Vandersteng Jong leven Een wagon uit de rails Distributie onbillijkheden? N E YT/ 'RECI AM E Woensdag 2 April 1941 Tweede Blad De Kinkhoorn Teraardebestelling Ds. Bartlema Burgerlijke Stand van Den Helder •VERHOOGT UW OMZET. Zelf briketten maken. Visscherïj Een boek van Johan Luger WINTERHULPEN EDERLAND is dc girorekening van den Gemeente-ontvanger. Stort hierop Uw gavenvoor „Winterhulp". MadósiLeuwJ Euvel was spoedig verholpen en de vertraging viel mee. Gistermorgen deden in Den Helder de wonderlijkste geruchten de ronde over treinen die ontspoord waren en over rails, die zouden zijn doorgezaagd. Inderdaad kwam ook een trein (de trein, die normaal om circa half elf in Den Helder aankomt) belangrijk over tijd (ongeveer een uur). Bij informatie bij den stationschef, den heer Gouda, vernamen wij de juiste toe dracht van een en ander. De reizigers, die zich bevonden in den trein, die even over half negen in Den Helder aankomt, werden bij de spoorbrug van de Kooij een zonderling gevoel ge waar. Velen meenden, dat de trein uit de rails liep en inderdaad bleek later, dat dit het geval geweest was. Een wagon namelijk was van over een flinke lengte van de rail gewipt, doch vervolgens weer daarop teruggekomen. Plus minus 1 meter rail was hierdoor evenwel gebroken. Hoewel de reizigers in den trein het wel_ gevoeld hebben, had de machinist er niets van bemerkt. Het bleek mogelijk de trein van half 10 uit Den Helder nog over het kapotte deel heen te brengen, doch het leek den Chef niet verantwoord dit ook nog met de vol gende treinen te doen. In Den Helder is toen zoo snel mogelijk een trein samengesteld, die om 10 voor half 11 naar de Kooij vertrok voor het overnemen van de passagiers uit den ko menden trein. De trein, die om half 11 in Den Helder moet aankomen, stopte voor het punt en de reizigers kregen een uur vertraging door het overstappen. Ook met den trein, die uit Den Helder vertrok, ging men op dezelfde wijze te werk. De trein van half 1 in Den Helder kon, dank zij den snellen arbeid van den ploegbaas en zijn arbei ders, weer normaal doorrijden over het punt en kwam op tijd in Den Helder aan. De vertraging beperkte zich dus, van wege een goede organisatie, tot den trein van half 11 in Den Helder. Waarom moet een 14-jarige jongen wachten op zijn extra broodrantsoen? En krijgt een baby direct zijn broodkaart Iedere tijd heeft zijn problemen. Die van ons kenmerkt zich o.m. door de distributie problemen. We mogen over het geheel geno men niet klagen over den gang van zaken. Het is niet zoo, dat tot op dit oogenblik een Ne derlander met leege maag naar bed behoefde' te gaan of zijn riem strakker aan moest halen. Wat komt weten we niet, maar wat er is, is gelukkig nog voldoende. Dat neemt niet weg, dat ieder tracht te krijgen wat hij krijgen kan en dat is ook zijn goed recht. Een abonné, vader van eenige kinderen schrijft ons: Op 23 Februari 1941 is mijn zoon 14 jaar geworden. Nu bestaat de gunstige bepaling dat kinderen van 14 tot (naar ik meen) 18 jaar in aanmerking komen voor een extra broodrantsoen. Dus toog ik naar het distributiekantoor teneinde deze extra broodbonnen in ontvangst te nemen. Echter deelde men mij daar mede, dat deze gunstige bepaling eerst ingaat met de volgende uitreiking van distributiekaarten, zoodat ik voorloopig nog niet in aanmerking kwam. Nu is er een nieuwe regeling welke be paalt, dat kinderen tot 14 jaar 2 melkkaar- ten plus 1 cacaokaart ontvangen. Daarvoor komt mijn zoon dus óók niet meer in aan