£le ïiaaó,
Nieuw Raadsel
de koningin der bloemen
Het dappere hondje
BtAle fonqerü en mehjei!
Oplossing raadsel vorige week
Denk aan de vogeltjes
EEN KUNSTJE
Het spookwiel
Dc slimme vos
Het steentje en het stofje
nemen wraak
Hoe vonden jullie het, dat de wereld van
de week al weer met een wit sneeuwkleed
bedenkt werd?
Het is wel een mooie kleur, maar
•we verlangen toch op het ogenblik wel erg
naar een groene wereld. Groen is immers de
kleur van de hoop. En wat is er veel te
wensen, veel te hopen. Als ik dat eens alle
maal probeerde op te schrijven, dan zou deze
hele pagina nog tekort ruimte hebben.
Hoe is het met jullie allemaal? Niet onder
de wol vanwege de griep? Je zou het anders
te pakken krijgen met die venijnige Oosten
wind. Wat kan die gemeen door alles heen-
blazen. 't is nu toch heu9 geen weer om in
je badpak te lopen, maar soms heb je het
gevoel, als je buiten loopt, dat je niet veel
meer aan hebt. Zo'n nijdas, die Oostenwind.
Hij bijt door de likste jassen heen en prikt
je op je huid, dat je staat te rillen. Je kunt
je gewoon niet indenken, dat het over een
maand misschien al volop lente is. En dat
ka:; toch!
Jullie hebt me van de week de verrassing
van een dikke stapel briefjes gebracht. Dank
je wel. Ik zat proberen ze al emaal te beant
woorden. Of me dat gelukken zal weet ik
op dit ogenblik nog niet. In ieder geval kan
ik alvast wel vertellen wie de prijs gewon
nen heeft. Dat is:
KLAAS GOUDSW AARDT,
Draaisteeg 7.
Kom het boek maar gauw valen, Klaas.
Annie Delver, Schagerbrug. Ja, Annie,
wie op de schaatsen staat moet er rekening
mee houden, dat hij de grond wel eens moet
zomen. Als je zwemt dan wordt je nat, als
je schaatsenrijdt dan val je op je... (alles
wat rijmt mag je zeggen).
Ansje Mosterdyk, Haarlem. Leuk
Ansje, dat je van plan bent me iedere week
te vertellen hoe het met jou is en met Haar
lem, je tijdelijke woonplaats. Je hebt daar
dus ook al een Helders vriendinnetje ge
vonden, die nog wel bij je in de straat woon
de. Zo zie je, hoe alle grote en kleine Nieu-
wediepers verjaagd zijn.
Elly en Nelly de Zwart, Haarlem. Ja,
dat had je niet gedacht, Elly, dat je van
de week toch een briefje zou l;r\jgen, nu je
door de griep te pakken genomen bent. Hoe
tik dat weet? Ja, raad dat maar eens en
schrijf me dan de volgende week maar of
je er achter gekomen bent. Beterschap hoor.
Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag. O,
o, o, o, wat een vragen, Loek. Ik zal ze maai
niet allemaal beantwoorden, want dan zou
ik een hele pagina alleen voor jou noodig
hebben. Fijn, Loek, dat je zo in puntenaan-
tal vooruitgegaan bent. Ik kan me begrijpen,
dat jullie met ongeduld naai het einde van
Öe oorlog uitzien, want dat betekent, hopen
"we, de terugkeer van je vader. Natuurlijk,
die kun je niet missen. Laat ons de hoop
behouden, dat het niet lang meer zal duren.
Dit is een briefje voor het vriendje,
dat me schrijft, dat hij nog steeds in Den
Helder zit en dat hij nog vier broertjes en
vier zusjes rijk is. Nou, nou, dat is niet mis.
Jij zal er niet veel erg in hebben, dat al je
vriendjes er vandoor zijn, want je hebt ge
noeg speelkameraadjes in je broertjes en
zusjes. Denk er om, volgende week je naam
niet meer vergeten, hoor.
