MARINE en OPBOUWDIENST
Brief uit
Nieuwediep
prebihbfurtm
Distributie-nieuws
De heer Kramers antwoordt de luitenants
ter zee Kist en Quant
voor winkeliers
Axm, faui ïïleni
Hieronder laten wij thans het antwoord
volgen, hetwelk de oud-luitenant ter zee 1ste
kl. H. A. I. Kramers, thans commandant van
het Opleidingskamp Tilburg voor den Neder-
landschen Arbeidsdienst, geeft aan de luite
nants ter zee Kist en Quant.
Noode maak ik gebruik van de mij geboden
gelegenheid met eenige woorden te antwoor
den op den indruk, welke de luitenant ter zee
der le klasse F. J. Kist ..en vele anderen" en
L. A. Quant van mijn artikel „De Opbouw-
dienst en het Marinepersoneel" hebben ge
kregen.
Aan den heer Kist „en de vele anderen"
zij het volgende geantwoord:
Ik zal trachten objectief te blijven en de
verbittering te bedwingen, die mij bijna te
machtig wordt volgens het woord van Vondel
„Ik wordt te stijf geparst en 't werkt als
nieuwen wijn, die tot den spon uitbarst".
Eén ding moet me uit den pen: de „vele
anderen" lieten verstek gaan. op het tijdstip
dat hun leiding méér dan ooit noodig was.
nml. toen het marinepersoneel als omvang
rijke eenheid grootendeels gedwongen bij den
Opbouwdienst werd ingelijfd. Indien er niet
een klein „troepje" Marineofficieren was ge
weest, dat uit liefde en appreciatie voor den
Marine-mensch, zonder eenig financieel voor
deel. met aanvaarding van duizenderlei teleur
stellingen, zorgen en moeilijkheden, den man
nen was trouwgebleven-, dan zouden deze
lieden nóg hulpeloozer en eenzamer heben ge
staan, dan nu reeds het geval was. Deze of
ficieren gingen een gewetensconfliot niet uit
den weg en zij aanvaardden de kritiek, die te
verwachten was. De geschiedenis zal hen oor-
deelen, niet de tijdgenooten. Alvorens over
te gaan tot een meer direct antwoord aan den
heer Kist, nog het volgende: de Marineoffi
cieren, die met mjj naar den Opbouwdienst
zijn gegaan, zijn het méér met mij eens, dan
de heer Kist en „de vele anderen". Ook zij
dienden a.b. Hr. Ms. „Jan Maurits van
Nassau", „Jan van Galen", „Brinio", op Z-bt.,
welke schepen met zooveel verve worden aan
gehaald.
Ter zake:
Bij den Opbouwdienst kwamen hoofdzakelijk
zee-miliciens. Dit is in mijn artikel wel te
lezen, maar komt misschien niet duidelijk
genoeg naar voren. Wat ik schreef op de
aangehaalde blz. 715 was natuurlijk bedoeld
als algemeene kritiek op het Nederlandsche
Volk, dat vooral in den zee-milicien zijn zui
vere afspiegeling vond. Was ook de „Zeven
Provinciën"-tragedie niet eens volks-mentali-
teitstragedie Kan het woord „tucht" niet
worden geuit in verband met bepaalde karak
tertrekken in den gemiddelden Nederlander?
Mag een rechtgeaard zee-officier niet spreken
in marine-termen („vette hap", e.d.), wanneer
hij begrippen en eigens9happen-van-buiteft-de''
marine wil aanduiden? Jammer, heerenï
Want scheepstermen -maken- onze talejuist
zoo smeuïg.
Dit alles heeft niets te maken met de ge
draging van den marineman in het heetst
van den strijd en men zal mij toch wel wil
len ontheffen van den plicht, mjj op het punt
van waardeering voor den strijdenden
marineman, nogmaals uit te spreken. Kennen
wij elkander in de marine dan zóó slecht?!
Wat de schrijver zegt over blz. 710 is uit
zijn verband geraakt. „De oude geest", de
geest van tempo doeloe, duidde niet op die
van de laatste jaren, toen vooral het beroeps-
personeel, speciaal het jongere zich sterk in
de goede richting ontwikkelde. Hen deed ik
wellicht te weinig recht in mijn artikel. Doch
zij waren in het algemeen niet in den Op
bouwdienst, zoodat deze geschiedkundige
periode dan ook handelt over den marineman,
die het moest rooien zonder de goede kern
van bet beroepspersoneel. En ik zal verder
niet in details verklaren, waarom het jonge
beroepspersoneel er zoo gauw schoon genoeg
van had en den Opbouwdienst verliet!
