Arbeidersproblemen WIERINGERMEER Gheel in de Gebruikt uw voorraad op EEN BOEK OVERt Het Turksche s.s. „Izmir" even voor het vertrek met aan boord den Engelschen gezant. Op den voorgrond een aantal Duitschers, die van het vertrek getuigen waren <f0io Welibild) VAN DE CULTUURMAATSCHAP. PIJ NAAR HET PARTICULIERE BEDRIJF: NOG STEEDS EEN DOORNIG PAD.... Pleidooi voor collectief arbeids contract op basis van de loonen op de staatsboerderijen. (Van onzen Amsterdamsehen correspondent) De heer Godefrov vraagt zich, ter inleiding af, welke beteekenis de drooglegging der Zuiderzee heeft voor de verlichting van den agrari- schen bevolkingsdruk. Schr. bere kent, dat, bij een volledige uitvoe- vir/g van het droogleggingsplan, in de e v. 25 jaar jaarlijks gemiddeld 400 bedrijven (bij het aannemen van een gemiddelde bedrijfsgrootte van 20 ha.) ter beschikking komen van de 20.000 der jaarlijksche bevolkingstoe name op het platteland, d.i. één be drijf per 50 personen. Maar demografisch waardeloos is het Zui derzeegebied stellig niet; voor een juister beoordeeling zijner demografische beteeke nis toch dienen nog twee omstandigheden in het oog te worden gevat: 1. dat een groot deel der immigranten zal stammen uit de weide- en zeekleigebieden; 2. dat hier juist de bevolkingsdruk het grootst is. De erva ring elders en in de Wieringermeer heeft geleerd, dat vele immigranten uit die stre ken te verwachten zijn, doordat ze den nieu wen bodem beter kennen, alsmede de daar voor geëigende landbouwmethoden en ge wassen. Volgt de conclusie, dat „de Zuider zeepolders een bodemreserye zullen vormen, die weliswaar niet in staat zal zijn, de to tale agrarische bevolkingstoename een be staan aan te bieden, maar wel kunne» me- dchelpen, gedurende minstens een kwart eeuw den bevolkingsdruk in de meest ge teisterde streken te verlichten." Vrees voor overbevolking in de nieuwe polders. Zooals bekend, wil men -in den N.O. Pol der in afwijking van de voor de Wieringer meer gevolgde tactiek, terstond kleine be drijven uitgeven. Schr. vreest echter een toekomstigen bevolkingsdruk in het nieuwe land. Hij bepleit, aanvankelijk betrekkelijk groote bedrijven uit te geven met de moge lijkheid, deze in den loop der tijden te split sen in meer kleine en zegt in dit verband: „Het zou van wijsheid getuigen, indien bij de verdere uitgifte van gronden in de nieu we Zuiderzeepolders rekening gehouden werd met den bijzonder sterken natuurlij ken groei der gekoloniseerde bevolking in dien zin, dat er ook voor de besten der eerst volgende generaties arbeid in de polders kon worden gevonden. Indien men bij de uitgifte der gron den week voor den drang, dien het overbevolkte platteland van Neder land uitoefent en den bodem in een zoo groot mogelijk aantal bedrijfjes zou splitsen, zou er in de Zuiderzee polders binnen afzienbaren tijd een economische nood ontstaan, erger dan elders in ons land. Teneinde dit euvel te voorkomen, zou ook het aanhouden van een bedrijfsreserve in den vorm van aanvankelijke overheidsex- ploitatie kunnen geschieden. Schr. meent tenslotte, dat ter ver dere oplossing van het vraagstuk der agrarische overbevolking vooral de mogelijkheden eener binnen-Euro- peesche kolonisatie nader dienen te worden onderzocht. In dit verband verwijst schr. naar J. M. C. E. Le Rütte, Groepsvestiging van Neder- landsche arbeiders en boeren in Frankrijk. De Wieringermeer als arbeidsmarkt. Blijkens de cijfers neemt de arbeidsbehoef- te in de Wieringermeer snel toe: van 1036 op 1937 met 11,5 van 1937 op 1938 met 19 Het aantal manjaren bedraagt resp. 1G43, 1833, en 2183- De absolute beteekenis der Wieringermeer als werkterrein voor onze agrariërs is nog slechts een geringe. Voor wat de gezamenlijke Zuiderzeepol ders betreft, zullen waarschijnlijk niet meer dan 20.000 personen er gedurende het ge- heele jaar werk kunnen vinden, buiten een aantal dat zich uitsluitend met de bedrijfs leiding zal bezighouden, terwijl er des zo mers minstens 60.000 noodig zullen zijn „Zwaluwen-immigranten", waar heen is Uw vlucht? Hier komt