Di MAAN EN Pi KLEERMAKI
IBéAlt iong£tvh en nxeiijM>!
KindeSutAiend
Hoe vader Paashaas
eieren kreeg
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Nog een week, eigenlijk nog minder dan
een week, dan hebben jullie Paasvacantie.
Je hebt nu vast weer zin in een paar vrije
dagen. Het vorig jaar, met de grote vacan-
tie, toen had e zoveel gedwongen vrije
dagen gehad, dat je helemaal niet naar
meer vacantie verlangde, maar de laatste
maanden hebben jullie allemaal weer flink
je best op school gedaan, tenminste dat ver
onderstel ik en nu vind je het fijn om een
paar dagen het schoolstof van je af te
schudden en te doen wat je wilt. Ik hoop,
dat het die vrije dagen minder koud en
regenachtig en somber is dan de lagtste
week. Want het is sinds tien dagen niets
gedaan.
Deze week is de taart aan de beurt van
verloting. Hij is gewonnen door:
GILLES HENDRIKS,
Vischstraat 30.
Eerst wil ik een praatje maken met Hans
Dirkzen. Wij hebben elkaar van de week
voor het eerst ontmoet, Hans. Ik vond het
leuk, dat je zo eens even op kantoor kwam
om me te vertellen, dat je gisteren weg
moest naar het ziekenhuis in Julianadorp.
Dat laatste is jammer, maar het zal fijn
zijn, als je straks genezen terugkomt. Dat
hoop ik van harte. Je schrijft me dus, wan
neer de spreekuren zijn e i als ik dan eens
kan, dan kom ik je eens opzoeken en ver
geet vooral niet me op de hoogte te houden
hoe het met je gaat.
Agatha Kramer, TJrk. Willie is een
nichtje van me, Agatha en natuurlijk wil
ik haar hier wel de groeten doen. Ze zal
het wel lezen, -denk ik. Wat een kwade hond
was .dat, die vijf schapen heeft doodgelopen,
't Is goed, dat z'n baas er voor heeft moe
ten betalen, dan zal hij wel beter letten op
die wilde rakker. Hier laat ik het versje
van je broer volgen:
LENTE.
De Lente is gekomen,
De Lente warm en zacht,
Je ziet het aan de bomen,
Ze worden schoon van pracht.
Rieka Woort. Jij bent weer Nieuwe-
diepertje geworden, Rieka. Nu, er zijn meer
ouders en kinderen, die met het licht terug
keren. Ik hoorde van een onderwijzeres, dat
ze al verscheidene kinderen meer in de klas
had. Met het licht.grijpen de mensen moed.
Andries Woort. Ik ben lang niet onte
vreden over je brief, Andries, het was een
heel epistel en ik ben nu al benieuwd, wat
je me volgende week in je „grote brief" te
vertellen hebt. Zeker een heel verhaal over
je verblijf, drie maanden lang, in jullie ver
banningsoord.
Tiny Leen, Dirkshorn. Ik weet uit er
varing, Tiny, hoe fijn je kan fietsen in de
omgeving waar jij zit. Ik heb er heel wat
prettige herinneringen van vorig jaar lig
gen, ik heb er niet m'n aanhang heel wat
afgepeddeld. Ik ben gaan houden van dat
Polderse land rondom Schagen en nu hopen
we van de zomer weer een ander deel van
de Provincie te verkennen. We zijn al druk
bezig en daar is het ook mooi, heel mooi zelfs
en nog meer afwisselend.
Tinus Mommaas, Haarlem. T-i Haarlem
heb ik al verschillende vriendjes, Tinus,
want er zijn heel wat „Nieuwedieper-vluch-
telingetjes" naar de provinciale hoofdstad
getrokken. Nu, je zal daar ook wel genieten.
Een stad die mooi is en een omgeving waar
je van genieten kan.
