Pekzwart en geelgesnaveld URK MODE REVUE verandert Het Haagsche Bosch Uit de natuur £le nvzhel, ^cuig£A uati de tuu>e tbchem&Miipen en de schoonheid van Europa's grootste dorp door 3. K. S. Duel. Op het frisehgroene gazon onder de pur- per-overwaasde iepen in het park, waar de crocussen hun gele en paarse kelken wijd openzetten in 't gouden zonlicht, wipt een zwart vogelfiguurtje. Opeens houdt het in, de kop gaat scheef, aandachtig-luisterend staat het zoo even doodstil, dan pikt de hel gele snavel stevig in den grond. Ja, hij heeft beet en nu begint er 'n allerkoddigste trek- partij, die aan touwtrekken doet denken. De merel hangt achterover en steunt op z'n staart. Rustig trekt hij door. De worm ver liest het toch tenslotte, al heeft het soms heel wat voeten in de aarde, want die regen worm heeft aan elk van de vele lichaamsrin- gen eigenaardige hoornige borstelharen hij behoort tot de orde der borstelwormen die normaal bij de voortbeweging dienst doen. Zet 'n worm maar eens op een krant, dan kunt ge hem hóóren loopen, doordat die bor stels op het papier een ruischend geluid ma ken bij 't verplaatsen. In de laatste oogen- blikken van z'n leven komen die borstels hem uitstekend van pas, want nu kan hij zich stevig in z'n gang vastdrukken. Maar de strijd is tè ongelijk en meestal delft hij we) het on derspit. Of misschien toch niet heelemaal, want meestal breekt hij doormidden en hoe vreemd het ook klinkt dat is voor dien worm nog niet de slechtste oplossing, want de overblijvende helft regenereert de rest er wel weer bij. Zelfs al bleef er maar één ring van zoo'n wormenlijf over, dan zou na vér loop van tijd toch uit dat eene lid weer een gave worm gegroeid zijn. Het menue. Nu moet ge vooral niet denken, dat de me rels uitsluitend wormen verorberen. Met een volharding, een betere zaak waard, kunt ge ze bezig zien het harde huis van een huisjes slak stuk te hameren op 'n steen, maar dit doen ze meer wanneer Schraalhans keuken meester is. Anders is de tafel immers rijk genoeg gedekt en die vette naaktslakken ge ven immers veel minder moeite! En dan alle insecten en larven. Wanneer je met je snavel zoo'n hoop dorre bladeren uit elkaar smijt, dat ze rond je* kop stuiven, dan moet je eens zien wat voor eetbaars daaronder zoo al valt te ontdekken! Maar afwisseling van spijt doet eten en na diepgaande entomologische studie in den zo mer, smaken in den herfst de sappige ker sen, appels en bessen, vooral aalbes en kruis bes, dubbel lekker. Ook vlier- en lijsterbes en de bessen van Geldersche roos hebben altijd veel aftrek b(j de zwarte lijster, zooals de merel in den vo.ksmond wel wordt genoemd. En mo komen w^ als vanzelf weer op dat beruchte chapiter van nut en schade. Nu, de schade, door de merels aan ons beroemde Hollandsche fruit toegebracht, wordt meestal schromelijk overdreven. Hoeveel schadelijke insecten ruimt het beestje wel op, om van de andere goede en plezierige eigenschappen te zwijgen. „Every cloud has a silvery line" en Thijsse zegt dan ook in zijn „Vogelboekje" terecht: „Geen enkele soort ir uitsluitend schadelijk, en zelfs de allernuttigste begaan van tijd tot tijd wel eens een kleine pekel zonde, vooral wanneer het aankomt op zcet, onrijpe erwtjes of lekket fruit". De me rel is dan ook gelukkig i ons land beschermd alt ïans theoretisch: helaas leert de practijk nog wel wc anders! Ja, die andere plezierige eigenschappen dan maar, want over nut en schade is toch al genoeg geredetwist. Zanger van de schemering. Van een van de plezierigste eigenschappen van de gieteling zoo heet hij in Groningen en Gelderland geniet ia volop, terwijl ik dit schrijf. In de buurt zit er een te zingen, terwijl langzaam de avond valt. Er waast nog wat zongoud over de daken der huizen, een weerhaan vangt nog een veeg en glinstert tegen de ijlblauwe lucht. De schaduwen groeien tusschen