DE SLAPER IN HET VOORHOUT W*\' -sS-S\ RtiU jonqeni en meiljel! Oplossing raadsel vorige week Nieuw Raadsel De speelgoed-auto Wat Hebben velen van jullie me Woens dag een aardige verrassing bezorgd. Ik had gedacht, dat je die verjaardag van me al lang vergeten zou zijn. Maar nee, hoor, de post kwam Dinsdagavond al met brieven en ansichtkaarten in Bergen aanzetten. Anders stopt h|j alleen de krant door ue brieven bus, nu bleef hq langer staan en achter elkaar rolden de kaarten, de brieven, de verrassingen. M'n kindren stonden er dan send b^j. Die vonden het minstens even leuk als hun vader. Dank, dank. hartelijk dank. Het waren zonnestralen die veel blijheid gaven die feestdag. En wat een prachtige bloemenkaarten waren er bij en leuk gekleur de eigen platen. Ik wil niet alle namen noemen van de vriendjes en vriendinnetjes, die me zoo ver rasten, maar toch moet ik een uitzondering maken voor een oud raadselvriendinnetje. Eén die al verloofd is en die de Kindervriend toch nog niet vergeten is. Wat vond ik het aardig van je, Aster, dat je zo'n gezellige, har telijke brief schreef. Dank hoor, ook namens mijn vrouw. Ik hoop, dat je verloofde weer gauw uit Engeland terug is. Ook de fam. v. A. uit Haarlem m'n vriendelijke dank voor hun schriftelijke gelukwens. Wat leuk, dat U nog altijd zo met Den Helder mee leeft en de Kinderrubriek in 't Juttertje niet overslaat. Jongens en meisjes, ik heb beloofd van daag te trachten alle briefjes weer te be antwoorden. Ik hoop, dat ik die belofte na kan komen, maar als je de stapel briefjes eens zag, zou je kunnen begrijpen, dat m'n haren op het ogenblik ten berge rijzen. Dat is wel een grappig gezicht, zo'n berg van die rechtopstaande haren, „aar het zegt toch ook, dat ik een zwaa»- hoofd heb of ik wel door die rijstebrijberg heenkom. Kom, laat lk eerst vertellen, wie het boek gewonnen heeft: PIET DE LOOS, Havikstraat 19. Johanna, Frederlk en Dikkle Smit. Ziezo, drie vliegen in één klap, dat schiet op. Ik denk, Joh., dat jullie de vorige weken wel je raadsels hebt ingezonden, maar geen briefje geschreven, anders had ik het wel beantwoord Frans Pronk. Dank je, Frans, voor die aardige kleurtekening en natuurlijk ook voor je gelukwens. En verklap eens, wie die leuke kabouterkoning getekend heeft. Mlentje de heer, Broek op Langendjjk. Gaan jullie weer in Den Helder wonen, Mientje? Waar? Ik ben een beetje nieuws gierig, hé, maar dat komt natuurlijk omdat ik je vader en moeder enjou ken. Agnes de Heer. Uit jouw briefje wordt me duidelijk, dat jullie in Broek op Langen- dijk in een Helderse klas komen. Gezellig zal dat zijn, al die Broeker-Juttertjes weer b{j elkaar, 't Is voor je vader niet leuk, zo ver van Den Helder te wonen. Tini v. d. Wal. Zo'n taart is niet te versmaden, hoor, Tini. Je moest hem eens zien, als hij in de taartendoos ligt te wach ten op het vriendje of vriendinnetje, dat hem komt halen. Je zou hem er zo uithalen. Mag da Reinderman. Wat een keurig geschreven briefje, Magda, en wat een ge zellig, vrolijk briefpapier, 't Fleurt heel m'n bureau op, dat groen en dat rood, dat blauw en dat geel. Wim v. Dierendonek. Een schuilnaam, Wim, ja die mag je gebruiken als je 4 April 14 jaar wordt, maar je zal hemzelf moeten zoeken, want als ik hem hier neer zou schrijven, dan wist toch iedereen hem en dan is het geen schuilnaam meer. Harmanna