Rundertuberculose
Lange schooltijd
|^en weinig vacantie
De oorlogsschade
aan huisraad
Schuur met vee verbrand
UIT DE HISTORIE VAN
WEST-FRIESLAND
Berouw komt na de
zonde
Officieele Publicatie
van het Departement
van Landbouw en
Visscheri]
UITBETALING TE BOTTERDAM
BEGONNEN.
Contanten of waardebonnen.
Langer dan de niet de uitvoering belaste
ambtenaren zelf wel hadden gewenscht, heeft
■het geduurd eer met de eerste uitbetalingen
van oorlogsschade aan huisraad te Rotter
dam, kon worden begonnen. Naast de uitge
breide voorbereiding, welke noodig was in
verband met het zeer groote aantal gevallen
van schade, dat zich heeft voorgedaan, is
daaraan mede schuld het feit, dat het uiter
mate omvangrijk werk bleek te zijn, om de
verschillende voorschotten, welke gegeven
lijn aan personen, die in vele gevallen na de
vernietiging van hun woning her- en der
waarts over het geheele land zijn verspreid,
te verzamelen. En toch was dit noodig, om
dat uiteraard deze verleende voorschotten op
de bijdragen in mindering moeten worden
gebracht.
Aangenomen kan echter worden, dat
alle betrokken instanties van het
groote belang van een spoedige uit-
keering overtuigd zijn en dat dan ook
de grootst mogelijke spoed wordt be
tracht.
Wijze van uitkeering.
Zoodra een bijdrage is vastgesteld ontvangt
de betrokkene van den inspecteur der di
recte belastingen of der registratie en do
meinen, die ambtshalve lid is van de schade-
«nquête-commissie, een niededeeling van
het als bijdrage vastgestelde bedrag, van het
gedeelte, dat als eerste betaling hierop zal
worden uitgekeerd en van de voorschotten.
Welke daarop zullen worden ingehouden.
In verband met de voorgeschreven con
trole op de besteding der uitkeeringen is nl.
bepaald, dat de bijdragen in twee gedeelten
ielk ten beloope van de helft daarvan, z ui
len worden betaald.
De uitkeering geschiedt in contan
ten of in waardebonnen. Waarde
bonnen worden uitgereikt, indien de
huurwaarde, welke als maatstaf
gold bij het vaststellen van de bij
drage, minder bedroeg dan f420
in de gemeenten, waarvoor tabel A
geldt (d.z. Amsterdam, Rotterdam,
's-Gravenhage en Utrecht), f360.in
gemeenten of gedeelten van gemeen
ten, waarvoor tabel B geldt (steden
en stedelijke gedeelten van sommige
gemeenten) en f 315 in de gemeenten
of gedeelten van gemeenten, waar
voor tabel C geldt (de overige ge
meenten). Echter worden bijdragen
van f 100.en minder steeds in con
tanten voldaan.
In gevallen, waarin getroffenen, die bon
nen ontvangen, zich reeds van voldoende
huisraad hebben voorzien, zoodat zij de bon
wen niet meer voor de aanschaffing van
huisraad kunnen gebruiken, kunnen zij zich
wenden tot den inspecteur, die de uitkeering
verzorgde, met verzoek hun in plaats van
bonnen «contanten te doen uitreiken.
Gabruik der waardebonnen.
De waardebonnen zijn gedruki aan rol
len en kunnen langs een perforatielijn van
elkander worden afgescheiden. Zij worden
den rechthebbende uitgekeerd zig zagswij-
ze gevouwen in een waardebonnenboekje,
waarbij uitsluitend de het laatst uit te ge-
,ven bon is vastgeplakt.
Losse waardebonnen zijn niet geldig.
De bonnen worden uitgegeven in cou
pures van 25,—, 10,en 1,cou
pure van 1,komt echter in een gering
aantal in ohiloop, omdat deze alleen zal
worden gebruikt tot aanvulling van de
uitkeeringen, waarvan het bedrag niet op
een 0 of een 5 eindigt.
Het is niet noodzakelijk, dat steeds het
volle bedrag van den bon wordt besteed.
