Rundertuberculose Lange schooltijd |^en weinig vacantie De oorlogsschade aan huisraad Schuur met vee verbrand UIT DE HISTORIE VAN WEST-FRIESLAND Berouw komt na de zonde Officieele Publicatie van het Departement van Landbouw en Visscheri] UITBETALING TE BOTTERDAM BEGONNEN. Contanten of waardebonnen. Langer dan de niet de uitvoering belaste ambtenaren zelf wel hadden gewenscht, heeft ■het geduurd eer met de eerste uitbetalingen van oorlogsschade aan huisraad te Rotter dam, kon worden begonnen. Naast de uitge breide voorbereiding, welke noodig was in verband met het zeer groote aantal gevallen van schade, dat zich heeft voorgedaan, is daaraan mede schuld het feit, dat het uiter mate omvangrijk werk bleek te zijn, om de verschillende voorschotten, welke gegeven lijn aan personen, die in vele gevallen na de vernietiging van hun woning her- en der waarts over het geheele land zijn verspreid, te verzamelen. En toch was dit noodig, om dat uiteraard deze verleende voorschotten op de bijdragen in mindering moeten worden gebracht. Aangenomen kan echter worden, dat alle betrokken instanties van het groote belang van een spoedige uit- keering overtuigd zijn en dat dan ook de grootst mogelijke spoed wordt be tracht. Wijze van uitkeering. Zoodra een bijdrage is vastgesteld ontvangt de betrokkene van den inspecteur der di recte belastingen of der registratie en do meinen, die ambtshalve lid is van de schade- «nquête-commissie, een niededeeling van het als bijdrage vastgestelde bedrag, van het gedeelte, dat als eerste betaling hierop zal worden uitgekeerd en van de voorschotten. Welke daarop zullen worden ingehouden. In verband met de voorgeschreven con trole op de besteding der uitkeeringen is nl. bepaald, dat de bijdragen in twee gedeelten ielk ten beloope van de helft daarvan, z ui len worden betaald. De uitkeering geschiedt in contan ten of in waardebonnen. Waarde bonnen worden uitgereikt, indien de huurwaarde, welke als maatstaf gold bij het vaststellen van de bij drage, minder bedroeg dan f420 in de gemeenten, waarvoor tabel A geldt (d.z. Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht), f360.in gemeenten of gedeelten van gemeen ten, waarvoor tabel B geldt (steden en stedelijke gedeelten van sommige gemeenten) en f 315 in de gemeenten of gedeelten van gemeenten, waar voor tabel C geldt (de overige ge meenten). Echter worden bijdragen van f 100.en minder steeds in con tanten voldaan. In gevallen, waarin getroffenen, die bon nen ontvangen, zich reeds van voldoende huisraad hebben voorzien, zoodat zij de bon wen niet meer voor de aanschaffing van huisraad kunnen gebruiken, kunnen zij zich wenden tot den inspecteur, die de uitkeering verzorgde, met verzoek hun in plaats van bonnen «contanten te doen uitreiken. Gabruik der waardebonnen. De waardebonnen zijn gedruki aan rol len en kunnen langs een perforatielijn van elkander worden afgescheiden. Zij worden den rechthebbende uitgekeerd zig zagswij- ze gevouwen in een waardebonnenboekje, waarbij uitsluitend de het laatst uit te ge- ,ven bon is vastgeplakt. Losse waardebonnen zijn niet geldig. De bonnen worden uitgegeven in cou pures van 25,—, 10,en 1,cou pure van 1,komt echter in een gering aantal in ohiloop, omdat deze alleen zal worden gebruikt tot aanvulling van de uitkeeringen, waarvan het bedrag niet op een 0 of een 5 eindigt. Het is niet noodzakelijk, dat steeds het volle bedrag van den bon wordt besteed. De leverancier kan een gedeelte van de waarde in contanten teruggeven. De bonnen kunnen gebruikt worden tot aankoop van alle voorwerpen, waarvan het verlies volgens de regelen inzake huisraad 1 onder de zgn. huisraadschade wordt ge rangschikt. Zoo zal dus de rechthebbende deze bonnen niet alleen kunnen aanwen den om meubelen en stoffeering te koopen (wat men in de eerste plaats onder huis raad pleegt te verstaan), doch ook kleeding, keukengerei e.d. zal er mede kunnen wor den aangeschaft en