Ufkes, Breezand. Kom, Harmanna, als dat 11-jarige broertje van jou wil, kan hij ook best dt raadsels oplos sen, maar ik denk, dat luj er helemaal geen moeite voor doet. En zonder moeite bereik je nooit iets. Marietje Verbeek. Marietje, dat is je eigen schuld, dat ik je briefje niet beant woord heb. In de week, dat jullie niet mogen schrijven, krijg ik geen enkele oplossing en dus ook geen briefjes door van den meneer, die de oplossirigen naziet, rleus, daar kan ik niets aan doen. Het spijt me wel, dat je juist zo'n gezellig epistel geschreven had en nog wel over je verjaardag. Beppie Korbee. Dank voor jullie ge kleurde kaarten, Beppie. Dat had jezelf zeker gelaan, is het niet? Maar het briefje had jezelf niet geschreven, dat is van je moeder afkomstig. Voortaan zelf schrijven, hoor, of je moet ziek zijn, dan mag moeder de taak overnemen. Marietje Jurrjens. We wonen nu zo ver van Den Helder, dat we van de bommen, die in onze stad vallen, niets meer kunnen horen. We vernamen dus 's morgens pas, dat het hier weer zo naar en onrustig ge weest was. Vervelend voor jullie, hoor. Je moet nog een jaar je eigen naam gebrui ken, dan mag je een schuilnaam kiezen, Marietje. Beppie Kamp. Best, Beppie, doe mee en schrijf me. Je bent welkom. Jacoba Prins. 't Is weer je neus voor bijgegaan, dat boek, Coba. Houd moed, hoor. Harrv Koels. 't Is waar, Harry, 't is geen pretje iedere avond weg te trekken en als de bommen van October de mensen niet weggejaagd hadden, dan was de stad vast nog goed bevolkt. Maar dié hebben er de angst in gebracht. Wat een gezellige teke ning stuurde je me. Lena Korbee. Een ondeugend jochie is die Jaap. om drie kopjes te breken. Of was het een ongelukje? Dan is hij niet ondeu gend, want aan een ongeluk kan je niets doen. Dan verdien, je ook geen straf. Willy Roeffel, 't Zand. Ja, 't was Zon dag niks gedaan, Willy, we hebben maar achter de ruiten naar de regen gekeken en naar de storm geluisterd, in de bomen voor ons huis, maar we durfden geen wandeling maken, niet op de fiets te stappen. Mis schien is het vandaag en morgen beter. Laten we het hopen, soms ruik je de lente in de lucht. Dillie Goedegebuur. Wanneer het vrede is, Dillie? Ik lees niet in de koffiedik en een kaartje leg ik ook niet, maarde burge kaartje leg ik ook niet, maar... laten we hopen, dat het optimisme van veel menschen, dat het spoedig afgelopen zal zijn, niet be schaamd wordt, en dat we dus binnen niet al te langen tijd weer in Nieuwediep kunnen zijn. Wat zou dat fijn zijn! Fennechlen Molema, Jullanadorp. Dat is veel beter, Fennechier met z'n allen bij elkaar, al is het dan ook in een kippenboet. Die kippenboeten in Julianadorp zijn trou wens nog niet zulke slechte verblijven heb ik wel van andere kippenboetbewoners ge hoord. Geeske Wiersma, Breezand. In de vesti bule van kantoor, Geeske, hangt sinds een paar weken een grote bak en in die bak zit ten drie gleuven en onder die gleuven staat wat er in gestoken moeten worden. Zo staat bij de onderste „Kinderbriefjes", 't Is dus heel eenvoudig, het kan niet missen. Vind Je die dagelijkse bustocht niet gezellig? Ab Plaatsman. Misschien heb J^ de op lossing in de verkeerde bus gedaan, Ab. Kees de Wit. Daar sta je, Kees, je ziet dus, dat ik je briefje in handen heb gehad en dat je werk niet tevergeefs was. Gonda Goedegebuur. Dank je voor je gelukwens, Gonda. Jopie