MARINE en OPBOUWDIENST Brief uit Nieuwediep prebihbfurtm Distributie-nieuws De heer Kramers antwoordt de luitenants ter zee Kist en Quant voor winkeliers Axm, faui ïïleni Hieronder laten wij thans het antwoord volgen, hetwelk de oud-luitenant ter zee 1ste kl. H. A. I. Kramers, thans commandant van het Opleidingskamp Tilburg voor den Neder- landschen Arbeidsdienst, geeft aan de luite nants ter zee Kist en Quant. Noode maak ik gebruik van de mij geboden gelegenheid met eenige woorden te antwoor den op den indruk, welke de luitenant ter zee der le klasse F. J. Kist ..en vele anderen" en L. A. Quant van mijn artikel „De Opbouw- dienst en het Marinepersoneel" hebben ge kregen. Aan den heer Kist „en de vele anderen" zij het volgende geantwoord: Ik zal trachten objectief te blijven en de verbittering te bedwingen, die mij bijna te machtig wordt volgens het woord van Vondel „Ik wordt te stijf geparst en 't werkt als nieuwen wijn, die tot den spon uitbarst". Eén ding moet me uit den pen: de „vele anderen" lieten verstek gaan. op het tijdstip dat hun leiding méér dan ooit noodig was. nml. toen het marinepersoneel als omvang rijke eenheid grootendeels gedwongen bij den Opbouwdienst werd ingelijfd. Indien er niet een klein „troepje" Marineofficieren was ge weest, dat uit liefde en appreciatie voor den Marine-mensch, zonder eenig financieel voor deel. met aanvaarding van duizenderlei teleur stellingen, zorgen en moeilijkheden, den man nen was trouwgebleven-, dan zouden deze lieden nóg hulpeloozer en eenzamer heben ge staan, dan nu reeds het geval was. Deze of ficieren gingen een gewetensconfliot niet uit den weg en zij aanvaardden de kritiek, die te verwachten was. De geschiedenis zal hen oor- deelen, niet de tijdgenooten. Alvorens over te gaan tot een meer direct antwoord aan den heer Kist, nog het volgende: de Marineoffi cieren, die met mjj naar den Opbouwdienst zijn gegaan, zijn het méér met mij eens, dan de heer Kist en „de vele anderen". Ook zij dienden a.b. Hr. Ms. „Jan Maurits van Nassau", „Jan van Galen", „Brinio", op Z-bt., welke schepen met zooveel verve worden aan gehaald. Ter zake: Bij den Opbouwdienst kwamen hoofdzakelijk zee-miliciens. Dit is in mijn artikel wel te lezen, maar komt misschien niet duidelijk genoeg naar voren. Wat ik schreef op de aangehaalde blz. 715 was natuurlijk bedoeld als algemeene kritiek op het Nederlandsche Volk, dat vooral in den zee-milicien zijn zui vere afspiegeling vond. Was ook de „Zeven Provinciën"-tragedie niet eens volks-mentali- teitstragedie Kan het woord „tucht" niet worden geuit in verband met bepaalde karak tertrekken in den gemiddelden Nederlander? Mag een rechtgeaard zee-officier niet spreken in marine-termen („vette hap", e.d.), wanneer hij begrippen en eigens9happen-van-buiteft-de'' marine wil aanduiden? Jammer, heerenï Want scheepstermen -maken- onze talejuist zoo smeuïg. Dit alles heeft niets te maken met de ge draging van den marineman in het heetst van den strijd en men zal mij toch wel wil len ontheffen van den plicht, mjj op het punt van waardeering voor den strijdenden marineman, nogmaals uit te spreken. Kennen wij elkander in de marine dan zóó slecht?! Wat de schrijver zegt over blz. 710 is uit zijn verband geraakt. „De oude geest", de geest van tempo doeloe, duidde niet op die van de laatste jaren, toen vooral het beroeps- personeel, speciaal het jongere zich sterk in de goede richting ontwikkelde. Hen deed