Brief uit
Mokumerdam
Abonneert li op dit blad
Paasch-Boodschap
Julianadorpsch
stilleven
V\NGE ZOUT
De jeugd vischt
Kordate
jongedames
Vandaag
|«c.4«ft*cr.
Zaterdag 12 April 1941
MadfriLeuuM
Vierde Blad
Dubbele
schoolgeldbetaling
Van roodborstjes en
moddermannen
Zwijntjesjager kwam op de koffie
['voor 50 jaar j
Uonditen mit tul Vliedend. Blaadji
De „slums" van Nieuwediep
Wie in dit blad
adverteert
G* F* G» Gobius
Jan Mens schrijft
•t»
(KGÓZGRtftiP. 0Q|).
GOEDE PASFOTO'S
Nieuwe reddingboot voor de
N.Z.H.R.M.
Opgeteekend in café Doorn.
't Was stil bij Doorn op Julianadorp.
De baas zelf hangt over de tafel en leest
z'n lijfblad, de Heldersche Courant. Achter,
in de zaal, rumoeren wat vrouwen en meiden
met stoelen en tafels en tooneelrequisiten,
omdat des avonds ,.de Harmonie" zal spelen.
In een hoek van de gelagkamer zitten wat
soldaten te kaarten en overigens is daar een
tafeltje, waaraan twee distributie-ambtenaren
zetelen. Een jonge man en een jonge vrouw.
Heel Julianadorp komt dien dag bij Doom.
Niet om er een glas Pils of een bak koffie
naar binnen te laten glijden, niet om er de
beenen te strekken Onder 't genot van een
dansje, maar, zeer prozaisch, om de melk-
kaarten te halen, die de distributie voorge
schreven heeft af te halen.
Ze kwamen allemaal: de dokter en de
dominee en meester Tichelaar en voorts alle
vaste en tijdelijke bewoners van het dorp.
Daar waren oude vrouwtjes en jonge deerns.
Met gekleurde hoofddoekjes omgeslagen en
soms zóó weggeloopen van achter de wasch-
kuip.
Moeders namen hun kroost mee. Dat liep
maar mee, en keek met stralende oogen in al
dat glimmend glas en fonkelend koper in
Doorn's taveerne.
De ambtenaar en de juffrouw zaten aan
hun tafel en werkten.
De Julianadorpers kwamen voor dat tafel
tje en zochten hun stamkaart op. Toon mij
Uw stamkaart en ik zal zeggen wie U bent...
stamkaarten vuil en vet en beduimeld. Stam
kaarten met krullen en ezelsooren. Met vlek
ken en scheuren. Stamkaarten netjes in een
cellophaan foudraaltje of in een keurig papier
maché couvertje. Al naar den aard van den
bezitter.
't Ging snel en vlot, die uitreiking der melk-
bonnen.
De ambtenaar had het meer gedaan en de
juffrouw, met het aardige platina-blonde
haar en de fiksche roode wangen bleek niet
minder bedreven.
De zon was er ook bij. Die kierde door de
ruiten en scheen op de tafel en de bonnen.
Die sprankelde en gleed en huppelde langs
alle glazen in het hoog buffet. Die kaatste
zichzelf terug in de glanzing van het donker
rood mahonie van den tafel, waarop rose tul
pen in milde voorjaars-rijkdom te pralen
stonden.
1377 Kaarten werden er dien dag uitgereikt
aan de bevolking van het dorp Julianadorp.
Meestal moesten er 4 of 5 kaarten tegelijk
afgegeven worden, waaruit te concludeeren
valt dat het g r o o t e gezinnen zijn, die daar
leven en werken op het dorp. Gezwegen van
de evacué's, die er o o k nog zijn...
Het was een uitreiking, zoo rustig en ge
noeglijk, dat iedereen er feitelijk voor z'n
plezier aan deelnam. Dat wil zeggen: zij die
de kaarten haalden en ook de ambtenaren.
