ïïlet faut ÏÏletió
DE GOUDEN REAEL
BREGMAN
DE WEEK.
Zaterdag 12 April 1941
Tweede Blad
Op reportage door oud-Amsterdam
in
Van een oude taveerne en antieke burchten.
Waar leeft men van, daar op 't Bickerseiland
Pijnen
<0 *0 <0 TTlijnliafidtJe*
300 rijwielen in de
Donkere Duinen
Den Helder bijt niet
op een houtje
Vleesch met de Paaschdagen
Over Van Weerden
de jeugd, Frans en Piet
in Feiten en Fantasieën
(Eigen reportage).
Wat Jan Bicker heeft laten bouwen,
werd neergezet niet voor een of twee ge
neraties, maar voor eeuwigheden. En dat
deze woorden meer dan woorden zijn,
getuigen thans de pakhuizen, de werven,
de huizen, de gevels en de muren, 't Is
alles: massief, onvergankelijk, markant en
robuust. Zie de pakhuizen van 't Neder-
landsche Veem en van 't Leydsche Oranje
Veem. Zie de muren, decimeters dik, waar
achter in vroeger tijden de centenaarslas-
ten thee en koffie en peper en kruidnage
len en allerlei andere specerijen opgesla
gen lagen.
Een prachtig stuk oude historie en is het
wonder dat Jan Mens ineens voor een
ouden gevel blijft staan en vertelt dat dit
de woning is geweest van den beroemden
schilder Breitner, den genialen artist van
de paarden en de bruggen en de volksvrou
wen. Nérgens vond hij het uit te beelden
materiaal zóó kant en klaar als op dat
Bickerseiland.
Waar de tjjd stolde
Gevels rijen zich aan elkander, en in iedere
gevel ziet men een witte of een gele of een
grijze gevelsteen. Kunstig-versierde mini
aturen; waarin de eigenaar eens zijn stiel,
zijn ideaal of zijn symbo-l uitbeeldde.
De tijd bleef hier stilstaan. Hij stolde in de
groen-geschilderde ophaalbrugjes, in de „me-
laatsche" muren en in de kronkelende steeg
jes, waartoe het daglicht maar nauwelijks toe
gang heeft. „Tijd"... een woord, een begrip
dat het Bickerseiland voorbijging, en er geen
vat op kreeg.
Aan den waterkant liggen de werfjes. Met
namen als d'Risico, 't Avontuur en 't Fortuin.
In schemer-duistere nisjes en slopjes en een
gangetje zoekt men den weg naar kleine hel
lingen, waarop nu stalen aken en ijzeren
scheepjes op het droge getrokken worden.
Oude scheepswerkers zwaaien hamers, jonge
menschen zitten te branden en te smeulen met
teer en taan. Bekende geuren, die hier ook drie
eeuwen geleden meegenomen werden op de
wieken van den Westenwind.
Vrouwen gaan voorbijin roode en bonte
schorten. Breede, struische vrouwen, met lange
rokken en gerimpelde gezichten. Met de zor
gen er bovenop. Geen wonder... 't gaat ook op
't Bickerseiland niet naar den vleeze en veel
pakhuisruimte ligt leeg...
Wijlen Jan Bicker, de schepen, moest het
weten
De „Gouden Reael"
En ineens staan we dan voor „De Gouden
Reael". Een taveerne, zooals men er méér in
oud-Amstelodanum aam-reft. Rijzig-gebouwd,
slank omhoogrijzend in de blauwe hemel, met
boven de deur een gevelsteen met een gouden
reael er in.
Jan Mens duwt de deur open en dan zjjn we
aangeland aan het feitelijke doel van deze
reportage-tocht.
't Is er stil, in de „Gouden Reael". Ergens
achteraf zitten wat bootwerkers te miezemau-
zen. Beduimelde kaarten gaan van hand tot
hand. Tusschen de kaarten staan wat dampen
de kommen koffie. Een oude hond zit naast
de tafel en slaapt.
Achter 't buffet zit Hein, de waard uit de
„Gouden Reael". Omringd door fleschjes Am-
stel Pils, en... botteltjes chocolademelk. Een
buikig vat wordt door de eikenhouten toonbank
getorscht. De zon, die door smalle ruitjes naar
binnen danst, speelt een vroolijk spel met al
die glazen, het vele helder-gepoetste koper en
nikkel van de kranen. Uit de biervatkraantjes
drupt een straaltje bier: het lijkt wel kwik,
zoo overdadig veel zon zit er in.