ik wellicht te weinig recht in mijn artikel. Doch zij waren in het algemeen niet in den Op bouwdienst, zoodat deze geschiedkundige periode dan ook handelt over den marineman, die het moest rooien zonder de goede kern van bet beroepspersoneel. En ik zal verder niet in details verklaren, waarom het jonge beroepspersoneel er zoo gauw schoon genoeg van had en den Opbouwdienst verliet! Laat men vooral echter niet vergeten, dat er ellenlange commissierapporten zijn ge schreven over verbetering van den geest, dat het Marineblad dik was van paedagogischc adviezen en dat de marineman zeer lange teenen haddoor de geheele geschiedenis heen. Indien de heer Kist „en de vele anderen" mijn artikel nogeens willen bestudeeren met den wil tot begrijpen, dan zullen zij tot de conclusie moeten komen, dat de woorden: alsof er geen... enz" duidden op het feit. dat de In-vrijheid-rondloopende krijgsgevangen militair zich niet realiseerde, dat hjj geen enkel recht tot klagen en eischen-stellen heeft na een verloren oorlog en dat het den militair- In-uniform siert, zijn lot te aanvaarden met zelfbeheersching en waardigheid. Zijn onder onze omstandigheden uitzonderlijk- goede behandeling zou hij méér hebben be grepen en gewaardeerd, wanneer hij tevoren regulier krijgsgevangen zou zijn geweest. Doch ik herkauw myn opstel, terwijl belangrijker Vaderlandsche zaken mijn tijd vorderen. Het vond, goddank, war men bijval juist in die kringen, die hun gemoedsrust, hun tijd, hun werkkracht en hun idealisme in dienst stelden van hun vroegere, lagere medewerkers, die er deze menschen ten deele bovenop brachten ten koste van henzelve, die op den wal in zee ging met een niet-alleeen gedesillusio neerde (dit verschijnsel verklaarde ik uit voerig en als menschel ijk) maar metter daad tuchtelooze, verzuurde, onevenwich tige Marinetroep enz. Alleen is hier het woord „troep" niet synoniem met „bende", Hr. Kist! Wanneer ik het woord „bende" had willen gebruiken, dan zou ik de ge heele vuile wasch buiten de eigen familie hebben moeten wasschen. En indien het 17 lust, mij nogmaals te hooren verklaren, dat ook ik het een voorrecht vond, als leider dezer mannen met hen te hebben mogen samenwerken bij de verdediging van ons Vaderland, welaan dan gaarne. En indien Gij mij vraagt, hoe ik de mannen heb geliefd, waarmede ik 16 jaren lang ten onderzeedienst de zee bevoer, welaan! ook dan gaarne. Maar mij in een onvruchtbare polemiek begeven met U „en vele anderen", die m(jn ervaring sinds 15 Mei mist, daartoe laat ik mjj dwingen, noch verleiden. Tot den heer Quant: Betreffende het stuk van den heer Quant kan ik kort zqn. Zijn ervaringen zqn anders dan de mijne. Ik heb wel officieren gespro ken, die slechts 4 weken geleden mjj ver klaarden, dat onze diensttijd van 5 maanden meer dan voldoende was om goede soldaten te maken en die zeiden, dat wij er wonderen mee wisten te bereiken. Een kwestie van appreciatie en een kwestie van norm. Zijn tevredenheid zou m(j misschien minder be vredigd hebben. Dat de kwestie van de Inwendige Dienst van de Marine zoo goed bleek te voldoen is interessant. Ook mijn ervaring is diergelijk, 't Heeft met mijn artikel echter niets te maken. Dat de mannen bjj het 38e Korps met de schop „gewapend" op post stonden was normaal, indien men ervan uitgaat, dat orders moeten worden opgevolgd. De uitvin ding was niet van mij. Overigens was onze ondervinding deze: „Ongewapend" slungelde elke