Een oplossing voor
tafellakenprobleem
Mods -revue
s Menschen
woning
Het kacheltje
BABY-Manteltje
en Muts
Zaterdag 1 Februari 1941
Vierde blad
Iets over de functies
der huid
niet onaantrekkelijks geeft de knoo-
Wie zich de uitgave kan veroor-
Links: WEENER COUPE.
Een complet voor den middag.
Op het oog wat buitenissig, maar
het valt mee. Het is uit hazelnoot-
'k Kocht een onnoozel kacheltje,
Wat groen en tweedehands,
Zoo op het oog in goeden staat,
Maar mfri of meer aftandsch.
Het droeg totaal geen handelsmerk,
Men zei, 't was eerste klas,
Terwijl de zijkant hier en daar
Wel wat beschadigd was!
bruine stof vervaardigd en het
blousje heeft een ei-gele tint. De
cape is van dezelfde kleur geel en
voorzien van een omgeslagen brui
ne rand. Iets eigenaardigs, maar
Men bracht het mij compleet in huis,
Zooals ook was beloofd,
Ik keek het eens aandachtig aan,
En schudde toen mijn hoofd.
Mijn vrouw sprak met een breed gebaar:
Nu ben je toch abuis,
Wat wil je met „dat groene ding",
Dat hoort hier toch niet thuis?!"
pen-garneering, welke slechts aan
één kant is aangebracht
Rechts:
EEN SPORTIEVE BONTJAS.
Ik slikte stil mijn nederlaag,
En ben mijn gang gegaan,
't Onnoozel groene kacheltje,
Dat zette ik eens aan.
En achter 't mica-ruitje glom
Een warme, rosse gloed,
Toén zeiden we zoo tot elkaar:
„Hij doet het tóch wel goed!"
loven zal dit model van een bont
jas, vervaardigd van vellen van
vossen of lynxen (een katachtig
roofdier), zeker welkom zijn. Maar
ook onze minder fortuinlijke da-
En nuHet groene kacheltje,
Dat was toch geen abuis,
Het is vooral bij strenge vorst
Compleet als kind in huis!
Het brandt op cokes, op turf, op hout,
Op gruis, enfin op „iets",
En als het eens vergeten wordt,
Dan brandt het zelfs op niets!
mes zullen met meer dan gewone
belangstelling dit juweeltje van
een jas bekijken. Zie eens de mooie
revers. En let eens op de kwieke
lijnen. Een pronk bij de sport!
Als een wezen telkens naar dezelfde
plaats terugkeert om daar te slapen, zegt
men, dat het wezen daar „woont". De Ne-
derlandsche wet legt nog altijd de maat
staf aan, waar men slaapt, daar woont men
Keert het wezen niet steeds naar dezelfde
plaats terug, maar wel naar dezelfde sóórt
plaats, dan zegt men bijvoorbeeld: deze aap
leeft op boomen, deze mensch woont in
holen. Is er niet de minste regelmaat op
te merken, dan beweert men eenvoudig", dat
het wezen niet weet wat wonen is.
De mensch heeft waarschijnlijk altijd een
woning gehad. Dit moet wel, als men be
denkt, dat zijn verwant, de aap, die voor
primitiever wordt gehouden, die eigenaar
digheid al vertoont. Maar evenmin als alle
apensoorten op dezelfde manier gehuisvest
zijn. kunnen alle menschenrassen ooit de
zelfde woningen hebben gehad.
Holen en hoornen moeten wel de oudste
domicilies zijn geweest. Daar gorilla's al
technische hulpmiddelen kenden, moeten
menschen die eveneens van meet af aan
hebben gebruikt. De Bosjesmannen, die
naar men meent op de laagste trap van
menschelijke beschaving staan, maken ook
tegenwoordig nog nesten: ze leggen tak
ken, gras en mos in het struikgewas en
sluimeren daarop in. Ook zijn er nog stam
men, die op boomen leven. In bergachtige
streken werd een overhangende rots of een
hol tot woning verkoren. Wat wij van de
praehistorie meenen te wetfci, vernamen wi.i
door middel van holen en kuilen. Daar
zijn steenen werktuigen gevonden, stuk
ken leem, verbrande beenderen, gave men-
schenknoken, resten van vuren, sieraden,
onbegrijpelijke objecten, die wij dan maar
voor amuletten houden en rotsteekenin-
gen. De laatste hebben aanleiding gegeven
tot allerlei gissingen omtrent leven en op
vattingen van praehistorische menschen-
soorten, die wij alle gezamenlijk aanduiden
als homo-primitivus,, afgezien van de groe
pen, die het in de bouwkunst blijkbaar zoo
ver hebben gebracht als wij en die wij
daarom homo sapiens noemen.