merking en ontvangt slechts 1 melkkaart. En dat alles zou ik nog kunnen begrijpen, ware het niet dat een kind, op den dag waar op het geboren wordt, onmiddellijk in aan merking komt voor toekenning van een broodkaart, plus vier melkkaarten, plus 1 cacaokaart enz. Vanzelfsprekend misgun ik die nieuwe we reldburgers hun broodkaart niet, maar als U weet, wat een gezonde knaap van 14 jaar kan verwerken, dan is het niet moeilijk de onbil lijkheid van deze regeling in te zien. Mijn vraag is nu, is dit een algemeene rege ling of is dit een plaatselijke uitvinding. In het eerste geval zou ik dan nog willen vragen: „is hierin geen verandering te brengen Zou den dan de pasgeboren babies niet beter nog kunnen wachten dan gezonde jongens van 14 jaar, die toch al grootendeels teeren op het geen vader en moeder van hun rantsoen over houden? Inderdaad grijpt die vader mis naar zijn broodkaart voor zijn 14 jarigen zoon. Wij kunnen zijn teleurstelling begrijpen, want zijn gezonde jongen was natuurlijk allang aan zijn extra portie toe en het is daarom niet leuk, nu hij er wat zijn leeftijd betreft recht op heeft, dat hij nu nog langer moet wachten. Dit is echter geen plaatselijke regeling. Die regeling is landelijk, is algemeen. Er is dus niets aan te doen. Men heeft nu eenmaal regels moeten stellen en daarbij ontkomt men niet aan het gevoel, dat er hiaten of onbillijk heden zijn. Het slot van de zaak is, dat de baby zijn portie krijgt op den dag van zijn geboorte, en dat de veertienjarige hongerwolf moet wach ten tot de uitreiking van de nieuwe kaarten. Of er in deze regeling verandering te bren gen is? Ja. dat is een kwestie die Den Haag aangaat. Plaatselijk kan men er althans niet {tan afwijken. Red. Heldersche Crt. Laatst door het tij omhoog gebracht, Vond ik een kinkhoorn, en ik dacht: „Misschien, dat ik als vroeger vind Daarin 't geruis van zee en wind." Ik legde z'aan mijn oor, en zie, Daar was weer d'oude melodie, Ze zwol, en luwde zachtjes mee Met 't water en de wind op zee. Ze zong een ruisend, schoon gezang Van avonturen, die ik lang Verloren waande, en de lust Te varen naar een vreemde kust. Ik zag weer schepen, zwaar belaéln, Wit bruisend door de golven gaan, 'k Zag palmen wuiven in het land Van ver geluk aan d'overkant. Als vroeger, zag ik weer verheugd De wilde dromen van mijn jeugd, Die 'k toen van 't grote leven zag, Dat ruisend voor mij openlag. Toen kwam langs 't duinpad naar mij heen Een man, ik schrok, en liet meteen Het schelpje vallen, 't Gaat niet meer, Om kind te zijn. „Jawel, mooi weer!" W. A. 4 Te 's Graveland is gisteren ter aarde be steld het stoffelijk overschot van ds. D. F. Bartlema, voorgangerv der evangelische ge meente te Bussum, oud-vlootpredikant in Ned.-Indië. In de Spiegelkerk te Bussum heeft vooraf een uitvaartdienst plaats gehad onder leiding van prof. dr. H. Graemer uit Leiden. Aan de groeve werd namens de vereeniging tot evangelisatie het woord gevoerd door mr. M. Ch. de Jong, die den overledene herdacht als predikant onder hen, die buiten de religie leefden en als een groot vriend en leider der jeugd. De gewezen vlootpredikant J. H. Vaan drager herinnerde aan het pionierswerk, dat ds..Bartlema in Ned.-Indië verrichtte, waar hij de eerste vlootpredikant was. De maat schappelijke zórgen der marinemannen had den evenzeer zijn interesse als hun religieuze belangen. Hij wist tot in hoogste instanties veel voor hen te bereiken. Jhr. J. A. Röell roemde namens curatoren en personeel van het Christelijk Lyceum te Bussum zijn intensieven arbeid voor de op groeiende jeugd en mr. W. J. A. Boon, presi dent van de rechtbank te Amsterdam, uitte woorden van hoogachting als vriend.Namens den Bussumschen predikantenkring sprak ds. W. Lodder. 