JAN MENS.
(Foto-Archief).
Eeuwen geleden.
Hein praat en Jan Mens praat en de mannen
in de hoek kaarten en luisteren niet mee. En
we hooren van de jaren, die voorbij zijn. Toen
de „Gouden Real" centrum was van jolijt en
uitbundig feestvertoon op 't Bickerseiland,
waar goed verdiend werd, als er vaarUwas op
de Oost en de West. Van de kermissen, toen de
orgels samendromden bij de „Gouden Reael" en
heel het eilandvolk daar samendromde. Tóen
de vrouwen en mannen elkaar beetgrepen en
ronddansten op het plein, met zwaaiende
baaien rokken en glanzende petten.
Toen het bier hier stroomde, heel den dag
en het ruwe volk van 't eiland zich een feest
roes dronk.
Die tqd is voorbij en Hein weet er over
mee te praten, 't Is zoo stil geworden, de
laatste jaren in de „Gouden Reael" dat het
een mensch wel eens benauwd om 't hart
wordt, 't Is goed dat Jan Mens een boek
over de taveerne geschreven heeft en dat
er zoodoende weer wat aanloop is. Van
vreemdelingen enAmsterdammers.
Talloozen hebben de „Reael" willen zien,
die wonderljjke kroeg op 't Bickerseiland,
die inderdaad een bezienswaardigheid Is.
De Nederlandsche Reisvereeniging orga
niseert op Zondagmorgens excursies naar
de „Reael" en dat is een gewaardeerde on
derneming voor Hein, net als de motor-
boot-excursies van Bergman.
Voorname dames komen tersluiks de „Reael"
binnen en vragen den waard honderd uit. Hier
toch leefde eens „Dolle Griet" uit den roman.
Hier leefde men zijn leven fel en toomeloos.
Hier vloeide meer dan eens het bloed der ei
landers en werden de wreedste twisten weer
„afgedronken" bij de voorvaderen van Hein.
De potkachel gloeit... en we zien uit op
het water daarbuiten. Een tjalk drijft
voorbij, met een schippersvrouw aan de
roerpen, 't Water is gebleven, even blauw,
even glad, even rusteloos als drie eeuwen
geleden. Maar nog evenzeer de bron van
hoop en mogelijkheden voor 't Bickers
eiland als drie eeuwen voorheen.
Hein bijt in z'n bier, blaast in de schuim-
manchet en ziet wijsgeerig voor zich uit:
„Och"... zegt hij dan, turend door de ruit
jes van de „Reael", ,,'t komt allemaal wel
weer best in orde. 't Haalt wel weer op.
We hebben meer slechte tijden beleefd.
En de „Reael" is er altijd nog doorheenge-
zeild."
De kaarters stommelen op en verlaten de
taveerne. We vragen Hein: „Waar leven deze
menschen nu nog van?"
Hein weet het niet. Ze werken op 't eiland;
overal en nergens van. Er is nog wat werk
aan de booten, maar veel is 't niet. Er zijn wat
veemarbeiders, en ze werken in de fabriek van
Jonker en in de bakkerij. Ook een deel op de
werfjes en in de pakhuizen. Een groot deel
loopt in de steun en da's beroerd genoeg."
Stilte valt terug in de „Gouden Reael". Een
kat komt spinnend loom aangezweefd. Rekt
zich en kromt zich in de zon. Geeuwt en...
gaat slapen onder de toonbank. Ergens in de
verte loeit een scheepsfluit en vlakbij ratelt
een losbak in een schuit.
We bekijken de „Gouden Reael", zien de
historische trap met veertien treden en de
deuren en de paneelen en de gevelsteen en
de antieke fa?ade. En we zetten onze fan
tasie aan 't werk en trachten een paar
eeuwen weg te denken en ons te verplaat
sen in den bloeitijd van de taveerne, waar
zooveel nationaliteiten elkander tegemoet-
traden, waar zooveel liefde besproken en
zooveel twist uitgevochten is.
We staan weer buiten en doorslenteren het
Bickerseiland van noord naar zuid en van west
naar oost. Telkens nieuwe inkijkjes en merk
waardige vergezichten. Nu eens over het bree
de water, dan weer op een miniatuur-steegje.
De bewoners gaan stil hun gang en letten niet
op de bezoekers.
