HET
PAARD deeerste artillerist
Flitsen uit de qemeenschap van mannen en dieren i
De Vallei van Aosta
De TAAK
van den
fourage
meester
t\-\y r
(ALLE FOTO'S
D.P.V.)
Man en paard
zijn in het leger
goede vrienden.
Evenals de infanterie het klassieke wapen is van de Duitsche
weermacht en de daarbij behoorende klassieke wijze van voort
beweging, het marcheeren is, zoo is het ook gesteld met dat
andere klassieke wapen; hier is nog steeds de beproefde wijze
van voortbeweging: de marsch te paard. Wanneer een burger
spreekt over de artillerie, heeft hij kanongebulder in de ooren.
Wanneer de artilleristen er echter over spreken, hooren zij in
gedachten hoefgetrappel van paarden. Wanneer burgers spreken
over den oorlog, denken zij daarbij aan zware stukken geschut
met lange loopen; de gedachten van den artillerist gaan echter
uit naar tientallen schitterende paarden. De zware artillerist
denkt aan de zware Belgische paarden, zijn collega van de lichte
artillerie aan de snelle Hannoversche paarden. Want paarden en
paarden zijn twee. Daarover vertelt een Duitsche oorlogscorres
pondent ons in onderstaand artikel eenige bijzonderheden.
-
v
ZOO is het nu eenmaal gesteld met de
artilleristen. Men spreekt met hen
over het een of ander onderwerp en
zij verstaan steeds: paard. Dat zijn
tenminste de artilleristen, die van het goe
de hout zijn gesneden.
„Hoe is de verzorging?" Vroegen wij
eens aan een groep kanonniers °n prompt
kwam het antwoord: „goed! De paarden
hebben voldoende haver!" Zooiets moet
men aanvoelen: de artillerie is het wapen
dat met man, paard en wagen in het strijd
perk treedt. Natuurlijk bestaat er ook een
gemotoriseerde artillerie, maar de met
paarden bespannen stukken zijn toch altijd
nog aanzienlijk talrijker. Per stuk geschut
moet gerekend worden op een dertig
paarden, niet dat een kanon door zooveel
paarden getrokken zou moeten worden,
maar men heeft ook trekkrachten noodig
voor de vele andere wagens van de artil
lerie, die tezamen een batterij vormen. En
een belangrijk deel van deze dieren doet
dienst als rijpaard. Het paard is het a en
het z van het alfabet der bespannen artil
lerist. Het dier is zijn eerste gedachte, wan
neer hij des morgens opstaat, het is zijn
laatste, wanneer hij zich ter ruste begeeft.
Temidden van de kanonnieren, die wij
aantroffen in een Fransche plaats, hadden
wij een gesprek met den fouragemeester.
Dat was geen kanonnier, dat wil zeggen
geen eenvoudig soldaat meer, maar een on
derofficier. Maar ondanks dat was hij nog
een zeer jonge man. Hij vertelde ons een
en ander van zijn arbeid en het resultaat
daarvan was, dat het volgende ons zoo dui
delijk werd als een paard: het domijn van
een fouragemeester is een batte j, waar hij
den scepter zwaait over honderd en vijftig
paarden; de aanleg daarvoor moet men van
huis uit bezitten. Geen vlonder dan ook dat
deze onderofficier ons vertelde dat hij een
onvervalschte boerenzoon was van het Si-
lezische platteland. Hij had in zijn leven
meer gereden dan geloopen. En hij was
eigenlijk al een perfecte fouragemeester,
toen hij op een zomerdag in 1935 als vrij
willige bij de batterij kwam binnenvallen.
Maar één ding heeft hij daar toch nog moe
ten leeren. Want een fouragemeester heeft
niet slechts te zorgen voor de haver, hij
moet in elk opzicht die schare paarden ver
zorgen en onderhouden, een reuzentaak.
In een batterij van de zware artillerie
zijn dat honderdvijftig koudbloeden; bij
een batterij lichte artillerie daarentegen
150 warmbloedige paarden. Koud- en
warmbloed dat is geen verschil in tempa-
ratuur. De koudbloed is zwaar, traag en
taai. Weliswaar trekt hij langzaam, maar
onfeilbaar zeker. Uit elke modderpoel, door
elke modderpoel, zei een der soldaten.
De warmbloed is minder zwaar en snel
ler; het is zijn taak de lichte stukken te
trekken. Een dergelijk dier voor een stuk
zwaar artilleriegeschut zou zich eenvoudig
„kapot" trekken. Een koudbloed voor een
licht stuk zou zich dooddraven.
