De commissaris der provincie over zijn taak BON HEK die deze week gelden Zaterdag 8 Maart 1941 Derde blad Burgemeesters moeten niet io hoogheid gezeten zijn PLECHTIGHEID TE HAARLEM. „Indien wij niet knnnen werken, zooals wij willen, moeten wij willen werken zoo wij knnnen." Hedenmorgen heeft de onlangs be noemde Commissaris der Provincie Noordholland, Mr. A. J. Backer in een magistrale rede de opvatting van zijn taak uiteengezet. In deze rede, welke werd uitgesproken in het re- geeringsgebouw te Haarlem, in bij zijn van vele autoriteiten, kwam tot uiting vertrouwen in de toekomst van ons volk, mits thans allen de handen ineenslaan om te komen tot een Nederlandsch socialisme. Wij laten hieronder de voornaamste pas sages van de rede volgen. Op de plechtigheid zelf komen wij Maan dag nader terug. Mr. A. J. BACKER. (Foto archief). DE REDE VAN DEN COMMISSARIS. De taak van den Commissaris der Provin cie, aldus de Commissaris, na het begroe tingswoord, reeds in normale tijden eene zware en verantwoordelijke taak, is thans wel dubbel zwaar en verantwoordelijk. Zij wordt wel zeer sterk beheerscht door een tweetal factoren, n.1.: Ie. de verhouding van den functionaris ten opzichte van de Duitsche bezet tingsmacht; 2e. zijne verhouding tot en zijne verant woordelijkheid tegenover het Neder- landsche volk. Volgens de regelen van het Volkenrecht berust de Nederlandsche staatssouvereini- teit hier te lande momenteel in handen van de Duitsche Overheid. Men kan hiervan den ken, wat men wil, men heeft dit als reali teit te aanvaarden. De Nederlandsche amb tenaren, die in hun functie zijn gehand haafd, indien zij zich tot een loyale samen werking met de Duitsche Overheid bereid betoonden, ontleenen dus thans hun autori teit aan en staan practisch in dienst van de Duitsche Overheid, niet als gezagdraagster in het Groot-Duitsche Rijk, doch als de tij delijke draagster van de Nederlandsche staatssouvereiniteit in deze gewesten. Ook hiervan kan men denken, wat men wil, doch dit is al evenzeer een realiteit, die men niet kan wegredeneeren. Wat nu de Nederlandsche ambtenaar be treft, men werkt loyaal mede, of men werkt niet mede. Meent men dus deze loyale me dewerking niet te kunnen geven, dan trekke een ieder, wien dit aangaat, daaruit zijne conclusies. Wil, hetgeen ik heb betoogd, nu zeggen, dat de ambtenaar voor elk voorstel, voor elke aanwijzing of voor elk bevel, dat van de Duitsche Overheid tot hem komt, voetstoots moet zwichten, ook wanneer hij daarin bezwaren ziet of daarvan ge varen ducht? Het is wel verre van mij zooiets te willen beweren. Inte gendeel, ik beschouw het als den plicht van den ambtenaar in zooda nig geval zijn opvatting naar voren te brengen en op de gevaren, die hij vreest, te wijzen. Dat is zijn plicht tegenover het Nederlandsche volk, dat is zijn plicht evenzeer tegenover de Duitsche Overheid. Het ontstaan van een dergelijken band van vertrouwen tusschen de Nederlandsche en de Duitsche Autoriteiten is niet in de eerste plaats in het belang van de Duitsche Overheid, het is veel meer Hn het belang Van het Nederlandsche volk. Om nu, zooals zoovelen willen, uit de noodzakelijkheid om met betrekking tot de toekomst van den Nederlandschen staat een afwachtende houding aan te nemen te concludeeren, dat wij tot het tijdstip, dat daarover zal kunnen worden beslist, in een toestand van afwachting lijdelijk zouden moeten neerzitten, is