het vraagstuk der winter-werk- loosheid ter sprake, dus het lot van de losse landarbeiders, die de heer Godcfroy „zwalu wen-immigranten" noemt. Ieder die een beet je thuis is in de Wieringernieertoestandcn, begrijpt dat bij de behandeling van dit on derwerp de huisvesting der seizoenar beiders de centrale kwestie vormt. Immers de Wieringermeerdirectie stelt geen wonin gen voor losse arbeiders beschikbaar, ook niet nu de kolonisatie-periode reeds ten sin- de is. Dus werden de randgebieden met de huisvesting der betrokkenen bezwaard. veel misère, dit systeem vooral voor le ringen gebaard heeft, weet iedereen. V ij behoeven hierover niet uit te wijden. In de opgedane ervaring schuilt echter een goede les met betrekking tot de drie komende Zui- derzee-gebieden. Ter perse is de jongste publicatie van de Stichting voor het Bevol kingsonderzoek in de Drooggelegde Zuiderzeepolders, een studie van drs. J Godefrov, getiteld „Enkele arbeidsproblemen in de Wieringer meer". Wij hadden het voorrecht, van den inhoud dezer studie reeds kennis te mogen nemen en geven in nevenstaand artikel de inzichten van den schrijver weer. Zoowel het gedrag der autoriteiten, der pach ters als dat der landarbeiders wordt onder de loupe genomen en juist hieraan ontleent het boek o.i. zijn belangwekkendheid. Schr. begint met voor de „zwaluwen-immi granten", betere woongelegenheid te beplei ten, en wel het op ruimer schaal beschikbaar stellen van overheidsbarakken. In een pas gepubliceerd rapport van de Arbeidsinspectie over 1940 lazen wij juist, dat deze in de Wie ringermeer een onhoudbaren toestand had aangetroffen, n.l. 60 arbeiders slapend in een schuur; stroobed op betonvloer, geen priva ten. Pleidooi voor rechtstreeksche im migratie. Het probleem meer in zijn kern aanvat ten, geeft drs. Godefrov t.a.v. de te volgen ge dragslijn voor den N.O.-Polder en de Z.W.- Polders als Zijn meening te kennen: „Wanneer geen arbeidersoverschot in de randgemeenten aanwezig is, en dus eerst vestiging van losse arbeiders in deze gemeen ten zou moeten plaats vinden, zijn wij van meening dat deze „oplossing" van het werk loosheidsprohleem voor de droogmakerijen niet anders inhoudt dan een geografische verschuiving er van, en wij achten deze daar om onbillijk en ongewenscht. Rechtstreeksche immigratie in de droogmakerij van losse arbeiders uit gebieden niet een arbeidersoverschot verdient daarom de voorkeur boven vestiging dezer arbeiders in de rand gemeenten. Ter bestrijding van de winterwerkloosheid acht schr. het o.m. gewenscht, spoedig een onderzoek ter hand te nemen naar de vesti- gingsmogcliikhedon van industrieën, waarin men de vverklooze landarbeiders des winters te werk kan stellen. Oordeelen de boeren te hard? Wij zijn nu genaderd aan het probleem, waarbij tal van pachters in de Wieringer meer ten nauwste zijn betrokken, .n.l. de overgang der arbeiders van de Cultuur maatschappij naar de particuliere bedrijven. Is de aigemeene tegenzin der boe ren tegen deze arbeiders gerecht vaardigd? Hoe valt de houding der arbeiders te verklaren? En tenslot te: maakte de Overheid fouten? De schrijver heeft bij alle drie partijen in dit eigenaardige conflict zijn licht opgesto ken. Een utvoerig onderzoek geeft hem. na critiek op het afschuif systeem van en kele gemeentelijke autoriteiten en slordige selectie door het Rijksarheidsbemiddelings bureau, het volgende in de pen: „Maar het is een grove onbillijk heid. op grond van enkele minder gunstige ervaringen, het steirmel van onvolwaardigheid te drukken op de groep landarbeiders als zoo danig, zonder wier prachtige ar beidsprestaties de cultuurarbeid in het nieuwe gebied nimmer zoo vlot verioopen zou zijn." Eerder vindt schr. het een blijk van geestkracht, dat een voorheen werklooze ar beider in een hem onbekend millieu opnieuw aan den slag gaat. Niettemin kent schr. aan de bezwaren der boeren voldoende be teekenis toe om op te merken: „Nog afgezien van het.reeds ge noemde feit. dat n.l. eenige gemeen- telijke instanties op het oude land van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om