Een paard is een paard, meent de man in rijpaard uit en doorkruist de gelederen in
de straat; de artillerist schudt het hoofd en
beweert: paard en paard is twee. Elk paard
is anders. Theo bijvoorbeeld is hoog en
slank, Kletskop breed en wat laag op de
pooten, de groote Iltis is een uitstekend
dier van het gulden midden. Katje trans
pireert al spoedig op de flanken, maar Mo-
ritz blijft ook na den langsten draf nog
droog.
Wanneer men een rasechte fouragemees-
ster heeft, dan behoeft deze dat alles niet
eerst proefondervindelijk uit te zoeken;
neen, hij ziet het onmiddellijk aan het
de achterhoede en dgn duurt het niet lang
of hij komt met aanvullend materiaal.
Man en paard, die behooren in een bat
terij bij elkaar als man en man. Het is
merkwaardig dat elk paard dit zelf zeer
goed beseft, het weet wie z'n meester is.
Dat komt omdat deze soldaat juist dit
paard altijd voedert, te drinken geeft, bors
telt, omdat hij het stroo brengt en zoo
prachtig de kunst verstaat, wanneer na
een lange rit wonde plekken zijn ontstaan
onder het zadel, deze te genezen. En dan
ook nog omdat hij zoo dikwijls een klontje
Voor geoefen
de paarden van
het artillerie
wapen zijn gra
naattrechters,
geslagen in de
wegen geen on
overkomelijke
hindernissen.
paard, zooals het daar staat; dit is een rij
dier, dat een paard voor de zware stukken,
dit voor de voorste gelederen, dat daar
naast zal het beter doen voor de middel
baar zware stukken. En dat daar aan den
kant, dat is nergens voor geschikt, dat zou
den we beter maar rechtstreeks kunnen te
rugzenden.
Onze fouragemeester zag alles en zijn
chef, de militaire veearts, deze zag onge
twijfeld nog veel meer. De batterij, in
welks midden wij vertoefden, had de toch
ten naar Sudetenland, Polen en Frankrijk
medegemaakt. Onder die honderd en vijf
tig paarden zijn er thans nog die al deze
tochten hebben overleefd. Meer dan 60
van het dierenmateriaal. dat thans in
Frankrijk staat, stond een jaar geleden in
Polen. Deze paarden hebben duizenden ki
lometers afgelegd.
Natuurlijk zijn er ook wel dieren uitge
vallen. Een machinegeweer had op een dag
zes van de beste paarden doen sneuvelen.
En wat gebeurt in zoo'n geval, wanneer
een batterij, die in den aanval is, tegelijk
zes paarden verliest? Dan gebeurt het vol
gende: de fouragemeester kiest een snel
voor z'n dier heeft bewaard; en dan ten
slotte af en toe een liefkozende streeling.
Zoo weten de paarden, die bij een be
paald stuk geschut behooren ook heel goed
dat zij een kleine gemeenschap vormen. In
de weide ziet men ze bij groepjes van zes
of tien tezamen.
Hans Huffzky.
hoven, torens en particuliere gebouwen, uit
de feodale tijden; kortom een stad, die den
bezoeker weet te boeien.
Van Aosta voert over Pré Saint Didier
een weg in Westelijke richting naar Cour-
mayeur, waarover reeds iets gezegd is. Hier
toeft men in het rijk van den Mont Blanc.
Courmayeur ligt op 1228 M. Van Pré Saint
Didier gaat een zijweg over La Thuile, op
1441 M., naar den Kleinen Sint Bernard,
waar het beroemde Hospice ligt, op 2188
M., met het kleine meer en de honden.
Van Aosta in Oostelijke richting komt
men in Fenis, waar eên beroemd kasteel
is te zien, uitstekend bewaard, met, zijn
gekanteelde muren, zijn zware torens, zijn
gangen en trappen, zijn houten balustrades,
zijn zalen met versierde wanden en een
zeldzaam mooie binnenplaats. Dergelijke
kasteelen zijn er veel in de Vallei van
Aosta en zij verhogen in niet geringe mate
de schoonheid van het landschap. Bij Cha-
tillon buigt een zijweg in Noordelijke rich
ting af naar Valtournanche en den Cer-
vino, welke 4478 M. hoog is. Valtournan
che ligt op 1524 M., wat een mooie hoogte
is voor een zomerverblijf. Nog Noordelijker
ligt Breuil op 2024 M. hoogte.
Na Chatillon komt men aan de bekende
badplaats Saint Vincent, met een prachtig
uitzicht over de Vallei, mooie wandelingen
en dichte bosschen. Het water van Saint
Vincent lijkt veel op dat van Karlsbad en
is aangewezen voor ingewandsziekten en
ziekten van de lever en de galkanalen. Ook
Courmayeur heeft bronwater en verder
Pré Saint Didier, Ceresole Reale en Bor-
gofranco.
