Brief uit Mokumerdam Abonneert li op dit blad Paasch-Boodschap Julianadorpsch stilleven V\NGE ZOUT De jeugd vischt Kordate jongedames Vandaag |«c.4«ft*cr. Zaterdag 12 April 1941 MadfriLeuuM Vierde Blad Dubbele schoolgeldbetaling Van roodborstjes en moddermannen Zwijntjesjager kwam op de koffie ['voor 50 jaar j Uonditen mit tul Vliedend. Blaadji De „slums" van Nieuwediep Wie in dit blad adverteert G* F* G» Gobius Jan Mens schrijft •t» (KGÓZGRtftiP. 0Q|). GOEDE PASFOTO'S Nieuwe reddingboot voor de N.Z.H.R.M. Opgeteekend in café Doorn. 't Was stil bij Doorn op Julianadorp. De baas zelf hangt over de tafel en leest z'n lijfblad, de Heldersche Courant. Achter, in de zaal, rumoeren wat vrouwen en meiden met stoelen en tafels en tooneelrequisiten, omdat des avonds ,.de Harmonie" zal spelen. In een hoek van de gelagkamer zitten wat soldaten te kaarten en overigens is daar een tafeltje, waaraan twee distributie-ambtenaren zetelen. Een jonge man en een jonge vrouw. Heel Julianadorp komt dien dag bij Doom. Niet om er een glas Pils of een bak koffie naar binnen te laten glijden, niet om er de beenen te strekken Onder 't genot van een dansje, maar, zeer prozaisch, om de melk- kaarten te halen, die de distributie voorge schreven heeft af te halen. Ze kwamen allemaal: de dokter en de dominee en meester Tichelaar en voorts alle vaste en tijdelijke bewoners van het dorp. Daar waren oude vrouwtjes en jonge deerns. Met gekleurde hoofddoekjes omgeslagen en soms zóó weggeloopen van achter de wasch- kuip. Moeders namen hun kroost mee. Dat liep maar mee, en keek met stralende oogen in al dat glimmend glas en fonkelend koper in Doorn's taveerne. De ambtenaar en de juffrouw zaten aan hun tafel en werkten. De Julianadorpers kwamen voor dat tafel tje en zochten hun stamkaart op. Toon mij Uw stamkaart en ik zal zeggen wie U bent... stamkaarten vuil en vet en beduimeld. Stam kaarten met krullen en ezelsooren. Met vlek ken en scheuren. Stamkaarten netjes in een cellophaan foudraaltje of in een keurig papier maché couvertje. Al naar den aard van den bezitter. 't Ging snel en vlot, die uitreiking der melk- bonnen. De ambtenaar had het meer gedaan en de juffrouw, met het aardige platina-blonde haar en de fiksche roode wangen bleek niet minder bedreven. De zon was er ook bij. Die kierde door de ruiten en scheen op de tafel en de bonnen. Die sprankelde en gleed en huppelde langs alle glazen in het hoog buffet. Die kaatste zichzelf terug in de glanzing van het donker rood mahonie van den tafel, waarop rose tul pen in milde voorjaars-rijkdom te pralen stonden. 1377 Kaarten werden er dien dag uitgereikt aan de bevolking van het dorp Julianadorp. Meestal moesten er 4 of 5 kaarten tegelijk afgegeven worden, waaruit te concludeeren valt dat het g r o o t e gezinnen zijn, die daar leven en werken op het dorp. Gezwegen van de evacué's, die er o o k nog zijn... Het was een uitreiking, zoo rustig en ge noeglijk, dat iedereen er feitelijk voor z'n plezier aan deelnam. Dat wil zeggen: zij die de kaarten haalden en ook de ambtenaren. Later ook de Leider van den Distributiekring, de heer Everards, die eens kwam zien hoe daar in de meest nabije zustergemeente van Nieuwediep de zaken marcheerden. Het mar cheerde goed. En heel den morgen en heel dien middag kwamen ze over de drempel. Oude mannekes en jonge kerels. Kromme moedertjes, kapotgewerkt achter de wasch- teil en grijs van de zorgen. En het jonge goed dat parmantig de kaarten mocht halen, en daarover terecht trotsch was. Heele kaarten... halve kaarten... kwart kaarten... in eindelooze volgorde worden ze aan de bevolking uitgereikt. Iedere groene kaart is het bewijs, dat men ,,aan-de-melk" mag