onjuist en, wat erger is, gevaarlijk. Want wij hebben ook in deze tijden een taak en wel een zeer zware en veeleischende taak te vervullen ten op zichte van het Nederlandsche volk. Een volk i s er en zal er, als het ten minste voldoende levenskracht blijkt te bezitten, altijd blijven, een staat wordt ge bouwd, kan worden gewijzigd en zelfs ver dwijnen. En het zijn zeker niet de kunst matig getrokken staatsgrenzen, die een menschelijke samenleving tot een volk stempelen. Een volk is niet alleen anders, het is ook meer dan de staat, die niet anders is dan eene organisatie, gebonden aan een stuk grond, door zekere landsgrenzen be paald, waarbinnen een zekere politieke een heid bestaat, welke door eenheid van re geering en regeeringsvorm wordt uitge drukt en als symbool van die eenheid een afzonderlijke vlag voert, meer niet. Een volk is niet maar een groep men- schen, die toevallig in dezelfde streek wo nen en dezelfde namen dragen, doch inner lijk niets met elkander gemeen hebben. Een volk is een organische eenheid, waarvan de leden hecht zijn aaneengesloten. Een andere vraag is echter of ons volk In staat zal blijken deze mogelijkheden, die vele zijn, te benutten en zich aldus als vol waardige natie in te schakelen in het ge heel der volkeren, die krachtens natuurlijke factoren op samenwerking met elkander zijn aangewezen. De beantwoording van deze vraag hangt geheel af van de houding van het volk zelf, van zijn wil, van zijn kracht, van zijn karakter en van zijn eendracht. Zal ons Nederlandsche volk zich inder daad toebedeeld zien, waartoe zijn vele, waarlijk bijzondere karaktertrekken het geschikt maken, dan zal het zich in veler lei opzicht stevig moeten aanpakken en zich daarbij grondig moeten onvormen. Dan zal veel oude ballast overboord moeten worden gegooid, en zullen veel nieuwe krachten moeten worden ingezet. Wij kunnen niet eeuwig op ons verleden blijven teren; wij kunnen de kracht en de grootheid van ons volk niet bij voortduring uit onze kracht en grootheid in het verle den blijven bewijzen. Hier geldt stellig het vermanende woord van Tegner: „Nicht stolz auf Vaterehre, die eigne nur ist dein." Wij, die thans leven en thans strij den, zullen onze eigen kracht en onze eigen waarde moeten bewijzen. En zal dit wezenlijke kracht en we zenlijke waarde zijn, dan zullen de ze zich moeten richten naar het positieve en niet naar het négatie- ve. Wij zullen in plaats van veel „niet willen" zeer veel wel moeten willen. Dat ons volk in de afgeloopen decennia een waarachtige volkskracht aan den dag heeft gelegd, zich een volk van wezenlijke grootheid heeft betoond, zal wel niemand durven volhouden. Reeds in 1910 wees de paedagoog Klootse- ma op de zieke plekken in ons volk. En nu ben ik er mij volkomen van bewust, dat zich sinds enkele jaren eene kentering vertoont, dat er eene neiging bestaat om nieuwe wegen in te slaan, doch dit alles gaat nog slechts zeer schuchter en aarzelend en deze beweging is zeker niet in staat om ge lijken gang te houden met de snelle wentelin gen, welke het rad der historie in dit tijds gewricht beschrijft. Daarbij komt thans nog, dat ons volk zich dreigt te verteren in haat en voor een groot deel uit geruchten leeft, ge ruchten, die het hoofd verblinden, het hart verdooven, en 's menschen wil verlammen. Grondig moeten we ons herzien I Wij zullen allen tot het besef moeten ko men, dat wij