bijv. een verloren ge gaan rijwiel, zal al evenzeer uit de bon nen kunnen worden vervangen. Er wordt van de zijde van het departe ment van financiën op vertrouwd, dat de ze bonnen door de winkeliers van de ge rechtigden op geheel gelijke wijze als con tanten zullen worden geaccepteerd. Ten einde dit te bevorderen is de verzilvering van de waardebonnen voor de winkeliers zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt VARKEN ONTLIEP HET MES, DOCH STIERF DEN VUURDOOD. Eergisteravond ontstond brand bij den landbouwer D. van Laar, wonende op de boerderij ,,De Poel" te Ederveen. Een groote schuur brandde geheel af, terwijl het grootste deel van het zich daar in bevindende vee een prooi der vlammen werd. Van Laar zou even voor het uitbreken van den brand een varken slachten en was bezig het daarvoor benoodigde water te koken. Op een gegeven moment vatte de schuur vlam. Het vuur tastte de daar aan wezige voorraad houtwol aan en weldra stond het geheele gebouw in lichterlaaie. De vrouw van Van Laar wist uit de vuurzee nog een zeug met elf biggen te redden. Hoewel de brandweer den brand kon beperken tot de schuur, zijn van het- vee omgekomen het varken, dat geslacht zou worden, een ander varken, een zeug met tien biggen en drie kalveren. Ook vier nieuwe rijwielen, die in de schuur ston den, werden door het vuur vernield. ZIJN VROUW MET MES BE DREIGD. De Utrechtsche rechtbank heeft gisteren den 32-jarigen tuinman en chauffeur A. P. terzake van bedreiging met een misdrijf tegen het leven subs. zware mishandeling van zijn vrouw en zijn zuster, veroordeeld tot betaling van een geldboete van vijftien gulden of tien dagen hechtenis. Op Zondag 9 Februari was het tusschen verd. en zijn vrouw, die in gezelschap was van haar schoonzuster tot een hoogloopende ruzie gekomen. Allen waren zeer opgewon den en men had elkaar bedreigd met aller lei misdrijven. Plotseling greep verd. in zijn woede een broodmes en liep in dreigende houding op zijn vrouw en zuster toe, uitroe pende? Nu zal ik je neersteken. De vrouw en zijn zuster waren toen het huis uitgehold. Op de zitting verklaarde de man. dat hij en zijn vrouw thans een nieuw leven wilden beginnen. Dit feit wilde de officier van justitie in aanmerking nemen en hij eischte slechts een geldboete van 20 gulden of 10 dagen hechtenis. VADER VAN 13 KINDEREN OMGE KOMEN. JUILIANADORP. VAKDIPLOMA BEHAALD Bij het Maandag j.1. gehouden examen te Amsterdam, uitgaande van den Neder- landschen Bakkersbond. behaalden onze plaatsgenooten C. ,W. en A. C. Slikker, bei den het vakdiploma vereischt voor de Ves tigingswet. ANNA PAULOWNA DAMCLUB EXCELSIOR. Uitslagen van partijen 1ste tiental: J. A. van VlietH. Veenstra 1t C. Leijnse—D. v. d. Walle 0—2 T. WiersmaD. v. d. Walle 02 Stand 1ste tiental: Gesp. Gew. Rem. Verl. Pnt. H. Veenstra 18 14 3 1 31 ,T. Pieterse 18 12 3 3 27 J. A. van Vliet 18 8 6 4 22 D. Jansen 18 9 2 7 20 D. v. d. Walle 16 7 3 6 17 J. Jeninga 17 7 3 7 17 T. Wiersma 16 7 2 7 16 L. Schouten 14 3 2 9 8 A. Boer 17 1 5 11 7 C. Leijnse 16 1 1 14 3 Uitslagen van partijen gespeeld door het tweede tiental: D. de RoverL. Pieterse Jr. 20 D. de RoverD. Luik 20 T. R. TeitsmaA. Dragstra 11 C. van HeldenF. Vlaming 1—1 Ongeluk in de mijn Maurils. Gisterochtend is in de mijn Maurits de 55-jarige mcester-houwer Odekerkem uit Lindenheuvel tusschen een treklier en den zijwand geraakt. Het slachtoffer was vrij wel onmiddellijk dood. Hij laat een vrouw en dertien kinderen achter. Belangrijk werk van Dr. v. Loy door H. Venema, dierenarts. Nadat reeds jarenlang en her haaldelijk van den kant der dieren artsen is gewezen op het feit, dat wil men de tuberculose bij den mensch bestrijden, het noodzake lijk is, dat hierbij de noodige aan dacht aan de bestrijding der run dertuberculose moet worden ge schonken, komt er uit het medische kamp een cri du coeur, waaruit die noodzakelijkheid wel ten duidelijk ste blijkt. Niet, dat er van te