Later ook de Leider van den Distributiekring,
de heer Everards, die eens kwam zien hoe
daar in de meest nabije zustergemeente van
Nieuwediep de zaken marcheerden. Het mar
cheerde goed. En heel den morgen en heel
dien middag kwamen ze over de drempel.
Oude mannekes en jonge kerels. Kromme
moedertjes, kapotgewerkt achter de wasch-
teil en grijs van de zorgen. En het jonge goed
dat parmantig de kaarten mocht halen, en
daarover terecht trotsch was.
Heele kaarten... halve kaarten... kwart
kaarten... in eindelooze volgorde worden ze
aan de bevolking uitgereikt. Iedere groene
kaart is het bewijs, dat men ,,aan-de-melk"
mag gaan, maar veel indruk schijnt dit voors-
hands op de Julianadorpers nog niet gemaakt
te hebben. Hetgeen te begrijpen is...
De zon schuilt weg achter een zwaren wol
kenbank, om daarna weer te voorschijn te
komen en met verdubbelde energie de zaal
van Doorn te bezilveren en vergulden. De
twee medaille-kasten lijken wel vuurstralende
brandhaarden, zoo fel, zoo intens laait en
flonkert en schittert het daarin. De deur
zwaait open en drie minderjarige Juliana-
dorpertjes komeh binnenhollen. Op hetzelfde
oogenblik is Doorn's taveerne gevuld met
lawijt en pret en luid gekrakeel.
Niemand die er aanstoot aan neemt, 't Is
de zon en 't voorjaar en de jeugd, die 't doen.
O'm 5 uur wordt de laatste kaart uitge
reikt. De juffrouw maakt haar platina haren
op, de ambtenaar koopt voor een fancy-prijs
eeh doosje cigaretten en de heer Everards.
zet z'n grijze auto aan den gang, als het
restant bonnen veilig opgeborgen is.
De stilte keert terug in café Doorn.
Een stilte van enkele uren... .Dan zullen
de klanken van „de Harmonie" schallen en
klinken en daveren van muur tot muur, en
ook daarbuiten nog.
Meer soepelheid verwacht van
sommige gemeentebesturen.
Een abonné in Noord-Scharwoude schrijft
ons:
„Na het bombardement van 25 Juni zijn we
geëvacueerd naar Zuid-Scarwoude en is ons
schoolgaand dochtertje hier naar de O. L.
school gegaan. Wij hadden in Den Helder on
zen aanslag over 1940 reeds betaald en nu
kreeg ik dezer dagen van de gemeente Noord-
Scharwoude ook een aanslag voor schoolgeld
over het 2e halfjaar 1940.
Ik heb het gemeentebestuur van Noord-
Scharwoude om ontheffing gevraagd, omdat
ik in Den Helder reeds betaald had. Doch van
daag ontving ik een afwijzend bericht. Moet
ik nu in Noord-Scharwoude ook betalen? Ik
meende in de Heldersche Crt. gelezen te heb
ben, dat alle verplichtingen, ook schoolgeld,
aan Den Helder moesten worden voldaan.
Zoudt U mij daarover willen inlichten?"
Tot zoover het schrijven van onzen geëva-
cueerden stadgenoot.
Na informatie omtrent dit geval kunnen
wij het volgende hieromtrent meedeelen: De
gemeente Zuid-Scharwoude kan inderdaad,
aan de hand van de gemeentelijke verorde
ning, schoolgeld eischen van de kinderen, die
daar, na 25 Juni op school zijn gekomen, ter
wijl deze kinderen in Den Helder niet vrijge
steld kunenn worden van betaling, omdat ze
daar nog officieel te boek loopen.
Hardnekkige Rheumatische pijnen
moeten krachtig worden aangepakt.