niet alleen als volk, doch ook als individuen ons grondig moeten herzien. Ik wil allerminst ontkennen, dat er vele waarden zijn, waaraan wij ook in het heden en in de toekomst trouw moeten blijven, doch daarnaast zijn er ook zeer veel waarden, vroeger van beteekenis, die thans haar gel dingskracht geheel hebben verloren. Al de dingen, die slechts waarde hebben in tijden, waarbij zij pasten, zullen evenals on bruikbare en smakelooze voorwerpen uit ver vlogen perioden naar den rommelzolder of beter nog naar de brandplaats moeten wor den verwezen. Wij kunnen noch als volk, noch als indi vidu, maar steeds door gelijk blijven. Leven beteekent ontwikkeling en ontwikkeling be- teekent verandering. Ons volk zal in de eerste plaats zijn een heid moeten hervinden en zich dus moeten afkeeren van de gruwelijke versplintering, van den hokjes- en schotjesgeest, waaraan het langzaam dreigde ten onder te gaan. al die eenheid een krachtige kunnen zijn, dan zal de zin voor orde en discipline, voor al ook in den zin van zèlf-discipline, zich in ons volk sterk moeten ontwikkelen. Naast het gevoel van eenheid, zal het ge voel van verantwoordelijkheid voor elkander krachtig moeten groeien. Naar het ware socialisme. Wij moeten in één woord wezenlijke ge- 4meenschapsmenschen, dus ware socialisten worden. Wij noemen ons zoo gaarne een volk van individualisten en ik wil allerminst ont kennen, dat in individualisme een kracht kan schuilen. Doch wanneer dit individua lisme niet gepaard gaat met, en getemperd wordt door gemeenschapszin en besef van groote verantwoordelijkheid jegens de an dere leden van het volk, is het synoniem met egoïsme en wordt het in plaats van een deugd een der grofste ondeugden. Daarenboven moeten wij Nederlanders blijven, of wellicht doe ik beter te zeggen: „weder Nederlanders worden"; het socia lisme, dat wij willen belijden en beleven moet derhalve een Nederlandsch socialis me zijn, een socialisme, dat de karakter trekken vertoont, die eigen zijn aan ons volk. Dat wil allerminst zeggen, dat idea len van andere volken en met name van met ons verwante volken niet door ons zonden kunnen worden overgenomen. Wij mogen intusschen ons eigen karakter niet verloochenen! Afwachten ten aanzien van de toekomst van onzen staat? Ja! Doch ten opzichte van de toekomst van .ons volk? Neen! Aanpakken. Wij hebben thans geen tijd om ons lang te bedenken, doch wij moeten aanpakken. Wij moeten onzen haat en onze verdeeldheid opzij zetten en allen met ons doel voor oogen gezamenlijk het groote werk ter hand nemen, het werk, dat niet de taak uitmaakt van één enkel orgaan of één enkele groep, doch dat de taak is van het geheele Nederlandsche volk. Laten wij gedachtig blijven aan het for- sche woord, dat gebeiteld staat op het mo nument op den Afsluitdijk: „Een volk, dat leeft, bouwt aan zijn toekomst". Laten wij dus toonen, dat er waarachtige levens kracht schuilt in ons volk. ..Alle hens aan dek!' zij thans ons parool. Vooroordeel, wantrouwen en misverstan den moeten terzijde worden geschoven. De' fouten, die in het verleden gemaakt zijn, moeten ons tot leering strekken, opdat wij voor de toekomst het maken van fou ten zooveel mogelijk vermijden. Voor den dienst ten behoeve van het Ne derlandsche volk zijn thans alle beschik bare krachten noodig en wie zich afzijdig houdt, omdat niet alles precies met zijn in- dividueele inzcht enovereenstemt, begaat