de huizen en in de tuinen. De avondster begint te flonkeren aan den snel donkerenden hemel. En in die groeiende schemering zingt de merel zijn weeke, afge ronde zang, telkens uithalend-juichend, maar toch wat weemoedig. Hebt ge nog geluisterd naar de merelaan, 's avonds ais het duistert, als de sterren staan? Zoo dichtte Gezelle, die, na met ontvanke lijk hart lang en aandachtig te hebben waar genomen, de dingen zoo scherp weet te zeg gen. Er gaat van het volle, zuivere psalmo dieeren van den merel een zeldzame, moeilijk te beschrijven bekoring uit. Iemand, met wien ik eens een gesprek over den merelzang had, zei ervan: „Wanneer ik naar dien me relzang luister, komt er altijd een groote, diepe vrede in me, die me verzoent met alle drukte van alle dag en al het geraas en ge- jaag van dezen enuwsloopenden tijd; het maakt, dat ik het leven weer aandurf en het geef' me den moed om toch weer aan te pakken". En, wat ook zoo fijn is, ze beginnen zoo vroeg in het jaar. Als het loofhout nog kaal staat en het struikgevas nog ternawernood begint te botten, begint hij al te repeteeren, schijnt hij al te voelen, dat ove; enkele we ken een nieuw getij aanbreekt, een nieuwe lente openbarst uit knop en schub. In Fe bruari is er nog geen fleurig, kleurig ver toon van bloem tn blad, er hangt warempel nog geen teer pril-groen waas over de hoo rnen, maar de merel zingt, en 't is als een rijke belofte van komende lente-pracht en zomerwarmte, al is het dan nog niet het rijpe, gedragen zingen van later. Honkvast. En dan te bedenken, dat diezelfde merel, die nu in dorpen en steden een heel gewone verschijning is, een goede eeuw geleden nog vrij zeldzaam was en op eerbiedigen afstand van de beschaving en al wat daarmee annex is, een menschenschuw bestaan leidde in dichte, eenzame bosschen. In den loop der jaren heeft hij ontdekt, dat het bij de men- schen zoo kwaad nog niet is, en terwijl veel vogels, dank zij de voortschrijdende cultuur, verlies boeken en achteruitgaan in aantal ,is de merel de cultuur niet ontweken en heeft ermee gewonnen. Hoe goed het hem bevalt, blijkt ook wel uit het feit, dat slechts weinigen ons ver laten als het barre getij in aantocht is. Bij de ringproeven kwamen slechts enkele terug meldingen binnen Jit Engeland en Frankrijk. Wel wordt ons land regelmatig door merels uit Noordelijker landen bezocht, vooral in October en November, warneer trekkoorts de vogelscharen bevangt. In geweldige aantallen trekken ze dan soms door in losse wolken. Benden merels, koperwieken, zanglijsters en kramsvogels uit Scandinavië en de Baltische landen, een indrukwekkend gezicht. In dien tHd is het slijpend „srrie-ie" 's avonds boven de stad heel vaak te hooren. Vroeger dacht men, dat het licht van dc steden dat roepen der trekvogels veroorzaakte, maar men heeft in den voorbijen herfst kunnen waarnemen, dat ondanks de verduistering de trekroepen evengoed klonken in de donkere, sterlooze nachten Zoodat zij, die meenen, dat hot roe pen dient om bij elkaar te blijven, wel eens gelijk konden hebben. In den broedtijd. Hebt ge in Uw tuin een muur of schuttinp dicht begroeid net klimop dan zijt ge een tr benijden mensch, want dan hebt ge kans nadr- kennis te maken met den merel. Dergelijke wil dernLssen kiest hij graag als broedplaats, «n ook dicht struikgewas, takkenboeschen en ruigte. Eerst bakkeleien de diep-gitzwarte mannetjes om zoo'n roetbruin, gevlekt wijfje, waarbij ze elkaar druk-schetterend „tjakke- tjakke-tjakke-giet-giet" achterna zitten. Ver volgens begint het aanbrengen van nestmate riaal en het bouwen r,an het nest, een stevig bouwsel, heelemaal geen revolutiebouw; ge wapend beton tot binnenlaag, fijne worteltjes, grasjes, mos, dor blad en takjes, vermengd met klei en slijk. Op 'n morgen is 't bouwsel voltooid en niet lang daarna komt 't eerste, nog natte el erin, blauw of