1 April 1941. BEVALLEN: C. A, Bruin—Ridder, z. ONDERTROUWD: J. W. Bakker en J. Last drager; C. L. luckert en A. A. Geertsema; E. J. van Vooren en A. F. Buck; J. W. Riet veld en A. Greuter; A. S. Tesselaar en M. E. Klaasen; J. Weerstand en J. Smit. FIETS VERDWENEN. Aangifte bij de politie vond plaats terzake een fiets, die spoorloos voor een café ver dwenen was. Een onderzoek wordt ingesteld. IDEM IDEM. Een andere fiets die ook onbèheer 1 voor een gevel op z'n baas stond te wachten verdween eveneens. NIET NADER TE NOEMEN. Een juffrouw deed bij de politie aangifte dat door een persoon niet nader te noemen handelingen met haar dochtertje gepleegd zijn. Men zij op z'n hoede! iLeAqxvmeJU nvaAuie.- deernen En hoeveel hij er vond. Met groote halen onder uit de mok, terwijl hier en daar heilige dagen waren achterge bleven, had de matroos le klas Vandersteng een koekoek getjet op de campagne. Een presenning, die hij op t dek gelegd had om nite te knoeien dat zou maar psalmen niet te knoeien dat zou maar spalmen zingen geven wilde hij juist balken, toen de „Present", antwoordde Vandersteng schreeu wend, terwijl hij gelijk wrk maakte en de leege mok in de bootsmanskist gooide. Met een ruk stond Vandersteng in de houding en omdat hij de balie, die achter hem stond, niet gezien had, scheelde het maar een streek of hij was over z'n stamboeknummer gevallen. „Present Schipper" herhaalde Van dersteng. „Wat is er van Uw orders?" „Roep alle gasten bij elkaar en laat ze aantreden bij het schavotje' zei de kaan. „Alle gasten?" zei Vandersteng vragend. Want hij herinnerde zich, dat enkele hunner beslist niet op 't eerste sein met hun werk gereed konden zijn. Bovendien liep 't tegen vast werken. „Je hoort toch wat ik zeg?" zei de kaan niet zonder wrevel in z'n stem. „Jawelmaar Willemse is op de bak aan 't schalmen. Er is slecht weer op komst. Het tentje op de duiventil is al uit de lijken ge waaid. Pieterse ligt op stootgaren om de blindeman af te lossen en Verdulmen is droog- want maken voor de barrang doorwaternat is. „Goed, goed", deed de kaan gebarend. Want daarmede was het aantal gasten toch niet uitgeput. „Barendsen is er toch nog, en Uit- deketting, en de Vries, en... wat voert Van Leeuwen uit?" „Die is 't pardoen van de voortop aan bak boord aan 't lapzalven" zei Vandersteng. „Is tie bed...' 'maakte de kaan zich kwaad, „Daar is 't nu geen tijd voor. Laat 'm direct naar beneden komen en het bootsmansstoeltje bij de paai van het voorschip afgeven. Voor uit!", commandeerde de kaan, „maak voort en zorgt dat ze hier komen". Binnen enkele minuten had Vandersteng z'n collega's bij elkaar: „Wat is er aan de hand?" vroegen ze. ,,'t Is weer pen uit" zei Vandersteng. „De kaan loopt op uiterst vermogen' en is ver over de rooie streep.'. „Nou", zei Barendsen, „wat kan je ge beuren? 