gaan, maar veel indruk schijnt dit voors- hands op de Julianadorpers nog niet gemaakt te hebben. Hetgeen te begrijpen is... De zon schuilt weg achter een zwaren wol kenbank, om daarna weer te voorschijn te komen en met verdubbelde energie de zaal van Doorn te bezilveren en vergulden. De twee medaille-kasten lijken wel vuurstralende brandhaarden, zoo fel, zoo intens laait en flonkert en schittert het daarin. De deur zwaait open en drie minderjarige Juliana- dorpertjes komeh binnenhollen. Op hetzelfde oogenblik is Doorn's taveerne gevuld met lawijt en pret en luid gekrakeel. Niemand die er aanstoot aan neemt, 't Is de zon en 't voorjaar en de jeugd, die 't doen. O'm 5 uur wordt de laatste kaart uitge reikt. De juffrouw maakt haar platina haren op, de ambtenaar koopt voor een fancy-prijs eeh doosje cigaretten en de heer Everards. zet z'n grijze auto aan den gang, als het restant bonnen veilig opgeborgen is. De stilte keert terug in café Doorn. Een stilte van enkele uren... .Dan zullen de klanken van „de Harmonie" schallen en klinken en daveren van muur tot muur, en ook daarbuiten nog. Meer soepelheid verwacht van sommige gemeentebesturen. Een abonné in Noord-Scharwoude schrijft ons: „Na het bombardement van 25 Juni zijn we geëvacueerd naar Zuid-Scarwoude en is ons schoolgaand dochtertje hier naar de O. L. school gegaan. Wij hadden in Den Helder on zen aanslag over 1940 reeds betaald en nu kreeg ik dezer dagen van de gemeente Noord- Scharwoude ook een aanslag voor schoolgeld over het 2e halfjaar 1940. Ik heb het gemeentebestuur van Noord- Scharwoude om ontheffing gevraagd, omdat ik in Den Helder reeds betaald had. Doch van daag ontving ik een afwijzend bericht. Moet ik nu in Noord-Scharwoude ook betalen? Ik meende in de Heldersche Crt. gelezen te heb ben, dat alle verplichtingen, ook schoolgeld, aan Den Helder moesten worden voldaan. Zoudt U mij daarover willen inlichten?" Tot zoover het schrijven van onzen geëva- cueerden stadgenoot. Na informatie omtrent dit geval kunnen wij het volgende hieromtrent meedeelen: De gemeente Zuid-Scharwoude kan inderdaad, aan de hand van de gemeentelijke verorde ning, schoolgeld eischen van de kinderen, die daar, na 25 Juni op school zijn gekomen, ter wijl deze kinderen in Den Helder niet vrijge steld kunenn worden van betaling, omdat ze daar nog officieel te boek loopen. Hardnekkige Rheumatische pijnen moeten krachtig worden aangepakt. In zulke gevallen in Vange Zout het aan gewezen middel. Want Vange pakt Uw kwaal van .wee kanten tegelijk san. Vange Zout be vat alkali, da de schadelijke zuren in Uw gestel verlaat, maai bovendien de minerale zouten, die noodig zijn om te beletten, dat pijnverwekkend urinezuur zich ophoopt in Uw weefsels. Daarom heeft Vange Zout red ding gebracht in zoo veie gevallen, waar alle andere middelen faaldei.. Vraag vandaag nog bij Uw apotheker of drogist een bus Vange Zout, voldoende voor een flinke kuur, a 0.86 p. blik, Vangt Uw pijn Het is hier echter een kwestie van soepel heid van de desbetreffende gemeente. Het ge meentebestuur van Broek op Langendijk b.v. heeft veel begrip getoond voor de situatie van de geëvacueerde Helderschen. Men heeft de kinderen op school genomen en geen school geld gevraagd en men is nu met het gemeen tebestuur van Den Helder tot overeenstem ming gekomen om Den Helder de schoolgelden te laten innen, terwijl Den Helder daarvoor als tegenprestatie de leermiddelen levert. Dit is de meest gewenschte houding. Mogelijk kan onze abonné en met haar anderen, die in N.