Voorbij Saint Vincent gaat de weg naar
het Zuiden en aanschouwt men twee
mooie kasteelen, dat van Verrès en dat
van Ossogne. Vooral dit laatste is interes
sant. Het is volmaakt gerestaureerd en
voorzien van meubels uit de tijd. Ge vindt
er prachtige zalen met monumentale
schoorsteenen en allerlei kunstvoorwer
pen, gebeeldhouwde houten zolderingen
gewelfde gangen, een binnenplaats met een
fontein in den vorm van een boom. Vergeet
Op het eerste alarmteeken gaat het in pijl
snellen ren vooruit, naar de vuurlinie.
Wanneer een
berghelling be
stegen wordt,
stijgen de rui
ters uit het za
del om de
krachten van 't
paard te spa
ren.
Menig artille-
riepaard heeft
reeds duizen
den kilometers
afgelegd; het
zag dikwijls
meer vreemde
landen dan de
gemiddelde
-nensch.
(Bijzondere correspondentie).
De Vallei van Aosta is stellig een van
de mooiste Alpenstreken en daarbij een
van de streken van Italië, die u het ge
makkelijkst en het snelst kunt bereiken.
Het is een land dat de Natuur tot in alle
bijzonderheden heeft verzorgd, een berg
landschap waaraan letterlijk niets ont
breekt: het is af tot in de fijnste puntjes.
Geweldige bergen, de hoogste van Europa,
de Mont Blanc, de Cervino, de Monte Rosa,
de Gran Paradiso, de Sint Bernard, uitge
strekte gletschers, bosschen, waaraan geen
einde schijnt te komen, groene dalen,
schuimende watervallen, golvende hoog
vlakten, beroemde passen, breede berg-
stroomen, schilderachtige stadjes en dor
pen, statige stoere kasteelen, en nog Ro-
meinsche oudheden bovendien.
Ik wou dat we al zóó ver waren met de
televisie om u even de Mont Blanc voor
de oogen te tooveren, de Mont Blanc met
Courmayeur in de diepte, die ontzag
lijke loodkleurige bergmassa, met zijn wit
te plekken van door woeste winden opge
zweepte sneeuw, zijn glinsterende glet
schers, dien ontembaren vijandigen hoogen
berg, die den mensch afstoot als een las
tig insect en beneden in een sappig
groen dal het vriendelijke stadje met roo-
de daken, spitse torentjes, zoo nietig klein,
zoo teer en broos aan de voeten van dien
boozen reus en toch zoo rustig en veilig.
Zooals Courmayeur bij de Mont Blanc,
ligt Gressoney in 't gezicht van de Monte
Rosa die er wat minzamer uitziet dan de
barsche Mont Blanc! en het Blauwe Meer
onder de spitse top van de Cervino.
De Vallei van Aosta is een streek, die in
de warme maanden zomergasten trekt en
des winters liefhebbers van de zoogenaam
de „witte sport". Op beide soorten van gas
ten zijn de hotels en pensions natuurlijk
ten volle berekend.
Uit het Noorden komt men binnen over
den Grooten Sint Bernard. Eerst komt men
in Aosta, een buitengewoon interessante
schilderachtige stad. Absta is héél oud. Het
ligt op een punt, waar de natuurlijke we
gen van de Groote en de Kleine Sint Ber
nard samenkomen; voor de Romeinen was
het al een punt van strategische beteeke-
ms. Het heeft dan ook, zooals bijv. Turijn,
straten die elkaar rechthoekig snijden, als
een Romeinsche legerplaats. Men ziet er
de Boog van Augustus, die een nagenoeg
gaven indruk maakt, en de overblijfselen
van een Romeinsch theater, drie rijen lee-
ge vensters boven elkaar. Dan is er nog de
Porta Pretoria, uit groote ruwe steenblok
ken opgetrokken. In de Middeleeuwen en
later kwamen er kerken bij en klooster
vooral niet om de keuken te gaan zien, die
is de moeite waard.
Bij Ponte San Martino, waar een Ro
meinsche brug is, gaat weer een weg naar
het Noorden, naar Gressoney, waarvan ik
al zei dat het ligt in 't gezicht van de Monte
Rosa. Doorgaande in Zuidelijke richting, ar
riveert men in Ivrea, aan de Dora Baltea.
Hier staat het Kasteel met de Vier Torens
en een barokke Kathedraal. Het land wordt
nu al lager, we zijn hier beneden de 1000
M. en nóg verder naar het Zuiden bereikt
men Turijn. Van Ivrea gaat nog een weg
in Westelijke richting naar Castellamonte,
Cuorgne en de badplaats Ceresole Reale.