Laat men vooral echter niet vergeten, dat
er ellenlange commissierapporten zijn ge
schreven over verbetering van den geest, dat
het Marineblad dik was van paedagogischc
adviezen en dat de marineman zeer lange
teenen haddoor de geheele geschiedenis
heen.
Indien de heer Kist „en de vele anderen"
mijn artikel nogeens willen bestudeeren met
den wil tot begrijpen, dan zullen zij tot de
conclusie moeten komen, dat de woorden:
alsof er geen... enz" duidden op het feit. dat
de In-vrijheid-rondloopende krijgsgevangen
militair zich niet realiseerde, dat hjj geen
enkel recht tot klagen en eischen-stellen heeft
na een verloren oorlog en dat het den militair-
In-uniform siert, zijn lot te aanvaarden met
zelfbeheersching en waardigheid. Zijn
onder onze omstandigheden uitzonderlijk-
goede behandeling zou hij méér hebben be
grepen en gewaardeerd, wanneer hij tevoren
regulier krijgsgevangen zou zijn geweest.
Doch ik herkauw myn opstel, terwijl
belangrijker Vaderlandsche zaken mijn
tijd vorderen. Het vond, goddank, war
men bijval juist in die kringen, die hun
gemoedsrust, hun tijd, hun werkkracht en
hun idealisme in dienst stelden van hun
vroegere, lagere medewerkers, die er deze
menschen ten deele bovenop brachten ten
koste van henzelve, die op den wal in zee
ging met een niet-alleeen gedesillusio
neerde (dit verschijnsel verklaarde ik uit
voerig en als menschel ijk) maar metter
daad tuchtelooze, verzuurde, onevenwich
tige Marinetroep enz. Alleen is hier het
woord „troep" niet synoniem met „bende",
Hr. Kist! Wanneer ik het woord „bende"
had willen gebruiken, dan zou ik de ge
heele vuile wasch buiten de eigen familie
hebben moeten wasschen.
En indien het 17 lust, mij nogmaals te
hooren verklaren, dat ook ik het een
voorrecht vond, als leider dezer mannen
met hen te hebben mogen samenwerken bij
de verdediging van ons Vaderland, welaan
dan gaarne. En indien Gij mij vraagt, hoe
ik de mannen heb geliefd, waarmede ik
16 jaren lang ten onderzeedienst de zee
bevoer, welaan! ook dan gaarne.
Maar mij in een onvruchtbare polemiek
begeven met U „en vele anderen", die
m(jn ervaring sinds 15 Mei mist, daartoe
laat ik mjj dwingen, noch verleiden.
Tot den heer Quant:
Betreffende het stuk van den heer Quant
kan ik kort zqn. Zijn ervaringen zqn anders
dan de mijne. Ik heb wel officieren gespro
ken, die slechts 4 weken geleden mjj ver
klaarden, dat onze diensttijd van 5 maanden
meer dan voldoende was om goede soldaten
te maken en die zeiden, dat wij er wonderen
mee wisten te bereiken. Een kwestie van
appreciatie en een kwestie van norm. Zijn
tevredenheid zou m(j misschien minder be
vredigd hebben.
Dat de kwestie van de Inwendige Dienst
van de Marine zoo goed bleek te voldoen is
interessant. Ook mijn ervaring is diergelijk,
't Heeft met mijn artikel echter niets te
maken. Dat de mannen bjj het 38e Korps met
de schop „gewapend" op post stonden was
normaal, indien men ervan uitgaat, dat
orders moeten worden opgevolgd. De uitvin
ding was niet van mij. Overigens was onze
ondervinding deze: „Ongewapend" slungelde
elke schildwacht zoo'n beetje en had hij het
gevoel van machteloosheid onder omstandig
heden. die hem wel eens hadden kunnen dwon
gen tot optreden tegen politieke huisvrede
breuk (historisch). Vanaf het moment, dat hjj
iets in den arm droeg, werd zijn houding
kanter en gedisciplineerder, zelf-bewuster en
mannelijker, al kostte het hem eenige moeite,
zijn schroom te overwinnen. Leg hem uit, dat
Holland zijn beste overwinningen met de
spade bevocht in een eeuwigen strijd tegen het
water, en hij vindt dit „wapen" niet oneervol.