Vergeet mij niet, O. Niedorp. Ja, na
tuurlijk, wij willen wel naar Den Helder
terug, Vergeet mij niet, maar we hebben
toch met elkaar afgesproken, als het mor
gen vrede wordt, dat we deze zomer nog in
Bergen blijven, 't Is hier 's zomers zo fijn
en het zal nog zoveel fijner zijn als er vrede
is. Maar het laatst van Augustus hopen we
toch weer Jutters te zijn, hoor.
Arie de Langen, Harlingen. Ja, wat
zal ik je van Den Helder zeggen, Arie. Ik
ben er iedere dag tot half zes en ik moet
eerlijk bekennen, dat ik het hier niet stil
vind. Het is me zelfs opgevallen, een paar
weken geleden, op zo'n prachtige lentedag,
dat het heel druk was in de Koningstraat,
Spoorstraat en Keizerstraat Moeders met
kinderwagens wandelen er veel. Heus. Den
Helder maakt niet de indruk van uitgestor
ven te zijn. Tenminste overdag niet.
Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag.
Dus jullie wonen nu in een eigen huis. Dat
ls fijn. Wat een gezellig feest hebben jullie
gehad. Je vermaakt je daar uest in de Resi
dentie, geloof ik.
Mienke v. Spelden. Jij draait de school
dus de rug toe, Mienke. Én natuurlijk ben
je, net als alle kinderen, die van school
gaan, blij. Ik weet nog heel goed de dag,
dat ik van school ging. Door de Koning
dwarsstraat liep ik naar huis en wel op tien
punten ben ik stil blijven staan en heb om
gekeken en dan dacht ik: „Dat is voorbij,
daar kom ik nooit weer." Bij de hoek van de
Vroonstraat keek ik nog eens, langer dan
tevoren, dat was voor het laatst, toen had
de schoolafgedaan. Een klein beetje wee
moedig ben je toch wel, want er was toch
heel veel fijns daar op die school.
Dina v. EngelsdorpGasfelaars. Of jij
ook mee mag doen, Dina. Natuurlijk mag je
dat. Schrijf me volgende week Tnaar een
dikke brief.
Goudliennetje. Jij bent, wat je noemt,
een optimist, Goudhennetie, want terwijl de
hagel op je neus rikketikt, schrijf je me nog
in ernst, dat je het fijn weer vindt, maar
je zag de wereld zeker zo zonnig door het
feit, dat je zuster ging trouwen en je dus
een bruiloft in het verschiet had. En wie
kan er dan treurig zijn?
Tini v. d. Wal. Gelukgewenst, Tini, en
nQg heel veel verjaardagen en heel gelukkige
jaren en gezonde jaren en jaren van
vrede. Dat laatste was de beste wens,
daar zal je het wel mee eens zijn.
Nelie de Vroome. Voor zover ik me kan
herinneren heb ik geen gedichtje van je ge
zien, Nelie. Schrijf het dus nog maar eens.
Je hebt volgende week toch veel tijd, met je
Paasvacantie.
Agnes de Heer, Broek op Langendijk.
Jij hebt er eigenlijk wel een beetje bij ge
boft, Agnes, dat je vader van Noord naar
Zuid Nederland verhuisd is en weer van het
Zuiden naar het Noorden is getrokken, want
daardoor heb je meer gezien dan heel veel
andere kinderen en'dat komt je altijd te pas,
al was het alleen maar met je aardrijks
kunde.
.Tacoba Prins. Ik kan niet maken, dat
jij de taart wint, Jaboca, want als dat zo
was, dan werd het een oneerlijk spel en
daar willen jij en ik toch zeker niet aan
meedoen, is het wel? Die taart wordt eer
lijk verloot onder alle vriendjes en vrien
dinnetjes, die hun raadsels goed hebben op
gelost en op wie het lot valt, die is de ge
lukkige. Dat kan jij dus ook zijn.
Tinie Sejjbel. Daar is een briefje voor
jou, Tinie, en je had vast al eens eerder wat
van mij gehoord, als je me eerder geschre
ven hadt. Maar ik herinner me niet, dat ik
ooit een brief van je heb gekregen.