- Scharwoude geëvacueerd zijn, dit eens aan den betreffenden wethouder van onderwijs voor leggen, misschien dat men voor de argumen ten toegankelijk is. Wettelijk ontkomt men anders niet aan zijn verplichtingen. De Paaschvacantie is er weer en met schep net, met hengel (waarvoor een boomtak al voldoende is) met wurmen en roode jambus trekt de jeugd er weer op uit; om langs de slooten te trekken, om stekels, roodborstjes, moddermannetjes en kuitschieters, kikkerdril en dikkoppen te verschalken. Want telken„are keert deze pret weer en telkenjare weten de moeders er over mee te praten als de „heertjes" met drijfnatte voeten thuiskomen. Er zijn zoo van die plaatsen, die van oudsher als magneten de jeugd hebben aangetrokken, want: daar zitten ze. Ieder kent ze wel uit eigen jeugd: het kolkje van de Kleine Fortgracht, de sloot bij de voormalige molentjes, de kerkhofsloot. Er bestaat verschil, want naar de beide eersten ga Je met een hengel en wurmen, voor de laatste heb je een schepnet noodig. Tien, twintig jongens staan er zoo dagelijks En er zit spanning in die vischwedstrijden, want het gaat erom, wie de meeste roodborst jes weet op te tukken. Vol trotsch laten ze dan hun jampot zien, waar drie, vier stekels met kop en staart tegen het glas aanvaren. „Kui ters heb je niks an", met een wijde boog zeilen die weer enkele meters verder de bruine diepte in, maar roodborstjes wekken algemeene be wondering. In de Kerkhofsloot kun je alleen maar moddermannetjes vangen, verward in het dichte groen van waterplanten, dat slap neerglijdt uit de schepnetmuil. Alle tien de felle stekeltjes zetten ze op, zwart van kwaad heid probeeren ze weer weg te spartelen. Maar er krioelt nog veel, veel meer. Glinste rende torren en roode spinnetjes probeeren zich in de groene plantenmassa te verschuilen, een bloedzuiger rolt zich uit onbehagen ineen, dikkopjes slaan machteloos met de weeke staartjes. Het aquarium. En alles te zamen gaat mee naar huis in de jambus en krijgt een, zij het bescheidener, le vensruimte in het aquarium. De rood- borst installeert zich tusschen de groen- slingers, de bloedzuiger :romt en strekt zich en verbint de glazen wanden. Welbehaaglijk Onze stad wordt nog steeds onveilig^, gemaakt door Individuen, die het voor zien hebben op de fietsen, die door weike oorzaak ook, aan de gevels der huizen zijn blijven staan. Deze „heeren" gaan er bij voorkeur op uit als het avond geworden is en zij weinig kans loopen betrapt te worden. Gisteravond bevond zich een jonge dame in haar woning aan het Juliana- park in gezelschap van haar vriendin, die even de fiets buiten had laten staan. Het zal ongeveer tusschen half 10 en 10 uur geweest z(jn, zoodat de ruiten reeds verduisterd waren. Op een gegeven moment meenden de dames, die gezellig aan het babbelen waren, eenig verdacht gedruisch aan de straatzijde te hooren. De vriendin sprong van de divan op, als het ware vermoedend, dat er iets niet pluis was. 't Was inderdaad niet pluis. Beide jongedames zagen namelijk hoe een persoon de voor den gevel staande fiets van het trottoir trok en er zich juist mee uit de voeten wilde maken. Dit euvele feit werd echter ter elfder ure voorkomen, aangezien een zee van licht plotseling op het trottoir scheen de dames naar de straat renden, en de zwijntjesjager daardoor geheel van de wjjs gebracht werd. Hü viel van schrik van zijn eigen fiets, liet de ge stolen stalen rocinante los en waren er op dat oogenblik heeren der schepping bjj de hand geweest, de dief ware ge pakt. Nu zag hy echter kans overeind te krabbelen en op zqn fiets springen het hazepad te kiezen. Weer een bewys, dat men de fietsen niet slot-loos buiten moet laten staan. Waren de dames niet zoo paraat ge weest direct te gaan kijken, dan was men ook dit vehikel in het politierap port van vandaag tegengekomen lui glijdt de salamander met