In zulke gevallen in Vange Zout het aan
gewezen middel. Want Vange pakt Uw kwaal
van .wee kanten tegelijk san. Vange Zout be
vat alkali, da de schadelijke zuren in Uw
gestel verlaat, maai bovendien de minerale
zouten, die noodig zijn om te beletten, dat
pijnverwekkend urinezuur zich ophoopt in Uw
weefsels. Daarom heeft Vange Zout red
ding gebracht in zoo veie gevallen, waar alle
andere middelen faaldei.. Vraag vandaag
nog bij Uw apotheker of drogist een bus
Vange Zout, voldoende voor een flinke kuur,
a 0.86 p. blik,
Vangt Uw pijn
Het is hier echter een kwestie van soepel
heid van de desbetreffende gemeente. Het ge
meentebestuur van Broek op Langendijk b.v.
heeft veel begrip getoond voor de situatie van
de geëvacueerde Helderschen. Men heeft de
kinderen op school genomen en geen school
geld gevraagd en men is nu met het gemeen
tebestuur van Den Helder tot overeenstem
ming gekomen om Den Helder de schoolgelden
te laten innen, terwijl Den Helder daarvoor
als tegenprestatie de leermiddelen levert. Dit
is de meest gewenschte houding. Mogelijk kan
onze abonné en met haar anderen, die in N.-
Scharwoude geëvacueerd zijn, dit eens aan den
betreffenden wethouder van onderwijs voor
leggen, misschien dat men voor de argumen
ten toegankelijk is. Wettelijk ontkomt men
anders niet aan zijn verplichtingen.
De Paaschvacantie is er weer en met schep
net, met hengel (waarvoor een boomtak al
voldoende is) met wurmen en roode jambus
trekt de jeugd er weer op uit; om langs de
slooten te trekken, om stekels, roodborstjes,
moddermannetjes en kuitschieters, kikkerdril
en dikkoppen te verschalken.
Want telken„are keert deze pret weer en
telkenjare weten de moeders er over mee te
praten als de „heertjes" met drijfnatte voeten
thuiskomen. Er zijn zoo van die plaatsen, die
van oudsher als magneten de jeugd hebben
aangetrokken, want: daar zitten ze. Ieder kent
ze wel uit eigen jeugd: het kolkje van de
Kleine Fortgracht, de sloot bij de voormalige
molentjes, de kerkhofsloot.
Er bestaat verschil, want naar de beide
eersten ga Je met een hengel en wurmen, voor
de laatste heb je een schepnet noodig.
Tien, twintig jongens staan er zoo dagelijks
En er zit spanning in die vischwedstrijden,
want het gaat erom, wie de meeste roodborst
jes weet op te tukken. Vol trotsch laten ze dan
hun jampot zien, waar drie, vier stekels met
kop en staart tegen het glas aanvaren. „Kui
ters heb je niks an", met een wijde boog zeilen
die weer enkele meters verder de bruine diepte
in, maar roodborstjes wekken algemeene be
wondering. In de Kerkhofsloot kun je alleen
maar moddermannetjes vangen, verward in
het dichte groen van waterplanten, dat slap
neerglijdt uit de schepnetmuil. Alle tien de
felle stekeltjes zetten ze op, zwart van kwaad
heid probeeren ze weer weg te spartelen.
Maar er krioelt nog veel, veel meer. Glinste
rende torren en roode spinnetjes probeeren
zich in de groene plantenmassa te verschuilen,
een bloedzuiger rolt zich uit onbehagen ineen,
dikkopjes slaan machteloos met de weeke
staartjes.
Het aquarium.
En alles te zamen gaat mee naar huis in de
jambus en krijgt een, zij het bescheidener, le
vensruimte in het aquarium. De rood-
borst installeert zich tusschen de groen-
slingers, de bloedzuiger :romt en strekt zich
en verbint de glazen wanden. Welbehaaglijk
Onze stad wordt nog steeds onveilig^,
gemaakt door Individuen, die het voor
zien hebben op de fietsen, die door
weike oorzaak ook, aan de gevels der
huizen zijn blijven staan. Deze „heeren"
gaan er bij voorkeur op uit als het
avond geworden is en zij weinig kans
loopen betrapt te worden.