Jan den Braber. Iedere week mag je
me niet schrijven, Jan. Als ik aan het eind
van de briefjes schrijf, dat er een week over
geslagen moet worden, zoals vandaag, dan
mag je de volgende week alleen je raadsels
inzenden.
Corrie Bekebrede. O, Corrie, Corrie,
hoe ben je nu achter m'n naam gekomen?
Wie heeft je die verklapt. Nu ben ik inder
daad bang, dat je me vandaag of morgen
aan m'n haren trekt. Maar doe het in ieder
geval niet te hard, want ze zitten nogal los
de laatste tijd en ik blijf liever m'n hoofd
bewerken met de kam, dan met spons en
zeemlap.
Sarie Maasland, Heiloo. Ook jij bent
welkom, Sarie! Ben je een voorjaarsvlieg
of een blijvertje?
Willie Roeffel. Dat boek, dat je moe
der heeft is van dezelfde Jan Mens als die
bij ons in de krant schrijft, Willie. De poon
tjes zijn me nog te duur, hoor, 35 cent een
half pond.
Marietje. Tol. Ach, wie zou er niet naar
de zon verlangen, Marietje. Ik ben tegen
woordig net als de poezen, als de zon maar
even schijnt, dan zit ik er in te spinnen.
Jan Arie Buijs. Waarom mag je niet
naar school, Jan? Je schrijft me helemaal
niet, dat je huisarrest hebt omdat je ziek
bent, en je blijft toch maar niet zo uit
school weg? Vertel me dat volgende week
eens.
5 li entje Frinks. Ik denk, dat die par
kietjes van jou de vrijheid te veel liefheb
ben, Mientje. Je kan ze niet vasthouden
daar achter die tralies, ze willen vliegen, de
wijde wereld in. Daar hebben ze hun vleu
gels voor en daarom zijn ze natuurlijk zo
ongeduldig in die kooi.
Dieuwie en Dikkie Doorn, Nw. Niedorp.
Eigenlijk is dit een brief voor jullie moeder,
want die heeft me een grote brief geschre
ven en me gevraagd, hoe het komt, dat jul
lie een paar weken lang niet bij de goede
oplossers stond. Ja, dat is een vraag, die
ik moeilijk kan beantwoorden. Ik heb al
eens eerder geschreven, dat ik alleen de
briefjes beantwoord. De raadseloplossingen
worden door een ander nagezien en die
ander kan dus de fout gemaakt hebben, al
lijkt me dat wat onwaarschijnlijk. Ik denk
haast, dat die oplossingen van jullie in een
verkeerde bus terecht zijn gekomen. Ze
moeten altijd in de onderste van de drie
gleuven van de brievenbak gestoken wor
den en daar wordt nogal eens tegen gezon
digd. De oplossingen komen er dan te laat
uit en worden natuurlijk niet meer be
handeld.
Klaas de Vries. Ik moet ook nodig
weer eens naar de Donkere Duinen, Klaas,
maar er komt meestal zo weinig van. De
tijd gaat zo snel en het is toch nogal ver,
vooral als Jan de Wind zo te keer gaat als
de laatste weken. Ik heb liever, dat je je
oplossing niet in een envelop sluit. Jij woont
in Den Helder, dus dat kan
Rieka v. d. Velde. Ik hoop, dat je
gauw op de been bent, Rieka, in ieder ge
val met de Paasdagen, want dan gaan alle
mensen de deur uit en is het vast niet leuk
thuis te moeten blijven. Jullie wonen daar
anders gezellig. Alle mensen, die naar bui
ten trekken lopen of fietsen langs jullie
huis. Dat is leuk.
Annie Vos. Dat is toch zeker niet het
fijnste van de Paasvacantie, Annie, dat je
's morgens „lekker uit kan slapen". Pas op,
verslaap je vacantie niet, dat zou zonde
zijn. Ik geniet tegenwoordig iedere morgen
van de zonsopkomst. Je moet er ook eens
naar gaan kijken, 't Is zeldzaam mooi.