een misdaad aan zijn volk. Allen moeten aanpakken en aan degenen, die niet mede aanpakken, moet het recht tot critiseeren worden ontzegd! Het zijn, dit moge ik met nadruk naar voren brengen, niet onze individueele reli gieuze, economische of politieke inzichten, die de bereidheid tot mede arbeid mogen bepalen; het is de vaste wil om van ons volk te maken, wat er onder de huidige om standigheden van te maken is, en dat is voorwaar niet weinig. DE TAAK VAN DEN COMMISSARIS. Daar is in de tweede plaats mijn aandeel in het bestuur van de provincie. Wat het eerste deel van mijn taak betreft, moet ik er op kunnen rekenen, dat de bur gemeesters in staat en bereid zullen zijn hun zeer verantwoordelijke, doch ander zijds ook uitermate dankbare ambt van eersten bestuurder der gemeente te vervul len volgens de regelen, die ik zooeven uit stippelde. Dat dit werk niet alleen zal kunnen wor den gedaan met het verstand, doch dat daarbij het hart een belangrijk woord zal moeten medespreken, is buiten kijf. V.óór alles zal de burgemeester actief moeten zijn en zich niet op den stroom der gebeurtenis sen passief mogen laten medesleepen. Daarbij zal hij niet, als magistraat in hoogheid gezeten, zich van het volk verwij derd mogen houden, doch integendeel tot het volk moeten gaan. Hij helpe een ieder, die zijn hulp noodig heeft. Hij gevoele zich naast bestuurder ook de dienaar van zijne gemeente en bedenke steeds, dat het feit, dat hij hoogere rechten heeft dan ziin in gezetenen, voor hem ook hoogere plichten medebrengt. Dat de wijze, waarop Ge U kwijt van Uw taak op het gebied van de Winterhulv een toetssteen vormt voor de beoordeeling van Uw geschiktheid om in deze tijden aan het hoofd van de gemeente te staan, behoef ik U nauwelijks te zeggen. Van mijn kant geef ik U gaarne de verzekering, dat ik U ook bij de vervulling van dit deel van Uw bvrgemeesterlijke taak terzijde zal staan. Voor wat mijn aandeel in het bestuur der provincie betreft mag er op worden gere kend, dat ik in gelijken zin werkzaam zal zijn als ik van de burgemeesters verlang. Een waarschuwing. Ik zal niets liever willen dan in vriend schap en vertrouwen tezamen te werken met degenen, op wier medewerking ik ben aangewezen. Degenen echter, die mij, zij het wel licht bedektelijk, zouden willen te genwerken. dienen te bedenken, dat, evenals de liefde, de vriendschap niet van één kant kunnen komen, en dat zij mij in dat geval als openlijken tegenstander tegenover zich zullen vinden. Het ligt niet in mijn aard om onnoodig hard te zijn, en wat ik met zachtheid kan be reiken, zal ik stellig niet met hard heid najagen. Als gunstige factor bij het aanvaarden van zijn taak noemt de commissaris dan het feit van zijn jarenlange arbeid ter griffie en zijn bekendheid met de provin cie en de bewoners. Een hoopgevende factor is het, dat het Provinciaal Bestuur van Noord-Holland OM DIT TE KNIPPEN. Broonbonnen 07: geldig van 10 Maart tot en met 16 Maart (niet gebruikte tot en met 23 Maart, echter niet in restaurants e.d.) El ke bon geeft recht op het koopen van 100 gram brood of één rant soen gebak. Bonnen nummers 5 (bloemkaart) geldig van 24 Febr. tot en met 23 Maart Elke bon geeft recht op het koopen naar keuze van 36 gram tarwemeel, tarwebloem, roggemeel, roggebloem, of zelfrijzend bak meel of 50 gram brood of een half rantsoen gebak. Een rantsoen „gebak" is voor koek (ontbijtkoek) minimum 