minder gewensehte ele menten uit haar gebied weg te wer ken moet men erkennen dat de se lectie voor de Wieringermeér op weinig doeltreffende wijze heeft plaatsgevonden, al was het slechts doordat de toetsing van de bekwaam heid naar de moest uiteenloopendp maatstaven is geschied. Bij de selectie der arbeiders voor de ont ginningsmaatschappijen in de nog droog te eggen gebieden, dient men er meer dan in de Wieringermeer is geschied. rekening mede te houden dat het grootste gedeelte der arbeiders bij de liquidatie van het over heidsbedrijf naar het particuliere hedriif zal moten overgaan. Daar de pachters be hoefte hebben aan arbeiders, die van aUe markten thuis zijn en geschikt en bereid om gedurpnde het geheele iaar den gan schen dag allen in het bedrijf voorkomenden arbeid te verrichten, geve men dezen de voorkeur. De ervaringen in de Wieringermeer heb ben geleerd, dat in het vervolg de slectie der arbeiders beter zal kunnen geschieden door de Cultuurmaatschappij zelf." „Een boerderij is geen fabriek." Een andere factor, die de boeren tegen de overbeidsarbeiders inneemt, is de men taliteit der laatsten. Herhaaldelijk hoort men zoo zegt drs. Godefroyn in pach terskringen de meening uitspreken, dat de arbeiders bij de Cultuurmaatschappij zou den zijn „bedorven". „Zulke mannen kan ik op mijn bedrijf niet gebruiken. Een boer derij is nu eenmaal geen fabriek", schreef er een. Gebrek aan arbeidsvreugd en arbeids- ernst is onder de arbeiders der Cultuur maatschappij algemeen, zoo lezen wij. Het accoordloonstelsel en 't van-den-eenen-hock- van-den-polder-naar-den-anderen-worden ge stuurd. zoodat men nooit de resultaten van het werk aanschouwt (schr., gewaagt zelfs van „ontzieling" van den arbeid), worden als oorzaken van het gebrek aan arbeids vreugd en verantwoordelijkheidsbesef ge noemd. •Wat de weinige animo der overheidsar- beiders zelf betreft, om bij de pachters te gaan werken .speelt het loon een groote rol. Het gemiddeld jaarlijksch inkomen van een Cultuurmaatschappij arbeider ligt tus- schen de f 950.— en f 1000.—, terwijl de loonen van het particuliere bedrijf van f 832 tot f 1144.varieeren. Voorts voelen verschillende werknemers een overgang naar hetb ed rij f van den par ticulieren boer als een bezegeling van hun lot arbeider te zijn en het te blijven, dus nooit „vrij" boer te kunnen worden, welke LAAT NIET BEDERVEN WAT NIET VERDER BEWAARD KAN WORDEN. Het voorlichtingsbureau van den voe dingsraad deelt mede: Nu het voorjaar zijn intrede doet, is het aan te raden den geregeld gecontroleerden voorraad nog eens wat nauwkeuriger na te gaan. Er moet een splitsing gemaakt worden tusschen die artikelen, welke nog langeren tijd bewaard kunnen worden en die. welke nu dienen te worden ongebruikt. De duurzaamheid van bepaalde voedings middelen is moeilijk vast te stellen, daar verschillende factoren hierop hun invloed uitoefenen. Men weet niet, hoe lang een artikel reeds bij den fabrikant, grossier of winkelier gelegen heeft en zoo kan dit reeds oud geweest zijn, toen het in het be zit van de huisvrouw kwam. Voor alles bedenke men dus. dat de vochtigheid en de temperatuur van de lucht, met daarnaast de kwa liteit en ouderdom van het artikel een grooten invloed op de duur zaamheid uitoefenen. De eieren, in kalk en waterglas, moeten langzamerhand opgemaakt worden. Voor al als het waterglas tot een dikke massa, met hier en daar scheuren, begint te wor den. Ook de kalkëieren moeten opgebruikt' worden, daar de schalen dun beginnen te worden. De ingelegde boter, waarvan het r-pekel- laagje telkens ververscht werd, moet langzamerhand opgebruikt worden. Mocht de boter eenigszins in kwaliteit zijn ach teruit gegaan, dan behoeft deze nog niet ais „bedorven" te worden beschouwd en worden weggedaan. In de keuken is ze in den regel nog uitstekend bruikbaar, als ze eerst verhit wordt Hierdoor verdwijnen nl. de vluchtige stoffen en aldus de „ranzige" smaak. Het vollemelkpoeder, dat door het daar in aanwezige melkvet op den duur ranzig wordt, kan in het