Maasland. Je hebt m'n verjaardag goed onthouden, Jopie. Ik oen het met je eens, hoor, dat je beter op school kan zitten dan met griep in bed te liggen. Dat laatste is niets gedaan. „Doornroosje", Callanfc oog. Ja, dat is een mooi boek, Doornroosje, „Aslak's Marga". Het staat bij de goede boeken genoteerd. Ik heb dit niet gelezen, maar toch wel andere boeken over Lapland kinderen, 't is een boek om het nog eens te lezen. Goede boeken kan je wel meer dan een keer lezen. Je zal zien, dat je er dan opnieuw van geniet en nieuwe dingen ontdekt. Trijntje Pranger. Je behoeft nooit te vragen of je mee mag doen, Trijntje. Dat raag altijd. Jaap Plaatsman. Hier sta jij nu, Jaap uit de Ooievaarstraat. Je kan je dus niet vergissen, dit briefje is voor jou en niet voor je neefje-naamgenoot. Jaap Plaatsman. En dit is voor jou, andere Jaap. Je zou er ook waarlijk mee in de war raken. Wat mal, dat jij die taart zo graag wil winnen, of een boek. Hoe kan 't bestaan. Annie Rep. Ik rep me, Annie om jou te schrijven, want je ziet, het eind is in zicht. Ik moet straks stoppen en de rest tot een volgende week bewaren, 't Is teveel, teveel. Corrie Goedegebuur. Wat een goede wensen van Jou. Corrie. Ik vond het aardig, hoor, en ik hoop natuurlijk dat ze in ver vulling gaan. Goede en gezonde jaren, wat wil je nog meer. Tlny Leen, Dirkshorn. Natuurlijk, Tïny, onder alle omstandigheden: „Leve Nieuwe diep", al waaien je oren van je hoofd. Er is maar een Den Helder en dat houden we hoog in de dorpen waar we zitten. Addertje, Breezand. Ja, ik ben ook vree- selijk nat geweest. Ik weet nog goed, en dat is misschien al 25 jaar geleden, dat ik met een paar vriendjes uit Schagen kwam en dat we de hele weg tegen wind en met regen hadden. Nu, meer heb ik je zeker niet te vertellen. Wat een tocht! An'on en Jaeob. Je achternaam moet ik ook nog hebben, jongens, anders weet ik niet aan wie de taart of het boek gezonden moet worden. Wat zou het fijn zijn als jullie eens zo'n taart wonnen, want die drie zusjes en drie broertjes zullen wel zoiets lekkers lusten. Blflf dus je best doen! Jo Heekelaar. Ja, leuk Jo, dat jullie er aan gedacht hebben. Wat een prachtige kaart. Dank voor je foede wensen. 'Wat zal dat fijn zijn, als we weer thuis zijn, hè? en dan zullen jullie ook eerst recht genieten van je tuin achter je nieuwe huis. Annie Koorn. Van je vader heb ik ge hoord. dat je ziek lag, Annie. Gelukkig dat je weer beter bent. Wat een leeftijd, die van je opa. Negen en zeventig jaar. dat is oud, hoor. Ja. ja, dat is te hopen, dat hij beter is en dat er danvrede is. O, o. wat een geluk! Nog wel bedankt voor de mooie kaart. Gonda de Ridder. Je briefje is gekomen, Gonda. Maar... als je weer met potlood schrijft, gebruik dan geen aniline potlood meer, dat vlekt zo lelijk. Dus inkt, of ge woon potlood. Afgesproken? Jo Bandt. Zo, kleine Piet Heijn, jij bent even verwend met je verjaardag. Geen klei nigheid, een koffergramofoon met platen en een figuurzaag, een verfdoos en kleurboeken, 't Is niet mis. Meta v. Andel. Ik hoop het met je. Meta, wat je in je rijmpje zegt, dat ik hier onder laat volgen: Dit is voor de eerste keer, Doch ik hoop, nu nog wel meer Van Uw raadsels op te lossen En dan, ook een keer te boffer 't Laatste rijmde niet, zie je wel, maar 't was tóch leuk. Jongens en meisjes, ik geloof niet, dat ik door de helft van de briefjes heen ben, maar ik moet stoppen, m'n tijd is om, m'n ruimte op gebruikt. Volgende week dus alleen oplossingen inzenden, geen briefjes. KINDERVRIEND. Het geheel bestaat' uit 28 letters (8 woor den) en is een spreekwoord. I, 2, 24 een boom. 25, 15, 17, 18 een hemellichaam. II, 13, 6, 21 een telwoord. 