mede aanwezig zien wij burgemeester G.
Ritmeester, den directeur van Gemeente
werken, den heer Dokter, en voorts tal van
collega's van den zwaar getroffen echtgenoot
en vader.
Het koor der Apostische gemeente zingt en
het zyn aangrypende klanken die daar opklin
ken onder de zwaar-besneeuwde dennen. Hier
zingen menschen,... en het is een lied dat
onvergetelijk klinkt in deze omgeving.
Burgemeester Ritmeester:
Dan treedt de burgemeester naar
voren. Hy is het, die er op wijst dat de
mensch hier op aarde geen oogenblik
zeker is, en dat de mensch niet weet, wan
neer zijn tijd gekomen is. Doch het is
meestal zoo, dat het kind" den vader weg
brengt. Hier mocht dit niet aldus zijn.
Hier brengt de vader zijn kind weg en
dat doet smartelijk aan. Mogen de achter-
blijvenden troost putten uit de woorden,
die hier dezen middag gesproken worden.
Er is in dit leven geen grooter troost
dan het Geloof en men gedenke het
schoone woord: „De Heer heeft gegeven,
de Heer heeft genomen, de naam des
Heeren zij geloofd."
Men heeft hier thans afscheid genomen,
doch men wete wel, dat dit afscheid niet
voor eeuwig is. Er zal hierop een weer
zien volgen en het zal een weerzien zyn
in groote blijdschap.
Laat dit U troosten in deze droeve
ure, aldus burgemeester Ritmeester.
De voorganger van de gemeente, de heer
Brouwer, spreekt eveneens aan de groeve. Hy
spreekt woorden van liefde en van troost. Hij
wijst op het leven in het hiernamaals en op
den vrede die men daar deelachtig wordt.
Woorden, komend uit het hart en ook gaande
van hart tot hart.
Een gebed klinkt eerbiedig op tot Hem, in
Wiens hand wij allen zyn. Plechtig klinken
deze woorden, die de wind vergeefs tracht te
verstrooien.
Nog eens zingt het koor. Nog eens rui-
schen de klanken van de alten en tenoren
door de dennen van het kerkhof, en het is
menig hoofd, dat zich dan voorover nijgt, en
menig oog dat vochtig wordt bij het be
luisteren van de schoone woorden dier lie
deren.
Het was de heer Donkersloot, die namens
de familie dankzegde voor de belangstelling
en de gesproken woorden.
Twee menschen zijn aan den schoot der
aarde toevertrouwd.
Twee bewoners van onze stad, geval
len voor welk doel?
Men weet het niet; laat ons alleen in
tens hopen, dat het voor het doel ge
weest is de menschheid te leeren voor
eeuwig vrede te sluiten en haar te leeren,
dat deze wereld alleen door Liefde gere
geerd zal kunnen worden.
Dan zyn deze offers niet voor niets
geweest.
Dienstregeling werftrein veranderd.
Met ingang van gisteren, zoo lezen wy in
„De Werfcourant" worden de werkzaamheden
op de Rijkswerf des avonds om 17u45 beëin
digd. In verband hiermede wordt de dienst
regeling van den werftrein die vanuit Den
Helder vertrekt als volgt gewijzigd: Vertrek
Den Helder 18.35; Aankomst Anna Paulowna
19.00. Schagen 19.19. Noord-Scharwoude 19.34,
Heerhugowaard 19.44, Alkmaar 19.56. De trein
stopt ook in Koegras, Breezand en Oudesluis.
Het stoppen van dezen terrein te Sint Pan-
cras is om technische redenen niet mogelijk.
Het uur waarop de werftrein des morgens
naar Den Helder vertrekt, blijft tot nader
order ongewijzigd, evenals het uur waarop de
werftrein op Zaterdagmiddag uit Den Helder
vertrekt.
Met 1 Januari 19*1 zyn de abonne
menten en periodieken belast met om
zetbelasting. e
Hie -door worden de pryzen van de
abonnementen
Stadsabonnementen 2
Omtrek
Post
.20 p. kwartaal
.25 p. kwartaal
£.62 p. kwartaal
By de postabonnementen komt, als
gebruikeiyk, voor disponeeren nog 15 ct.
voor incasso.
De abonnementsprys voor de week-
abonné's Is gesteld op 18 cent.
DE DIRECTIE.