't Is zoo dadelijk handen schoon. Ik heb met Pieterse de eerste platvoet aan 't wiel. ,,'t Is wat moois" gromde van Leeuwen, die z'n handen met een dot bruin werk trachtte schoon te maken. „Ik had nog maar een klein stukje te doen. Nou moet ik na tuurlijk morgen dat smerige werk afmaken". „Waar moeten we zijn," vroeg Uitdeketting, die dat na-breeuwen maar matig beviel. „Bij het schavotje, aan bakboordsloopplank" wist Vandersteng. Toen zij zich daarheen zouden begeven, klonk plotseling van de brug de mededeeling, dat de schuit voor anker zou gaan. De drei gende bui scheen af te drijven, hoewel het minder raadzaam scheen de haven binnen te loopen. De schipper was door de leerling al op de hoogte gesteld van het voornemen van den commandant om voor anker te gaan; dat de bakspier aan stuurboord uitgedraaid en de stoomsloep, barkas en werksloep gestreken moest worden voor eventueele communicatie met den wal. In een minimum van tijd was er aan dek en op de bak groote bedrijvigheid. Op het bordes stond de looder aan het lood met lijfseizing om en praaide „ellef vaaaaam!" Gasten sprongen op 't potdeksel, maakten de broekmatten en sjorings los van de sloepen die gestreken moesten worden en legde de takels klaar om te vieren. „Steken tot 20 vaam, vallen je anker", klonk van de brug af het commando, „bakspier uitdraaien, sloepen strijken." Ratelend rolde de ankerketting door het kluisgat, 't anker achterna; steunend kraak ten de sloeptakels en schokkend streken de sloepen, de vanglijn in een flauwe bocht, ge reed om te houden; gelijktijdig stond de bakspier, doorgehaald op de bak, het toppen- eind bijvierend, dwarsuit aan stuurboord. Binnen vijf minuten waren de verschillende manoeuvres uitgevoerd. Meteen sloeg de leer ling acht glazen. „Vastwerken, reewacht!" verordineerde de kaan. „Moeten er nog beürtgasten in de sloep?" vroeg Vandersteng hem. „Ja," antwoordde de kaan, „en zegtze.dat ze ketelaar zijn van theewater Zorgt er voor, dat na laagwater de aflossers gereed zijn en waarschuwt den monteur, dat ie voor een ankerlicht zorgt op de geus. Ei, ei," zei Vandersteng. Meteen zag hij, dat de sloepen aan de bakspier gierden. „Je moet de vanglijn niet op de kikker beleggen", riep hij naar den beurtgast. Neem maar een slag rond de doft, da's veiliger. En leg een wil buitenboord anders schaviel je 't berghout of je breekt de scheehoutjes. Verhaal de stoomsloep maar naar de bakspier, want er moet nog een roethaan in." Terwijl hijzelf de sioeptakels van de barkas kruislings naar de davids voerde overzag Vandersteng of alles nu wel vierkant was. „Neen, daar heeft me zoowaar een der derde klassers een tamp om een paddestoel gelegd inplaats van om een bolder. Die stommelingen leeren het nooit", zuchtte Vandersteng. „En op de apentafel hebben de Jonkers vergeten de zeildoeksche kap over het peilkompas te leggen. Zoo is 't altijd wat." Meteen kreeg hij een pijpluis in z'n rechteroog. „Dat moet er nog bijkomen", meende Vandersteng. Hij trachtte het ding te verwijderen, doch dat lukte hem niet, zoodat hij den ziekenvader te hulp moest roepen. „Zeg Pa", vroeg Vandersteng hem, nadat deze met een dotje werk in sublimaat de pijp luis verwijdert had: je bent nogal goed bij. Ik verzamel marine-termen". „Verzamel wat?" vroeg de ziekenvader. „Marine-termen", herhaalde Vandersteng. Toen zei de ziekenvader een leelijk woord, dat iets met gebrek aan adem te maken heeft. „Ik hoor 't al", zei Vandersteng. „Jij kent ze ook niet!" Naschrift. Het is wellicht gemakkelijker dan een kruiswoordpuzzle; maar wie kan zeggen of hier marine-termen gebruikt werden en zoo ja: hoeveel. De uitdrukking van den ziekenvader telt niet mee. Dat is beslist geen marine-uitdrukking. Hoogstens overgenomen van een of andere burger. I Uaadfjdeeq. onze advertentiekolommen voor Uw inkoopen Schetsen uit t Buitenveta 't Veld ligt te rooken in den prillen ochtend. De horizon is nabij en ue hemel daarboven blauw. En doorzichtig