160 gram; voor speculaas 140 gr.; voor andere koekjes 200 gr.; voor biscuits en wafels 90 gr.; voor beschuit 75 gr.; voor cake 300 gr.; voor taart 600 gr.; voor gebakjes 600 gr.; voor gevuld groot korstgebak (boterletter e.d.) 500 gr.; voor gevuld klein korstge bak (amandelbroodjes e.d.) 400 gr. Bonnen 07 (boter. en vetkaart): geldig van 10 Maart tot en met 16 Maart (niet gebruikte tot en met 23 Maart) rechtgevende op het koopen van XS0 gram boter of margarine of 200 gram vet. Bon 07 Vleesch (vleeschkaart) geldig van 10 Maart tot en met 19 Maart (niet gebuikte tot en met 23 Maart). Elke bon geeft recht op het koopen van 100 gram vleesch of één rantsoen vleeschwaren. De bonnen 06 van de vleesch kaart zullen niet worden aange wezen en kunnen vernietigd wor den. Bon 07 Worst. Vleeschwaren (vleeschkaart): geldig van 10Maart tot en met 19 Maart (niet gebruik te tot en met 23 Maart) rechtge vende op het koopen van één rantsoen vleeschwaren. Het rantsoen vleeschwaren be draagt 75 gram voor gerookt of gekookt varkens-, rund-, of kalfs- vleesch en voor gerookte worst soorten. 100 gr. v. gekookte worst soorten. rolpens en knakworst. 125 gram voor leverartikelen, tongen worst en nierbrood en 150 gram voor bloedworst. Bon 02 (nieuwe kaart), geldig van 3 Febr. tot en met 16 Maart, recht gevende op het koopen van 125 gr. koffie of 50 gram thee. Bon 06: rechtgevende op het koo pen van één kilo suiker, geldig van 17 Febr. tot en met 16 Maart. Bon 07: geldig van 24 Febr. tot en met 20 April, rechtgevende op het koopen van 250 gram havermout, havervlokken, haverbloem, aard- appelmeelvlokken. gort, gortmout of grutten. Bon 08: geldig van 24 Febr. tot en met 20 April, rechtgevende op het koopen van 250 gram gort, gort- mout of grutten. Bon 09: geldig van 24 Febr. tot en met 20 April, rechtgevende op het koopen van 100 gram vermicelli, spaghetti of macaroni. Bon 10: Naar keuze 100 gram maï zena, griesmeel. aardappelmeel, sago. rijststijfsel, kookstijfsel of glansstijfsel of een hoeveelheid puddingpoeder of puddinesauspoe- der, ten hoogste bevattende 100 gram zetmeel, geldig van 24 Febr. tot en met 20 April. Bon 11: geldig van 24 Febr. tot en met 23 Maart, rechtgevende op het koopen van 250 gram rijst, rijste- meel, rijstebloem, rijstgries of gruttemeel. Bon 15: geldig van 24 Febr. tot en met 30 Maart, rechtgevende op het koopen van Vz Kg. peulvruchten. Bon 16: rechtgevende op het koopen van naar keuze 150 gram toilet zeep (nieuwe samenstelling), 120 gram huishoudzeep, 200 gram zachte zeep (oude samenstelling), 150 gram zachje zeep (nieuwe sa menstelling). 300 gram zachte zeep- pasta, 250 gram zeeppoeder of 600 gram waschpoeder, geldig tot en met 30 Maart. Voor zoover voorradig mag nog geleverd worden 125 gram zeepvlok ken. 250 gram zelfwerkende wasch- middelen of 200 gr. vloeibare zeep. De wasscherijen moeten voor elke 20 kg. droog waschgoed één bon 16 in ontvangst nemen. Bonnen 61 en 71: geldig van 10 Maart tot en met 23 Maart (niet ge bruikte tot en met 6 April). Elke bon geeft recht op het koopen van 100 gram kaas. Bon 91: geldig van 10 Maart tot en met 16 Maart (niet gebruikte tot en met 23 Maart, echter niet in restaurants e.d.) rechtgevende op het koopen van één ei. Bon 9 (hondenbroodkaaxt): geldig tot en mét 31 Maart, rechtgevende voor de groepen 1. 2. 3. 4. 