voren niet reeds herhaaldelijk is gewezen op het verband tusschen humane en bovine tuberculose, integendeel, doch die publicaties verschenen dan alleen in de medische pers en bereikten niet het groote publiek. Het boekje van Dr. van Loy is ech ter bestemd voor alle Nederland- sche ouders, om dezen te wijzen op de groote gevaren die er vooral voor de kinderen schuilen in 't ge bruik van melk, waarin runder tuberkelbacillen voorkomen. De le zing er van zal alle weldenkende ouders overtuigen van het feit. dat de bestrijding der rundertubercu lose niet alleen van groote econo mische beteekenis is voor den vee houder, doch dat de hygiënische factor t.o.z. van den mensch mis schien nog veel jiooger moet wor den aangeslagen. Wanneer wij, dierenartsen, de bestrijding der rundertuberculose propageerden, voer den we tweeërlei motieven voor de nood zaak aan, nl. de sociaal-economische en de sociaal-hygiënische. We stonden bij ons zelf in twijfel, welke van de twee we op den voorgrond zouden plaatsen. De over weging, dat ons beroep in hoofdzaak is ge richt op behandeling en bescherming van onze huisdieren en dat we huiverig waren, den schijn op ons te laden, het medische terrein te willen betreden, deed ons door gaans besluiten, de sociaal-economische belangen voorop te stellen. Uit het boekje van Dr. v. Loy komt evenwel duidelijk de erkenning van medischen kant naar vo ren, welk belangrijk sociaal-hygiënisch be lang de dierenartsen dienen, door de run dertuberculose te bestrijden. Wij kunnen dezen arts dan ook niet dankbaar genoeg zijn voor deze erkenning, niet voor ons zelf, maar uit een propagandistisch oog punt voor verdere uitbreiding dezer be strijding. Betrekkelijk weinig jaren-^ia de ontdekking door Koch van de tuberkel bacil, heeft men ook in Nederland de nood zaak ingezien van het bestrijden der run dertuberculose: de eerste pogingen in deze richting hebben gefaald, doch hierdoor wijs geworden is het huidige systeem opge bouwd en kunnen we verklaren, dat we nu op den goeden weg zijn. Het begin was moeizaam, want immers één der beginselen is de vrijwillige aansluiting bij de bestrij- dingsorganisaties, terwijl het begrip der noodzaak zoowel uit een economisch- als een hygiënisch belang, nog lang niet tot de meesten was doorgedrongen. Op een be langrijke wijze stimuleerde de regeering door geldelijke subsidies de gang van za ken, doch dit was voor velen niet vol doende. De boer dikwijls tegen den draad in. Naast de propaganda van hoogerhand moest de practiseerende dierenarts zijn veehouders van het nut overtuigen en de ze handelwijze werd vaak verkeerd uitge legd, de boer legde het dikwijls zóó uit, dat het zou zijn alsof deze dierenarts han delde in eigen financieel belang. Deze ver nedering wilden vele collega's niet langer ondergaan en ze hielden zich maar stil in de hoop, dat het verstand bij de massa ten slotte zou zegevieren. Te langzaam won daardoor, naar veler inzicht, de tu berculosebestrijding veld, totdat daar als een hartekreet het droevige ziekteverhaal van Marietje aan de Nederlandsche ouders wordt voorgehouden, een meisje van 6 jaar, dat door rundertuberkelbacillen be smet, na een vreeselijk lijden, deze besmet ting met den dood moet bekoopen, zooals zoovele van haar soortgenooten. Ik hoop van harte, dat dit kleine boekje in groote oplagen gelezen pioge worden, dan kun nen wij dierenartsen, tot den hygiënischen kant van het vraagstuk van de noodzaak der rundertuberculosebestrijding verddr het zwijgen doen en blijft er voor ons slechts de verdediging der economische be langen over. Sommigen meenden, dat we met de bestrijding op een dood punt waren geraakt en maatregelen werden onder de I oogen gezien om hier overheen te komen. Zoo juist heeft de Mij. van Diergenees kunde een tuberculose rapport ontworpen, waarin wordt aangegeven op welke wijze, dat zij denkt, dat in de naaste toekomst de rundertuberculosebestrijding moet worden