En zaagt Gij, Hr. Quant, wel eens een af
beelding van Pruisische boeren, die met
dorschvlegels en zeisen de troepen van Napo
leon attaqueerden?
Dat de schrijver nooit kennis nam van het
oordeel van het buitenland omtrent het al
gemeene gebrek aan tucht van den Nederlan
der, spijt mij diep. Ik raad hem aan eens het
hoofdstuk te lezen „Jeugd en Lectuur" uit
„Tegen den stroom op" van Dr. J.Smit. Of
wat Fransche en Amerikaansche auteurs heb
ben op te merken. Heeft dat nu iets te maken
met mijn artikel? Als men alles uit moest
léggen, wat men bekend veronderstelde, dan
zou men boekdeelen moeten overschrijven!
Toen ik mijn opstel schreef, had ik de over
tuiging, dat de Nederlandsche weermachts
man blij moest zijn, dat hij in vollen oorlogs
tijd zóó werd verzorgd, gevoed, zooveel ver
lof en vrijheid kreeg (zonder contra-presta
tie!), dekens, schoeisel, kleeding èn arbeid
ontving. Ik blijf de meening toegedaan, dat
hij dit heeft aanvaard als iets vanzelf
sprekends, als een recht, terwijl hij in werkelijk
heid geen rechten kon doen gelden. In die
dagen was de 15e Öctober nog verre, doch
mij-2ielve is het vóórdien al dikwijls zóó te
moede geweest, dat ik in toespraken eerlijk
en onomwonden tegen de menschen moest
zeggen: „Jullie verdienen, dat je in je eigen
sop moet gaar koken". Maar altijd weer won
mijn hart het van mijn verstand en bleef ik
voor hen zorgen.
Het zou rnjj te ver voeren, als ik uit
voerig polemiseerde roet Q. over elk punt
van zijn ingezonden stuk. Dit is zeker,
ik ben er niet „ineens van doordrongen,
dat in het nieuwe Europa plotseling moet
worden gewerkt"... Ik was dit al lang!
Maar laat ons met zulk soort polemi-
seeren oppassen, dat men in ons niet een
soort reactionairen gaat zien, die alles
bjj het goede, brave, gezapige oude willen
houden van den bourgeois satisfait, die
jubelen over b.v. die heerlijke vloot met
prachtige, volwaardige schepenhoeveel
waren het er ook alweer en hoeveel werk-
loozen hadden er arbeid aan kunnen vin
den?) enz., enz.
Ik zeg liever met J. G. Fichte (citaat
van Quant): „De strjjd roet de wapenen
is geëindigd. Maar nu verheft zich, als wü
het willen de nieuwe strijd van beginselen,
van reden, van karakter".
Zóó kan men elk citaat aanwenden.
De opbouw-collega's Slurjter en Den Boeft
dank ik voor hun ongevraagden en onver-
dachten steun, die historische waarde zal
hebben.
Inlevering van consumenten
bonnen voor brood, boter,
margarine, kaas, eieren en
vleesch
Met ingang van Maandag 3 Maart a.s. zal
de inlevering van consumentenbonnen voor de
artikelen brood, boter, margarine, kaas. eieren
en vleesch als volgt dienen te geschieden.
Voor alle bovenstaande artikelen bedraagt
de geldigheidsduur der bonnen twee weken.
Consumentenbonnen voor brood,
boter, margarine, kaas
en eieren
Voortaan zullen op opplakvellen, waarmede
bonnen voor de bovengenoemde artikelen
worden ingeleverd, slechts 3 verschillende
bonnummers mogen voorkomen.
Dit zijn de beide op het moment van in
levering geldige bonnen, benevens de bonnen,
welke in de week hieraan voorafgaande, nog
geldig waren.
Het inleveren van z.g. „restantbonnen" is
in de vierde week na aanvang van den gel
digheidsduur niet meer geoorloofd.
Als voorbeeld diene het volgende:
Tijdens de inleveringsdagen van 10 tot
en met 14 Februari 1941 waren de bon
nen no. 28 van de eerste serie boter-
kaarten en de bonnen no. 03 van de twee
de serie boterkaarten geldig. In de vooraf
gaande week was ook bon no. 27 nog
geldig.