algemeen niet langer dan 36 maanden bewaard worden. Het is dus aan te raden het poeder, dat den vo- rigen zomer gekocht is, nu te gebruiken en niet nog eens een warmteperiode te la ten doormaken. Tantemelkpoeder daarentegen, dat wei nig (V«vet bevat, kan althans in een waterdichte verpakking, veel langer be waard worden Bij de gecondenseerde melk hangt het van het merk af of ze langerer. of korteren tifd houdbaar is. Het beste is. eens een blikje te probeeren en afhankelijk daarvan den voorraad snel of geleidelijk op te ma ken. kans hun bij het Overheidsbedrijf grooter schijnt. Collectieve arbeidsovereenkomst? Om den overgang der landarbeiders voort aan zoo vlot mogelijk te doen verioopen, ne- veelt de heer Godefrey naast de reeds ge schetste maatregelen aan: Tijdig gelegenheid tot solliciteeren naar een plaats op een der Staatsbedrijven op dat zij. die daar niet geplaatst zullen kun nen worden, zich meer moeite zuilen ge troosten een betrekking bij een particulie ren werkgever te vinden, en het instellen van een onderzoek naar de moqeliikheid van een collectief arbeidscontract voor vaste landarbeiders ov basis van de voorwaarden, die voor de landarbeiders op de Staatsbe drijven zullen qelen. „Wij zijn er ons van bewust", aldus ein- aigt het betreffende hoofdstuk, dat er van de zijde der boeren een hevige tegenkan ting tegen de totstandkoming van een derge lijk contract zal rijzen, terwijl ook de ar beiders die hoogere loonen hebben weten te bedingen, er niet op gesteld zullen zijn." De arbeidsproblemen van de Wieringer meer zij zijn ingewikkeld! Mogen de in gaande beschouwingen van drs. Godefrey gebaseerd op een omvangrijk onderzoek bijdragen tot een oplossing en de gelijk soortige moeilijkheden in de toekomstige Zuiderzeepolders helpen voorkomen! Nadruk verboden. Spek, worst en gedroogd vleesch moeten, al naar de bewaarplaats langzamerhand opgebruikt worden. Goed gewekt of inge blikt vleesch kan bewaard blijven. Heeft men nog een vrij groote hoeveel heid gesteriliseerde groenten en vruchten, dan behoeft deze niet snel achter elkaar opgebruikt te worden Het te veel kan rus tig tot een volgend jaar bewaard blijven. Zoodra de jonge groenten verkrijgbaar zijn en binnen het bereik van de verschil lende beurzen komen, moet men deze ge bruiken De winterwortelen, bieten en kool raap, die in zand bewaard werden, moeten tegen dat de nieuwe groenten er zijn, zijn opgebruikt. Ook de appelenvoorraad moet langza merhand worden opgemaakt. Het duurt nog wel even voordat ,de nieu we aardappelen er zijn. Verschillende aard appelen beginnen echter uil te loopen, doordat men ze niet zoo koel bewaren kan als men wel vvenscht. Het verdient aanbe veling deze aardappelhoopen nog eens ex tra om te zetten. De vatlnmaak zal in de meeste gezinnen reeds grootendeels ten einde loopen. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt aangera den ze op te gebruiken. De zuurkool mag bij de versche groen ten gerekend worden. Daar zuurkool door de geringe hoeveelheid zout maar weinig geconserveerd is, moet ze nu toch opge bruikt worden, anders bederft ze. Boven dien vermindert het vitamine c gehalte sterk. De peulvruchten, die, toen ze aange schaft werden, al overjarig waren, worden opgebruikt in soepen, stamppotten enz. Gezinsverpleging ver doorge voerd. EEN TOEVLUCHT VOOR VELE GEESTESZIEKEN. Gheel is een Belgisch stadje in de Kempen. Als de meeste Vlaamsche stadies is het schilderachtig en uit gestrekt. Het heeft ongeveer 20.000 inwoners, die een vredig bestaan leiden in hun baksteenen huizen. En toch is dit Gheel een Plaats, zooals er in gehepl Europa geen tweede valt aan te wijzen, want van deze 20.000 inwoners zijn er meer dan een vijfde ruim 4000 geestesziek. Zij wor den hierheen gebracht om genezing te vinden en die genezing wordt met j eenigszins ongewone, maar overigens doeltreffende middelen bewerkstel ligd. Hoe is dit onopvallende stadje aan zijn reputatie gekomen? In de Middeleeuwen was Gheel niet dat. wat het op het oogenblik is, maar het was een echte bedevaartplaats. In de