schildwacht zoo'n beetje en had hij het gevoel van machteloosheid onder omstandig heden. die hem wel eens hadden kunnen dwon gen tot optreden tegen politieke huisvrede breuk (historisch). Vanaf het moment, dat hjj iets in den arm droeg, werd zijn houding kanter en gedisciplineerder, zelf-bewuster en mannelijker, al kostte het hem eenige moeite, zijn schroom te overwinnen. Leg hem uit, dat Holland zijn beste overwinningen met de spade bevocht in een eeuwigen strijd tegen het water, en hij vindt dit „wapen" niet oneervol. En zaagt Gij, Hr. Quant, wel eens een af beelding van Pruisische boeren, die met dorschvlegels en zeisen de troepen van Napo leon attaqueerden? Dat de schrijver nooit kennis nam van het oordeel van het buitenland omtrent het al gemeene gebrek aan tucht van den Nederlan der, spijt mij diep. Ik raad hem aan eens het hoofdstuk te lezen „Jeugd en Lectuur" uit „Tegen den stroom op" van Dr. J.Smit. Of wat Fransche en Amerikaansche auteurs heb ben op te merken. Heeft dat nu iets te maken met mijn artikel? Als men alles uit moest léggen, wat men bekend veronderstelde, dan zou men boekdeelen moeten overschrijven! Toen ik mijn opstel schreef, had ik de over tuiging, dat de Nederlandsche weermachts man blij moest zijn, dat hij in vollen oorlogs tijd zóó werd verzorgd, gevoed, zooveel ver lof en vrijheid kreeg (zonder contra-presta tie!), dekens, schoeisel, kleeding èn arbeid ontving. Ik blijf de meening toegedaan, dat hij dit heeft aanvaard als iets vanzelf sprekends, als een recht, terwijl hij in werkelijk heid geen rechten kon doen gelden. In die dagen was de 15e Öctober nog verre, doch mij-2ielve is het vóórdien al dikwijls zóó te moede geweest, dat ik in toespraken eerlijk en onomwonden tegen de menschen moest zeggen: „Jullie verdienen, dat je in je eigen sop moet gaar koken". Maar altijd weer won mijn hart het van mijn verstand en bleef ik voor hen zorgen. Het zou rnjj te ver voeren, als ik uit voerig polemiseerde roet Q. over elk punt van zijn ingezonden stuk. Dit is zeker, ik ben er niet „ineens van doordrongen, dat in het nieuwe Europa plotseling moet worden gewerkt"... Ik was dit al lang! Maar laat ons met zulk soort polemi- seeren oppassen, dat men in ons niet een soort reactionairen gaat zien, die alles bjj het goede, brave, gezapige oude willen houden van den bourgeois satisfait, die jubelen over b.v. die heerlijke vloot met prachtige, volwaardige schepenhoeveel waren het er ook alweer en hoeveel werk- loozen hadden er arbeid aan kunnen vin den?) enz., enz. Ik zeg liever met J. G. Fichte (citaat van Quant): „De strjjd roet de wapenen is geëindigd. Maar nu verheft zich, als wü het willen de nieuwe strijd van beginselen, van reden, van karakter". Zóó kan men elk citaat aanwenden. De opbouw-collega's Slurjter en Den Boeft dank ik voor hun ongevraagden en onver- dachten steun, die historische waarde zal hebben. Inlevering van consumenten bonnen voor brood, boter, margarine, kaas, eieren en vleesch Met ingang van Maandag 3 Maart a.s. zal de inlevering van consumentenbonnen voor de artikelen brood, boter, margarine, kaas. eieren en vleesch als volgt dienen te geschieden. Voor alle bovenstaande artikelen bedraagt de geldigheidsduur der bonnen twee weken. Consumentenbonnen voor brood, boter, margarine, kaas en eieren Voortaan zullen op opplakvellen, waarmede bonnen voor de bovengenoemde artikelen worden ingeleverd, slechts 3 verschillende bonnummers