Jan Mens staat ergens aan een ontzaglijke
pakhuisgavel te krabben met een mes. Hij
krabt de buitenste steenlaag weg en toont ons
dan de donker-roode kleur die zichtbaar wordt.
En vertelt erbij dat menig schilder hier in
opperste verbazing gestaan heeft, en zijn nood
geklaagd dat men deze kleur rood, dit steen
rood van de oude pakhuizen op het Bickers
eiland, niet meer krijgen kan. 't Is een ver
geten kunst, die met de eeuwen verstierf.
Pakhuizen... veemen... opslagplaatsen...,
dat is het Bickerseiland. Een samengeweven
eenheid van massale bouwsels, waarop de Tijd
zich te pletter geloopen heeft en die de eeuwen
getrotseerd hebben zooals alleen de bouwsels
van onze voorvaderen dit kunnen.
Wil men de sfeer ondergaan van een uiter
mate interessant brok Amsterdam, wellicht
het interessantst, ga via de Haarlemmerpoort
en betreedt het eiland van Jan Bicker!
Strijk neer in de „Goudei. Reael" en knoop
met Hein een gesprek aan. En als ge dat
boek van Jan Mens gelezen hebt, zal 't
U dubbel-plezieren hier te verblijven.
En wie weet... ontmoet ge dezen Amster
dammer bij uitnemendheid zelf niet; zijn
Accountantskantoor
Leeraar M.O.
Lid Ned. Gen. v. Acc. Lid N. I. v. B.
Loodsgracht 72 Tel. 650
tochten door de Amstelstad zijn vele en
velerlei en 't zou geen mirakel zijn als ge
hem vond op een kruk in de taveerne van
Hein van den „Gouden Reael".
't Zal er interessanter, schooner, leerza
mer en verheffender zijn dan in menig
chroom-staal cafetaria-paleis, in menig
café waar glimmend nikkel en nam aak
antiek den bezoeker de illusie moeten bij
brengen van voornaamheid, glorie en re
putatie.
't Echte, de antieke taveerne, de koste
lijke gevels en Breitneriaansche uitzich
ten... die vindt ge alleen op 't Bickers
eiland.
hebben veelzijdig pijnuitdrijvende werking.
De rijwielstalling is gereed. U kunt
komen.
De Donkere Duinen verwachten U. De
heesters zijn aan het uitbotten en als je door
de lange lanen loopt, dan hangt er die fijne,
ondefinieerbare geur van dennen en jong
groen, dat aroma van het voorjaar, dat je
deugd doet, als je het inademt.
De Donkere Duinen zijn gereed om
haar gasten te ontvangen. De duiven zit
ten al met ongeduld te wachten bij den
ingang. Ze kirren en loopen driftig op
het pad voor de boschwachterswoning. De
pauwen, want er zijn er gelukkig nog,
stappen deftig en glanzend met hun
prachtige veerentooi over de heuvels,
waar tusschen de vijver stil te blinken
ligt.
De Donkere Duinen zijn klaar voor de lente-
en zomergasten. Als je de ingang binnengaat,
dan vindt je, links daarvan een opening in
de heesters en die opening leidt naar een
nieuw pad, waar een lange houten rijwiel
stalling is gebouwd, waar niet minder dan
driehonderd fietsen een plaats kunnen vinden.
Driehonderd, dat is een heele massa en het
zal wellicht nog eenigen tijd duren voordat
het rek „vol" staat, want op het oogenblik
laat het bezoek nog veel te wenschen over.
Het is nog stil in ons natuurpark. De vogels
weten niet recht wat ze er aan hebben, er
komen nog maar weinig menschen genieten
van dit prachtige stukje nattiur.
In andere jaren dan zouden de Paasch-
dagen honderden en nog eens honderden
menschen naar de duinen brengen. Nog het
vorjg jaar was het er druk. Dan wist je niet
waar je een stil plekje kon vinden. Maar nu
blijft er de wintersche rust hangen met het
bezoek van den natuurliefhebber, die niet de
gezelligheid zoekt in het park, maar de rust
en schoonheid van de natuur.
Het zal de moeite loonen voor onze
stad gen ooten om dit plekje in de komende
dagen eens te bezoeken. Men zal er rust
vinden en het is goed, dat we in dezen
tijd eens tot bezinning en inkeer komen.