gevoerd. Als er iets is, wat deze bestrijding kan stimuleeren, dan is het wel het kleine boek van Dr. van Loy: „Uw kind en de ge varen der Rundertuberculose", welk boek je ik een ieder ter lezing aanbeveel. Het is wel toevallig, dat dit werkje verschijnt op hetzelfde moment dat het t.b c. rapport van de Mij. van Diergeneeskunde werd toege zonden aan alle instanties en persoonlijk heden die maar iets met de veehouderij hebben te maken. AFLEVERING VAN EIEREtV DOOR PLUIMVEEHOUDERS. Het Rijksbureau voor de Voed selvoorziening in oorlogstijd brengt het volgende ter kennis van belanghebbenden. Reeds eerder is bekend ge maakt, dat krachtens de getrof fen regeling de pluimveehou ders verplicht zijn alle voor verkoop bestemde eieren af te leveren aan door de Nederland sche Centrale voor Eieren en Pluimvee te Beekbergen erken de verzamelaars. Verder is gepubliceerd, dat onder de huidige omstandighe den in het algemeen alleen dan voeder beschikbaar kan worden gesteld, wanneer de pluimvee houder minstens een bepaald aantal ieren per kip of per eend waarvoor krachtvoeder is ver strekt, aan deze verzamelaars heeft afgeleverd en dat het ver boden is eieren te verkoopen of zonder bon te koopen. Te beginnen met de periode, welke aanvangt op 28 April a.s. kunnen alleen die pluimveehou ders voor een voedertoewijzing in aanmerking komen, die aan de volgende voorwaarden heb ben voldaan: 1. In het tijdvak van 3 Fe bruari tot 31 Maart 1941 moe ten zij minstens 20 eieren per kip of 40 eieren per eend, waar voor voeder is verstrekt, aan de bedoelde eiercnverzamelaars hebben afgeleverd. De hiervoor van de verzamelaars ontvan gen of nog te ontvangen ont vangstbewijzen moeten gelijk tijdig met de eerstvolgende registratiekaarten vóór 16 April a.s. bij den plaatselijken bu reauhouder worden ingeleverd. 2. Alle op 31 Maart 1941 nog niet vervallen bonnen van de serie 75 t.m. 100 van de alge- meene distributiekaart voor alle gezinsleden bij den plaatselij ken distributiedienst hebben ingeleverd. De hiervoor door den distributiedienst afgegeven ontvangstbewijzen moeten uiter lijk vóór 16 April a.s. bij den plaatselijken bureauhouder zijn ingediend of indien tot dusverre voeder werd betrok ken op een winkellijst via den betreffenden winkelier bij- de sectie bijzondere dier- groepen van het Rijksbureau V.V.O. te Apeldoorn. Voorts is hepaald, dat in de periode van 31 Maart tot 26 Mei 1941 (8 weken) minstens 32 eieren per kip of 40 eieren per eend, waarvoor voeder wordt verstrekt, aan de erken de verzamelaars moeten wor den afgeleverd, met dien ver stande, dat het in deze periode minimum aantal te leveren eieren wordt verminderd met een aantal overeenkomende met de in deze periode geldig verklaarde eierbons van de se rie 76 t.m. 100 van de alge- meene distributiekaart van alle gezinsleden. In zooverre kan het zijn uitwerking niet missen en zal het het nemen der maat regelen, zooals die in het t.b.c.-rapport worden aanbevolen, sterk bevorderen. Moge deze verwachting niet beschaamd worden. OP BEZOEK BIJ MEESTER VAL- COOGH TE BARSINGERHORN IN HET JAAR 1591. Het „hooren" en het „toonen". Eenigen tijd geleden maakten we mel ding van Dirk Adriaansz. Valcoogh, in ver hand met zijn Chronijcke van Leeuwenhorn. waarin waarheid en verdichtsel op een zonderlinge wijze werden dooreengeweven. Intusschen kwamen ons verschillende an dere geschriften van en over hem onder oogen. die ons een heel ander beeld gaven over dezen man. Hij moge een zonderling geschiedschrijver zijn geweest, vast staat, dat hij waardevolle papieren heeft nagela ten voor zoover hij zich daarin bezig hield met zijn eigen ambt: dat van schoolmees ter. Van het onderwijs ten platten lande uit zijn tijd weten- we betrekkelijk weinig, wat er voorzoover deze omgeving betreft al thans van bekend is, danken we voor een goed deel aan Valcoogh. Hij was in het jaar 1591 schoolmeester te Barsingerhorn en alles wat voor lieden van