De leverancier kan een gedeelte van de
waarde in contanten teruggeven.
De bonnen kunnen gebruikt worden tot
aankoop van alle voorwerpen, waarvan het
verlies volgens de regelen inzake huisraad
1 onder de zgn. huisraadschade wordt ge
rangschikt. Zoo zal dus de rechthebbende
deze bonnen niet alleen kunnen aanwen
den om meubelen en stoffeering te koopen
(wat men in de eerste plaats onder huis
raad pleegt te verstaan), doch ook kleeding,
keukengerei e.d. zal er mede kunnen wor
den aangeschaft en bijv. een verloren ge
gaan rijwiel, zal al evenzeer uit de bon
nen kunnen worden vervangen.
Er wordt van de zijde van het departe
ment van financiën op vertrouwd, dat de
ze bonnen door de winkeliers van de ge
rechtigden op geheel gelijke wijze als con
tanten zullen worden geaccepteerd. Ten
einde dit te bevorderen is de verzilvering
van de waardebonnen voor de winkeliers
zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt
VARKEN ONTLIEP HET MES,
DOCH STIERF DEN VUURDOOD.
Eergisteravond ontstond brand bij den
landbouwer D. van Laar, wonende op de
boerderij ,,De Poel" te Ederveen.
Een groote schuur brandde geheel af,
terwijl het grootste deel van het zich daar
in bevindende vee een prooi der vlammen
werd.
Van Laar zou even voor het uitbreken
van den brand een varken slachten en was
bezig het daarvoor benoodigde water te
koken. Op een gegeven moment vatte de
schuur vlam. Het vuur tastte de daar aan
wezige voorraad houtwol aan en weldra
stond het geheele gebouw in lichterlaaie.
De vrouw van Van Laar wist uit de
vuurzee nog een zeug met elf biggen te
redden. Hoewel de brandweer den brand
kon beperken tot de schuur, zijn van het-
vee omgekomen het varken, dat geslacht
zou worden, een ander varken, een zeug
met tien biggen en drie kalveren. Ook vier
nieuwe rijwielen, die in de schuur ston
den, werden door het vuur vernield.
ZIJN VROUW MET MES BE
DREIGD.
De Utrechtsche rechtbank heeft gisteren
den 32-jarigen tuinman en chauffeur A. P.
terzake van bedreiging met een misdrijf
tegen het leven subs. zware mishandeling
van zijn vrouw en zijn zuster, veroordeeld
tot betaling van een geldboete van vijftien
gulden of tien dagen hechtenis.
Op Zondag 9 Februari was het tusschen
verd. en zijn vrouw, die in gezelschap was
van haar schoonzuster tot een hoogloopende
ruzie gekomen. Allen waren zeer opgewon
den en men had elkaar bedreigd met aller
lei misdrijven. Plotseling greep verd. in zijn
woede een broodmes en liep in dreigende
houding op zijn vrouw en zuster toe, uitroe
pende? Nu zal ik je neersteken.
De vrouw en zijn zuster waren toen het
huis uitgehold.
Op de zitting verklaarde de man. dat hij
en zijn vrouw thans een nieuw leven wilden
beginnen.
Dit feit wilde de officier van justitie in
aanmerking nemen en hij eischte slechts
een geldboete van 20 gulden of 10 dagen
hechtenis.
VADER VAN 13 KINDEREN OMGE
KOMEN.
JUILIANADORP.
VAKDIPLOMA BEHAALD
Bij het Maandag j.1. gehouden examen
te Amsterdam, uitgaande van den Neder-
landschen Bakkersbond. behaalden onze
plaatsgenooten C. ,W. en A. C. Slikker, bei
den het vakdiploma vereischt voor de Ves
tigingswet.
ANNA PAULOWNA
DAMCLUB EXCELSIOR.
Uitslagen van partijen 1ste tiental:
J. A. van VlietH. Veenstra 1t
C. Leijnse—D. v. d. Walle 0—2
T. WiersmaD. v. d. Walle 02
Stand 1ste tiental:
Gesp. Gew. Rem. Verl. Pnt.