blauwgroen met geelbruine vlekjes besprenkeld. Dat kan al in Februari of Maart zijn. Veertien dagen later rolt 't jonge goed de wereld in. Meteen worden de ouden een en al activiteit, want duizend en een gevaren omringen de -ier of vijf jongen, en de eerste duizend zijn belichaamd in katten, die meer dan eens kans zien hun klauwen in zoo'n sappig-jong mereltje te slaan. Voort durend klinkt het fel-metalen alarmsein van de ouden „tsienk-tsienk", vooral als het on ervaren grut op 't punt van uitvliegen staat. Veertien dagen, en de jongen drijven op eigen wieken de zonnige wereld in. De ouden stich ten opnieuw een gezin, en meesta' laten ze 't bij die twee keer ook nog niet, zoodat me rels met jongen in Augustus geen zeldzaam heid vormen. Behalve zanger van de avondschemering is de merel ook vooral zanger van de ochtend schemering, dat zult ge ontdekken als ge zoo'n nestelend merelpaar in Uw omgeving hebt. In de volheid van het getij zingt hij natuurlijk ook overdag. Het liefst hoor ik toch wel in een van de beide schemeringen het wonderlvjk- zuivere fluiten van den merel. Verder signalement. De eenipe vogel, waarmee de merel ver ward zou kunnen worden, is de spreeuw. Maar het kleed van de merel is diep-gitzwart (waartegen de felgele snavel, soms bijna oranje, heerlijk afsteekt) en aan die kleur dankt hjj allerlei namen: zwarte lijster, blackbird in 't Engelsch zwarte vogel) en in 't Fransch merle noir (zwartmerel, meer te onderscheiding van hun merle bleu, de blauwmerel, die in Z.-Europa voorkomt). Het gespikkelde pakje vai. de spreeuw geeft al direct een belangrijk verschil. Bovendien wipt de merel, soms met krachtige, veerende sprongen; e spreeuw loopt, vrij onelegant, schommelen is het meer. En nog een ver schil de merel heeft een vrij lange staart, die htj zelden stil houdt, de spreeuw maar een vrij korte. Gewapend met deze kennis komt ge er wel uit. Dan ontdekt ge zelf nog .wel meer DE OUDEREN HEBBEN TEGENZIN IN DE TOEKOMST. (Van een bijzonderen medewerker.) Op het IJsselmeer, dat zich voor me uitstrekt, zie ik de groote plofbotters varen. Zeilen doen ze. Want de mo toren hebben geen olie meer. Dat is een machtig mooi gezicht zoo'n bot ter op de groote zee. Dat is écht. En die kriels, met hun verweerde ge zichten, die er uitzien alsof ze ner gens bang voor zijn, kiinnen zeilen. Laat de stormen maar komen. Ze zul len hun schip veilig thuis brengen. Ik zie de botters en ik hoor het ruischen van de zee, die zijn lied zingt, dat al zooveel eeuwen oud is. De golven spatten uiteen op de steenklippen, alsof ze leven in voortdu- renden strijd. Maar ik weet wel beter: ik weet dat ze de groote vriend is van Urk, al eeuwen lang zijn die twee kameraden. Want eeuwen lang hebben de Urkers de zee bevaren en hun brood uit de diepte er van opgehaald. De zee heeft steeds gegeven.... Helaas, ook genomen. Want als in storm nachten tijdens gierende windvlagen de dood over de ziedende zee waarde.... als de botters in strijd waren met de woedende elementen der natuur, en de arme drommels, die op 't schip waren, vaak tot hun middel in het water stonden... dan gebeurde het zoo licht, dat het iemands laatste reis was. verschilpunten, Söoals in het zingen van die twee. Dan zult ge ook wel met me eens worden, dat het zeker de moeite loont om op het boeiende gedrag van de vogel* wat beter te letten! HET BOSCH OUDER DAN DE STAD. (Van onzen Haagschen correspondent). Nederland is arm aan bosschen; ten hoog ste 9 procent is met bosch bedekt. Voegde men al onze bosschen bijeen, dan had men nog niet heelemaal de oppervlakte der pro vincie Noordholland! Het is niet altijd zóó geweest, dat Nederland bijna geheel akker land. moestuin en weiland was. integendeel ook hier zijn. lang geleden, schier einde- loozc wouden en bosschen geweest, waar aan vele plaatsnamen in streken waar nu geen boom. ouder dan 