Gisteravond bevond zich een jonge
dame in haar woning aan het Juliana-
park in gezelschap van haar vriendin,
die even de fiets buiten had laten staan.
Het zal ongeveer tusschen half 10 en
10 uur geweest z(jn, zoodat de ruiten
reeds verduisterd waren.
Op een gegeven moment meenden de
dames, die gezellig aan het babbelen
waren, eenig verdacht gedruisch aan
de straatzijde te hooren. De vriendin
sprong van de divan op, als het ware
vermoedend, dat er iets niet pluis was.
't Was inderdaad niet pluis. Beide
jongedames zagen namelijk hoe een
persoon de voor den gevel staande fiets
van het trottoir trok en er zich juist
mee uit de voeten wilde maken.
Dit euvele feit werd echter ter elfder
ure voorkomen, aangezien een zee van
licht plotseling op het trottoir scheen
de dames naar de straat renden,
en de zwijntjesjager daardoor geheel
van de wjjs gebracht werd. Hü viel van
schrik van zijn eigen fiets, liet de ge
stolen stalen rocinante los en waren er
op dat oogenblik heeren der schepping
bjj de hand geweest, de dief ware ge
pakt.
Nu zag hy echter kans overeind te
krabbelen en op zqn fiets springen het
hazepad te kiezen.
Weer een bewys, dat men de fietsen
niet slot-loos buiten moet laten staan.
Waren de dames niet zoo paraat ge
weest direct te gaan kijken, dan was
men ook dit vehikel in het politierap
port van vandaag tegengekomen
lui glijdt de salamander met een nieuwe hap
lucht naar lager regionen en kijkt met lodder-
oogen naar het gekrioel van roode en zwarte
torretjes. Maar gooi eens een worm naar de
diepte. Dan komt er plotseling beweging in
het schijnbaar trage dier en met een fiksche
beweging verdwijnt de wormekop in de keel
holte van de salamander, schoksgewijs ver
dwijnt dan in den loop van een kwartier de
rest; in de keelholte zie je dan de ten doode
opgeschreven worm nog wat nakronkelen,
maar de salamander vervalt in een nog groo-
ter welbehagen. Slakken kruipen traag langs
de glasvlakken en houden deze schoon van alle
algenaangroei want slakken zijn onmisbaar in
een aquarium, waarin het water meestal stil
staat.
Elk voorjaar krijgt het zoo een nieuwe in
houd en elk jaar wordt er evenzeer van ge
noten.
Bij het verkavelen van het weiland, waarop
thans de Verlengde Vroonstraat te vinden is,
werd, ter bevordering van het verkeer met an
dere straten en wegen, een dwarsstraat afge
bakend, in de richting naar de Hoogstraat. Ge-
ruimen tijd nadat de woningen in de nieuw aan
gelegde straat gebouwd waren, bleef, door de
aanwezigheid van een schutting, de nieuwe
dwarsstraat voor de oogen der wandelaarver
borgen. In den laatsten tijd is het echter ver
gund een blik te slaan in den f raaien! ver
keerswet/. 't Loont de moeite, om daar eens een
kijkje te nemen.' Behalve dat de dwarsstraat bij
regenachtig weder een modderpoel zal zijn,
geeft zij aan de eene zijde een onbelemmerd
uitzicht op de erven der bewoners van de beide
genoemde straten. Verder kan men er een blik
slaan op een vuile, vieze brandsteeg en eindelijk
op een t» erbarmelijken toestand verkeerende
moddersloot langs den tuin van Tivoli. Men ga
er eens zien en oordeele. Wellicht geeft het
openbaar maken van den slechten toestand,
aldaar, waardoor in den a.s. zomer heel licht
ongewenschte gevolgen kunnen geboren wor
den, aanleiding, dat eigenaren en bewoners van
perceelen in den omtrek, de nood met behulp
va het Gemeentebestuur, zullen trachten samen
te werken om verbetering aan te brengen en
gevaar af te weren.