H. Veenstra 18 14 3 1 31
,T. Pieterse 18 12 3 3 27
J. A. van Vliet 18 8 6 4 22
D. Jansen 18 9 2 7 20
D. v. d. Walle 16 7 3 6 17
J. Jeninga 17 7 3 7 17
T. Wiersma 16 7 2 7 16
L. Schouten 14 3 2 9 8
A. Boer 17 1 5 11 7
C. Leijnse 16 1 1 14 3
Uitslagen van partijen gespeeld door het
tweede tiental:
D. de RoverL. Pieterse Jr. 20
D. de RoverD. Luik 20
T. R. TeitsmaA. Dragstra 11
C. van HeldenF. Vlaming 1—1
Ongeluk in de mijn Maurils.
Gisterochtend is in de mijn Maurits de
55-jarige mcester-houwer Odekerkem uit
Lindenheuvel tusschen een treklier en den
zijwand geraakt. Het slachtoffer was vrij
wel onmiddellijk dood. Hij laat een vrouw
en dertien kinderen achter.
Belangrijk werk van Dr. v. Loy
door H. Venema, dierenarts.
Nadat reeds jarenlang en her
haaldelijk van den kant der dieren
artsen is gewezen op het feit, dat
wil men de tuberculose bij den
mensch bestrijden, het noodzake
lijk is, dat hierbij de noodige aan
dacht aan de bestrijding der run
dertuberculose moet worden ge
schonken, komt er uit het medische
kamp een cri du coeur, waaruit die
noodzakelijkheid wel ten duidelijk
ste blijkt. Niet, dat er van te voren
niet reeds herhaaldelijk is gewezen
op het verband tusschen humane
en bovine tuberculose, integendeel,
doch die publicaties verschenen
dan alleen in de medische pers en
bereikten niet het groote publiek.
Het boekje van Dr. van Loy is ech
ter bestemd voor alle Nederland-
sche ouders, om dezen te wijzen op
de groote gevaren die er vooral
voor de kinderen schuilen in 't ge
bruik van melk, waarin runder
tuberkelbacillen voorkomen. De le
zing er van zal alle weldenkende
ouders overtuigen van het feit. dat
de bestrijding der rundertubercu
lose niet alleen van groote econo
mische beteekenis is voor den vee
houder, doch dat de hygiënische
factor t.o.z. van den mensch mis
schien nog veel jiooger moet wor
den aangeslagen.
Wanneer wij, dierenartsen, de bestrijding
der rundertuberculose propageerden, voer
den we tweeërlei motieven voor de nood
zaak aan, nl. de sociaal-economische en de
sociaal-hygiënische. We stonden bij ons
zelf in twijfel, welke van de twee we op
den voorgrond zouden plaatsen. De over
weging, dat ons beroep in hoofdzaak is ge
richt op behandeling en bescherming van
onze huisdieren en dat we huiverig waren,
den schijn op ons te laden, het medische
terrein te willen betreden, deed ons door
gaans besluiten, de sociaal-economische
belangen voorop te stellen. Uit het boekje
van Dr. v. Loy komt evenwel duidelijk de
erkenning van medischen kant naar vo
ren, welk belangrijk sociaal-hygiënisch be
lang de dierenartsen dienen, door de run
dertuberculose te bestrijden. Wij kunnen
dezen arts dan ook niet dankbaar genoeg
zijn voor deze erkenning, niet voor ons
zelf, maar uit een propagandistisch oog
punt voor verdere uitbreiding dezer be
strijding. Betrekkelijk weinig jaren-^ia de
ontdekking door Koch van de tuberkel
bacil, heeft men ook in Nederland de nood
zaak ingezien van het bestrijden der run
dertuberculose: de eerste pogingen in deze
richting hebben gefaald, doch hierdoor wijs
geworden is het huidige systeem opge
bouwd en kunnen we verklaren, dat we
nu op den goeden weg zijn. Het begin was
moeizaam, want immers één der beginselen
is de vrijwillige aansluiting bij de bestrij-
dingsorganisaties, terwijl het begrip der
noodzaak zoowel uit een economisch- als
een hygiënisch belang, nog lang niet tot
de meesten was doorgedrongen. Op een be
langrijke wijze stimuleerde de regeering
door geldelijke subsidies de gang van za
ken, doch dit was voor velen niet vol
doende.