Holenmenschen bestaan ook tegenwoordig
nog, maar zij beantwoorden niet aan de
traditioneele voorstelling van den man met
haren op zijn rug en de knots in zijn hand,
vergezeld door de vrouw met het apenge
zicht. Op Sardinië en Sicilië, de Canarische
eilanden, in Zuid-Spanje, in de Kaukasus,
in Klein-Azië zelfs in Roemenië, wonen nog
menschen in holen, doch zij dragen een
normale kleedij.
Wie geen hol heeft, moet er een graven
gelijk mollen en konijnen doen. Het zelf
gebouwde hol mag als de volgende etappe
beschouwd worden op de weg holenbouw—
wolkenkrabber. Zulke groeven uit het stee
nen tijdperk vond men omstreeks 1850 in
Beieren en later in Mecklenburg, Baden en
Neder-Oostmark. Het kunstmatige hol heeft
evenals het natuurlijke de tijden getrot
seerd. In het Hebrondal staat een Grieksch
holenklooster. In de Monte Sacro bij Grana-
da hebben Zigeuners jaren geleden rotsho
len geheel uitgehouwen.
Van hol naar hut is een kleine stap, maar
het is toch waarschijnlijk, dat men de tent
als tusschenstation moet beschouwen: wie
in een behoorlijk hol kan wonen, gaat niet
zonder aanleiding een hut binnen. Men
kan daarom de volgende redeneering hou
den: tengevolge van voedselschaarste
moesten bepaalde volkeren, die ergens ho
len hadden gevonden of gegraven, naar
elders trekken. Daar vonden ze noch na
tuurlijke holen, noch grwL die geschikt
was om te graven. Dies werd de tent uit
gevonden. Later konden vaste woonplaatsen
betrokken worden; maar wie eenmaal in
een tent heeft gewoond, is het hol ont
groeid: de tent wordt een hut.
Eskimo's hebben een bijzondere hutbouw
techniek; zij gebruiken sneeuw en maken de
hut halfkogelvormig, opdat die het best te
gen sneeuwstormen bestand is. Niet altijd
was de ondergrond geschikt om de hut te
dragen, geen nood: de vindingrijke mensch
vond de heipaal uit. Liggen de hutten dicht
bij elkaar, dan vormen zij een dorp. Dik
wijls is het omgeven met een doornenhaag,
teneinde tegen aanvallen van naburige
stammen en van wilde dieren beschermd
te zijn. Vele kafferstammen hebben op die
manier hun leven ingericht.
Uit de hut van hout en de hut van stee
nen ontstond het huis. Iemand vond het
metselen uit en spoedig was er een koning,
die een paleis voor zich liet neerzetten.
Tempels voor de Goden volgden. Wonder
baarlijke bouwwerken verrezen omhoog:
De eeuwenoude Egyptische pyramiden bij
voorbeeld, die nog heden ten dage wereld
beroemd zijp, en die ook over enkele de
cennia nog altijd beroemd zullen zijn, het
geen waarschijnlijk niet kon worden gezegd
van het Empire State Building het „bouw
wonder" van de 20ste eeuw.
Voor dit aardige babygarnituur heeft
men pl.m. 200 gram wol noodig en naalden
no. 3. Het manteltje is uit één stuk gebreid
en wel in de lengte. Men begint aan de
voorzijde en zet 67 st. op. x 2 toeren over
alle steken breien en in den derden toer
uitbreien tot op 8 st. na, die ongebreid op
de naald blijven staan. Werk omkeeren en
resteerende 59 st. recht terugbreien. In
den volgenden toer blijven de laatste 17 st
ongebreid en keert men het werk om, zoo
dat de teruggaande toer over 50 st. wordt
gebreid en wel a v e r e c h t Herhalen van
af x totdat het werk aan den breeden kant
(onderzijde) 15V2 c.M. hoog is niet ge
rekt Vervolgens kant men 43 st. af, die
evenwel aan het einde van den volgenden
toer meer opgezet worden om de 16 cM.
wijden mouw te breien, daarna deze 43
steken weer afkanten. Voor het rugdeel
weer 48 st. op nieuw opgezet, waarop men
op de gewone wijze in patroon verder breit,
totdat men een hoogte van 14y2 c.M. heeft,
waarna men den tweeden helft van het
manteltje op dezelfde wijze verder breit.