Wim Nieuwenliuizen. Ja, Wim, je
zusje Bep en je broertje Rens, die ken ik
en je vader natuurlijk ook. Ik begrijp het,
dat jij het 's avonds nog niet prettig vindt
in Den Helder en dat je verlangt naar het
einde van den oorlog. Nu, wij allemaal, hoor,
sn je weet, ik blijf geloven, dat het niet zo
lang meer zal duren en dat we binnen niet
al te lange tijd weer allemaal in Den Hel
der zijn.
Goudfazantje. Bergen leer ik nu pas
kennen, Goudfazant, nu ik er Zaterdags en
Zondags ben en rustig wandelingen kan
maken. Ik was er toch ook vaak een dagje
geweest, maar ik had er eigenlijk nog nooit
iets van gezien en het is de moeite waard,
hoor, wat een bossen en duinen en prachtige
wegen. Wat een fijne fietstochten kan je er
maken en wat kan je er heerlijk dwalen.
Jongens en meisjes, ik moet weer stop
pen. Volgende week is er weer „schrijfver
bod". Ik beantwoord clan de briefjes, die nu
moesten blijven, liggen. Jullie zenden dus
alleen de oplossingen.
Tot volgende week dus maar weer, hopen
we.
Vader Paashaas woonde dicht bij het bos.
Hij was al erg oud en leefde daar in z'n
eentje. Maar hij had veel vrienden, vooral
met de kabouters in het bos was hij goede
vrienden.
Je moet weten, dat Vader Paashaas erg
wijs was, hij las altijd in dikke boeken en
wist van alles. Daarom kwamen de kabou
ters vaak bij hem ook van allerlei dingen
te weten: Hoe oud het bos al was en wie
er vroeger gewoond hadden en ook wist
hij veel over de dieren, die in het bos
woonden.
De kabouters hielpen Vader Paashaas
dikwijls. Vooral als het tegen Pasen liep,
want dan had Vader Paashaas het erg druk
en kon hij de hulp van de kabouters best
gebruiken.
Met Pasen verstopte Vader Paashaas al
tijd eieren in de tuinen, waar kinderen
woonden. Dat was heel veel werk, want het
moest 's nachts gebeuren en alleen kon
Vader Paashaas het niet allemaal doen, dus
dan hielpen de kabouters hem daarbij. Die
eieren moesten ook gekleurd worden en zo
was het dan een drukke tijd te'gen Pasen.
Als alle eieren gekleurd in de manden
waren, werd er feest gevierd. Alle kabou
ters kwamen bij Vader Paashaas en dan
maakten ze plezier. Ze zongen en maakten
grappen, ook kregen ze daarbij limonade en
koekjes, die de kabouterbakker gemaakt
had. Je begrijpt, dat het daar vrolijk toe
ging. Tot slot las Vader Paashaas een mooi
verhaal voor en daarna keerden de kabou
ters weer naar het bos terug.
„Maar dit jaar zou het feest wel niet
doorgaan," dacht Vader Paashaas en hij
schudde droevig het hoofd. „De eieren zijn
op de bon." Hij was al naar den boer ge
weest, van wie hij ieder jaar de eieren
kreeg. Maar als Vader Paashaas geen bon
nen had, kreeg hij geen eieren. De boer
vond het wel erg jammer, maar het mocht
nu een maal niet en daaraan konden ze
niets veranderen.
Toen Vader Paashaas thuis kwam, had hij
heel lang zitten denken, maar hij wist geen
manier om aan eieren te komen. Dat was
erg jammer, want nu konden de kabouters
ze niet verstoppen en hadden de kinderen
geen feest.
Tenslotte ging Vader Paashaas maar eens
naar de kabouters, misschien wisten die er
raad op. De kabouters waren druk aan 't
werk en ze hadden weinig tijd om naar
Vader Paashaas te luisteren. Toen ze ech
ter hoorden waar het om ging, zei een
kabouter: „Weet jullie wat? We komen
vanavond allemaal bij Vader Paashaas en
dan kunnen we daar goed bedenken, wat
we zullen doen. Ik geloof vast, dat we er
wat op vinden."