De boer dikwijls tegen den
draad in.
Naast de propaganda van hoogerhand
moest de practiseerende dierenarts zijn
veehouders van het nut overtuigen en de
ze handelwijze werd vaak verkeerd uitge
legd, de boer legde het dikwijls zóó uit,
dat het zou zijn alsof deze dierenarts han
delde in eigen financieel belang. Deze ver
nedering wilden vele collega's niet langer
ondergaan en ze hielden zich maar stil in
de hoop, dat het verstand bij de massa
ten slotte zou zegevieren. Te langzaam
won daardoor, naar veler inzicht, de tu
berculosebestrijding veld, totdat daar als
een hartekreet het droevige ziekteverhaal
van Marietje aan de Nederlandsche ouders
wordt voorgehouden, een meisje van 6
jaar, dat door rundertuberkelbacillen be
smet, na een vreeselijk lijden, deze besmet
ting met den dood moet bekoopen, zooals
zoovele van haar soortgenooten. Ik hoop
van harte, dat dit kleine boekje in groote
oplagen gelezen pioge worden, dan kun
nen wij dierenartsen, tot den hygiënischen
kant van het vraagstuk van de noodzaak
der rundertuberculosebestrijding verddr
het zwijgen doen en blijft er voor ons
slechts de verdediging der economische be
langen over. Sommigen meenden, dat we
met de bestrijding op een dood punt waren
geraakt en maatregelen werden onder de I
oogen gezien om hier overheen te komen.
Zoo juist heeft de Mij. van Diergenees
kunde een tuberculose rapport ontworpen,
waarin wordt aangegeven op welke wijze,
dat zij denkt, dat in de naaste toekomst de
rundertuberculosebestrijding moet worden
gevoerd. Als er iets is, wat deze bestrijding
kan stimuleeren, dan is het wel het kleine
boek van Dr. van Loy: „Uw kind en de ge
varen der Rundertuberculose", welk boek
je ik een ieder ter lezing aanbeveel. Het is
wel toevallig, dat dit werkje verschijnt op
hetzelfde moment dat het t.b c. rapport van
de Mij. van Diergeneeskunde werd toege
zonden aan alle instanties en persoonlijk
heden die maar iets met de veehouderij
hebben te maken.
AFLEVERING VAN EIEREtV
DOOR PLUIMVEEHOUDERS.
Het Rijksbureau voor de Voed
selvoorziening in oorlogstijd
brengt het volgende ter kennis
van belanghebbenden.
Reeds eerder is bekend ge
maakt, dat krachtens de getrof
fen regeling de pluimveehou
ders verplicht zijn alle voor
verkoop bestemde eieren af te
leveren aan door de Nederland
sche Centrale voor Eieren en
Pluimvee te Beekbergen erken
de verzamelaars.
Verder is gepubliceerd, dat
onder de huidige omstandighe
den in het algemeen alleen dan
voeder beschikbaar kan worden
gesteld, wanneer de pluimvee
houder minstens een bepaald
aantal ieren per kip of per eend
waarvoor krachtvoeder is ver
strekt, aan deze verzamelaars
heeft afgeleverd en dat het ver
boden is eieren te verkoopen
of zonder bon te koopen.
Te beginnen met de periode,
welke aanvangt op 28 April a.s.
kunnen alleen die pluimveehou
ders voor een voedertoewijzing
in aanmerking komen, die aan
de volgende voorwaarden heb
ben voldaan:
1. In het tijdvak van 3 Fe
bruari tot 31 Maart 1941 moe
ten zij minstens 20 eieren per
kip of 40 eieren per eend, waar
voor voeder is verstrekt, aan
de bedoelde eiercnverzamelaars
hebben afgeleverd. De hiervoor
van de verzamelaars ontvan
gen of nog te ontvangen ont
vangstbewijzen moeten gelijk
tijdig met de eerstvolgende
registratiekaarten vóór 16 April
a.s. bij den plaatselijken bu
reauhouder worden ingeleverd.