5 en 6 op resp. 10 Kg., 10 Kg.. 8 Kg., 5 Kg., 4 Kg. en 3 Kg. hondenbrood. Bon 9 (kattenbroodkaart) geldig tot en met 31 Maart, rechtgevende op het koopen van IV2 Kg. katten brood. ScheeTzeepbon 117: geldig tot en met 30 April, rechtgevende op het koopen van 50 gram scheerzeep of één tube of één pot scheercrême. Petroleumzeqel „periode 9": geldig tot en met 20 April, rechtgevende op hét koopen van 2 liter petrole um. Pctroleumzegel „periode e": geldig tot en met 31 Maart, rechtgevende op het koopen van 2 liter petrole um. Brandstoffenbonnen nummers „15, 16 en 17 haarden, kachels", „35 t.m. 41 centrale verwarming", „brand stoffen. één eenheid, vijfde periode" en cokes, één eenheid, vijfde peri ode": geldig tot en met 31 Maart. Elk der bonnen geeft recht op het koop van één eenheid vaste brand stof. 1 eenheid is 1 hl (max. 75 kg) anthraciet, steenkolen, indusitrie- of eierbriketten, of 2.5 hl kolenslik, of 2 hl (max. 100 kg) cokes (ook gascokesl of 110 kg bruinkoolbriket ten, of 450 stuks (200 kg) bagger- of 300 stuks (195 kg) persturf. of 175 kg. fabrieksturf of 200 kg. ove rige soorten turf. ook in het verleden heeft getoond een open oog te hebben voor tal van sociale belan gen. Ik acht het mijn plicht krachtig mede te werken aan den verderen uitbouw van hetgeen op dit gebied in de provincie werd tot stand gebracht. De belangen van de volksgezond heid, de volkshuisvesting en de na tuurbescherming zullen daarbij mijn bijzondere aandacht hebben. Ook het lenigen van de nooden, welke door crisis- of oorlogsom standigheden zijn ontstaan, is een taak, welke de provincie reeds bin- Op de Amstellaan te Amsterdam doet zich een grondverzakking voor, welke herstelling van de trambaan noodzakelijk maakt. Met de zgn. dommekracht, bij de werklieden van het trambedrijf beter bekend als .het draaiorgel brengt men de rails twintig centimeter omhoog (Foto Pax-Holland) nen de grenzen van haar bemoei ingen heeft getrokken en welke ik in mijn nieuwe functie gaarne zal steunen en vorderen. Speciaal zij in dit verband nog de be strijding van de werkloosheid genoemd, een gebied, waarop de provincie zich reeds sedert vele jaren beweegt en waarop zij ook in de naaste toekomst nuttig werk zal kunnen doen. Als provinciaal directeur van Winterhulp Nederland heb ik ervaren, dat het bouwen van bruggen in ons volk allerminst een tot vruchteloosheid gedoemd ondernemen is. Juist het slaan van bruggen over de vele kloven, die thans nog ons volk verdeeld hou den, is een arbeid, dien ik ook in mijn nieu wen werkkring gaarne op mij zal nemen. Ik aanvaard mijn taak met moed, met vastberadenheid en met den wil tot zelfver loochening, die degenen, die in deze tijden, op welke plaats ook, hun volk willen die nen, moet bezielen. Zoo moge dan weer een herboren volk uit de branding der tijdeno ontstaan, een volk, onze roemruchte voorvaderen waardig, een volk dat bereid is de hand aan de ploeg te slaan en in noesten arbeid de taak te ver vullen, waartoe het geroepen wordt. Om als Nederlandsch volk onze roeping te kunnen volgen, zullen wij alles, wat ons verdeeld houdt, terzijde moeten schuiven en den weg tot elkander moeten weten te vinden. Wij hebben daarbij geen tijd te verliezen! Wij moeten thans de handen uit de mou wen steken en daarbij bedenken, dat, in dien wij niet kunnen werken zooals wij wil len, wij moeten willen werken zooals wij kunnen! Want werken moeten wij, nu meer dan ooit!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 9