WUly Roeffel, 't Zand. De pret van het
schaatsenrijden gaat er af, Willy. Dat gaat
met alles waar te veel van krijgt. We hopen
nu maar weer op de zwemmerij, wat jij.
WUly Snijder. Je oplossing was niet
fout, Willy. Dat is dus een verrassing. Je
mag liever hebben, dat je denkt, dat het fout
is en dat je naam bij de goede oplossers
Staat dan andersom.
Jacoba Prins. Heb je ook al genoeg
van de vorst en van de sneeuw, Coba? Nu
ik ook, maar vergeet niet, dat het door die
kou nog zo lekker rustig in de lucht olijft
en als straks het zachte weer aan komt,
dan is het weer mis. Ik geloof, dat je t>ch
altijd nog liever een paar kouwe oren en
tintelende vingers mag hebben, dan een
kloppend hart van angst.
Marietje Schut. Daar sta je Marietje.
Je hebt me toch leelijk voo. schut gezet.
Schrijf jij iedere week een briefje en hoor je
nooit wat van me. Maar dat kan niet. Alle
briefjes worden beantwoord, dus ook het
jouwe, als het erbij is.
Nini Breel. Toen ik thuis moest blijven,
heb ik natuurlijk geen briefjes beantwoord,
Nini, want toen lag ik tot m'n neus onder de
dekens en met m'n neus kan ik nog niet
schrijven, maar anders zijn alle briefjes be
antwoord, hoor. Houd dus moed!
Betsy Breel. Praat me er niet van,
Betsy, van die kou. 's Avonds kan ik niet in
bed komen, omdat het zo lekker warm bij de
kachel is en zo koud in bed, en 's morgens
kan ik niet uit bed komen, omdat het er zo
lekker warm in is en buiten zo koud. Ja, ja,
We worden wat getreiterd door die thermo
meter. Je zou er grijze haren van krijgen.
DiUie Goedegebuur. Ik ben blij, dat ik geen
meisje ben, Dillie en oorbelletjes in m'n oor
moet laten prikken. Ik geloof, dat ik het leven
maar doorging zonder oorbelletjes, want het
lijkt me allesbehalve een grap'e om een naald
door je oor te steken.
AU v. 't Hert. Welkom, Ali. Nog duizend
andere vriendjes en vriendinnetjes kan ik
erbij hebben, dan zeg ik pas stop.
Jopie Anders. 't Was goed, Jopie. Jij
bent dus ook een kleine Piet Hejjn. Nu sterk
te hoor, ik hoop, dat ze het rustig laten voor
jou en alle anderen in ons Nieuwediep.
Gerrit Anders. Wat zal jij met verlangen
naar de terugkomst van de marine uitzien,
Gerrit, want dan krijg jij een fiets. Allemen-
sen, dat is geen kleinigheid. Ik hoop, dat Je
fiets gauw bij jullie in de schuur staat. O, zo.
Beppie, Sientje, Henkle en Lena Korbee,
Schagerbrug. Ja, viertal, dat zal fijn zijn,
als we elkaar straks weer oï de dijk tegen
komen. Ik kan nu vaak naar de dijk verlan
gen, want als er zoveel ijs in het Marsdiep
drijft is het daar zo'n pracht gezicht. Maar
ja, dat gaat .niet. We zullen nog wat geduld
moeten hebben.
Broer en Zus Visser, Woudsend. Wat zal
dat gezellig zijn, als jullie die rijders van de
Elfstedentocht langs zien zwieren. GezeUig
hé, als volgende week je vader en moeder
komen. Dat is een extra feest bij het feest
van Beppe's verjaardag.
Piet en Freek Bruul. I iet, ik houd het
bij Freek, hoor. Als ik niet persé de deur
uit moet, dan kruip ik lekker dicht bij de
kachel en dan kunnen ze het schaatsenrij
den, het sneeuwballen gooien en alle andere
ijsgenoegens van mij gestolen krijgen.
Annie Rep. Het eene meisje zegt me,
dat ze de raadsels te gemakkelijk vindt,
Annie en jij kon er niet uitkomen, omdat je
ze te moeilijk vindt. Waar moet ik me nu
aan houden? Ik weet het waarlijk niet. 't
Is me een raadsel met die raadsels.