Vader Paashaas en de andere kabouters
vonden dat een goed plannetje en 's avonds
kwamen ze allemaal in het huisje van
Vader Paashaas. Ze gingen rond de kachel
zitten en toen aan het bedenken. Het was
muisstil in de kamer. De kabouters en
Vader Paashaas zaten ernstig te denken.
Ze hadden er rimpels van in hun voor
hoofdjes.
Eindelijk riep een klein kaboutertje zuch
tend:
„O, weten jullie heus niets? Ik weet het
niet, wat moeten we toch beginnen?"
„Houd je toch stil," zei een ander, „ik
begin te geloovgn dat er wel wat op te vin
den is."
„O, zeg het dan gauw," riepen de anderen
in koor.
„Ja," zei de kabouter. „Luister maar
eens: De kinderen van de mensen hebben
bonnen om aan eieren te komen. Als wij
die nu eens konden krijgen, dan waren we
klaar. Ik heb nu gedacht, ^ls we de kin
deren een briefje sturen. We gooien die
's nachts door de bus en zetten erop of ze
de bonnen bij elkaar willen doen in een zak
en die in de tuin leggen. Als ze dat gedaan
hebben, halen wij de bonnen op. De boer
krijgt de bonnen en wij krijgen eieren."
De kabouters dansten en zongen van blijd
schap en Vader Paashaas z'n neusje glom
ervan!
De volgende dag schreef hij de briefjes
en 's nachts brachten de kabouters ze bij
de kinderen. Toen de kinderen het briefje
de volgende dag vonden, vroegen ze dade
lijk aan hun moeder om de bonnetjes. Na
tuurlijk kregen Ze die en de kabouters von
den ze 's nachts in de *uin.
Nu had Vader Paashaas bonnen en meteen
ging hij naar den boer. l?ie was eerst erg
verbaasd toen hjj zag dat Vader Paashaas
bonnen had, maar toen hij alles hoorde,
vond hij het erg leuk en kreeg Vader Paas
haas de eieren mee in een grote mand.
Er volgde nog een drukke tijd voor de
kabouters en Vader Paashaas. Gelukkig
waren alle eieren precies de avond voor
Pasen gekleurd in de manden. Dat was toen
een feest. Het duurde tot diep in den nacht.
De kinderen vonden de volgende hiorgen
de eieren, het was gelukkig net zo frjn als
andere jaren en ze waren dan ook erg blij,
dat ze de bonnen gegeven hadden.
Nu, Vader Paashaas niet minder, dat
snap je.
T. MIDDELBEEK.
1. vacht.
2. aarde.
3. corry.
4. anker.
5. negen.
6. toren.
7. ieder.
8. enkel.
Het gevraagde woord is VACANTIE.
Goede oplossingen ontvangen vant
Henny cie W., Wim N., Simon en Annie
V., Rieka v. d. V., Klaas de V., Mientje F.,
Jan Arie B., Marietje T., Willy R., Sarie
M., Corry' B., Johanna W. de G„ Jo D.,
Jan d. B., Tinie S., Jacoba P., Nelie de V.,
Tini v. d. W„ Dina v. E. G., Mienke v. S.,
Loek en Leon v. d. W„ Vergeet mij niet,
Tinus M., Tiny L„ Andries W„ Agatha K.,
Marietje D., Eza de K., Willem v. D„ Joop
v. D., Wim A., Annie en Rika W„ Rienie K.,
Mientje de H„ Agnes de H., Jaap P„ Jaapje
de K., Fennechien M„ Geertruida W. de G.,
Coen, Frits, Tiny en Neeltje C., Klaas G.,
Joop G„ Dieuwi S„ Klaas de J., Piet B„
Dirkje B„ Jopie M., Meta v. A., Annie R.,
Kees de B„ Lucie M., Jan v. D., Louis O.,
Tiny v. B., Klaasje Z., Mientje F., Nico en
Dick B., Henkie en Jantje S., Neeltje P.,
Betsy F., Jaap P„ Trijntje K„ Annie v. B.,
Cor v. B., Ab P., Mini B., Martien V., An-
ton R., Gerrit de B., Jan M., Douwe M.,
Dora M., IJfke B., Tonny P., Trientje P.,
Kinderen K„ Piet de L., Maarten K.. Corry
K„ Frits S„ Fresia, Jan V., Teun de B„
Alie de B„ Piet, Jannie en Tjeerd K„ Wilie
S., Ko v. V., Hendrik H., Jan S„ Dik S„
Johanna B„ Henny v. G., Jo.H., Tinie v.