16, 20, 26 bewaarplaats voor vloei stoffen. 22, 9, 10 laagte tussen de bergen. 4, 3, 12 hoort in de keuken thuis. 7, 27, 28 jong dier. 5, 13, 26 deel van een vrucht. 8, 14, 23, 18 deel van een klok. 19, 2, 11 niet zonder bon te koop. Goede oplossingen ontvangen vant Trijntje K., Mientje de H., Frans P., Ag- nus de H., Tini v. d. W., Magda R„ Wim v.D., Marietje N., Ha. ranna U., Nico en Dick B., Annie v. B., Corrie v. B., Dilly S., Tiny L., Doornroosje, Addertje, Cor v. B., Greetje R., Bep V., Geeske W., Kinderen C., Nini B., Bali en Annie v. B., Ali van 't H., Jopie v. M., Jaap P., Tiny S„ Jopie de K., Anton R., Corrie G., Kees de W„ Marietje S., Willem v. d. H., Joop G., Klaas G., Douwe M., Dora M., Jan M., Henkie en Jantje S., Trijntje P., Johanna B., Piet B., Dirkje B., Gonda G., Annie V., Tini v. d. P., Kinderen B., Elly de Z„ Klaas de V., An- toon en Jacob Kinderen K., Joop S., Broer en Zus de V., Jo H., Bep de W., Meta v. A., Jo B., Jan H., Dik S., Mientje T., Jan S., Willy O., Neeltje P., Piet en Freek B., Harry R., Jacoba P., Marietje J., Jettie B., Cor v. d. B., Dieuwi S., Kees de B., Jan v. d. H., Marietje T., Jacoba en Geertruida de G., Dillie G., Temmechien M., Piet de L„ Betsie G., Annie K., Ab. P., Nellie V., Hanny v. L., Jo K., Jo en Rie K., Jaap T., Annie R., Cor B., Jan v. B., Margaretha v. d. H., Joop v. D., Willem v. D. Ik had wel graag een échte wagen Met m'n jaardag zal ik er vast een vragen, Maar weet je, al is de mijne ook kleine, Eén ding is toch maar reuze-fijn! Een echte wagen heeft soms een gril Staat midden op de weg eenvoudig stil. En zijn baas moet dan maar lopen Of hij moet een tramkaartje kopen. Doet m'n kleine wagen soms eens raar Dan is dat één-twee-drie weer klaar Ik bind hem aan een stevig touw En zeg: vooruit jij, wat mankeert jou nou? MIEP. Een historisch verhaal naverteld door Tom Radersma Het Voorhout te 's-Gravenhage. Wat ik nu ga vertellen is gebeurd in de tijd, toen Filips de Goede, hertog van Bour- gondië, graaf van Vlaanderen. Holland, Zeeland en Friesland, den Haag bezocht om daar de eed van getrouwheid te ontvangen. In de Korte Poten woonde toen een schoenlapper, Willem van Nieuwen, die een glaasje te veel dronk ter ere van zijn soe verein en toen hij naar zijn woning wilde terugkeren, kwam hij niet verder dan het Voorhout. Daar viel hij neer en sliep on middellijk en hij snurkte zo hard als hij nog nooit gedaan had. Diezelfde nacht, ver liet Filips de Goede, in gezelschap van drie edellieden, het Binnenhof. Hij liep over het Tournooiveld en kwam in 't Voorhout. En daar ontdekten de edellieden Willem van Nieuwen. De drie edellieden waren echte grappenmakers en tezamen met Filips de Goede maakten ze een plan, dat tot geschie denis is geworden. Ze begonnen met den schoenlapper aan zijn benen te trekken, dan tilden zij hem op en droeg hem naar 't paleis. En daar begon de grap. Men trok Willem zijn oude plunje uit, waste hem, en trok hem daarna een fijn linnen hemd aan. Men zette hem een zijden slaapmuts op zijn raagbol en