mogen voorkomen. Dit zijn de beide op het moment van in levering geldige bonnen, benevens de bonnen, welke in de week hieraan voorafgaande, nog geldig waren. Het inleveren van z.g. „restantbonnen" is in de vierde week na aanvang van den gel digheidsduur niet meer geoorloofd. Als voorbeeld diene het volgende: Tijdens de inleveringsdagen van 10 tot en met 14 Februari 1941 waren de bon nen no. 28 van de eerste serie boter- kaarten en de bonnen no. 03 van de twee de serie boterkaarten geldig. In de vooraf gaande week was ook bon no. 27 nog geldig. Indien de nieuwe regeling toen reeds toegepast zou zijn, hadden van 10 t.m. 14 Februari 1941 derhalve uitsluitend no. 27 en 28 van de eerste serie boterkaarten en bonnen no. 03 van de tweede serie boter kaarten kunnen worden ingeleverd. Consumentenbonnen voor vleesch en vleeschwaren De inlevering van vleeschbonnen, welke eveneens 14 dagen geldig zijn, zal in verband met de afwisselende aanwijzing op Maandag en Donderdag eenigszins anders dienen te ge schieden. Voor zoover het bonnen betreft, welke voor een tijdvak, beginnende op Maandag, worden aangewezen, kan dezelfde wijze van inlevering als voor de andere weekbonnen worden toe gepast, zoodat uiterlijk in de derde week na aanvang van den geldigheidsduur, deze bon nen voor een toewijzing kunnen worden inge wisseld, al dan niet aangevuld met later aan gewezen bonnen. Voor de gedurende een bepaald tijdvak, be ginnende met Donderdag, aangewezen bon nen is het volgende bepaald. Aangezien de geldigheidsduur van deze bon nen eveneens op Donderdag eindigt, is be sloten, de termijn van inlevering te verlen gen tot en met de week, volgende op die, waarin de geldigheidsduur van den bon ein digt. Het volgende voorbeeld zal het boven staande verduidelijken. Gedurende het tijdvak van Donderdag 6 Februari tot en met Woensdag 19 Februari 1941 zijn de met „01" vleesch gemerkte bonnen geldig verklaard. Behalve In dit tijdvak mogen deze bon nen nog worden ingeleverd op 20 en 21 Februari a.s. en in de week van 24 tot en met 28 Februari a.s. Ook hier geldt zooals vanzelf spreekt weer de bepaling, dat deze met „01" vleesch gemerkte bon nen kunnen worden aangevuld met voor een volgend tijdvak geldig verklaarde bonnen. In het algemeen kunnen voor vleesch en vleeschwaren derhalve gelijktijdig slechts 2 verschillende bonnummers worden inge leverd. Alleen gedurende de Donderdag en Vrijdag van de week, waarin op Donder dag de geldigheid van een nieuwen bon aanvangt, kunnen gelijktijdig 3 verschil lende bonnummers worden ingeleverd. Inlevering opplakvellen Ten aanzien van de inlevering van de op plakvellen wordt er nog de aandacht op ge vestigd, dat de bonnen gesorteerd op de op plakvellen geplakt moeten zijn, zoodat niet drie verschillende bonnummers willekeurig door elkaar op de opplakvellen voorkomen. Met ingang van 3 Maart a.s. zullen opplak vellen, waarop de verschillende bonnummers willekeurig door elkaar zijn geplakt, gewei gerd worden. Inlevering bonnen voor grutterswaren en tarwebloem In het tjjdvak van 24 tot en met 28 Februari 1941 moeten de detaillisten de volgende bonnen inleveren, geplakt op opplakvellen MD 18, in veelvouden van 10 met een minimum van 40 stuks t.w. Bon 92 (r(Jst) met restantbonne* no. 108 (maximaal 9 stuks). Bon 57 (havermout) met restantbonnen no. 83 (maximaal 9 stuks). Bon 31 (vesmicelli) met restantbonnen no. 98 (maximaal 9 stuks). Bon 87 (maizena) met restantbonnen