Helder, 1Z April 1890.
bereikt alle gezinnen
van alle gezindten
Marine-officier uit den tjjd van het
zeilschip, kenner van het redding
wezen.
In den ouderdom van 83 jaar is in de Ned.
Hervormde Diakonesseninrichting aan den
Overtoom overleden de gep. schout-bij-nacht
tit. G. F. G. Gobius, oud-lid van den Raad voor
de Scheepvaart te Amsterdam en sedert vele
jarèn inwoner van de hoofdstad.
George Frederik Gustaaf Gobius werd in
1858 in Den Helder geboren als zoon van den
marine-officier G. F. G. Gobius, de in 1859
tengevolge van het springen van een kanon
met zeven manschappen het leven had gelaten.
Hij bezocht het Instituut van de Marine en
maakte als adelborst le klasse met een zeil-
eskader zijn eerste zeereis naar West-Indië.
Vervolgens ging hij 3J<£ jaar naar Ned.-Indië.
In totaal was hg 13 jaar in dienst in Indié
o.a. bij het dep. v. marine aldaar. In 1898
werd hij benoemd tot ridder in de orde van
Oranje-Nassau. Hij zeilde herhaaldelijk, o'.a.
eens op een reis van 110 dagen, als hoofd van
een eskader om Kaap de Goede Hoop. De heer
Gobius bezat o.a. ook het eere-teeken voor
krijgsverrichtingen in den Atjeh-oorlog en was
ridder in de Orde van den Nederlandschen
Leeuw.
Na zijn terugkeer in het moederland was
hij werkzaam als inspecteur van het loods
wezen en als lid van den Raad voor de Scheep
vaart. Ook heeft de heer Gobius vele bijdra
gen geleverd in het „Tijdschrift voor het Red
dingwezen".
De heer Gobius deed bij het honderdjarig
bestaan van de twee reddingmaatschappijen
een boek het licht zien over het reddingwezen
aan de Nederlandsche kust. In 1915 schreef
hij een boek, getiteld: „Mijn loopbaan als
marine-officier", dat sterke belangstelling
trok.
Tot op hoogen leeftijd leverde de heer
Gobius bijdragen, waarvoor hij meermalen
studiereizen naar Texel, Vlieland en andere
kustplaatsen ondernam. De laatste jaren
moest hij echter zijn kamer houden, daar zijn
gezichtsvermogen sterk verminderde. Men zag
hem zelden nog buiten zijn woning in de P. C.
Hooftstraat.
De teraardebestelling geschiedde heden op
Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhage.
Beste Cornelius,
Aanzien doet gedenken, zei m'n brave moe
der altijd, als de Helderse familie haar jaarlijks
bezoek bij ons in Amsterdam had gebracht, en
wij ze met z'n allen naar de nachtboot van Zur
Mühlen aan de De Ruyterkaai hadden gebracht.
En dan, als we de ouwe rammelboot hadden
zien wegtjoeken, de zakdoeken opgeborgen had
den en de boot koerste naar de sluizen van het
Noord-Hollands kanaal dan zei m'n moeder
zo langs d'r neus: Jk ben blij, dat ze komen,
maar ik ben óók blij dat ze weer opduvelen!"