legde hem te slapen in 't praalbed van den hertog. De schoenlapper snurkte, de hovelingen fluisterden en wachtten ongeduldig tot de morgen zou aanbreken. Eindelijk, na uren van wachten, verzamelden alle hovelingen zich om het hertogelijk praalbed met den snurkenden schoenlapper en toen Plechtig naderde de maarschalk van Bourgondië de legerstede en raakte met een licht gebaar de schouder van den slaper aan. „Heer graaf", zei hij, „het uur van Uwer Hoogheids ontwaken is thans geko men." Willem snurkte door. Een page tik te hem op de hand. Een edelman stampte eens op de grond. Willem sliep en snurkte. Toen schudde de maarschalk hem eens ter dege door elkaar en warempel. Willem werd wakker. Hij hoorde muziek, een fijn sna renspel, inplaats van de kijvende stem van zijn vrouw en hij keek verwonderd van de een naar de ander. Toen zei hij: „Ik droom zeker of ik heb te veel gedronken." „Heer graaf", sprak opnieuw de maar schalk van Bourgondië, „dit is het uur, waarop Uw Hoogheid opstaat. „Heer graaf"! mompelde de schoenlapper, „zo noemen ze me nooit. Ik moest maar altijd dromen!" Willem bekeek eens aandachtig de zijden gordijnen en zijn vorstelijk hemd. Hij rook eens aan zijn handen, die met reukwater besprenkeld waren en nam de zijden slaap- muts van zijn hoofd. „Heer graaf", mom pelde hij nogmaals. „Nu ik ruik er wel naar!" De maarschalk vroeg deelnemend: „Heeft Uw Hoogheid soms niet goed ge slapen, dat hij ons geen van allen her kend?" Eén voor één gingen zij langs het bed. Ook de gemalin van Filips de Goede, de mooie Isabella van Portugal. „Wij zijn Uw vorstelijke gade", fluisterde Isabella. „U mijn vrouw!" riep Willem, „wilt U zeg gen, dat U mijn vrouw bent? 't Mag waar zijn dat ik den graaf van Holland ben, maar mijn vrouw bent U niet. Die heeft zo veel wratten op haar gezicht als ik glazen bier gedronken heb gisteren. En ze heeft een stem om voor op de loop te gaan." Maar Isabella antwoordde: „Uw Hoog heid weet wel wie zij is. Uw Hoogheid wil zich ten koste van ons vermaken." „Neen", zei Willem, „maar ik zou kun nen zweren, dat ik de schoenlapper uit de Korte Poten ben. Als iemand uit dit hoge gezelschap soms iets te repareren heeft.." Isabella zuchtte maar eens <-n zei dan met zachte stem: ,Kom, wij zullen ons thans verwijderen, behalve de opzichter Uwer garderobe, opdat Uw Hoogheid zich kan kleden." En weer klonk er muziek. „Uw Hoogheid moet vandaag zijn beste klederen aantrekken", zei de opzichter van de garderobe en hij reikte Willem statiekle- ren en tooide hem -als stond hij voor zijn vorst Maar Willem wilde bij 't aankleden niet geholpen worden, hij meende dat wel alleen klaar te kunnen spelen. Maar daar kwam niets van in! „Dat zou tegen Uw ge woonte zijn", werd hem koeltjes toege voegd. Toen Willem eindelijk gekleed was, leidde men hem naar de eetzaal. Isabella wachtte hem op. „Vertel mij eens, gemalin, wat doet een graaf van Holland nou zo'n hele dag? Dat weet ik niet." „Weet U dat niet?" klonk 't verwijtend. „Eerst behoort U naar de kerk te gaan en na de noen moet U rechtspreken." „En dan?" „Dan gaat U met Uw edellieden samenzitten en als U 't wilt, schenken wij U wijn. „Wijn? Daar kan ik wat van op, dat ver zeker ik U", zei Willem. Temidden van zijn hovelingen ging hij ter kerke. Daarna bracht men hem naar de zaal, waar recht gesproken moest worden. Men wees hem een troon. Zwierig nam hij zijn hermelijnen mantel over de arm en wachtte dan rustig af, wat verder zou ge beuren. 