Indien de nieuwe regeling toen reeds
toegepast zou zijn, hadden van 10 t.m. 14
Februari 1941 derhalve uitsluitend no. 27
en 28 van de eerste serie boterkaarten en
bonnen no. 03 van de tweede serie boter
kaarten kunnen worden ingeleverd.
Consumentenbonnen voor
vleesch en vleeschwaren
De inlevering van vleeschbonnen, welke
eveneens 14 dagen geldig zijn, zal in verband
met de afwisselende aanwijzing op Maandag
en Donderdag eenigszins anders dienen te ge
schieden.
Voor zoover het bonnen betreft, welke voor
een tijdvak, beginnende op Maandag, worden
aangewezen, kan dezelfde wijze van inlevering
als voor de andere weekbonnen worden toe
gepast, zoodat uiterlijk in de derde week na
aanvang van den geldigheidsduur, deze bon
nen voor een toewijzing kunnen worden inge
wisseld, al dan niet aangevuld met later aan
gewezen bonnen.
Voor de gedurende een bepaald tijdvak, be
ginnende met Donderdag, aangewezen bon
nen is het volgende bepaald.
Aangezien de geldigheidsduur van deze bon
nen eveneens op Donderdag eindigt, is be
sloten, de termijn van inlevering te verlen
gen tot en met de week, volgende op die,
waarin de geldigheidsduur van den bon ein
digt.
Het volgende voorbeeld zal het boven
staande verduidelijken.
Gedurende het tijdvak van Donderdag
6 Februari tot en met Woensdag 19
Februari 1941 zijn de met „01" vleesch
gemerkte bonnen geldig verklaard.
Behalve In dit tijdvak mogen deze bon
nen nog worden ingeleverd op 20 en 21
Februari a.s. en in de week van 24 tot
en met 28 Februari a.s. Ook hier geldt
zooals vanzelf spreekt weer de bepaling,
dat deze met „01" vleesch gemerkte bon
nen kunnen worden aangevuld met voor
een volgend tijdvak geldig verklaarde
bonnen.
In het algemeen kunnen voor vleesch en
vleeschwaren derhalve gelijktijdig slechts 2
verschillende bonnummers worden inge
leverd.
Alleen gedurende de Donderdag en
Vrijdag van de week, waarin op Donder
dag de geldigheid van een nieuwen bon
aanvangt, kunnen gelijktijdig 3 verschil
lende bonnummers worden ingeleverd.
Inlevering opplakvellen
Ten aanzien van de inlevering van de op
plakvellen wordt er nog de aandacht op ge
vestigd, dat de bonnen gesorteerd op de op
plakvellen geplakt moeten zijn, zoodat niet
drie verschillende bonnummers willekeurig
door elkaar op de opplakvellen voorkomen.
Met ingang van 3 Maart a.s. zullen opplak
vellen, waarop de verschillende bonnummers
willekeurig door elkaar zijn geplakt, gewei
gerd worden.
Inlevering bonnen voor
grutterswaren en tarwebloem
In het tjjdvak van 24 tot en met 28
Februari 1941 moeten de detaillisten de
volgende bonnen inleveren, geplakt op
opplakvellen MD 18, in veelvouden van 10
met een minimum van 40 stuks t.w.
Bon 92 (r(Jst) met restantbonne* no. 108
(maximaal 9 stuks).
Bon 57 (havermout) met restantbonnen
no. 83 (maximaal 9 stuks).
Bon 31 (vesmicelli) met restantbonnen
no. 98 (maximaal 9 stuks).
Bon 87 (maizena) met restantbonnen no.
93 (maximaal 9 stuks).
Bon 44 (gort) met restantbonnen no. 88
(maximaal 9 stuks).
alsmede In veelvouden van 80 stuks, ge
plakt op opplakvellen MD 268:
bloem bon no. 4 (tarwebloem) met restant
bloembonnen no. 3 (maximaal 79 st.).
Eventueele rantsoenbonnen tarwebloem
moeten geplakt worden op een opplakvel MD
18
Aangezien de waarde van een rantsoenbon
tarwebloem gelijk is aan 8 bloembonnen,
moet op het opplakvel, waarop de bloembon
nen no. 4 zijn geplakt, voor eiken rantsoen
bon 8 hokjes worden opengelaten.