We worden al teveel meegesleurd in de
groote en droeve gebeurtenissen van
onzen t(jd, we raken de mooie dingen van
het leven daardoor te licht kwijt. Kom,
bevrjjd U eens van de oorlogslectuur en
oorlogsradio en geniet ongestoord van de
schoonheid, die de Schepper gaf.
Maar met 't vet wordt het zuinig.
Is er vleesch met de Paaschdagen...?
Ziedaar, de kardinale vraag, welke alle
Heldersche huismoeders, hetzij in of
buiten de stad, zich deze week gesteld
hebben. Met Paschen had men altijd een
behoorlijk stuk vleesch bij het middag
maal en waar de vleeschvoorziening de
laatste weken weer aanmerkelijk aan
den krappen kant was, maakte men zich
begrijpelijkerwijze zorgen.
Het blijkt mee te vallen. Wij wendden
ons tot den secretaris van de „Toewij
zingscommissie", den heer Van Haaren
en informeerden welke hoeveelheid slacht
vee voor Den Helder vrijgekomen was.
Deze bleek mee te vallen, gezien de
weinig optimistische geruchten, die aan
vankelijk de ronde deden. Het blijkt zelfs,
in zeker opzicht, zeer mee te vallen en
als de gemiddelde klant in Den Helder
geen al te groote hoeveelheden eischt mag
worden aangenomen, dat er in ieder huis
gezin morgen en overmorgen vleesch op
tafel komt.
Er is zoowel bevroren als versch vleesch
aangevoerd. In totaal 9 versche koeien,
waaronder zich evenwel slechts één vette
bevond. De rest was over het algemeen
mager soort. Voorts 20 bevroren koeien
en tenslotte een 50-tal kalveren. Men ziet
het: een vijj behoorlijke hoeveelheid, die
ieder gezin een stukje vleesch garandeert.
De heer Van Haaren verzocht ons nog op
het navolgende de aandacht te vestigen: het
meerendeel der vleeschgebruikers verkeert
nog steeds in de onjuiste veronderstelling, dat
de slager het vet dat hij uit z'n beesten ver
krijgt aan zijn klanten mag verkoopen. Dit
is niet het geval. Iedere slager is verplicht
het vrijgekomen vet af te dragen aan de Vee
houderij Centrale, die daarna weer tot distri
butie overgaat.
Men kijke er dus z'n slager niet leelijk om
aan als hij geen vet kan leveren, terwijl er
toch vet uit de koeien gekomen is.
Een opname i» de „Gouden Reael", de beroemde taveerne op den Zandhoek T_J™ede^van
linke w Jan Mens, (Foto Jon. de Haas),
,.C'est le ton, qui fait la musique" (het
is de toon, die de muziek maakt), zegt
het Fransche spreekwoord en het is een
der weinige spreekwoorden die waar
zijn. Laat het bijvoorbeeld maar eens
van toepassing zijn op de affaire van
„De Onderlinge"waaraan de Helder
sche Courant diverse regelen wijdde en
welke regelen klaarblijkelijk enkele
„cliënten" van meneer Van Weerden,
den „beheerder"de oogen (hopenlijk te
rechter tijd geopend hebben. Dat
was een booze brief van dien „beheer
der", maar uit iederen regel kon men
distilleeren dat de man niet alleen in een
allermiserabelst slechte bui was, maar
dat hij daarenboven in zijn boosheid
kleur bekende door te zeggen dat wat
vier jaar geleden gebeurd was nu niet
meer gold. Ja ja
Nu moet men dergelijke figuren niet
uitboezeroenen. Ze zijn taaier dan taai
en duiken overal weer op onder andere
benamingen. Toevallig het bloote-bee-
nen-en-mollige-juffrou ws-blaad je „De
Lach" van deze week bij m'n kapper in
handen krijgend, las ik een aankondiging
van Van Weerden. Laat ons hopen,
dat niet vele abonnes van genoemd
blaadje in de verleiding gebracht wor
den door de verlokkelijke aanbieding,
opdat de enkele stuivers die ze aan
dezen „Lach" besteedden niet verkeeren
in vele guldens schade. Overigens een
markant bewijs van 's heeren Van
Weerden's taaiheid.
Het beste bewijs op welke manier
sommige jongere en oudere reizigers in
de treinen tusschen Nieuwediep en Alk
maar de beest uithangen, las men in de
krant van Donderdag, 't Is een groot
schandaal dat zoöiets voorkomt en het
ware inderdaad te wenschen dat Jan
Rap en z'n maats-maats, die deze hel
dendaden plegen te bedrijven, in de
kraag gevat werden en voor den kadi
kwamen.