d. P., Elly de Z„ Atie P„ Louis O., Sari S.,
Martha B., Marietje J., Trijntje v. S„ Harry
R., Jo K., J. S., Magda R., Maarten v. V.,
Bep R„ Cor B., Annie D., Corrie v. B.,
Broer en Zus de V., Susanna de B., George
V., Betsie G„ Jo B., IJf B., Geesje W., W.
v. D„ Dillie G., Teun de B., Willie V., Alie
v. 't H., Annie R., Frits S., Gonda G., Corry
G., Annie v. B., Mary J„ Nely R„ Wiegert
K„ Theo B„ Marietje S„ Piet en Freek B.,
Johnny M., Hilgonda de R., Jochem v. L.,
Sientje de J„ Jopie en Henkie P., Hans D;,
Grietje B., Willie S., Hanna v. E. G., Jan
v. B., Betsie G., Hendrik M„ Joop 3.,
Cootje v. W.
Horizontaal:
1. gelooide huid.
3. hemellichaam.
5. gewichtsmaat.
Verticaal.
1. dient voor de verlichting.
2. niet vierkant.
4. meisjesnaam.
LACHEN IS GEZOND.
Rudi: „Vader, moet je altijd iets kwaad#
met iets goeds vergelden?"
Vader: „Natuurlijk jongen!"
Rudi: „Geef me dan maar een dubbeltje.
Ik heb je pijp stuk gemaakt!"
Een sprookje, bewerkt door
Gerrie Koenraads.
Duizend, meer dan duizend jaar geleden
bestond de maan al. Hij was toen al even
mooi als nu. En omdat er toen nog geen
lantaarns brandden op straten en pleinen,
was de maan zowat de enige verlichting des
avonds.
Nu, meer dan duizend jaar geleden dan,
scheen de maan elke avond in het raam
van een armen kleermaker. En elke keer
scheen hij naar binnen als de kleermaker
aan 't werk was. Nee maar, wat had die
man het druk. Hij was de enige kleermaker
in het dorp en hij moest alle dorpsbewoners
van pakken en jurken voorzien. En toch
bleef hij arm. Dat kwam omdat de dorps
bewoners geen rijke mensen waren en hem
niet veel konden betalen. En toch deed de
kleermaker zijn werk met plezier. Hij
werkte en werkte maar. Hij vergat bijna om
te slapen.
Ik wou dat hij maar eens naar me keek,
dacht de maan. Die man schijnt niet eens
te weten dat ik besta! De maan was eerlijk
gezegd een beetje beledigd. Hij was gewend
om aangestaard en bewonderd te worden.
Misschien is de man nooit op school ge
weest en hebben ze hem geen beleefdheids
vormen geleerd, dacht de maan weer. Het
was de moeite waard om hem dat eens
eventjes uit te leggen.
Op zekere avond scheen de maan weer
naar binnen. De kleermaker zat dit keer
niet te naaien, maar lag al in bed. Hij
snorkte. Dat is prachtig, dacht de maan. Hij
schijnt op 't ogenblik niets te doen te heb
ben. Een mooie gelegenheid om eens ken
nis met hem te maken.
De maan scheèn hem op z'n ogen en riep:
„Hela, kleermaker, sta eens op!" De kleer
maker was meteen wakker. Verbaasd keek
hij in 't rond, zag de maan, boog diep en
zei: „Waarmee kan ik Uwe Hoogheid die
nen?"