Levert men dus b.v. op een opplakvel XTO
18 twee rantsoenbonnen in, dan mogen op het
opplakvel MD 268 de hokjes 1 t.m. 16 niet
worden beplakt. Voor al deze artikelen be
hoeft slechts één ontvangstbewijs te worden
ingevuld, n.L het formulier MD 201B.
De inleveringsdagen zijn voor:
codenummer
1001 t.m. 1999 op Maandag 24 Febr. a.s. 1
2001 t.m. 2999 op Dinsdag 25 Febr. a.s.
3001 t.m. 3999 op Woensdag 26 Febr. a.s.
4001 t.m. 4999 op Donderdag 27 Febr. a.s.
5001 t.m. 5999 op Vrijdag 28 Febr. a.s.
Beste Jan,
Alvorens je te antwoorden op enkele onder
deden van je laatste schrijvenis het by
jullie ook één dag voorjaar geweestf Bij ons
in de Jutterij wel. Dat was Dinsdag. Kprel,
je had de snuitwerken van de göegemeente
moeten zien. En dat is geen wonder als je
weet, dat wij hier altijd een super-winter moe
ten doormaken. In dat opzicht is de „reputatie"
van dit oord waarlijk niet overdreven. Vooral
dit jaar was het bar, en als ik dezen winter
doorkom zonder een levenslange rheumatiek,
zonder een permanente winterteen of -hiel en
zonder een blijvende influenza, dan ben ik
dankbaar. Enfin 't was dan één dag voor
jaar. Ondanks het feit dat het ijs in het ,£tink-
kanaaltje" lag en dat m'n fleschje melk wit-
uitgeslagen voor de deur stond. Maar de Zon,
die kostelijke, zalige, onbeschryflijk-heerlijke
zon dook weer van achter de wolkendweilen
vandaan. En die zon maakte ons leven ineens
weer wat monterder. Het was alles dien eenen
dag niet zoo grauw en grijs, niet zoo droef
geestig als anders, 't Was een belofte voor
binnenkort als we 't lentefeest werkelijk gaan
vieren. Je schreef me over de Boekenweek. Ja,
die nadert weer. Van 1 tot 8 Maart staat er
op m'n agenda opgeteekend. Zou het een suc
ces worden f Ik hoop het voor ons volk en
ook een beetje voor onszelf. Want als de
menschheid het lezen eraan zou geven, hoe
zouden wij in onze materieele nooddruften
moeten voorzienf Als de menschheid niet
meer las konden ze alle schrijvers, alle jour
nalisten en alle andere leden van het gilde,
hetwelk 't „verheven ambacht" bedrijft wel
opbergen in een „Gesticht voor emeritus-pen-
ridders". En dat is toch zeker jouw en myn
bedoeling niet, is 't welf
Neen, laat ons er op vertrouwen, dat ons
volk blijft lezen. Ten eigen bate en ter eigen
ontwikkeling, die het juist in deze benarde
dagen zoo zeer van noode heeft. Er verscheen
en verschijnt zoo veel goeds. Zoo enorm veel,
dat je in handen van millioenen zou wenschen.
Maar een deel van die millioenen gelooft het
wel en neemt genoegen met Couhrts Mahler,
mét Buffalo Bill en andere lawaai-rommel. Er
zijn er ook, die héélemaal niet lezen. Die vin
den dat tijdverknoeien en overbodig. Heb ik je
dat wel eens verteld van Oom Willem f Nee f
dan moet je luisteren. Ik kwam twee jaar ge
leden bij tante Jans en vroeg haar waarmee
we oom nu eens een genoegen konden doen
op z'h verjaardag. Tante Jans dacht diep na,
keek heel gewichtig en zei toen: „ik weet echt
niks, neef". Ik aan het voorstellen. Een rook
tafel* Nee. Een brievenhangert Nee. Een kist
fijne sigaren ('t was nog in den tijd dat je
tabak rookte f Nee
Ineens kreeg ik een denderend idee. Hoe
had ik ook zoo stom kunnen zijn.' Ik zei: „tante
Jans, ezel, die ik ben, ik wéét het al. Ik geef
Oom een boek. Ik zal wel iets goeds voor 'm
uitzoeken. Laat dat maar aan my over".
Tante Jans keek me aan en toen zei ze iets
dat ik niet zal vergeten, ook al word ik 90
jaar. Ze zei „Cornelius, dat is niet noodig meer,
oom heeft al een boek..
Ja, oom h d d al een boek.
Commentaar, m.i., verder volmaakt over
bodig.