no. 93 (maximaal 9 stuks). Bon 44 (gort) met restantbonnen no. 88 (maximaal 9 stuks). alsmede In veelvouden van 80 stuks, ge plakt op opplakvellen MD 268: bloem bon no. 4 (tarwebloem) met restant bloembonnen no. 3 (maximaal 79 st.). Eventueele rantsoenbonnen tarwebloem moeten geplakt worden op een opplakvel MD 18 Aangezien de waarde van een rantsoenbon tarwebloem gelijk is aan 8 bloembonnen, moet op het opplakvel, waarop de bloembon nen no. 4 zijn geplakt, voor eiken rantsoen bon 8 hokjes worden opengelaten. Levert men dus b.v. op een opplakvel XTO 18 twee rantsoenbonnen in, dan mogen op het opplakvel MD 268 de hokjes 1 t.m. 16 niet worden beplakt. Voor al deze artikelen be hoeft slechts één ontvangstbewijs te worden ingevuld, n.L het formulier MD 201B. De inleveringsdagen zijn voor: codenummer 1001 t.m. 1999 op Maandag 24 Febr. a.s. 1 2001 t.m. 2999 op Dinsdag 25 Febr. a.s. 3001 t.m. 3999 op Woensdag 26 Febr. a.s. 4001 t.m. 4999 op Donderdag 27 Febr. a.s. 5001 t.m. 5999 op Vrijdag 28 Febr. a.s. Beste Jan, Alvorens je te antwoorden op enkele onder deden van je laatste schrijvenis het by jullie ook één dag voorjaar geweestf Bij ons in de Jutterij wel. Dat was Dinsdag. Kprel, je had de snuitwerken van de göegemeente moeten zien. En dat is geen wonder als je weet, dat wij hier altijd een super-winter moe ten doormaken. In dat opzicht is de „reputatie" van dit oord waarlijk niet overdreven. Vooral dit jaar was het bar, en als ik dezen winter doorkom zonder een levenslange rheumatiek, zonder een permanente winterteen of -hiel en zonder een blijvende influenza, dan ben ik dankbaar. Enfin 't was dan één dag voor jaar. Ondanks het feit dat het ijs in het ,£tink- kanaaltje" lag en dat m'n fleschje melk wit- uitgeslagen voor de deur stond. Maar de Zon, die kostelijke, zalige, onbeschryflijk-heerlijke zon dook weer van achter de wolkendweilen vandaan. En die zon maakte ons leven ineens weer wat monterder. Het was alles dien eenen dag niet zoo grauw en grijs, niet zoo droef geestig als anders, 't Was een belofte voor binnenkort als we 't lentefeest werkelijk gaan vieren. Je schreef me over de Boekenweek. Ja, die nadert weer. Van 1 tot 8 Maart staat er op m'n agenda opgeteekend. Zou het een suc ces worden f Ik hoop het voor ons volk en ook een beetje voor onszelf. Want als de menschheid het lezen eraan zou geven, hoe zouden wij in onze materieele nooddruften moeten voorzienf Als de menschheid niet meer las konden ze alle schrijvers, alle jour nalisten en alle andere leden van het gilde, hetwelk 't „verheven ambacht" bedrijft wel opbergen in een „Gesticht voor emeritus-pen- ridders". En dat is toch zeker jouw en myn bedoeling niet, is 't welf Neen, laat ons er op vertrouwen, dat ons volk blijft lezen. Ten eigen bate en ter eigen ontwikkeling, die het juist in deze benarde dagen zoo zeer van noode heeft. Er verscheen en verschijnt zoo veel goeds. Zoo enorm veel, dat je in handen van millioenen zou wenschen. Maar een deel van die millioenen gelooft het wel en neemt genoegen met Couhrts Mahler, mét Buffalo Bill en andere lawaai-rommel. Er zijn er ook, die héélemaal niet lezen. Die vin den dat tijdverknoeien en overbodig. Heb ik je dat wel eens verteld van Oom Willem f Nee f dan moet je luisteren. Ik kwam twee jaar ge leden bij tante Jans en vroeg haar waarmee we oom nu eens een genoegen konden doen op z'h verjaardag. Tante Jans dacht diep na, keek heel gewichtig en zei toen: „ik weet echt niks, neef". Ik aan het voorstellen. Een rook tafel* Nee. Een brievenhangert Nee. Een kist fijne sigaren ('t was nog in den tijd dat je tabak rookte f Nee Ineens kreeg ik een denderend idee. Hoe had ik ook zoo stom kunnen zijn.' Ik zei: „tante Jans, ezel, die ik ben, ik wéét het al. Ik geef Oom een boek. Ik zal wel iets goeds voor 'm uitzoeken. Laat dat maar aan my over". Tante Jans keek me aan en toen zei ze iets dat ik niet zal vergeten, ook al word ik 90 jaar. Ze zei „Cornelius, dat is niet noodig meer, oom heeft al een boek.. Ja, oom h d d al een boek. Commentaar, m.i., verder volmaakt over bodig. Laat ons hopen Jan, dat er weinig van die oom Willems dit jaar zjjn en nog minder tante Jans'en en dat er een record-verkoop zal zijn in het Nederlandsche (goede) boek. Alweer: ten bate van het volk zelf, dat een portie vitaminenrijk geestelijk voedsel waarachtig wel noodig heeft. En een klein beetje ten bate van jou, Jan, die tenslotte óók moet leven. Misschien dat ik t.z.t. als ik kom overwaaien dan nog de kans maak enkele kruimpjes van jouw overvloedigen disch mee te pikken (lach niet!) Ik vond het verduveld sympathiek van je, dat je de jongens van de koperen Knoopen Band" aanhaalde. Ja, ja, Jan, dat zijn ware propagandisten van de Jutterij. Ik kan je wel d i t vertellen dat heel Nieuwediep, al dan niet muzikaal, zoo trotsch als een pauw is op deze Koperen Knoopen. D at ze zooveel succes hebben is geen won der. En dat is ook niet iets van 191,0. Al ver scheidene jaren geleden leverde Den Helder eerste klas musici af, die een naam kregen in 't land die er zijn mocht. Wil je nament Ik herinner je aan Leo Borchard, geboren en ge togen Nieuwedieper, die in het AVRO-orchest een der prominentste virtuozen is. Ik herinner je aan Kees Verschoor die nu ergens in Duitschland zit en ongetxcyfeld nog eens een internationalen naam zal krijgen als hy door gaat met zijn fenomenaal saxofoonspel. En ik denk aan Louis van Broekhoven, de leider van de (Koperen Knoopen", die een geboren mu ziekman is en het zeker ver zal brengen. En die ook z'n Knoopen wel zal aanvoeren op de eenig juiste wjjze. Die hen zal laten pezen en ploeteren tot ze er by neervallen. Hy zal hen opjagen en afjakkerenmaar ze zullen be reiken waar ze allen, stuk voor stuk, hun zin nen op gezet hebben. Let op m'n woqrden Jan. Dat wordt een orchest, waar legio andere orchesten met vinger en duim naar likken kunnen. Let op en houdt ze in 't vizier. Deze brief zou natuurlyk in hooge mate on volledig zjjn, indien ik er niet het een en ander in pende over de Centrale Keuken, die van de week begonnen is porties uit te deelen aan hongerend Den Helder. Ik was er, op den dag van opening, als de kippen bij. (Enfin... je ként me, niet..,**) Eerst scheen de redacteur een zekere, opval lende belustheid aan den dag te leggen, maar ik wist hem met veel spul en moeite te weer houden herwaarts te tygen. Ik zei zooiets als van kou en nattigheid buiten. En dat het waaide en glad was. En dat hij toch om z'n dreigende griep moest denken en aan z'n vrouw en kroost en zoo. Dus toog ik er heen. Precies om lt uur. Van meester-kok Hoppe kreeg ik me als „welkom binnen" een bord oranjerats te slikken, waarbij me 't water uit den mond droop. Zóó lekker. Smijige peentjes, pittige aardappeltjes en een pikant stukske klapstuk. Jan, 't was meesterlyk. Dat zal je kunnen begrijpen als je weet dat ik 's morgens om 5 uur het warme