Velen hebben gehoopt dat de winter '40-'41
een milde winter zou mogen worden, maar hun
verwachtingen zijn niet in vervulling mogen
gaan. Waren de kwakkelwinters al bijna ge
woonte geworden, dit jaar en het vorige krygt
men weer het volle pond. Zelden kwam een
strenge winter daarbij zoo ongelegen als thans
het geval is.
Na de vorst der vorige week is thans de dooi
ingevallen. Maar het is een dooi, gepaard
gaande met zwaren sneeuwval en een gladheid
die het beloopen of befietsen der straten tot
een weinig plezante bezigheid maken.
Reeds gisteravond, toen het sneeuwen had
opgehouden, kon men langs den weg legio
valpartijen aanschouwen. Er was haast geen
doorkomen aan door de barrière's van versch-
gevallen sneeuw en in het bijzonder diegenen,
die gedoemd waren tot het duwen of voort
trekken van voertuigen waren diep te beklagen
Des avonds begon het, tot overmaat van ramp
te regenen, zoodat men zich kon voorbereiden
op een „prettigen" morgen.
Inderdaad bleek dat in dit opzicht zelfs de
meest sombere verwachtingen niet somber
genoeg geweest waren. Overal op de straten
waren velden en veldjes van spiegelglad ijs
ontstaan, waarover het loopen somtijds prak
tisch onmogelijk was. Glijdend en schuivelend
bewoog men zich voort en in de duisternis van
den vroegen ochtend zagen wij reeds menige
buiteling maken.
Het behoeft wel geen nader betoog, dat spe
ciaal voor hen, die thans nog per fiets van het
buitenveld naar Den Helder komen, de misère
bijzonder groot was. Het was haast ondoenlijk
zich per rijwiel voort te bewegen en velen
moesten dit avontuur betalen met een valpartij
en dientengevolge een nat pak.
Het is te hopen dat de saamgepakte sneeuw
massa's in de straten van de stad en daarbui
ten zoo spoedig mogelijk verdwenen zijn, zoo
dat het weer mogelijk is zich zonder al te
veel gevaar daar te bevinden. Voor de velen,
die thans in de duisternis van of naar huis
gaan, zal dit een niet geringe Opluchting be-
teekenen.
SPURGEON IN LONDEN.
De Evangelische persdienst voor Württemberg
herinnert er aan, dat een halve eeuw geleden in de
thans dag bij dag en nacht na nacht aangevallen
wereldstad Londen de reveilprediker Spurgeon op
den kansel in zijn „Tabernakel" zijn ernstige waar
schuwingen uitsprak. „De groote menschelijke
ellende in Londen schreit ten hemel. Men heeft in
deze stad geen tijd meer voor Gods woord, men
heeft geen tijd meer voor de kerk. Groote massa's
verzinken in het moeras van ongeloof. En onder-
tusschen kunnen wij ons niet voorstellen, op welk
een vulkaan wij leven. De groote ellende en de
hemeltergende zonden, die in Londen gevonden
worden, moeten wel het geweld van een hernieuwde
„Franschc revolutie" over ons oproepen. Het volk
verhongert lichamelijk, geestelijk, moreel en zede
lijk".
Wij lezen vandaag deze waarschuwende woor
den met bewogenheid, zoo voegt de Evangelische
persdienst hier aan toe. De vulkaan, waarvan
Spurgeon sprak, is begonnen te werken, het lot
neemt zijn loop
Verwachting
De barometer wees hedenmorgen
9 uur een stand aan van 739 en dat
zegt feitelyk alles. Deze lage stand
wyst op het onbetrouwbare weer,
waaruit met geen mogelijkheid eenige
voorspelling te doen valt voor de eerst
volgende uren. De wind zit In het
Zuiden en dat gevoegd by het feit,
dat het dooit mag worden aange
nomen, dat het met de vorst wel niet
zoo'n vaart meer zal loopen.
Het verloop der temperaturen laat
zien, dat het van gistermorgen 8 uur
tot gistermiddag 4 uur constant ge
doold heeft. Om 11 u. gisteravond even
wel vroor het weer 2 graden. Om 2
uur vannacht stond het kwik op 0 en
thans, om 9 u„ op 2j,j graad boven 0.
Het heeft vry zwaar geregend van
nacht, iets wat de lezers van deze
regelen waarschijniyk reeds lang aan
de ïyve gevoeld zullen hebben...