Zie, waarde vriend, die woorden schoten me
in 't geheugen, toen ik je Maandagavond naar
de tram zag huppelen, zo kwiek en levenslustig
als een jonge bok, met geen spoor van ver
moeienis na een dag van zwerven door de
straten en stegen van mijn geliefd Amsteloda-
mum. En het spijt me erg, dat m'n oudje je
niet ontmoet heeft om gezamenlijk wat goede
herinneringen op te halen aan ons zo geliefde
Nieuwediep, want daar kan ze 'n sterk woordje
over mee poekelen, pas d'r op! Je had maar
hoeven te zeggen: „Zur Mühlen", en dan had
je een reisverhaal gehoord, waar je drie weken
prachtige copy uit had kunnen puren, en waar
de verhalen van Sindbad de Zeeman kinderspul
bij zijn
Toch, over die tocht naar Den Helder heb ik
zo es zitten peinzen, en er schoten me een
massa herinneringen te binnen, want wij maak
ten ieder jaar in de vacantie die escapade.
Moeder bracht ons naar de boot, betaalde ons
retourtje volwassenen f 1.10 en kinderen half
gelden gaf den dekknecht 'n duppie, en daar
voor moest hij op ons passen. En dan gingen we
het Noord-Hollands kanaal op. Eerst naar Pur-
merend, daar stond meesttijds een blinde har
monicaspeler, en de passagiers gingen aan de
wal om leverbeuling te kopen. Tot Alkmaar
ging alles goed, we hadden nog snoep en brood,
'maar dan begon de verveling te knagen. We
gingen krijgertje spelen, kropen bij de kapi
talisten in de eerste kajuit, die was mooi rood
gestoffeerd, maar die richards daar waren niet
gesteld op een paar Amsterdamse gabbertjes.
Een keer trof ik het eens, dat er een kwartier
meester met z'n Dulcinea zat te trekkebekken,
en de klant bood me met veel knopen en zo
aan, buiten boord te zwiepen. Toen begreep ik
de bedoeling nog niet zo goed van dat „alleen
met z'n tweeën" maar de tijd heeft veel ont
huld. Enfin, op 't laatst verveelden we ons
dood, dat vat ja. Koedijk, St. Maartensbrug,
Stolpen, 't Zand, ze hangen in m'n geheugen als
plekken van verveling. Meestal kregen we in
't Zand een stel grasmaaiers aan boord, en ik
verwonderde me steeds over de extravagante
pillen brood welke die kerels naar binnen stouw
den. Tot we door de rijstebreiberg van zeven
uur varen héén waren, en op de steiger aan de
Binnenhaven m'n goeie tantes, genaamd Leen
en Aal, ons stonden op te wachten.
En hoe we d'r dan uitzagen! Zur Mühlen
stookte zeker niet van 't beste soort kolen,
als we in de Langestraat of op de Achtergracht
W.Z. binnenvielen werd er eerst een puts water
uit de regenbak geput en wij onderhanden ge
nomen. En dan naar bed, we waren doodmoe.
Maar dat slapen in een vreemd huis is zo gek,
steeds hoorde ik allerlei geluiden, en op de
achtergrond het orgel van de zee.
Ach, ik zou je kunnen vertellen van onze
tochtjes met de warme stoof naar Huisduinen
om daar „pootjes te baaien". Van m'n bezoe
ken aan boord van Hr. Ms. „Kortenaer"waar
mijn neef kwartiermeester was. Hoe ik daar
brood met stroop at tussen de matrozen in, en
hoe we zaten aan lange tafels, die geen poten
hadden, doch wier bladen met ijzeren staken
aan de zolder hingen. Hoe ik een verzameling
ansichten kocht bij meneer Prins in de Koning
straat, een hele collectie oorlogsbodems d rato
één cent per stuk mijn zoon heeft er nog
mee gespeeldHoe mijn verlangen uitging
óók bjj de Marine te gaan, en hoe ik liep met
ankertjes op mjjn mouwen. Hoe ik al de sein-
vlaggetjes over teekende uit een leerboek van
m'n neef Hendrik de Leeuw: de arme jongen is
toentertijd in Australië achtergebleven en al
jaren doodEn die neef, beste Cornelius,
staat me nu nog zo sterk voor de geest, dat ik
in staat zou zijn te vertellen hoé hij er precies
uitzag! Vanaf z'n glanzende schoenen tot het
puntje van het lint aan z'n Marinemuts, hy
blijft voor mij immer een soort heilige die
h\j allerminst was. Ik heb hem héél even voor
de dag gebracht in mijn „Koen" en er zit ook
heel veel van hem in de Jan Witte uit ,jDe gou
den Reael".