zijn ambt van belang mocht worden ge noemd, heeft hij neersrelegd in een boekje, getiteld „Regel der Duytsche schoolmees ters". We memoreeren hierbij even, dat het 'door hem gebruikte woordje „duvtseh", het 'oud-Nederlandsche ..dietsch" is. Dit woord Diersch. Duntsoh of Duytsch is afgeleid van „diet", dat volk heteekende. Het dietsch was dus volkstaal, in tegenstelling tot de taal der geleerden, het latijn. De „Regel der Duytsche school meesters" nu mag men beschouwen als een handleiding uit die dagen, waarin men alles, maar dan ook al les aantreft, wat voor den onderwij zer van belang was. Valcoogh be schrijft de deugden van den school meester, zijn macht ten aanzien van het straffen der kinderen, het ge reedschap en de boeken, welke hij bij zich behoort te hebbern wat hij de kinderen moet leeren, enz. enz. Er valt nauwelijks iets te bedenken of hij hééft het te boek gesteld. Tot de wijze van snijden van ganzenschachten en het maken van witte, zwarte, ro'ode, gouden en andere soorten inkt toe. Op rijm. Daarbij schreef hij vrijwel alles op rijm. Dit had zijn bijzondere reden. Het schijnt zijn bedoeling te zijn geweest, dat zijn boekje tevens werd gebruikt als leerboekje voor de kinderen. En voor dit doel achtte hij poëzie meer geschikt dan proza. Zoo stelt hij ons dus in staat een kijkje te gaan nemen in een school uit het laatst van de zestiende eeuw. Alvorens we die echter betreden, dienen we te weten, hoé laat we er moeten zijn. Want het zou jammer zijn, wanneer we voor gesloten deuren kwamen te staan. Welnu, het boekje wijst ons den weg. Zoo- heel veel kans om de school leeg te tref fen, hebben we niet. Degenen, die mochten denken, dat het onderwijs in die dagen niet zoo heel veel tijd in beslag nam, vergissen zich al heel sterk We willen voor één en kele keer Valcooogh woordelijk citeeren. Het zou te ver voeren dit telkens opnieuw te doen, anderzijds echter meenen we onze lezers een proeve van zijn dichtkunst niet te mogen onthouden. Te sessen sullens' in 't school over Somer sijn geseten, Te achten sullense op eten hare eten, Te elven sullense te huys gaen weer, Te twelven nae het school nemen haer keer, Te twee uren weer eten nae den noen, Te drie sai mense weder hooren doen, Te vier uren laet dat dan zijn ghedaen En toontse dan, en laetse nae huys gaa'n, Dit is d'ordonnantie van der scholen. Die het anders acnleyt, sal faelgeren en dolen. De schooltijden, althans des zomers, wa ren dus van 6—11 en van 124. Meer dan voldoende om de jongelui een behoorlijke dosis kennis bij te brengen! En wat de va- canties betreft, die zijn al heel dun ge zaaid. Des Zondags natuurlijk en verder op Dinsdagmiddag. Valcoogh schrijft hier over onder den aanhef „Van Oorlof te ge ven" en waar hij het in het geheel niet heeft over vacanties van langeren duur zullen deze wel niet hebben bestaan. We treden dus binnen bij meester Val coogh. Deftig troont hij voor de klas in zijn katheder te midden van zijn onmisbare ge reedschappen en voorwerpen, als daar zijn: een fraaie handplak, een stevige roede van wilgenhout, een scherp pennemes en gan- zeschachten. een zanddoos om de inkt op het papier te drogen, een rekenbord, een lei, boeken en perkamenten en niet te ver geten een schrijfboek, waarin hij nauw keurig de absenten bijhoudt. Een deel er van is overigens opgeborgen in een kamer tje, waarvan de deur zich bevindt in de nabijheid van zijn katheder Wat voor een man hij is? Hij vertelt ons in zijn boekske „wat een schoolmeester is ende wat gaven hij behoort te hebben". Aangenomen, dat dit een soort zelfportret is, dan zit daar een zachtmoedig man, een voudig gekleed. Hij ziet er gezond en krach tig uit en het is duidelijk, dat hij er nooit voor te vinden zou zijn overdadig aan Bacchus te offeren En zou men in zijn binnenste kunnen kijken, daar zou men dan vinden een ontelbare reeks deugden, onontbeerlijk voor iemand, die is aange wezen op de opgroeiende