Een bijzondere attractie van de Vallei
van Aosta vormen de meren, zooals het
Meer van Ceresole, dat van Sirio en het
Blauwe Meer bij de Cervino. Dan is nog
niet genoemd Cogne, ten Zuiden van Aosta,
op 1534 M. hoogte, prachtig gelegen met
het gezicht op de Gran Paradise, die 4061
M. hoog is, het Kasteel van Saint Pierre,
dat van Sarre en dat van Mongiove en
nog wel meer dingen, waarvoor de tijd mij
ontbreekt.
Een aantrekkelijkheid van de Vallei van
Aosta zijn ook nog de volksdrachten, waar-
onder bijzonder eigenaardige.
Dus grootsche berglandschappen, arti-
stieke steden en kasteelen, geneeskrachtige
wateren, een zuivere lucht en een Zuide
lijk licht, en een uitstekende hotelinrich
ting dat alles vindt men in de Vallei
van Aosta.
WAAR HET KWIK GEWONNEN WORDT:
IDRIA.
U weet allen wel uit de aardrijkskunde,
uit uw schooljaren, dat er in Idria, in de
Dolomieten, kwikmijnen zijn. Maar dat die
plaats ook van toeristisch belang is, wel
licht wist u dat niet.
Wanneer u in een auto aankomt, dan ziet
u, zoo af en toe, het stadje want door de
krommingen in den weg komt het te voor
schijn en gaat weer schuil zooals het
daar ligt te midden van malsche groene wei
den en het donker groen van de bosschen
in het rond met de heldere kleuren van
de zonnige kleine huisjes, proper en nie
tig, als gezien door een omgekeerden too-'
neelkijker.
Daar beneden in het groene dal staan
huisjes en villa's bijeen, maar tegen de
berghellingen op zijn ze verspreid, hooger
en lager, half verscholen in de beukenbos-
schen.
Idria is gelegen op de grens van de Pro
vincie Gorizia. De mijnen zijn al heel oud.
Sinds eeuwen worden ze ontgonnen en nog
altijd leveren ze het glinsterende rollende
vloeiende kwik.
Duizenden werklui zijn hier dag aan dag
bezig met boren, hakken en verbrokkelen.
De mijnen zijn midden in de bewoonde
kom van het dorp, of liever daaronder. Men
gaat daar naar beneden, de kelder in, om
kwik te halen, zooals een ander in zijn kel
der afdaalt voor een fijne flesch wijn.
Ik zal u niet vervelen met geologische
bizonderheden, maar het zou -u toch kun
nen interesseeren, dat de gangen in die
mijnen een gezamenlijke lengte hebben van
een goede 80 K.M. en dat de drie voornaam
ste putten van 250 tot 400 M. diep zijn. In
de liften is plaats voor 24 werklui tegelijk.
Er zijn daar 1200 man aan het werk, die
lederen dag tientallen kubieke meter uit
hakken en honderdduizend kilo's in een
jaar. Dat materiaal wordt dadelijk gegre
pen door de machines, die het vermorzelen
en dan gaat het naar de ovens en ten slotte
naar kolossale retorten en buizen, die de
kwikdamp distilleeren.
De rossig grijze rotsen hier bevatten een
hoog gehalte van cinnaber en van kwik.
Het spreekt vanzelf, dat er meer en min
der rijke aderen zijn, maar in het algemeen
is de grondstof, die door deze mijnen wordt
Europa ontegenzegSelijk de beste van
De honderdduizenden kilo's hout, die
de°nn^ r°PVunS ?°°dig Z^n' kome" "it
ae onmetelijke bosschen in den omtrek De
ovens verslinden de rotsblokken en spu-
uitLna ,eJ de kostt>are materie
on in iebM? gehaald. De dampen stijgen
op in tientallen enorme buizen, die voort-
Zen r?°T k°Ud WateT worden besproeid.
Zoo condenseert het kwik en aan het uit-
tig wc^Tin^e11120!" druppeït een witach-
•iS "ito
s'chfrS'tlpI0^6" °Pgevangen en fles-
de^aa^dp0^!!^311 d6v rljkdom> die hier in
ingericht vopr-°r/en ugt. De heele Pl^ts is
ingericht voor de arbeiders. Er ziin groe-
natoria en 6h jeS' u01 lucht en iicht- sa-
ren lokalT331"11 voor de kinde*
genkamde do;0olLoS"Pfnnidnag de Z°°"
vSViS' d« """"Sn"
rsnSluT wanneer
km Zijn nieerendeels kantwer-
richt nA ?rv?0r ,zelfs een school opge-
heet nnntnn>.T^le ,.hier wordt gemaakt,
Ook de vier-
beenige kame
raden moeten
van tijd tot tijd
onderzocht wor
den om vast tc
stellen of zij
nog volkomen
gezond zijn.