als een transparant papier is de sfeer tusschen hemel en aarde. In den vroegen ochtend heeft het geru moerd op ue boerderij. De boer was extra- vroeg uit de veeren, de vrouw en de meiden Volgden en ook hoorden we de knechts den een na den ander de trapleer afglijden. Bekende geluiden. Het zwengelend zwaaien van de pomp op 't erf, de roep van Chiel, den paardenknecht tegen de twee knollen in de schuur en het zachte loeien van het vee daar binnen, in de nog duistere ruimte. Toen kwamen er uitroepener werd ge lachen, zooals dat maar zelden zoo vroeg ge beurd en daartusschendoor klonken wonder lijk fijne geluidjes op, die als het ware uit den grond schenen te komen. Ik lag in 't nauwe bed onder de hanen balken en luisterde. Door het stuk zeildoek, dat verduisterings- halve voor het venster gehangen was lekte wat licht en ik voelde dat de zon op komst was. Gezellig vooruitzicht. Een vrije Zondag, met goed weer. Wat een geluiden daar benedendat was de schorre stem van Chielen dat de kijvende stem van Jaan de eerste meid en daar de basstem van den boerje her kent ze allemaal. Tobias, de ^Iersche setter, is ook al aan wezig. Die zóu er niet bij zijnmet zijn roode neus en flapperende staart. Hij heeft, als gewoonlijk, het hoogste woord, maar van morgen is dat wel heel erg. Zou er toch iets gebeurd zijn Er i s iets gebeurd! Als we later beneden komen is de stalvloer beneden bedekt met iets wits en geels. En met iets ongelooflijks zachts. Dat is het nieuwe leven, dat vannacht gekomen is. Dat zijn de lammeren, die acte de présence gegeven heb ben en als nieuwe wereldburgers hun aandeel van de groene moeder aarde gaan opeischen. Een wriemelend, zacht-kreunend en prutte lend hoopje leven, oneindig zacht en lieflijk in den vroegen morgen. Een beeld van milde onschuld en eenvoud. 't Moederschap ligt er wat moe en indolent bij. Zij heeft haar plicht gedaan, 't Nieuwe leven gebracht. Nu kan zij rusten. De kinde ren van den boer staan er naast. Ze zeggen niet veel en 't jongste staat met den wijsvinger in den mond diepzinnig te sta ren. De oudste een aardig meisje van om en nabij de acht jaar, met een groote blauwe strik in de vlasblonde haren en een paar ferme stappers vanonder een knalrood jurkje komend, bukt zich. En strijkt dan, aaiend met een zachte kin derhand over het onbeschrijflijk zachte huidje van een der pasgeboren lammeren. Dat is dan een treffend beeld van onschuld. De boer staat er bij en Chiel en de meiden. En dat alles ziet naar beneden op dat beeld van ongerepte onschuld. En we ondergaan de vreugde van 't voor jaar, zooals die zich alleen in 't buitenveld openbaren. mede en zoo vloeide een zeer dunne straal van brieven Holland binnen, en verspreidde de eerste vage geruchten over de fabelachtige Indische rijkdommen, die men nu met eigen oogen had aanschouwd. Uit dien tijd dateeren zeer interessante overblijfselen van briefpostverkeer, die men later opgegraven heeft, toen men Kaapstad uitging bouwen, n.m. steenen, waaronder de zeevaarders hun brieven deponeerden, stevig in zeildoek verpakt, in de hoop, dat een an dere koopvaarder, die op den terugtocht de Kaap aan zou doen zich over de post zou ontfermen. In het museum te Kaapstad kan men dergelijke steenen bezichtigen, het Ne- derlandsche Postmuseum heeft enkele afgiet sels daarvan. Op deze steenen stond dan te lezen bijv.: „1634. BandaWassenaerEn EgmontsyndenXIApr."Vertrocke Soeckt Brief." of „Hier Onder liggen Brie ven van... enz. enz. Een twintigtal jaren later werd de