Laat ons hopen Jan, dat er weinig van die
oom Willems dit jaar zjjn en nog minder tante
Jans'en en dat er een record-verkoop zal zijn
in het Nederlandsche (goede) boek. Alweer:
ten bate van het volk zelf, dat een portie
vitaminenrijk geestelijk voedsel waarachtig
wel noodig heeft. En een klein beetje ten bate
van jou, Jan, die tenslotte óók moet leven.
Misschien dat ik t.z.t. als ik kom overwaaien
dan nog de kans maak enkele kruimpjes van
jouw overvloedigen disch mee te pikken
(lach niet!)
Ik vond het verduveld sympathiek van je,
dat je de jongens van de koperen Knoopen
Band" aanhaalde. Ja, ja, Jan, dat zijn ware
propagandisten van de Jutterij. Ik kan je wel
d i t vertellen dat heel Nieuwediep, al dan niet
muzikaal, zoo trotsch als een pauw is op deze
Koperen Knoopen.
D at ze zooveel succes hebben is geen won
der. En dat is ook niet iets van 191,0. Al ver
scheidene jaren geleden leverde Den Helder
eerste klas musici af, die een naam kregen in
't land die er zijn mocht. Wil je nament Ik
herinner je aan Leo Borchard, geboren en ge
togen Nieuwedieper, die in het AVRO-orchest
een der prominentste virtuozen is. Ik herinner
je aan Kees Verschoor die nu ergens in
Duitschland zit en ongetxcyfeld nog eens een
internationalen naam zal krijgen als hy door
gaat met zijn fenomenaal saxofoonspel. En ik
denk aan Louis van Broekhoven, de leider van
de (Koperen Knoopen", die een geboren mu
ziekman is en het zeker ver zal brengen. En
die ook z'n Knoopen wel zal aanvoeren op de
eenig juiste wjjze. Die hen zal laten pezen en
ploeteren tot ze er by neervallen. Hy zal hen
opjagen en afjakkerenmaar ze zullen be
reiken waar ze allen, stuk voor stuk, hun zin
nen op gezet hebben. Let op m'n woqrden Jan.
Dat wordt een orchest, waar legio andere
orchesten met vinger en duim naar likken
kunnen. Let op en houdt ze in 't vizier.
Deze brief zou natuurlyk in hooge mate on
volledig zjjn, indien ik er niet het een en ander
in pende over de Centrale Keuken, die van de
week begonnen is porties uit te deelen aan
hongerend Den Helder.
Ik was er, op den dag van opening, als de
kippen bij. (Enfin... je ként me, niet..,**)
Eerst scheen de redacteur een zekere, opval
lende belustheid aan den dag te leggen, maar
ik wist hem met veel spul en moeite te weer
houden herwaarts te tygen. Ik zei zooiets als
van kou en nattigheid buiten. En dat het
waaide en glad was. En dat hij toch om z'n
dreigende griep moest denken en aan z'n
vrouw en kroost en zoo. Dus toog ik er heen.
Precies om lt uur. Van meester-kok Hoppe
kreeg ik me als „welkom binnen" een bord
oranjerats te slikken, waarbij me 't water uit
den mond droop. Zóó lekker. Smijige peentjes,
pittige aardappeltjes en een pikant stukske
klapstuk. Jan, 't was meesterlyk. Dat zal je
kunnen begrijpen als je weet dat ik 's morgens
om 5 uur het warme bed ontvlied en eerst
's-avonds 7 uur aan de huiselyke disch ver
schijn. Middelerwijl vul ik m'n maag met
brood. Brood brood broodheel den
dag. 8oms ben ik bang, dat ik nog eens zal
ondergaan aan een brood-delirium tremens.
Dat kan.'
Toen vroeg Hoppe: ,(Nou meneer, smaakt
hetf" Ik keek tersluiks rond, maar laat daar
nou in m'n schaduw burgemeester Ritmeester
en wethouder Mulder en wethouder Van der
Vaart staan. Kon ik toen met goed fatsoen
aan een tweede portie beginnen f Nee Jan, dat
ging niet, en dat speet me genoeg. (Enfin, je
kent me!)
Kerel, ik ga er een punt aan draaien. VoL.
gende week schrijf jij weer en ik hoop dat het
louter goed nieuws moge zyn.
Tot zoolang.
Met de vyf van je toegenegen
Cornelius.