2. Alle op 31 Maart 1941 nog
niet vervallen bonnen van de
serie 75 t.m. 100 van de alge-
meene distributiekaart voor alle
gezinsleden bij den plaatselij
ken distributiedienst hebben
ingeleverd. De hiervoor door
den distributiedienst afgegeven
ontvangstbewijzen moeten uiter
lijk vóór 16 April a.s. bij den
plaatselijken bureauhouder
zijn ingediend of indien tot
dusverre voeder werd betrok
ken op een winkellijst via
den betreffenden winkelier
bij- de sectie bijzondere dier-
groepen van het Rijksbureau
V.V.O. te Apeldoorn.
Voorts is hepaald, dat in de
periode van 31 Maart tot 26
Mei 1941 (8 weken) minstens
32 eieren per kip of 40 eieren
per eend, waarvoor voeder
wordt verstrekt, aan de erken
de verzamelaars moeten wor
den afgeleverd, met dien ver
stande, dat het in deze periode
minimum aantal te leveren
eieren wordt verminderd met
een aantal overeenkomende
met de in deze periode geldig
verklaarde eierbons van de se
rie 76 t.m. 100 van de alge-
meene distributiekaart van alle
gezinsleden.
In zooverre kan het zijn uitwerking niet
missen en zal het het nemen der maat
regelen, zooals die in het t.b.c.-rapport
worden aanbevolen, sterk bevorderen.
Moge deze verwachting niet beschaamd
worden.
OP BEZOEK BIJ MEESTER VAL-
COOGH TE BARSINGERHORN IN
HET JAAR 1591.
Het „hooren" en het „toonen".
Eenigen tijd geleden maakten we mel
ding van Dirk Adriaansz. Valcoogh, in ver
hand met zijn Chronijcke van Leeuwenhorn.
waarin waarheid en verdichtsel op een
zonderlinge wijze werden dooreengeweven.
Intusschen kwamen ons verschillende an
dere geschriften van en over hem onder
oogen. die ons een heel ander beeld gaven
over dezen man. Hij moge een zonderling
geschiedschrijver zijn geweest, vast staat,
dat hij waardevolle papieren heeft nagela
ten voor zoover hij zich daarin bezig hield
met zijn eigen ambt: dat van schoolmees
ter.
Van het onderwijs ten platten lande uit
zijn tijd weten- we betrekkelijk weinig, wat
er voorzoover deze omgeving betreft al
thans van bekend is, danken we voor
een goed deel aan Valcoogh.
Hij was in het jaar 1591 schoolmeester te
Barsingerhorn en alles wat voor lieden van
zijn ambt van belang mocht worden ge
noemd, heeft hij neersrelegd in een boekje,
getiteld „Regel der Duytsche schoolmees
ters".
We memoreeren hierbij even, dat het
'door hem gebruikte woordje „duvtseh", het
'oud-Nederlandsche ..dietsch" is. Dit woord
Diersch. Duntsoh of Duytsch is afgeleid
van „diet", dat volk heteekende. Het dietsch
was dus volkstaal, in tegenstelling tot de
taal der geleerden, het latijn.
De „Regel der Duytsche school
meesters" nu mag men beschouwen
als een handleiding uit die dagen,
waarin men alles, maar dan ook al
les aantreft, wat voor den onderwij
zer van belang was. Valcoogh be
schrijft de deugden van den school
meester, zijn macht ten aanzien van
het straffen der kinderen, het ge
reedschap en de boeken, welke hij
bij zich behoort te hebbern wat hij
de kinderen moet leeren, enz. enz.
Er valt nauwelijks iets te bedenken of hij
hééft het te boek gesteld. Tot de wijze van
snijden van ganzenschachten en het maken
van witte, zwarte, ro'ode, gouden en andere
soorten inkt toe.