een nieuwe hap lucht naar lager regionen en kijkt met lodder- oogen naar het gekrioel van roode en zwarte torretjes. Maar gooi eens een worm naar de diepte. Dan komt er plotseling beweging in het schijnbaar trage dier en met een fiksche beweging verdwijnt de wormekop in de keel holte van de salamander, schoksgewijs ver dwijnt dan in den loop van een kwartier de rest; in de keelholte zie je dan de ten doode opgeschreven worm nog wat nakronkelen, maar de salamander vervalt in een nog groo- ter welbehagen. Slakken kruipen traag langs de glasvlakken en houden deze schoon van alle algenaangroei want slakken zijn onmisbaar in een aquarium, waarin het water meestal stil staat. Elk voorjaar krijgt het zoo een nieuwe in houd en elk jaar wordt er evenzeer van ge noten. Bij het verkavelen van het weiland, waarop thans de Verlengde Vroonstraat te vinden is, werd, ter bevordering van het verkeer met an dere straten en wegen, een dwarsstraat afge bakend, in de richting naar de Hoogstraat. Ge- ruimen tijd nadat de woningen in de nieuw aan gelegde straat gebouwd waren, bleef, door de aanwezigheid van een schutting, de nieuwe dwarsstraat voor de oogen der wandelaarver borgen. In den laatsten tijd is het echter ver gund een blik te slaan in den f raaien! ver keerswet/. 't Loont de moeite, om daar eens een kijkje te nemen.' Behalve dat de dwarsstraat bij regenachtig weder een modderpoel zal zijn, geeft zij aan de eene zijde een onbelemmerd uitzicht op de erven der bewoners van de beide genoemde straten. Verder kan men er een blik slaan op een vuile, vieze brandsteeg en eindelijk op een t» erbarmelijken toestand verkeerende moddersloot langs den tuin van Tivoli. Men ga er eens zien en oordeele. Wellicht geeft het openbaar maken van den slechten toestand, aldaar, waardoor in den a.s. zomer heel licht ongewenschte gevolgen kunnen geboren wor den, aanleiding, dat eigenaren en bewoners van perceelen in den omtrek, de nood met behulp va het Gemeentebestuur, zullen trachten samen te werken om verbetering aan te brengen en gevaar af te weren. Helder, 1Z April 1890. bereikt alle gezinnen van alle gezindten Marine-officier uit den tjjd van het zeilschip, kenner van het redding wezen. In den ouderdom van 83 jaar is in de Ned. Hervormde Diakonesseninrichting aan den Overtoom overleden de gep. schout-bij-nacht tit. G. F. G. Gobius, oud-lid van den Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam en sedert vele jarèn inwoner van de hoofdstad. George Frederik Gustaaf Gobius werd in 1858 in Den Helder geboren als zoon van den marine-officier G. F. G. Gobius, de in 1859 tengevolge van het springen van een kanon met zeven manschappen het leven had gelaten. Hij bezocht het Instituut van de Marine en maakte als adelborst le klasse met een zeil- eskader zijn eerste zeereis naar West-Indië. Vervolgens ging hij 3J<£ jaar naar Ned.-Indië. In totaal was hg 13 jaar in dienst in Indié o.a. bij het dep. v. marine aldaar. In 1898 werd hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Hij zeilde herhaaldelijk, o'.a. eens op een reis van 110 dagen, als hoofd van een eskader om Kaap de Goede Hoop. De heer Gobius bezat o.a. ook het eere-teeken voor krijgsverrichtingen in den Atjeh-oorlog en was ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. Na zijn terugkeer in het moederland was hij werkzaam als inspecteur van het loods wezen en als lid van den Raad voor de Scheep vaart. Ook heeft de heer Gobius vele bijdra gen geleverd in het „Tijdschrift voor het Red dingwezen". De heer Gobius deed bij het honderdjarig bestaan van de twee reddingmaatschappijen een boek het licht zien over het reddingwezen aan de Nederlandsche kust. In 1915 schreef hij