P.8. (Je uitgever heeft verzuimd me een
exemplaar van ,(Koen" te sturen. Wil je zor
gen dat dit euvel terstond hersteld wordt
Saluut.'
ZONDAG 23 FEBRUARI.
Westerkerk (Helden der Zeeplein)
's Morgens 11 uur, Ds. F. W. J. van da
Poel.
Geref. Kerk. (Rehobothkerk)
V.m. 10 uur Ds. Tollenaar.
N.m. 3 uur Ds. Tollenaar.
Chr. Geref. Kerk (Steengracht)
's Middags 4 uur Leesdienst.
Evangelisatie (Palmstraat)
's Morgens 10.30 uur, Cand. J. Borghardt,
van Alkmaar.
Svangeilsatiegebouw (Vijzelstraat)
V.m. 11 uur samenkomst.
Herst. Ev. Luth. Gem. (Weezenstraat).
Geen dienst.
Oud-Katholieke Kerk (Langestraat)
's Morgens 11.15 uur, H. Dienst.
Hersteld Apostolische Gemeente,
Sumatrastraat.
V-m. 9.30 en n.m. 15.30 uur dienst.
Doopsgezinde Gemeente.
Geen dienst.
Leger des Heils.
Zaal Spoorgracht 35.
's Morgens 10 uur Heiligingsmeeting,
's Middags 12 uur, Zondagsschool,
's Avonds 7 uur, Verlossingssamenkomst.
A.s. Dinsdag 7.30 uur, Schriftoverdenking.
Leiders: Kapt. L. H. Heikens en Luit. Th. J.
van Deursen.
Kerk van Jezus Christus, Janzendwjstr. 8.
's Middags 4 uur: Dienst.
JULIAN ADORP.
The Star of Hope Mission.
Julianadorp, n.m. 3.30 uur, de heer L. Heikens,
van Den Helder, van het Leger des Heils.
DIENSTEN IN DE OMGEVING.
Ned. Herv. Gemeente.
Middenmeer, nam. 2.30 uur, de heer A. Kalis.
Liturgische dienst.
Koedijk, v.m. 10.30 uur, de heer C. A. Korn-
dörffer.
Oudesluis, zie Schagerbrug.
Schagerbrug, v.m. 10.30 uur, Ds. Witkop.
Noordscharwoude, n.m. 5 uur, Ds. P. Prins van
Wijngaarden.
Warmenhuizen, v.m. 10.30 uur, Ds. Krop.
Anna Paulowna, v.m. 10.15 uur, Ds. Vorstman.
Groet, v.m. 10 uur, Ds. Boeke.
Schoorl, zie Groet.
Oude Niedorp, n.m. 3 uur ,Ds. Boeke.
Dirkshorn, v.m. 10.30 uur. Ds. de Leeuw.
Hippolytushoef, v.m. 10.30 uur, Ds. v. Beek.
Den Oever, n.m. 2.30 uur, Ds. v. Beek.
Julianadorp, v.m. 10.30 uur, Ds. v. Wichen.
Doopsgezinde Gemeente.
Nieuwe Niedorp, v.m. 10.30 uur, Ds. P. J.
Smidts.
Hippolytushoef, v.m. 10.30 uur, Ds. H. J. de
Wilde.
Geref. Kerk.
Schagen, v.m. 10 uur, Cand. J. v. Eerden, hulp
prediker te Alkmaar.
N.m. 2.30 uur, Cand. J. v. Eerden.
Kolhorn, v.m. 10.30 uur, Ds. Visch.
N.m. 3.30 uur, Ds. Visch.
Slootdorp, v.m. 10 uur en n.m. 3 uur, Ds. L.
J. Goede.
Middenmeer, v.m. 10 uur en n.m. 3 uur, Ds.
H. de Moor, van Nes.
Evangelisatie.
Breezand, v.m. 10 uur, de heer Boon.
N.m. 3.30 uur, de heer Boon.
Schagerbrug, Chr. Jongemannenvereeniging,
Bijeenkomst Dinsdagavond 8 uur in het
Evangelisatiegebouw.
E. V. „Maranatha".
Bergen (Dr. v. Peltlaan 1), v.m. 10.30 uur,
Ds. H. Bakker, van Amsterdam.
Burgerlijke Stand van Den Helder
van 21 Februari 1941.
BEVALLEN: E. E. in 't VeldVermeer, z.
M. van ReekumKemp, d.