Herinnering, verleden. Nu zaten wij samen
in dat kroegje, beste vriend en Heldersman, en
ik heb gedacht dat het misschien een Godsbe-
stiering was, dat ik nooit bij de Marine ben ge
komen. En héél sterk onderga ik dit, als ik de
namen lees van zovelen, die vielen voor het
Vaderland, en dan schaam ik me vaak, dat het
offer door anderen werd gebracht, en ik en
zovelen er rustig buiten bleven
Ja, beste jongen, dat moet jullie troost geven
Je hebt me zo het een en ander vertelt omtrent
de toestand in 't Nieuwediep, en als 't aan mij
lag was vanavond nog de hele beestenboel van
de oorlog absoluut verleden tijd. Want hoe
mooi en goed kan 't leven zijn als ieder z'n
werk en z'n rust op tijd heeft, en z'n kleine
genoegens.
Over genoegens gesproken: beste Cornelius,
daar ben jij voor te porren! Hoe zat je als een
grandseigneur op dat gezeltig stovend Rem-
brandtplein-terrasje, met rondom ons kunste
naars en kunstenaressen of wat daarvoor door
ging. Hoe gezellig sipte je je glaasje grena
dine, onderwijs jij je oog liet gaan langs het
Griekse profiel ener parmantig zangeresje. Hoe
wendde jij je gezicht aanbiddend naar de zon,
liet je glas fonkelen en zei „proost!" alsof de
bronzen Rembrandt met je aan het klinken
wasEn later, toen je door de ranja wat
mededeelzamer werd, en jij begon te vertellen
over de dame-van-het-kistje-poontjes Cor
nelius, Cornelius, laat je vrouw 't niet lezen,
maar hij was goed!
Ja jongen, deze dag was mmmm! zalig! We
hebben de uren geplukt als rijpe kersen, en ik
denk wel dat jij de lezers er wat'van vertellen
gaat. Want ik wil het gras niet vor je voeten
wegmaaien, en mjjn ruimte is nu toch opge
soupeerd. En ik ben benieuwd hoe een Jutter
reageert op dat Amsterdam, hetwelk niet in de
Baedeker staat, en dat veelal niet eens bekend
ia aan mijn eigen stadgenooten.
Voor deze week dus basta. Aanvaardt mijn
dank voor je gezellig gezelschap, doe de hart.
groeten aan je wederhelft, van de ganse fami
lie, waarvoor tekent per procuratie
Jan.
P.S. Zeg, weet jij waar we dat blik gehakt
ballen hebben laten staan T Was 't niet in
de Dertig ballen gehakt foetsie, 't zal je ge
beuren! J. j
Het hoofdbestuur der Evangelische Alliantie
publiceert de volgende Paaschboodschap:
,JMisschien dat iemand zich afvraagt, of het
niet beter is om nu maar niet al te veel nadruk
te leggen op het Paasch-evangelie.
Paschen spreekt immers van licht en
blijdschap!
Blijdschap T
Als de pijn, over veel geleden verlies, nog
schrijnt en het bloed nog uit geslagen wonden
vloeit! Blijdschap f
Als veel idealen, door gebed en zorg gedra
gen, in rook zijn opgegaan! Blijdschap f
Zou het niet beter zijn om de Paasch-Bood-
schap maar stil te laten rusten, tot meer ge
legener tijdf
Met meer klem dan ooit te voren zeggen we
neen; Paschen, juist nu!
De oude opstandingsverhalen, zooals wij die
in den bijbel verteld vinden, spreken ons van
een verzegeld graf, van verloren hoop, van te
leurgestelde, verslagen en bevreesde menschen,
van menschen, die alle licht en vreugd hadden
verloren. Jezus was immers weg!