Trijntje Kommer. Dat is fijn Trijntje,
dat drie van m'n oude vriendinnetjes en
zelfs een meneer je Verkadebons hebben
toegestuurd. Ik dank ze hier hartelijk,
namens Jou en op kantoor heb ik er ook
nog een stelletje gekregen, die je kan ko
men halen. Kan jjj even tevreden zijn?
Sina Wever. Wat een lange vacantie
is dat voor jou, Sina. Ben je nu weer naar
school gegaan, vorige week, in de zaal van
Borst? Je ziet, je hebt het boek niet ge
wonnen. Dat is wel jammer.
Willem v. Dijk, Bussum. Gezellig, dat
jij weer meedoet, Wim. Hoe meer zielen, hoe
meer vreugd, hoer. Ieder is welkom, ook de
afgedwaalde vriendjes en vriendinnetjes. Je
hebt het zeker razend druk gehad of hele
maal niets te doen gehad, want die laatste
categorie komt ook nergens aan toe.
Jongens en meisjes, mijn tijd en ruimte
is opgesnoept. De rest van de briefjes wordt
dus volgende week beantwoord. Jullie zen
den dan weer alleen je raadsels in. En denk
er om, uiterlijk Donderdag vóór 9 uur op
kantoor, anders komt er van beantwoording
van je briefje niets.
Tot wederschrjjvens dus.
e
e i
pen
klei
klein
roer
kei
i k
e
Goede oplossingen ontvangen van
Gonda de R., Broer en Zus de V., Betsy B.,
Piet en Freek B., Piet de L., Cor B., Cor v.
B., Bali en Annie v. B., Jaap P., Cornelia
K., Maarten K., Beppie K., Henkie K., Lena
K., Sientje K., Jan S., Dik S., Mientje T.,
Jopie A., Gerrit A., Nini B., Dillie G., Joop
v. D., Willem v. D., Gerrit B., Betsie F., Ietje
J., Dieuwertje en Dikkie D., Kees de B.,
Coen C., Neel C., Kinderen, W., Leontine C.,
Frits C., Ale P., Jacques v. K., Marietje J.,
Greetje v. L., Annie R., Jacoba P., Mientje
R., Wim Ali Trijntje S., Rie K., Jo K.,
Klaas G., Jo B., Mienke v. S., Toni J., Nico
B., Piet B., Beppie R., Truus de J., Coba
de G., Neeltje P., Jantje B., KI. G., Joop G.,
Dora, Jan en Douwe M., Willie S., Willie R.,
Jan de V., Wilko J. N., Annie D., Ansje M.,
Elly en Nelly de Z., Loek v. d. W., Annie V.
Het geheel bestaat uit 26 letters en vormt
een spreuk, die te lezen is op een der scholen
in Den Helder.
22, 23, 4, 14, 2, 17 is een eiland, dat ieder
jaar door veel vreemdelingen wordt bezocht.
15, 26, 10, 13 is iets, dat een gezond mens
dagelijks doet.
18, 4, 7, 21 is de naam van een bloem.
25, 3, 26 is een lidwoord.
1, 5. 11, 12, 6 lawaai, herrie.
Een 9, 20, 19, 26 is wel eens nodig om achter
de waarheid te komen.
Eer. peer kost zooveel 24, 15, 16, 26, 8 (geld
stukken).
De tweelingen Pros en Jos waren op be
zoek by tante Ida. Het was voor hen een
feest als ze naar tante mochten, want ze
woonde in zo'n heerlijk huis met een prach
tige tuin en zijzelf was altijd zo lief en har
telijk. Vreselij'' knap is ze ook, zeiden de
tweelingen. Je kon z gek niet bedenken
of tante Ida wist het wel.
Het was mooi weer en tante stond
met haar neefje en nichtje op het terras,
vanwaar ze een mooi uitzicht op de tuin
hadden.