Op rijm.
Daarbij schreef hij vrijwel alles op rijm.
Dit had zijn bijzondere reden. Het schijnt
zijn bedoeling te zijn geweest, dat zijn boekje
tevens werd gebruikt als leerboekje voor de
kinderen. En voor dit doel achtte hij poëzie
meer geschikt dan proza.
Zoo stelt hij ons dus in staat een kijkje te
gaan nemen in een school uit het laatst van
de zestiende eeuw. Alvorens we die echter
betreden, dienen we te weten, hoé laat we
er moeten zijn. Want het zou jammer zijn,
wanneer we voor gesloten deuren kwamen
te staan.
Welnu, het boekje wijst ons den weg. Zoo-
heel veel kans om de school leeg te tref
fen, hebben we niet. Degenen, die mochten
denken, dat het onderwijs in die dagen niet
zoo heel veel tijd in beslag nam, vergissen
zich al heel sterk We willen voor één en
kele keer Valcooogh woordelijk citeeren.
Het zou te ver voeren dit telkens opnieuw
te doen, anderzijds echter meenen we onze
lezers een proeve van zijn dichtkunst niet
te mogen onthouden.
Te sessen sullens' in 't school over Somer
sijn geseten,
Te achten sullense op eten hare eten,
Te elven sullense te huys gaen weer,
Te twelven nae het school nemen haer keer,
Te twee uren weer eten nae den noen,
Te drie sai mense weder hooren doen,
Te vier uren laet dat dan zijn ghedaen
En toontse dan, en laetse nae huys gaa'n,
Dit is d'ordonnantie van der scholen.
Die het anders acnleyt, sal faelgeren en
dolen.
De schooltijden, althans des zomers, wa
ren dus van 6—11 en van 124. Meer dan
voldoende om de jongelui een behoorlijke
dosis kennis bij te brengen! En wat de va-
canties betreft, die zijn al heel dun ge
zaaid. Des Zondags natuurlijk en verder
op Dinsdagmiddag. Valcoogh schrijft hier
over onder den aanhef „Van Oorlof te ge
ven" en waar hij het in het geheel niet
heeft over vacanties van langeren duur
zullen deze wel niet hebben bestaan.
We treden dus binnen bij meester Val
coogh. Deftig troont hij voor de klas in zijn
katheder te midden van zijn onmisbare ge
reedschappen en voorwerpen, als daar zijn:
een fraaie handplak, een stevige roede van
wilgenhout, een scherp pennemes en gan-
zeschachten. een zanddoos om de inkt op
het papier te drogen, een rekenbord, een
lei, boeken en perkamenten en niet te ver
geten een schrijfboek, waarin hij nauw
keurig de absenten bijhoudt. Een deel er
van is overigens opgeborgen in een kamer
tje, waarvan de deur zich bevindt in de
nabijheid van zijn katheder
Wat voor een man hij is? Hij vertelt ons
in zijn boekske „wat een schoolmeester is
ende wat gaven hij behoort te hebben".
Aangenomen, dat dit een soort zelfportret
is, dan zit daar een zachtmoedig man, een
voudig gekleed. Hij ziet er gezond en krach
tig uit en het is duidelijk, dat hij er nooit
voor te vinden zou zijn overdadig aan
Bacchus te offeren En zou men in zijn
binnenste kunnen kijken, daar zou men
dan vinden een ontelbare reeks deugden,
onontbeerlijk voor iemand, die is aange
wezen op de opgroeiende jeugd te leiden
en op te voeden.
We laten hem even bij zijn werk
dat voor het oogenblik bestaat
uit het snijden van schachten de pen
nen, waarmee zijn discipelen straks de
perkamenten zullen volschrijven, die hij
naast zich heeft liggen en we zien de
klas eens rond.
Honderd kinderen.