een boek, getiteld: „Mijn loopbaan als marine-officier", dat sterke belangstelling trok. Tot op hoogen leeftijd leverde de heer Gobius bijdragen, waarvoor hij meermalen studiereizen naar Texel, Vlieland en andere kustplaatsen ondernam. De laatste jaren moest hij echter zijn kamer houden, daar zijn gezichtsvermogen sterk verminderde. Men zag hem zelden nog buiten zijn woning in de P. C. Hooftstraat. De teraardebestelling geschiedde heden op Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhage. Beste Cornelius, Aanzien doet gedenken, zei m'n brave moe der altijd, als de Helderse familie haar jaarlijks bezoek bij ons in Amsterdam had gebracht, en wij ze met z'n allen naar de nachtboot van Zur Mühlen aan de De Ruyterkaai hadden gebracht. En dan, als we de ouwe rammelboot hadden zien wegtjoeken, de zakdoeken opgeborgen had den en de boot koerste naar de sluizen van het Noord-Hollands kanaal dan zei m'n moeder zo langs d'r neus: Jk ben blij, dat ze komen, maar ik ben óók blij dat ze weer opduvelen!" Zie, waarde vriend, die woorden schoten me in 't geheugen, toen ik je Maandagavond naar de tram zag huppelen, zo kwiek en levenslustig als een jonge bok, met geen spoor van ver moeienis na een dag van zwerven door de straten en stegen van mijn geliefd Amsteloda- mum. En het spijt me erg, dat m'n oudje je niet ontmoet heeft om gezamenlijk wat goede herinneringen op te halen aan ons zo geliefde Nieuwediep, want daar kan ze 'n sterk woordje over mee poekelen, pas d'r op! Je had maar hoeven te zeggen: „Zur Mühlen", en dan had je een reisverhaal gehoord, waar je drie weken prachtige copy uit had kunnen puren, en waar de verhalen van Sindbad de Zeeman kinderspul bij zijn Toch, over die tocht naar Den Helder heb ik zo es zitten peinzen, en er schoten me een massa herinneringen te binnen, want wij maak ten ieder jaar in de vacantie die escapade. Moeder bracht ons naar de boot, betaalde ons retourtje volwassenen f 1.10 en kinderen half gelden gaf den dekknecht 'n duppie, en daar voor moest hij op ons passen. En dan gingen we het Noord-Hollands kanaal op. Eerst naar Pur- merend, daar stond meesttijds een blinde har monicaspeler, en de passagiers gingen aan de wal om leverbeuling te kopen. Tot Alkmaar ging alles goed, we hadden nog snoep en brood, 'maar dan begon de verveling te knagen. We gingen krijgertje spelen, kropen bij de kapi talisten in de eerste kajuit, die was mooi rood gestoffeerd, maar die richards daar waren niet gesteld op een paar Amsterdamse gabbertjes. Een keer trof ik het eens, dat er een kwartier meester met z'n Dulcinea zat te trekkebekken, en de klant bood me met veel knopen en zo aan, buiten boord te zwiepen. Toen begreep ik de bedoeling nog niet zo goed van dat „alleen met z'n tweeën" maar de tijd heeft veel ont huld. Enfin, op 't laatst verveelden we ons dood, dat vat ja. Koedijk, St. Maartensbrug, Stolpen, 't Zand, ze hangen in m'n geheugen als plekken van verveling. Meestal kregen we in 't Zand een stel grasmaaiers aan boord, en ik verwonderde me steeds over de extravagante pillen brood welke die kerels naar binnen stouw den. Tot we door de rijstebreiberg van zeven uur varen héén waren, en op de steiger aan de Binnenhaven m'n goeie tantes, genaamd Leen en Aal, ons stonden op te wachten. En hoe we d'r dan uitzagen! Zur Mühlen stookte zeker niet van 't beste soort kolen, als we in de Langestraat of op de Achtergracht W.Z. binnenvielen werd er eerst een puts water uit de regenbak geput en wij onderhanden ge nomen. En dan naar bed, we waren doodmoe. Maar dat slapen in een vreemd huis is zo gek, steeds hoorde ik allerlei geluiden, en op de achtergrond het orgel van de zee. Ach, ik zou je kunnen