„De rozentuin", noemde Jos hem, want
er groeiden zowat niets dan rozen. Het huis
heette dan ook „Rozenhof"
„Mogen we een paar rozen plukken voor
moeder?" vroeg Pros.
„Best hoor", zei tante, .straks als we
onze thee en limonade op hebben."
„Wat vind ik rozen toch prachtig!" zei
Jos. „Ja", zei tante,, ,de roos is ook de
koningin van de bloemen. Gek, je zou je
niet kunnen indenken, dat er een land
zonder rozen bestond en toch was dat vroe
ger zo."
„Hoe kan dat nu? zei Pros. „Vroeger,"
zei Tante, „groeiden er alleen maar rozen
in Azië. Later werd de roos naar Italië en
Griekenland overgebracht. De Romeinen
vonden de bloem ai even mooi als wij nu
en in 't begin droegen de rijke mensen een
diadeem van rozen in hun haar. Dat was
een dure liefhebberij, hoor. Keizer Nero
moest b.v. een keer voor een diner, drie
tonnen goud geven."
„Oooo", zeiden Pros en Jos tegelijk.
„Ik kan je nog wel meer van de roos
vertellen", ging tante verder, „maar ik
moet even een kopje thee inschenken, ik
zie dat jullie niets meer hebt."
Nadat de kopjes gevuld waren en tante
op de bordjes een groot stuk taart had ge
legd. begon tante weer:
„Ook de Germane*- waren dol op rozen.
Zo dol zelfs dat ze hun volksvergaderin
gen hielden op een plaats waar veel ro
zen groeiden. Zij beschouwden de roos
verder als het symbool van de liefde.
Als er later, in de Middeleeuwen een
meisje ging trouwen kreeg ze ren prach
tige hoed of krans van rozen als bruidsge
schenk.
In de Zuidelijke landen bestaat nog de
gewoonte om een roos te steken aan de
deur van een meisje, als een jongeman
wil tonen, dat hij van het meisje houdt.
Ook gold de roos als het zinnebeeld van
bescheidenheid en zachtheid. Als er in het
schild van een ridder in de Middeleeuwen,
een roos stond, betekende dat: zachtheid ge
paard aan moed.
De Romeinen hielden nogal van luxe en
cp hun feestmalen versierden ze bekers en
borden met rozen en bestrooiden ook de
vloer met rozen."
Tante hield even op, want Pros zat bege
rig naar de fles limonade te kijken. „Dorst,
Pros"? vroeg ze. Pros kreeg een kleur.
„Zeg 't maar gerust, hoor", zei tante en
schonk meteen zijn glas vol.
„Toe. vertelt u nog wat van rozen", be
delde Jos.
..Best hoor", zei tante en ze ging door:
Er bestaat een Arabische legende, die
vertelt hoe de roos ontstond. Mahomed
bloosde een keer zo erg, dat zijn gezicht
bedekt werd met een glimmend vocht.
Terwijl hij z'n gezicht met z'n handen pro
beerde te drogen, vielen er twee druppels
naar beneden. Uit een van die druppels
ontstond de rijst en uö de andere de roos.
Ook bestaat er een fabel over het ont
staan van de Alpenroos. Een jongen be
klom eens een hoge puntige rots, om wit
te klokjes te plukken. Plotseling stond hij
voor een -ooi jóng meisje, dat een jurk
van sneeuw en dunne takjes aan had. „Raak
die bloemen niét aan", zei ze. „want ze zijn
niet van jou."
Maar de jongen luisterde niet naar haar
en plukte ze toch. Plotseling betrok de
lucht en de jongen viel in een afgrond,
waar hij bloedend bleef liggen. Sinds die
tijd is de Alpenroos rood geworden.
Weet je d«t er een „Dal der rozen" be
staat? Dit „Dal der rozen" ligt in Bulga
rije. Na PeTzië is dit land het land van de
Rozen-olie. De hellingen zijn daar met ro
zentuinen beolant. Als er :>o t wordt,
trekken de vrouwen en meisjes naar de
rozentuinen en plukken de bloemen af,
die ze in zakken en manden stoppen. Die
gaan dan naar de fabriek. Rozen die 's mor
gens geplukt worden, moeten 's middags
verwerkt zijn, anders gaat de geur er af.