Nadat deze grondvorm gereed is, worden
mouw- en zijnaden verbonden en neemt
men 36 st. aan den onderkant van de mou
wen op om een 4 c.M. hoog boordje te
breien in geribd patroon. 1 recht 1 averecht
Den geheelen omtrek van het manteltje
wordt met een toer vasten omgehaakt, ter
wijl bovendien om den hals nog een toer
gehaakt wordt, 1 losse 1 stokje, waardoor
iren een koord of lint haalt.
Voor de muts begint rpen niet 78 st. op
te zetten en breit 4% c.M. in rechte toeren,
vervolgens 15 c.M. in het patroon van het
manteltje (vijf toeren recht 1 toer ave
recht),-daarna los afkanten, gestreept pa
troon dubbel vouwen en achterkant dicht
naaien aan den verkeerden kant. Omslag
naar buiten slaan en het mutsje met een
toer vasten omhaken en wel zóó, dat de
omslag gelijk meegehaakt wordt. Aan den
onderkant haakt men ten slotte nog 1 toer
1 losse, 1 vaste om een lint of koord door
te halen.
Bekend is, dat de huid een belangrijke
functie verricht en wanneer zij voor twee
derde buiten werking gesteld is, b.v. door
brandwonden, kan men niet blijven leven.
De huid beschermt het lichaam niet al
leen tegen allerlei invloeden van buitenaf,
doch is een onontbeerlijke hulp bij alle
verrichtingen van het lichaam. Men denkt
hierover feitelijk nooit na en vindt het een
doodgewoon verschijnsel, dat het lichaam
met een huid bedekt is, doch even vanzelf
sprekend is het, dat deze huid een taak te
verrichten heeft ten opzichte van het li
chaam. Welke deze is, weet echter niet
iedereen.
De hoofdwerkzaamheid van de huid
vindt plaats door de onnoemelijk vele klier
tjes, die evenwicht aanbrengen tusschen de
warmte-verhoudingen van ons lichaam en
die tevens voor de noodige verkoeling we
ten te zorgen.
Het door de kliertjes uitgescheiden vocht
transpiratie bevordert een zeker ver
dampingsproces, dat tevens in ziektegeval
len de kwade stoffen uit het lichaam weet
te verdrijven, terwijl tevens een krachtige
bloedcirculatie der huid aan deze een be
haaglijke warmte verschaft.
Bij groote koude daarentegen is het de
huid weer, die ons doet voelen, dat wij on
ze spieren in beweging moeten brengen. In
dergelijke gevallen ontstaat meermalen
kippenvel, doordat de spieren zich samen
trekken en het gevoel van koude ontstaat.
Flinke beweging der spieren verhelpt dit
onaangename gevoel spoedig en doet het
het
De hunnehedden, die men in Nederland
vindt, behooren tot een groot complex, dat
zich uitstrekt over N.W. Duitschland, De
nemarken, Scandinavië, Frankrijk, Portu
gal, Spanje. N.-Afrika, de kusten van de
Middellandsche Zee. Wat er bij ons (in
Drente) nog van over is, zijn slechts ru
ines van wat er ééns geweest moet zijn.
Het graf was een imitatie van een rots
graf. In natuurlijken vorm, n.1. in de rots
uitgehouwen, worden graven van dit soort
rondom de Middellandsche Zee aangetrof
fen.
Te Emnimen is nog eeri hunnebed
onderzocht, waarin men afdaalde door
middel van een putje, terzijde van den
kelder aangebracht. Dit putje sloot aan op
een slechts tot halve hoogte in den zij
wand aangebrachten steen, waardoor men
toegang had tot den kelder. Op 'Sicilië
heeft men in de rots uitgehouwen put-
graven van juist denzelfden vorm gevon
den. zoodat een samenhang tusschen het
hunnebed te Emmen en deze rotsgraven,
onmiskenbaar is.
De twee soorten hunnebedden, die we
in Nederland aantreffen, worden ook in
Denemarken néast elkaar gevonden en niet
alleen daar. maar ook elders, waar hunne
bedden zijn. In N.-Afrika heeft men er in
de woestijn wel gevonden, die, iniplaats
(Nadruk verboden).
van met zand, opgevuld waren met kei-
steenen; dit had waarschijnlijk ten doel te
verhoeden, dat de woestijnwinden het
eigenlijke graf spoedig bloot zouden leg
gen. Dr. Holwerda, die bovenstaande voor
dracht hield voor den Academischen Kring
te Nijmegen, liet van zulk een graf een
plattegrond zien; eigenaardig was daaraan
o.a. dat in den buitenmuur een nis was
aangebracht, die doet denken aan een
grafkapel. Zulk een grafkapel vinden we
terug bij de Egyptische mastaba's. Maakt
men door zulk een mastaba een coupe, dan
verkrijgt men een beeld, dat veel gelijkenis
vertoont met de coupe van het in het voor
afgaande vermelde put- of schachtgraf in
Sicilië. Voorts heeft men van het mastaba-
graf prototypes in Egypte gevonden, die nog
meer gelijkenis vertoonen met het hunne
bed dan de mastaba zelf.