jeugd te leiden en op te voeden. We laten hem even bij zijn werk dat voor het oogenblik bestaat uit het snijden van schachten de pen nen, waarmee zijn discipelen straks de perkamenten zullen volschrijven, die hij naast zich heeft liggen en we zien de klas eens rond. Honderd kinderen. Het aantal kinderen, dat de ruimte vult met gezoem en gegons, is groot naar onze moderne begrippen gemeten zelfs zeer groot Valcoogh zelf vertelt ons, hoe een schoolmeester in twee uren zeer goed een honderd kinderen kan hooren. Laten we aannemen, dat dit cijfer honderd wel heel hoog is. Maar een vijftig of zestig zullen het er toch wel geweest zijn. Men bedenke daarbij, dat de scholen zeldzaam waren in die dagen en dat alle scholieren vaak in één lokaal zaten, eenvoudig omdat er slechts één schoolmeester was. De jongens en de meisjes zitten streng gescheiden „op datter geen oneerbaerheyt tusschen hen sij verweckende". Bij de meisjes zoowel als bij de jongens zitten de meest vergevorderden vooraan, de kleinsten achteraan. Alleri echter zoo ver uiteen, dat ze elkaar bij het schrijven niet aanstooten, wat maar tot herrie aan leiding zou geven Aanstonds zal meester Valcoogh begin nen de kleineren te „hooren". dat wil zeggen, ze zullen dan naar voren moeten komen om hun les te spellen of te lezen. Maar nog is het niet zoover. Rustig snijdt hij zijn schachten. Een van de kleintjes staat op. loopt met zijn boek naar voren, naar een van de groo ten. Meester Valcoogh neemt er niet de min ste notie van. Deze bezoeken van <je klei nen aan de grooten behooren bii het systeem van onderwijs geven. Ze gaan er namelijk de les, die ze aanstonds voor den in alle ver hevenheid troonenden schoolmeester zullen gaan opzeggen, repeteeren. Als het kind WS9 wordt „gehoord", moet het vlot gaan. zon der hakkelen of stamelen. De verder gevorderde dient als een soort ondermeester, die de fouten er uithaalt. Dit heen en weer loopen mag. maar met mate! Meester Valcoogh is klaar met zijn schachten, hij waarschuwt en het hoo ren begint. Drie kinderen stellen zich op een rij bij de katheder. Eerst de kinderen, die „leeren in brijven". Ieder moeten ze 10 regels lezen. Dan zii die „leeren Iloogduyts lezen oft in Donaten". Hun portie is 12 regels per hoofd. Enz., enz. Als de voorste klaar is. gaat hij naar zijn plaats terug en een ander stelt zich achter in de rij van drie. Bij het opzeggen houden ze hun boek in de linkerhand, hun pen in de rechter en die pen houden ze bij liet woord, zoolang ze er mee bezig zijn. Overdoen. Maar luister! Daar staat er een te hakke len. Wat zal de straf zijn? De plak? Of de roede? Geen sprake van. Meester Valcoogh is immers een zachtmoedig man. Hij wordt naar zijn plaats teruggezonden en moet, wanneer hij alles voor zichzelf nog eens goed heeft overgedaan, eventueel de hulp van een verder gevorderde nog eens heeft ingeroepen, straks weer in de rij gaan staan om zich opnieuw te laten ..hooren". Overigens, meester Valchoogh houdt van orde en zijn methode van „hooren", waarbij de kinderen vlak voor hem komen staan, stelt hem tevens in staat, zich er van te overtuigen, dat de pennen van de opzeggers niet vet zijn, maar zindelijk en schoon, dat er geen klodders in het boek zitten. Dit „hooren", waarhij de meester natuur lijk hij voortduring zijn wakend oog over de klas liet gaan, geschiedde in den regel vier maal per dag. Daarnaast werd er meestal tweemaal ..getoond". Dit „toonen" bestond daaruit, dat de kinderen hun schrijfwerk aan den meester lieten zien. De hakkelende leerling kwam er dus goed af. Wanner de plak en de roede dan wel in werking traden? Ook daarover vertelt meester Valcoogh ons uitvoerig. Ja. iemand met onze moderne begrippen zal er verwon derd over staan, hoever de macht tot strs dps meesters in die tijden ging. Daarover echter verhalen we misschien een volgende maal. Voor heden zou het te ver voeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 3