Tr. de fabrieken, is de geur van die duizen
den rozen zo sterk, dat je er hoofdpijn
van krijgt.
„Nu." eindigde Tante, „nu heb ik genoeg
over rozen verteld. Jullie moest er nu maar
een paar plukken."
Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen.
Pros en Jos stoven het terras af en gingen
aan 't werk. Na een paar minuten kwamen
ze terug, ieder met een bos prachtige ro
zen in hun hand.
„Wat zal moeder daar blij mee zijn",
zei Jos. „Weg jij"! zei ze plotseling tegen
Jaekie, de foxterrier, die blaffend tegen
haar opsprong. „Maakt hij de rozen niet
kapot?" vroeg Pros.
„Nee, zei tante, „hij weet heel goed dat
hij niet tussen de rozen mag lopen. Dat heb
ben we hem direct geleerd. Maar nu moe
ten jullie gaan, anders wordt moeder onge
rust.
Pros en Jos bedankten tante Ida en gin
gen naar huis, waar ze moeaei uc
gaven en het .rozennieuws" vertelden.
Al een hele tijd strooien we weer gere
geld voer in het kleine groene vogelhuisje
voor het raam. Dat voer bestaat ten eerste
uit de restjes die ons kanarievogeltje over
laat, verder een paar broodkruimels, die op
onze borden blijven liggen. De vogels heb
ben nu in de gaten dat er bij ons voor het
raam wat te halen is en elke dag groeit het
aantal bezoekers.
Nog drukker is het bezoek aan het stukje
spekzwoerd dat we aan een draad boven
het vogelhuisje aan de muur gehangen heb
ben. Vooral Willi en Liesje zitten er dik
wijls aan te knabbelen. Wie of Willi en
Liesje zijn? Een snoezig meeuwenpaartje.
Willi is de grootste. Iedere morgen komen
ze en doen zich tegoed aan het spek. Eerst
Willi, dan Liesje.
Vooral Liesje weet veel naar binnen te
krijgen. Ze houdt zich heel handig met
haar pootjes aan de draad vast en knabbelt
zo gemoedelijk aan het spek. Willi is niet
zo handig. Die klappert aldoor met zijn
vleugels, maar schiet daar niets mee op.
De hele winter zijn de mezen onze gas
ten. 's-Zomers bewijzen ze ons grote diens
ten door een hoop schadelijke insecten in
onze tuin, te verdelgen. Daarom verdienen
ze het, dat we hen 's-winters niet vergeten.
Puck en Pietje speelden samen
En een hondje was erbij
En ze hadden pret en lachten
Puck en Pietje waren blij
Tot een man kwam aangelopen
En ze in een hoekje kropen
Want hij was zo zwart als roet
En hij droeg een hoge hoed.
Maar 't hondje was niet bang voor roet
Die trok een heel brutale snoet
En blafte: zwarte neger, ga van hier,
Jij bederft al ons plezier.
Ha-ha-ha! lachte de neger
Ha-ha-ha! ik ben schoorsteenveger!
Ren maar vlug naar Puck en Piet
Ik bederf de pret heus niet.
Hans.
We gaan voor spook spelen. Wie doet er
NIET mee? Want een wieltje laten
draaien zonder wind, dat is spoken-kunst.
Een beddelaken over je jasje, zou in dit
geval erg indrukwekkend zijn!!!
Spoken! We beginnen! Zorg, dat je een
mooi, glad staafje hout te pakken krijgt.
Een gladgeschaafd kachelhoutje is ook best
te gebruiken. In 't staafje snijdt of zaag je
gleufjes, zoals dat op 't voorbeeld is gedaan.
Je moet kijken bij 2. Van die gleufjes hoor
je straks nog meer. Nu eerst wat anders.