Maar dan komt de opstandingsmorgen on»
vertellen, van het door God zelf gebroken zegel,
van een door Hem weggejaagde wacht, van den
afgewentelden steen en van het opengebroken
graf.
Jezus is verrezen!
Het Leven heeft uiteindelijk getriumfeerd
over zonde en dood.
„Niets, niets kan Hem tegenhouden; zelfs de
hel niet met haar macht!"
Paschen herinnert ons in onafwijsbare
kracht: God is er ook nog!
Wij willen U allen opwekken, het troostende
Paasch-evangelie tot U te laten spreken; juist
nu!
Ons hart is misschien vervuld van veel be
kommernis, van veel teleurstelling, van veel
leed en smart.
Onze persoonlijke en gemeenschappelijke zon
den en fouten staan, als onverzettelijke bergen,
op den weg der menschheid.
Niemand, ook de sterkste onder de sterken,
die ze wegdraagt.
Maar Jezus is verrezen!
En Hij kan, wat niemand kan: droefenis om
zetten in blijdschapdonkerheid doen wegvluch
ten, voor Zijn heerlijk opstanding slicht.
Misschien zal Hij ook tot ons eerst zeggen:
„O, onverstandigen en tragen van hart, om te
gélooven, al hetgeen de profeten gesproken
hebben!"
Maar Hij wil ons ook de oogen openen.
Hij wil ons ook maken tot menschen met
brandende harten.
Hij wil ook ons maken tot menschen met
sterke, bezielende blijdschap.
Hij wü ook nu achter onze gesloten deuren
komen.
Met groote barmhartigheid wil Hij onze
tranen drogen.
Met sterke liefde wil Hy onze wonden ge
nezen.
Wij willen met sterke verwachting opzien tot
den gekruisten en verrezen Heiland; juist nu!
Op alle terreinen moeten we ons beperken;
misschien ook op het terrein onzer godsdiensti
ge begrippen. Dat onze belijdenis worde het
eenvoudige:
Jezus Christus is gestorven,
Is verrezen, ook voor mij!"
Laat ons dit getuigenis met sterke geloofs
kracht uitdragen in een wereld, die meer dan
ooit hijf/t naar verlossing.
Wij bidden: ,Jleere, kom achter de gesloten
deuren; kom in ons aller leven en in de levens
onzer kinderen met Uw: „Vrede zij ulieden!"
6 voor 1 gulden.
Atelier open van 106
Zondags gesloten.
Betaald uit het Amstlevenredding-
bootfonds.
Dezer dagen heeft men in de grachten van
Amsterdam een prachtige nieuwe witgeschil
derde motorstrandreddingboot kunnen zien
varen. Het was de „Johan de Witt", bestemd
voor de N.Z.H.R.M. Eerlang zal zij op Schier
monnikoog gestationneerd worden, maar zoo
lang het bootenhuis daar nog niet gereed is
gaat zij naar Hindeloopen. Spoedig zal daar
de officieele ingebruikneming geschieden.
Deze boot is geheel bekostigd uit den ver
koop van de zg. Schepenboeken. Veertigdui
zend van deze boeken heeft de Amsterdamsche
Maatschappij van Levensverzekering te dezer
stede hier te lande en in Ned.-Indië verkocht,
met het goede gevolg, dat zij de som van
23.000 gulden aan de reddingmaatschappij kon
afstaan voor het doen bouwen 'van deze boot.
De resteerende boeken, die bij Amstleven ver
krijgbaar zijn, zullen besteed worden aan de
bekostiging van den bij de boot behoorenden
rupsbandwagen.
Wie de fraaie boot wil bezichtigen begeve
zich met de Paaschdagen naar den Ooster-
doksdijk. Daar ligt zij langszij het matrozen-
opleidingsschip „Pollux".