Karakteristiek voor de hunnebedden is
vlechtaardewek. dat men daar vindt. Spr.
gebruikt hiervoor dezen naam, omdat het
duidelijk een nabootsing is van vlecht-
werk in ceramiek. Scherven van zulk vaat-
wek, die tot één en hetzelfde exemplaar
behooren, vindt men soms in verschillende
graven tegelijk. Dit wijst er op, dat ze veel
betreden zijn geweest en dat men er in en
uit is geloopen, om den dooden gaven te
brengen. De dateering der hunnebedden is
moeilijk. Aangezien de mastaba's uit on
geveer 3000 v. Chr. zijn, kunnen de hunne-
bedden óók uit dien tijd dateeren. M.en
zij echter voorzichtig, want zoowel in Li-
bye. als in Frankrijk en in Scandinavië
heeft men in de graven overblijfselen ge
vonden uit den Romeinschen tijd. Bij de
Egyptische graven plaatste men puntige
steenen zuilen, later obelisken; ook in de
nabijheid der hunnebedden zijn groote
langwerpige rechtop staande steenen ge
vonden, de z.g. menhirs.
bloed beter circuleeren. Deze groote gevoe
ligheid der huid maakt het wenschelijk, dat
de kleeding zoodanig gekozen wordt, dat de
warmte tusschen huid en kleeding behou
den blijft.
Poreuse stoffen zullen het aangewezen
materiaal zijn, niet alleen om onmiddellijk
op de huid gedragen te worden, doch tevens
als bovenkleeding.
gevallen transpireeren weten te voorkomen
en daarom is het gewenscht om in werk
plaatsen en vertrekken, waar men lichame-
lijken arbeid verricht, regelmatig te luch
ten.
Onze honderd punten kunnen wij maar
eenmaal besteden en het is goed bij het
begin van de nieuwe periode alvast, zoo
de timmerman dat noemt „bestek en teeke-
nimg" te maken en alle artikelen, welke
we maar eenigszins van de lange lijsit-van-
wa t-we- n ood ig-m oe ten - h ebbenkunnen af
voeren te schrappen.
Tafellakens
Nuttig, gezellig, hygiënisch, onmisbaar.
Dat dachten we vroeger, maar is dat
wel zoo? Waarom zouden wij voor de zes
dagen van de week niet leuke gehaakte
servetjes gebruiken, voor iedere tafelgast
een, en den Zondag extra feestelijk maken
door dan onize tafel met het glanzend da
mast te bedekken? Gehaakte servetjes dus,
die wij heel eenvoudig uit bonte katoen
gaan maken. Men kan ze breien of haken.
Het model van onze foto is een zoogenaamd
Tunesiscth. een Oostersch haakwerkje dus.
Het is heel gemakkelijk en het gaat heel
vlug. De servetjes zijn groot 31 bij 44 centi
meter en zijn vervaardigd van groen ka
toenen garen en wel in strepen van 10 en
20 naalden. Men gebruikt voor dit werkje
de bekende lange haaknaald of haakpen
met een knap van onderen. Men begint in
de bovenste hoek links, terwijl men drie los
se steken opzet. Men steekt dan de haak
naald naar beneden, door de tweede steek
haalt den draad door zoodat er een slinger
op de haaknaald ontstaat en trekt dan te
gelijkertijd een slinger door de derde steek
zoodat men tenslotte drie slingers op de
haaknaald krijgt. Heeft het servet de ver-
DE HUNNEBEDDEN IN ONS LAND.
En als soms iemand er om lacht,
Dan zegt vol vuur mijn vrouw:
Lacht U om 't groene kacheltje?
Kom, doe toch niet zoo flauw!
Al ziet het er onnoozel uit,
Daér zit 'em niet de knoop!
Al draagt het uiterlijk geen merk.
Kijk eens van binnen, dat is werk!
Ons kleine „groentje", warm en sterk,
DAT IS NOOIT MEER TE KOOP!!
Januari 1941, KROES
eischte hoogte bereikt dan mindert men
zoolang tot het werkje ook de gewenschrfe
breedte heeft. Wanneer men het bord dan
nog met een aardig model servetje „op
siert" dat men desgewenscht nog van een
monogram kan voorzien, heeft men weer
een keurig geheel. Heusch niet zoo
„daags ch".