Van een stuk karton knip je een cirkel van
5 cm. middellijn. Die cirkel tandt je uit
voor de fraaiigheid. Dan prik je hem aan
een flinke speld en de speld prik je in de
staaf. Wèar je moet prikken, kun je alweer
op 't plaatje zien.
Als dat gebeurd is. zijn we aan 't spo
ken toe. Wij krassen dan met onze nagels
over de gleufjes. De cirkel gaat draaien en
dat dit spokenkunst is, daaraan twijfelt dan
niemand meer!
In een bos woonden eens twee vossen,
die nog nooit ruzie hadden gehad. Op een
goede dag zei de een: „Kom, laten we eens
ruzie maken."
„Best", zei de ander, „maar hoe moeten
we beginnen?"
„Och, dat kan nooit erg moeilijk zijn.
Als die tweebenige wezens het kunnen,
waarom zou het ons dan niet lukken?"
Ze probeerden het toen op allerlei ma
nieren, maar het lukte niet, want steeds
was een van hen bereid om de a.-.der zijn
zin te gevn. Eindelijk haalde de een twee
stenen te voorschijn en zei: „Hier lisgen
twee stenen, daar zullen ruzie om maken.
Nu beginnen we: deze steen is van mij!"
„Best", zei de andere vos, „hou 'em maar
en'wees gelukkig".
Toen draaide hy zich om en liep weg.
„Maar zo krijgen we nooit ruzie!" riep
de ander, terwijl hij z'n vriend achterna
liep en over z'n snoet likte. „Weet je dan
niet dat er twee nodig zijn om ruzie te
maken?"
Op een speelplaats lagen ze gezellig
naast elkaar, 't steentje en 't stofje. Beiden
waren ze zo grauw en onaanzienlijk, dat
niemand op hen lette. Hoogstens de hon
derden kindervoeten, die bloot of in schoen
tjes over hen heenliepen.
„Het is toch eigenlijk een schande, dat
wij hier zo moeten liggen en ons door ieder
een moeten laten trappen, die er zin in
heeft", zei de steen tegen 't stofje. „Gelijk
heb je", antwoordde 't stofje. „Wy moeten
de mensen eens flink kwaad doen, dan zul
len ze meer op ons letten en ons hooger
achten."
„Nu moet ik toch heus om je lachen",
zei het steentje. „Wat wil jy, nietig stofje,
nu doep? Men ziet je nauwelijks! Ja als ik
nu eens iets deed! Ik kan zo fyn midden
op het pad gaan liggen, zodat iedereen over
mij valt. Maar jij! Ha-ha-ha!" „Daar valt
niets te lachen", riep het stofje nijdig, „wil
len we wedden, dat ik de mensen meer kan
plagen dan jij?" „Ik wil met plezier met
je wedden, hoewel ik vooruit weet, dat ik
winnen zal!"
Pats! daar lag Bob op z'n neus! „Akelige
steen!" riep hij woedend en schopte de
steen weg zover hij kon. Maar wat nu?
Zijn knie bloedde. Een klein, fyn straaltje
liep langs zijn been. Ophouden met spe
len? Daaraan dacht Bob niet en de wond
uitwassen, zoals zyn moeder dat altijd wil
de, daarvoor had hij geen geduld. Hij draai
de maar gauw z'n zakdoek om z'n knie en
speelde verder. Dat stofje stilletjes in 't
wondje was gekropen, daarvan had hy
niets gemerkt Stofje deed allerlei lelijke
dingen in 't wondje en 's avonds al was
Bob's knie helemaal dik en rood. En de
volgende dag moest hij naar den dokter.
„Ik heb dan toch de wedstrijd gewonnen"
zei stofje tevreden. ..Nu kan ik de steen
eens flink uitlachen." Maar jammer genoeg
kon hy de steen niet meer terugvinden, die
lag ergens in een hoek van de speelplaats
en schaamde zich over zijn hatelijke daad
en hij begreep dat nu helemaal niemand
meer naar hem zou omkijken, want wraak
is een van de lelijkste dingen die er be
staan en je komt er beslist geen stap ver
der mee. 't Enige wat je er mee bereikt is;
je zelf vernederen!