bed ontvlied en eerst 's-avonds 7 uur aan de huiselyke disch ver schijn. Middelerwijl vul ik m'n maag met brood. Brood brood broodheel den dag. 8oms ben ik bang, dat ik nog eens zal ondergaan aan een brood-delirium tremens. Dat kan.' Toen vroeg Hoppe: ,(Nou meneer, smaakt hetf" Ik keek tersluiks rond, maar laat daar nou in m'n schaduw burgemeester Ritmeester en wethouder Mulder en wethouder Van der Vaart staan. Kon ik toen met goed fatsoen aan een tweede portie beginnen f Nee Jan, dat ging niet, en dat speet me genoeg. (Enfin, je kent me!) Kerel, ik ga er een punt aan draaien. VoL. gende week schrijf jij weer en ik hoop dat het louter goed nieuws moge zyn. Tot zoolang. Met de vyf van je toegenegen Cornelius. P.8. (Je uitgever heeft verzuimd me een exemplaar van ,(Koen" te sturen. Wil je zor gen dat dit euvel terstond hersteld wordt Saluut.' ZONDAG 23 FEBRUARI. Westerkerk (Helden der Zeeplein) 's Morgens 11 uur, Ds. F. W. J. van da Poel. Geref. Kerk. (Rehobothkerk) V.m. 10 uur Ds. Tollenaar. N.m. 3 uur Ds. Tollenaar. Chr. Geref. Kerk (Steengracht) 's Middags 4 uur Leesdienst. Evangelisatie (Palmstraat) 's Morgens 10.30 uur, Cand. J. Borghardt, van Alkmaar. Svangeilsatiegebouw (Vijzelstraat) V.m. 11 uur samenkomst. Herst. Ev. Luth. Gem. (Weezenstraat). Geen dienst. Oud-Katholieke Kerk (Langestraat) 's Morgens 11.15 uur, H. Dienst. Hersteld Apostolische Gemeente, Sumatrastraat. V-m. 9.30 en n.m. 15.30 uur dienst. Doopsgezinde Gemeente. Geen dienst. Leger des Heils. Zaal Spoorgracht 35. 's Morgens 10 uur Heiligingsmeeting, 's Middags 12 uur, Zondagsschool, 's Avonds 7 uur, Verlossingssamenkomst. A.s. Dinsdag 7.30 uur, Schriftoverdenking. Leiders: Kapt. L. H. Heikens en Luit. Th. J. van Deursen. Kerk van Jezus Christus, Janzendwjstr. 8. 's Middags 4 uur: Dienst. JULIAN ADORP. The Star of Hope Mission. Julianadorp, n.m. 3.30 uur, de heer L. Heikens, van Den Helder, van het Leger des Heils. DIENSTEN IN DE OMGEVING. Ned. Herv. Gemeente. Middenmeer, nam. 2.30 uur, de heer A. Kalis. Liturgische dienst. Koedijk, v.m. 10.30 uur, de heer C. A. Korn- dörffer. Oudesluis, zie Schagerbrug. Schagerbrug, v.m. 10.30 uur, Ds. Witkop. Noordscharwoude, n.m. 5 uur, Ds. P. Prins van Wijngaarden. Warmenhuizen, v.m. 10.30 uur, Ds. Krop. Anna Paulowna, v.m. 10.15 uur, Ds. Vorstman. Groet, v.m. 10 uur, Ds. Boeke. Schoorl, zie Groet. Oude Niedorp, n.m. 3 uur ,Ds. Boeke. Dirkshorn, v.m. 10.30 uur. Ds. de Leeuw. Hippolytushoef, v.m. 10.30 uur, Ds. v. Beek. Den Oever, n.m. 2.30 uur, Ds. v. Beek. Julianadorp, v.m. 10.30 uur, Ds. v. Wichen. Doopsgezinde Gemeente. Nieuwe Niedorp, v.m. 10.30 uur, Ds. P. J. Smidts. Hippolytushoef, v.m. 10.30 uur, Ds. H. J. de Wilde. Geref. Kerk. Schagen, v.m. 10 uur, Cand. J. v. Eerden, hulp prediker te Alkmaar. N.m. 2.30 uur, Cand. J. v. Eerden. Kolhorn, v.m. 10.30 uur, Ds. Visch. N.m. 3.30 uur, Ds. Visch. Slootdorp, v.m. 10 uur en n.m. 3 uur, Ds. L. J. Goede. Middenmeer, v.m. 10 uur en n.m. 3 uur, Ds. H. de Moor, van Nes. Evangelisatie. Breezand, v.m. 10 uur, de heer Boon. N.m. 3.30 uur, de heer Boon. Schagerbrug, Chr. Jongemannenvereeniging, Bijeenkomst Dinsdagavond 8 uur in het Evangelisatiegebouw. E. V. „Maranatha". Bergen (Dr. v. Peltlaan 1), v.m. 10.30 uur, Ds. H. Bakker, van Amsterdam. Burgerlijke Stand van Den Helder van 21 Februari 1941. BEVALLEN: E. E. in 't VeldVermeer, z. M. van ReekumKemp, d.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 6