't Duurde niet lang of een jonge man trad binnen. „Wat wil je?" vroeg Wil lem. „Recht", was het antwoord. „Dat kun 4 je krijgen" zei Willem grootmoedig. Spreek maar op, vriend. Wees maar niet bang voor een echten graaf, hoor. We zullen je niet opeten." De jonge man, die niemand anders was dain Filips de Goede, boog tot op de grond. „Mijn schoonvader houdt een herberg aan de Korte Poten, Uwe Hoogheid. Eén van zijn klanten is een dronkaard, 't Is de schoenlapper Willem van Nieuwen, die bo vendien zjjn beroep niet verstaat." „Dat noemen wij een leugen", viel de rechter hem in de rede. „Dat is een leugen. In heel den Haag is geen betere schoenlapper dan Willem van Nieuwen en het is mijn vorste lijke wil, dat men slechts bij hem koopt." Er heerste een ijzige stilte. De hovelingen hadden de grootste moeite niet in lachen uit te barsten. Maar de „graaf" sprak al weer verder. „Vertel mij, wat heeft Uw schoonvader voor een klacht tegen vrolij ke Willem? Bedenk echter, dat ik dezen Willem van zeer nabij ken." „Mijn schoonvader heeft de schavuit. „Beledig den man niet! Wees op uw hoede!" „Mijn schoonvader heeft hem altijd op goed vertrouwen geschonken, maar nooit geld van hem gekregen. Nu is Willem hem elf gulden schuldig en hij weigert te betalen. Heer graaf, brengt U hem tot rede!" „Wij weten van het geval. Wij kennen Uw schoonvader. Hij heeft een hazelip en kijkt zo scheel, dat hij alles dubbel ziet. Behalve de glazen die hij schenkt. Die vult hij maar tot op de helft. En Willem van Nieuwen is hem niet meer schuldig dan vijf gulden. Maar ik wil een genadig vorst zijn en genade voor recht laten gel den. En omdat ik Willem goed ken en weet dat 't een vrolijke kerel is, beveel ik dat mijn rentmeester U elf gulden uitbetale." Men betaalde de elf gulden en Willem oogde den klager na, tot hij uit de zaal verdwenen was. Toen riep hij: „Zo'n onbe schaamde vlegel. Jammer dat ik niet weet waar hij woont, dan zou ik hem eens flink afrossen. Moet ik nog meer rechtspreken?" Wij denken, dat U nu wel vermoeid zult zijn en stellen U daarom voor een frisse dronk te nemen." Dat viel bij Willem in goede aarde. Hij gaf last de beste wijn uit de kelder te halen en daagde de edellieden uit tegen hem te drinken. „Niemand kan mij in 't drinken evenaren", riep hij. Maar Jan de Berghes snoefde: „Daarin vergist U zich! Ik heb alle edellieden in Brabant overwonnen." Een wedstrijd werd onmid dellijk aangegaan en 't einde was, dat Wil lem onder de tafel lag! En daar was 't om te doen. Want men moest den schoenlapper toch weer uit het paleis verwijderen. Te gen de avond vond men daartoe gelegen heid. Men hulde hem in zijn oude kleren en legde hem weer in het Voorhout. En Willem snurkte en sliep enont waakte. Hij richtte zich op en zag zijn ar moedige kleren. Toen zuchtte hij eens diep en wandelde langzaam naar huis. Daar vond hij geen Isabella van Portugal, maar een vrouw met wratten, en een schelle Het Binnenhof te 's-Gravenhage. stem. En hij zag zijn armoedige kamer en de muren, waaraan kapotte schoenen hin- ,!nomPelde hÜ geheel verslagen: V ,as al]es maar een droom". Maar 't pak slaag dat zijn vrouw hem met de be droom? t0edlende' dat was lang geen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 12