Het aantal kinderen, dat de ruimte vult
met gezoem en gegons, is groot naar
onze moderne begrippen gemeten zelfs zeer
groot Valcoogh zelf vertelt ons, hoe een
schoolmeester in twee uren zeer goed een
honderd kinderen kan hooren. Laten we
aannemen, dat dit cijfer honderd wel heel
hoog is. Maar een vijftig of zestig zullen
het er toch wel geweest zijn. Men bedenke
daarbij, dat de scholen zeldzaam waren in
die dagen en dat alle scholieren vaak in
één lokaal zaten, eenvoudig omdat er
slechts één schoolmeester was.
De jongens en de meisjes zitten streng
gescheiden „op datter geen oneerbaerheyt
tusschen hen sij verweckende".
Bij de meisjes zoowel als bij de jongens
zitten de meest vergevorderden vooraan,
de kleinsten achteraan. Alleri echter zoo
ver uiteen, dat ze elkaar bij het schrijven
niet aanstooten, wat maar tot herrie aan
leiding zou geven
Aanstonds zal meester Valcoogh begin
nen de kleineren te „hooren". dat wil
zeggen, ze zullen dan naar voren moeten
komen om hun les te spellen of te lezen.
Maar nog is het niet zoover. Rustig snijdt
hij zijn schachten.
Een van de kleintjes staat op. loopt met
zijn boek naar voren, naar een van de groo
ten. Meester Valcoogh neemt er niet de min
ste notie van. Deze bezoeken van <je klei
nen aan de grooten behooren bii het systeem
van onderwijs geven. Ze gaan er namelijk de
les, die ze aanstonds voor den in alle ver
hevenheid troonenden schoolmeester zullen
gaan opzeggen, repeteeren. Als het kind
WS9
wordt „gehoord", moet het vlot gaan. zon
der hakkelen of stamelen.
De verder gevorderde dient als een soort
ondermeester, die de fouten er uithaalt.
Dit heen en weer loopen mag. maar
met mate! Meester Valcoogh is klaar met
zijn schachten, hij waarschuwt en het hoo
ren begint.
Drie kinderen stellen zich op een rij bij de
katheder. Eerst de kinderen, die „leeren in
brijven". Ieder moeten ze 10 regels lezen.
Dan zii die „leeren Iloogduyts lezen oft in
Donaten". Hun portie is 12 regels per hoofd.
Enz., enz. Als de voorste klaar is. gaat hij
naar zijn plaats terug en een ander stelt
zich achter in de rij van drie.
Bij het opzeggen houden ze hun boek in
de linkerhand, hun pen in de rechter en die
pen houden ze bij liet woord, zoolang ze er
mee bezig zijn.
Overdoen.
Maar luister! Daar staat er een te hakke
len. Wat zal de straf zijn? De plak? Of de
roede? Geen sprake van. Meester Valcoogh
is immers een zachtmoedig man. Hij wordt
naar zijn plaats teruggezonden en moet,
wanneer hij alles voor zichzelf nog eens
goed heeft overgedaan, eventueel de hulp
van een verder gevorderde nog eens heeft
ingeroepen, straks weer in de rij gaan staan
om zich opnieuw te laten ..hooren".
Overigens, meester Valchoogh houdt van
orde en zijn methode van „hooren", waarbij
de kinderen vlak voor hem komen staan,
stelt hem tevens in staat, zich er van te
overtuigen, dat de pennen van de opzeggers
niet vet zijn, maar zindelijk en schoon, dat
er geen klodders in het boek zitten.
Dit „hooren", waarhij de meester natuur
lijk hij voortduring zijn wakend oog over de
klas liet gaan, geschiedde in den regel vier
maal per dag. Daarnaast werd er meestal
tweemaal ..getoond". Dit „toonen" bestond
daaruit, dat de kinderen hun schrijfwerk
aan den meester lieten zien.
De hakkelende leerling kwam er dus goed
af. Wanner de plak en de roede dan wel in
werking traden? Ook daarover vertelt
meester Valcoogh ons uitvoerig. Ja. iemand
met onze moderne begrippen zal er verwon
derd over staan, hoever de macht tot strs
dps meesters in die tijden ging.
Daarover echter verhalen we misschien een
volgende maal. Voor heden zou het te ver
voeren.