Kaap gesticht, een nieuwe orde nam een aanvang, maar deze sfeenen blijven getuigen van door gestane ontbeering, en moed en toewijding van Nederlandsche zeelui. De „gemeene doose". De geregelde uitbreiding van de handels betrekking bracht behoefte aan betrouwba ren postdienst als vanzelf met zich mee. Al spoedig bracht de Compagnie regelmaat in het postvervoer; elk schip kreeg een aparte brievendoos, die de brieven vóór en van de algemeene employé's bevatten. Algemeen werd van de „gemeene doose" gesproken. De buitengewone zorg van de „Heeren Zeventein" voor de post is wel hieraan te danken, dat zij zoo buitengewoon bang waren, dat iets van hun Indische zaken naar buiten uit zou lek ken, dat de Portugeezen zich met hun ge heime handelsverdragen en connecties zouden gaan bemoeien en voordeel daarvan zouden trekken. Met zware straffen werd het ver boden brieven over Indische toestanden te schrijven. De aanvankelijke zeldzaamheid; het gebruik van de „gemeene doose" werd spoe dig verplichtend gesteld en overtreding ge straft. Op alle brieven van en naar Neder- landsch Indië stond de censuur van de Com pagnie, eeri middel, dat in tijden, waarin groote belangen op het spel staan algemeene toepassing vindt. Nu lezen we op de Indische brieven: „Geöffrel, Oberkommando der Wehr- macht", toen censureerde de Compagnie. Eenigen tijd later moesten de aankomende brieven den deurwaarder bij den Raad van Justitie te Batavia worden ter hand gesteld, die deze brieven administreerde op dat „een yder met mynich soucken lichtelijck aen sijn brieven connen comen ,mits conditie, dat elckeen over dach mij acces sal hebben tot het register dèrselver brieven, doch niet by avont ofte ontyden". Briefloon of port be hoefde niet te worden betaald, maar een bus stond klaar om giften op te slokken; de in houd kwam voor de helft den deurwaarder ten goede, van de andere helft den armen. Eigenlijke bestelling was er niet. De over komst was buitengewoon traagV Als simpel willekeurig voorbeeld gelde dat de kennisge ving van het optreden van Van Cloon als G.-G. op 9 Oct. 1731 uit Holland verzonden, op 27 Mei 1732 pas te Batavia werd ontvan gen; een regeeringsstuk zeven en een halve maand onderweg! Voorwaar, dan gaat het in onzen tijd. waar in de brievenstroom uiterst traag vloeit toch nog even vlugger! Steeds meer in gebruik. In een tijd van schaarschte is voorzichtig heid en zuinigheid geboden. Elk dubbeltje wordt nog eens omgekeerd, aleer het van de eene portemonnaie naar de andere verhuist en de oude stelregel: „Het geld moet rollen" bestaat niet meer en rust met andere idealen onder het stof van de rommelkamer, waarheen voovele oude gezegden en gewoonten zijn verhuisd. Zuinigheid is het parool geworden. En dat met alleen bij het „klinkend metaal", maar bij alles wat vroeger zonder gewetenswroe ging werd weggegooid. Zoo ook met het kolengruis en het oude papier, dat vroeger werd weggebezemd en in de vuilnisbak ver dween. Nu worden beiden door velen weer zorgvuldig bewaard, want uit papier en kolengruis kunnen met een beetje goeden wil briketten worden vervaardigd, die'wat vorm en kleur betreft wel zonderling afste ken bij de gekochte, maar wat brandbaar heid de vergelijking schitterend doorstaan. Hoe het „fabricageproces" dan in elkaar zit? Doodeenvoudig. Een emmer met water doet dienst als vergaarbak voor het oude papier en kolengruis, welke drie Jpestand- deelen na eenigen tijd weeken en rond draaien en mengen een grijze dikke brei op leveren. Uit die brei