vertellen van onze tochtjes met de warme stoof naar Huisduinen om daar „pootjes te baaien". Van m'n bezoe ken aan boord van Hr. Ms. „Kortenaer"waar mijn neef kwartiermeester was. Hoe ik daar brood met stroop at tussen de matrozen in, en hoe we zaten aan lange tafels, die geen poten hadden, doch wier bladen met ijzeren staken aan de zolder hingen. Hoe ik een verzameling ansichten kocht bij meneer Prins in de Koning straat, een hele collectie oorlogsbodems d rato één cent per stuk mijn zoon heeft er nog mee gespeeldHoe mijn verlangen uitging óók bjj de Marine te gaan, en hoe ik liep met ankertjes op mjjn mouwen. Hoe ik al de sein- vlaggetjes over teekende uit een leerboek van m'n neef Hendrik de Leeuw: de arme jongen is toentertijd in Australië achtergebleven en al jaren doodEn die neef, beste Cornelius, staat me nu nog zo sterk voor de geest, dat ik in staat zou zijn te vertellen hoé hij er precies uitzag! Vanaf z'n glanzende schoenen tot het puntje van het lint aan z'n Marinemuts, hy blijft voor mij immer een soort heilige die h\j allerminst was. Ik heb hem héél even voor de dag gebracht in mijn „Koen" en er zit ook heel veel van hem in de Jan Witte uit ,jDe gou den Reael". Herinnering, verleden. Nu zaten wij samen in dat kroegje, beste vriend en Heldersman, en ik heb gedacht dat het misschien een Godsbe- stiering was, dat ik nooit bij de Marine ben ge komen. En héél sterk onderga ik dit, als ik de namen lees van zovelen, die vielen voor het Vaderland, en dan schaam ik me vaak, dat het offer door anderen werd gebracht, en ik en zovelen er rustig buiten bleven Ja, beste jongen, dat moet jullie troost geven Je hebt me zo het een en ander vertelt omtrent de toestand in 't Nieuwediep, en als 't aan mij lag was vanavond nog de hele beestenboel van de oorlog absoluut verleden tijd. Want hoe mooi en goed kan 't leven zijn als ieder z'n werk en z'n rust op tijd heeft, en z'n kleine genoegens. Over genoegens gesproken: beste Cornelius, daar ben jij voor te porren! Hoe zat je als een grandseigneur op dat gezeltig stovend Rem- brandtplein-terrasje, met rondom ons kunste naars en kunstenaressen of wat daarvoor door ging. Hoe gezellig sipte je je glaasje grena dine, onderwijs jij je oog liet gaan langs het Griekse profiel ener parmantig zangeresje. Hoe wendde jij je gezicht aanbiddend naar de zon, liet je glas fonkelen en zei „proost!" alsof de bronzen Rembrandt met je aan het klinken wasEn later, toen je door de ranja wat mededeelzamer werd, en jij begon te vertellen over de dame-van-het-kistje-poontjes Cor nelius, Cornelius, laat je vrouw 't niet lezen, maar hij was goed! Ja jongen, deze dag was mmmm! zalig! We hebben de uren geplukt als rijpe kersen, en ik denk wel dat jij de lezers er wat'van vertellen gaat. Want ik wil het gras niet vor je voeten wegmaaien, en mjjn ruimte is nu toch opge soupeerd. En ik ben benieuwd hoe een Jutter reageert op dat Amsterdam, hetwelk niet in de Baedeker staat, en dat veelal niet eens bekend ia aan mijn eigen stadgenooten. Voor deze week dus basta. Aanvaardt mijn dank voor je gezellig gezelschap, doe de hart. groeten aan je wederhelft, van de ganse fami lie, waarvoor tekent per procuratie Jan. P.S. Zeg, weet jij waar we dat blik gehakt ballen hebben laten staan T Was 't niet in de Dertig ballen gehakt foetsie, 't zal je ge beuren! J. j Het hoofdbestuur der Evangelische Alliantie publiceert de volgende Paaschboodschap: ,JMisschien dat iemand zich afvraagt, of het niet beter is om nu maar niet al te veel nadruk te leggen op het Paasch-evangelie. Paschen spreekt immers van licht en blijdschap! Blijdschap T Als de pijn, over veel geleden verlies, nog schrijnt en het bloed nog uit geslagen