mooie, oude kerk bevonden zich en bevinden zich nu nog relikwieën van de Iersche prinses Dimphna. die tot het Christelijk geloof was overgegaan en daarom door haar heidensche vader werd vervolgd. In de buurt van Gheel werd zij gearresteerd en onthoofd. Van het gebeente dezer martelares ging na verloop van tijd de roep uit, dat het betooverde mensrhen kori bevrijden en dat het dege nen. die door den duivel waren bezeten, kon verlossen. Men behoefde zich slechts naar de kerk van de heilige Dimphna in Gheel begeven, en op zijn knieën onder de Sarco- phaag der Heilige-door te kruipen. Eén sanatorium. Dit legendarisch verhaal trekt ook heden ten dage nog duizenden geesteszieken naar Gheel. Het stadje is als het ware in zijn ge heel als sanatorium ingericht. En de thera pie, die er wordt toegepast, kan zeer vaak successen boeken. De voornaamste regel, die er geldt, is: geen enkele krankzinnige mag in een dwangbuis of in een cel worden ge stopt. Zij moeten alle in vrijheid worden bewaakt. Men gaat zelfs nog een stap ver der.... niet alleen worden de patiën ten niet geisoleerd. maar ze moggn zelfs doen en laten, wat ze willen. Dti geldt echter natuurlijk alleen voor de ongevaarlijke patiënten). Wanneer ze er plezier in hebben, kunnen ze een wandeling door het stadje maken. Bovendien stelt men hen in de gelegenheid een particulier leven te leiden. Ze kunnen onderling betrekkingen aanknoopen, men sticht clubs en zangvereenigingen voor ben. men laat hen vrij openbare gelegenheden te bezoeken .(zooals caie s of een bioscoop), men stelt hen zelfs te werk (van gemeente wege) wanneer in bepaalde gevallen de dokter arbeid voorschrijft. Ook zoeken enkelen uit eigen en vrijen wil werk bij een boer, vlakbij in den omtrek, hetgeen ook altijd wordt toe gestaan. De boeren zelf hebben graag een dergelijke werkkracht, daar het altijd ijverige en gewillige knechten worden. De alleronschuldigste geval len mogen zelfs in de kost gaan bij inwoners uit het dA'p. waardoor de dorpelingen geheel vertrouwt raken met de geesteszieken. Het wonderlijke van het geval is, dat er in Gheel geen onderscheid bestaat tusschen „gezond" en „abnormaal", zooals elders he laas nog altijd tusschen arm en rijk. Zoo komt het. dat deze stad wemelt van zonder linge verschijningen. Eén man loopt bijv. den geheelen dag langs de tramrails. De wa genbestuurders der trams nemen de uiter ste voorzichtigheid in acht, en remmen, wanneer hij voorbij wil. Een andere man doet niets anders dan in de caroussel zitten. Een derde voelt zich al tijd gedwongen redevoeringen te houden voor kleine kinderen, die hij op straat ont moet. Ook de |eugd heefl trouwens begre pen. waar het bij deze menschen op aan komt. Zij gedraagt zich niet, zooals de jeugd zich meestal pleegt te gedragen, maar laat den man rustig zijn gang gaan. Goedkoope arbeidskrachten. Door al deze maatregelen zijn er in de laatste jaren minder geesteszieken in de speciale inrichting dap ingekwartierd bij particulieren. De vrouwelijke patiënten zijn veelal opgenomen in de huishouding, hetzij als werkster, kokin. dienstmeisje, of kinder meisje: zij worden dan „aangenomen" voor dag en nacht, en liehben dan meteen een te huis. Natuurlijk krijgen zij niet het volle loon. daar zij doorgaans niet te veel werk mogen verrichten. Men kan dus wel zeggen, dat de geestes zieken eigenlijk alles mogen doen. waar zij zin in hebben behalve.... het stadie verla ten. Maar nog.nooit heeft een hunner hier toe een poging ondernomen, daar zij zelf wel wisten, dal zij in Gheel zijn voor hun eigen bestwil. Het resultaat dezer genees wijze is werkelijk verrassend: ieder iaar worden ongeveer 25 van alle zieken ge heel hersteld naar huis teruggestuurd. Ongeveer tien hersenspecialisten. 5 gewone doktoren en enkele ziekenverplegers en -verpleegsters zorgen voor de medische be handeling dezer 4000 zieken, die in Gheel naast de normale mensrhen leven, en van wie een vreemdeling meestal niet eens be merkt. dat zij een of andere afwijking heb ben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 9