nu zullen de nieuwe brandmiddelen ontstaan. Door flink kneeden en knijpen lukt het ons de brei tot ballen saam geperst, die erg stevig in elkaar zit ten. Wanneer ze na eenige dagen droog zijn, zijn zfe intusschen zoo hard en stevig gewor den, dat ze met modelbrikettert kunnen wed ijveren. En branden Menig huismoeder, die 's avonds de kamer warm stookt met eigen gemaakte goedkoope brandstof. YtLeuwJ uit Ua& Urk, 31 Maart. Door 8 vaartuigen werd heden aan den Gemeentelijken Vischafslag al hier aangevoerd: 39 pond snoekbaars, van 6 tot 11 pond per vaartuig, prijs 9097 ct.; 82 pond bei 2830 ct. en 60 pond voorn, 24—25 ct. Alles per pond. BURGERLIJKE STAND. GEBOREN: Klazina, d.v. J. Loosman en W. van Veen. Cornelis, z.v. H. Kaptein en A. Pasterkamp. OVERLEDENJacob Woord, 29 jaren, on gehuwd. SNOEKBAARSVISSCHERIJ WAS BETER. In het eerste kwartaal werd aan den Ge meentelijken Vischafslag aan snoekbaars ver handeld ruim 10.000. Het vorige jaar be- droeg dit de eerste 3 maanden 6000. De op brengst voor onze visschers was dan ook beter, dit ook mede in verband met de dure prijzen. GENEESKUNDIG ONDERZOEK OP DE SCHOLEN. Sinds jaren is er op Urk al over geschreven om een geneeskundig onderzoek op de scholen te doen houden. Over deze belangrijke zaak is nu een bespreking gevoerd door burgemeester Keijzer, Dr. J. Andriessen en den Inspecteur voor de Volksgezondheid van de Provincie N§ord-Holland. Door den Raad is een bedrag uitgetrokken, waarvoor Dr. J. Andriessen, al gemeen arts van het Ziekenfonds „Draagt Elkanders Lasten", is aangewezen. „Naar wij vernemendoor Johan Luger. Verschenen bij A. J. G. Strengholt's Uitgevers Mij. te Amsterdam. Ziedaar, het eerste deel van een trilogie, handelend over de krentenwereld en beschre ven door een van haar beste zonen: den be kenden en zeer populairen Johan Luger. Johan Luger is de man die sedert vele jaren door een zeer uitgebreiden lezerskring werd gelezen. Hetzij dat men zijn uiterst beeldende en suggestieve reportages in een der groote bladen las, hetzij dat men z'n kleine „stukjes" savoureerde. Luger is, dit vooropgesteld, een van Neder- land's prominente krantenmenschen. Dit wil uiteraard niet zeggen dat hij dus ook een goed romanschrijver is. Men komt echter tot die conclusie als men het eerste deel van de trilogie „Naar wij vernemen" leest. Hierin geeft Luger een bijzonder kleurige en deson danks waarheidsgetrouwe weergave van de krentenwereld in het begin van déze eeuw tot •1918. Dat wondere wereldje, half bohème, half wetenschappelijk. Een geheel eigen milieu, van kunstenaars en branieschoppers, artisten en beunhazen. Hierin treedt een „aankomend" journalist. Een jongen uit de provincie. En het is de moei te waard te lezen hoe hij reageert op de ge woonten, ijdelheidjes, privilege's en andere van de' „big men" op de N.Z. Voorburgwal en daaromtrent. Dit boek is uiterst vlot geschreven en dat zal niemand verwonderen als hij weet dat Luger het schreef. Het is daarbij, vooral in den aanvang geestig van inslag. Een vlot, raak en goed geschreven boek, waaraan niet alleen Journalisten vreugde zullen beleven. In tegendeel, vooral ook de niet-journalisten, die hier een tip (en waarachtig geen kleine opgelicht zien van den sluier die over die magische krantenwereld ligt. Dit eerste deel is een belofte en het is met meer dan gewone belangstelling dat wij de beide volgende deelen tegemoet zien. Erbjj vermelden: „Voor Winterhulp Nederland").

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5