wonden vloeit! Blijdschap f Als veel idealen, door gebed en zorg gedra gen, in rook zijn opgegaan! Blijdschap f Zou het niet beter zijn om de Paasch-Bood- schap maar stil te laten rusten, tot meer ge legener tijdf Met meer klem dan ooit te voren zeggen we neen; Paschen, juist nu! De oude opstandingsverhalen, zooals wij die in den bijbel verteld vinden, spreken ons van een verzegeld graf, van verloren hoop, van te leurgestelde, verslagen en bevreesde menschen, van menschen, die alle licht en vreugd hadden verloren. Jezus was immers weg! Maar dan komt de opstandingsmorgen on» vertellen, van het door God zelf gebroken zegel, van een door Hem weggejaagde wacht, van den afgewentelden steen en van het opengebroken graf. Jezus is verrezen! Het Leven heeft uiteindelijk getriumfeerd over zonde en dood. „Niets, niets kan Hem tegenhouden; zelfs de hel niet met haar macht!" Paschen herinnert ons in onafwijsbare kracht: God is er ook nog! Wij willen U allen opwekken, het troostende Paasch-evangelie tot U te laten spreken; juist nu! Ons hart is misschien vervuld van veel be kommernis, van veel teleurstelling, van veel leed en smart. Onze persoonlijke en gemeenschappelijke zon den en fouten staan, als onverzettelijke bergen, op den weg der menschheid. Niemand, ook de sterkste onder de sterken, die ze wegdraagt. Maar Jezus is verrezen! En Hij kan, wat niemand kan: droefenis om zetten in blijdschapdonkerheid doen wegvluch ten, voor Zijn heerlijk opstanding slicht. Misschien zal Hij ook tot ons eerst zeggen: „O, onverstandigen en tragen van hart, om te gélooven, al hetgeen de profeten gesproken hebben!" Maar Hij wil ons ook de oogen openen. Hij wil ons ook maken tot menschen met brandende harten. Hij wil ook ons maken tot menschen met sterke, bezielende blijdschap. Hij wü ook nu achter onze gesloten deuren komen. Met groote barmhartigheid wil Hij onze tranen drogen. Met sterke liefde wil Hy onze wonden ge nezen. Wij willen met sterke verwachting opzien tot den gekruisten en verrezen Heiland; juist nu! Op alle terreinen moeten we ons beperken; misschien ook op het terrein onzer godsdiensti ge begrippen. Dat onze belijdenis worde het eenvoudige: Jezus Christus is gestorven, Is verrezen, ook voor mij!" Laat ons dit getuigenis met sterke geloofs kracht uitdragen in een wereld, die meer dan ooit hijf/t naar verlossing. Wij bidden: ,Jleere, kom achter de gesloten deuren; kom in ons aller leven en in de levens onzer kinderen met Uw: „Vrede zij ulieden!" 6 voor 1 gulden. Atelier open van 106 Zondags gesloten. Betaald uit het Amstlevenredding- bootfonds. Dezer dagen heeft men in de grachten van Amsterdam een prachtige nieuwe witgeschil derde motorstrandreddingboot kunnen zien varen. Het was de „Johan de Witt", bestemd voor de N.Z.H.R.M. Eerlang zal zij op Schier monnikoog gestationneerd worden, maar zoo lang het bootenhuis daar nog niet gereed is gaat zij naar Hindeloopen. Spoedig zal daar de officieele ingebruikneming geschieden. Deze boot is geheel bekostigd uit den ver koop van de zg. Schepenboeken. Veertigdui zend van deze boeken heeft de Amsterdamsche Maatschappij van Levensverzekering te dezer stede hier te lande en in Ned.-Indië verkocht, met het goede gevolg, dat zij de som van 23.000 gulden aan de reddingmaatschappij kon afstaan voor het doen bouwen 'van deze boot. De resteerende boeken, die bij Amstleven ver krijgbaar zijn, zullen besteed worden aan de bekostiging van den bij de boot behoorenden rupsbandwagen. Wie de fraaie boot wil bezichtigen begeve zich met de Paaschdagen naar den Ooster- doksdijk. Daar ligt zij langszij het matrozen- opleidingsschip „Pollux".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 11