Dat leek den kleermaker wel leuk. „Best"
zei hij, terwijl hij op zijn hoofd krabde.
„De moeilijkheid is", zei hij, „u hebt een
beetje eigenaardig figuur. Van boven en
beneden bent u smal en puntig. U lijkt wel
iets op een sikkel. Maar ik zal precies de
maat nemen en mijn best doen. Over een
week kunt u 't pak komen passen."
Een week later keek de maan weer door
het raam. De kleermaker zat te wachten,
alles was klaar. Toen de maan het pak wil
de passen, zag de kleermaker tot zijn grote
verbazing en schrik dat de maan dikker
was geworden. Hij kon onmogelijk in dit
pak komen!
„Zo, je kent me dus toch", zei de maan.
„Nu, dat is goed. Ik wou je namelijk eens
flink de waarheid zeggen, Maar nu ik zie
dat je netjes bent opgevoed en weet hoe
je je moet gedragen, wil ik je een plezier
doen en een pak bij je bestellen. Het
schijnt dat je op 't ogenblik niets te doen
he^it, dus je kunt nog gauw eventjes een
jas en een vest voor me naaien. Ik zal je
belonen als alles klaar is en als het pak
me soaj past. Ik word een dagje ouder en
heb wlrme kleren nodig. Zorg' dus dat je
een goede stof neemt. Als loon zal ik gra
tis voor de verlichting van je huis zorgen
en je toestemming geven om jouw naam in
mijn jas te naaien. De hele wereld zal jou
naam lezen en voor die reclame hoef je
me geen cent te betalen. Ik denk dat je
wel heel wat werk zult krijgen van rijke
mensen uit alle delen van de wereld Je
wordt nog eens een rijk man!"
„Jammer", zei de maan. „De stof bevaW
me juist zo goed. Hij zal wel lekker warm
zitten. Beste kleermaker, verander het een
beetje, maak het een beetje wijder en laten
we hopen dat het me dan zal passen. Ik
kom over een week terug!"
De kleermaker knikte, maar waagde het
met de maan tegen te spreken. Hij begreep
er niets van. Wat moest hij met dit pak
doen? Zo gemakkelijk ging dat niet, dat
wijder maken. En niemand zou dit pak
willen kopen. Niemand had zo'n gek fi
guur als de maan. Er zat niets anders op
dan een heel nieuw pak te maken.
Een week later verscheen de maan weer.
Dit keer kreeg de kleermaker haast een
flauwte toen hij hem zag. „Maar Hoog
heid riep hij uit. „U bent nog dikker ge
worden! Bent u ziek? Misschien moet u
naar den dokter. Nu past u helemaal niet
meer in het pak!"
De maan keek treurig voor zich uit. „Het
is mijn schuld", zei hij. „Ik vergat te zeg
gen dat ik nog een beetje dikker zou wor
den, maar nu is het uit. Op mijn woord van
eer. lk word nu niet meer dikker. Veran
der het pak nog één keer. Óver een week
kom ik terug."
De maan had heel vriendelijk gesproken
en de kleermaker kon 't niet over zijn hart
verkrijgen, om „hee" te zeggen. Het was
u^rv, ■'l"1!"61' vaP die Prachtige stof, maar
laatste keer, moest hy
lii U k'eermaker nam de schaar dus
«L! ?n?' kniPte in de stof en zette
in* Toen de ias en het vest
K ,ya£.ei}' waS de kleermaker trots op
n» et zag er werkelijk piekfijn uit.
IW zou, meer dan tevreden zijn!
Daar verscheen de maan hi j
meer dan de helft magerder'géworden!
wilj'™ te veel voor den kleermaker. Hij
naar Ho dat hij. de jas en het vest
srirm ^?01<3e» zÜn bed inrolde en
i-o £m vreselijke te vergeten.
heeft en^of6t- *Jat de maan ëeen ias aan
er ooit o Ziie, ?r niet naar uit dat hÜ
er ooit een zal krijgen.
was