Gordijntjes verdwijnen bordjes
„niet rooken" raken spoorloos zoek
leeren deurriemen zijn onvindbaar, en-
zoovoorts, enzoovoorts. Wie hier in de
eerste plaats debet aan zijnNeem het
ons niet kwalijk als wij dit voor een
goed deel op rekening zetten van de rei
zende jeugd. Men schijnt het in zekere
middelbare kringen zelfs blijkbaar tot de
bon-ton te rekenen als men zooveel
mogelijk andermans bullen kapot
maakt. Dat daarbij jongelieden van
onze achtbaarste onderwijsinrichtingen
als haantje de voorste fungeeren stemt
tot nadenken. Vraag het den conduc
teurs maar eens en ze zullen U vertellen
dat ze er grijze haren bij krijgen.
Laat men in dezen tijd, die zich ken
merkt door „harde dokters" en dictato
riale maatregelen, ook hier een afdoen
de artsenij vinden. Koppel voortaan in
de treinen een aparte wagon, zijnde een
beestenwagen-met-zitplaatsen, doch zon
der eenig comfort. Laat daarin de hoop
van 't vaderland hun Sturm und Drang
uitwoeden, laat hen daarin rossen en
rauzen, laat hen daarin al de dolle
streken en vandalistische complexen uit
vieren die ze anders in de burger-coupé's
plegen.
't Kan blijkbaar niet anders. De direc
teuren der scholen en de ouders dezer
super-vernielers hebben blijkbaar hun
lieflijk kroost niet meer dusdanig in de
hand dat ze 't na-laten.
Dat ook enkele „ouderen" zich aan
het euvel der vernieling schuldig maken
is te misselijk en te lamlendig dan dat
we er ook maar één woord verder over
willen vuilmaken.
Nu de bioscopen in Nieuwediep nog
alsmaar gesloten blijven, valt het ook
voor onzen stadsontwerper en moord-
tit els schilder Franciscus Neyts niet mee
aan z'n boterham toe te komen, wes
halve genoemde Franciscus zich is gaan
toeleggen op het edel en verheven am
bacht van de herinneringsbordenschil-
derij. Ergens in de Spoorstraat, waar
eertijds de schoen hoogtij vierde, ziet men
thans de herinneringen in kleur en verve
neergeworpen. Geboorte dood
bombardementoorlog jubileum
enz. enz. In één woord: ga naar Frans
en het komt in orde! Frans heeft voor
ieder jubileum een waardig, passend en
origineel symbool en ge zult Uw kinde
ren en kindskinderen verblijden met aan
Uw felbegeerde nalatenschap zoo'n ge
schilderd Neytsiaansch souvenir toe tc
voegen. Daarbij steunt ge de schilder
kunst Hl het algemeen en de kunst van
Frans in het bijzonder. Tenslotte: de
man heeft het hard noodig en stelt gaar
ne zijn verf ter Uwer beschikking.
Mocht ge dus geen bonnen genoeg heb
ben voor een Paaschbrood, reserveer de
gelden dan voor een bonloos Paasch-
bord van Neyts.
Van bioscopen gesprokenlaten we
daar van de week in den trein ons ge-
evacueerd raadslid, de heer P. van
Twisk, allias Piet van Twisk, tegen het
lijf loopen. 't Gerucht had verteld dat
Piet Piet niet meer was, maar dat bleek
fantasie te zijn. Piet was nog wel dege
lijk Piet. Even lang, even mager, even
rad van tong en even goedsmoeds en
optimistisch als hij altijd geweest is. Piet
heeft maar één zorg: hij kan niet draaien
en dat maakt hem 't leven zuur. Geen
wonder, als men een menschenleeftijd
gedraaid heeft en nu gedwongen is op
non-actief te staan in de Castricumsche
oerwouden.
't Was verheugend te bemerken hoe
zeer Piet meeleeft met het reilen en zei
len van Nieuwediep en de Nieuwedie-
perlingen. Als 't vrede is komt hij hard
loopend naar Jutterstad terug, aldus ver
telde hij. En 't eerste wat hij doet is..
een gratis-voor-niemandal-voorstelling
te geven in alle bioscopen tegelijk.
't Onloochenbaar bewijs dat Piet Piei
gebleven is