20 jaar meer staat, de herinnering nog bewaroK: Woubrugee. Reinsaterswoude. Staphorst Kerkrade (rade rode-rooi) en zoo meer. Reeds in de Middel eeuwen moesten op vele plaatsen de hoo rnen voor de menschen wijken, althans op ie lagere gedeelten, en deze ontbossehing ging zóó snel. dat reeds in de 1Ge eeuw be- i perkende bepalingen werden uitgevaardigd. Zoo moest men in Friesland voor elke twee omgehakte eiken er drie in de plaats zetten. Om ons nu verder tot Den Haag te bepa len: Keizer Karei liet in 1536 het Voorhout met zijn dubbele rijen linden beplanten, welke hij in 1539 reeds moest beschermen door een plakaat tegen plantsoenschenders. Wie Den Haag kent, kent het Haagsche Bosch: zeker niet het grootste bosch in Ne derland het is ongeveer 100 H.A. maar buiten kijf een der mooiste met zijn tal rijke statige beuken, waarvan de stam aan een rijzige zuil doet denken, en zijn schilderachtige vijvers. Het Haagsche Bosch is oud. ouder zelfs dan de stad. De Graven van Holland kwa men er juist door het mooie bosch toe om hier hun jachthuis te stichten. Weldra be viel het hun hier zoo goed, dat zij hun vast verblijf hier vestigden, hetgeen het be gin was van 's Gravenhage. Zij zorgden voor het onderhoud van het Bosch, dat toen overigens wel wat grooter was dan nu, en lieten bijzonder toezicht houden. Later, se dert 1517 nu dus 125 jaar geleden was het Bosch met hekken en poorten af gesloten, waarmede het ongerepte natuur- idée verviel. Die hekken zijn al lang weer verdwenen maar het Bosch is gebleven, al heeft het een paar maal slechts een haar gescheeld. Zoo droegen de Staten van Holland in 1575. toen de muitende Spannsche troepen de stad bijna geheel hadden leeggeplunderd en verwoest, aan het Domeinbestunr op. om het Haagsche Bosch te verknopen. De schatkist was finaal leeg en men rekende op een goede opbrengst van den houtop- Maar leder jaar lokte de zee. Maar toch is ieder jaar de vloot weer uit gezeild. Ieder jaar weer lokte de zee. Want de zee blijft hun lokken. De Urker is in zijn ele ment op het water. Het vrije leven! Van 's Maandags, tot Zaterdags, 's Zondags niet Dan ligt de vloot thuis in de haven. Dan rusten ze en ze wijden die dag aan God en aan hun gezin. Kom aan den Zondag en je komt aan den Urker zelf. Maar in de week is het hard werken. En dat is in vroeger jaren altijd zoo gegaan. Dan werd in Maart de voorjaaisharing gevangen, die zoo goed betaald werd. Dan was het hier druk. Zoo is het gegaan, ieder jaar weer. Tot 28 Mei 1932. De Vlieter gesloten. Een dag van vreugde Een reuzenwerk was tot stand gebracht. Een werk, dat ver over de grenzen besproken werd. Nu was de verbinding tus schen Holland en Friesland tot stand ge bracht. Nu was het groote pleit beslecht. Een dag van rouw! Want het sluiten van de Vlieter beteekende het stuiten van de vischstroom. Nu was de visscherij ten onder gang gedoemd. Het was gedaan met de ha ring en de ansjovis. En op de schepen wap perde de vlag halfstok De visscherij waa dood. De visch die goud waard was zou niet meer binnen kunnen komen. Het gevolg ziet men als men thans in 't voorjaar over de haven van Urk loopt. Dan ligt de vloot werkloos. Ze wacht. En in lange rijen liggen ze aan den havenkant. De zeilen netjes toegedekt. Twee, drie touwen zijn naar de wal gebracht. En de visschers denken aan vroeger. Andere visschertjen. Gelukkig, zoo donker als de visschers in 't begin den toestand inzagen, is het echter niet. Want, nieuwe visscherijen zijn opgeko men. De afgeloopen zomers is er zooveel pa ling* in het IJsselmeer geweest, dat het da stoutste verwachtingen overtrof. En optimis ten zeggen, dat er in de toekomst nog meer paling komt. Gelukkig hebben veel visschers met de palingvisscherij een stuk brood ver diend. En thans vaart de vloot uit, zoodis we in een vorig artikel reeds hebben geschreven. Nog een andere visscherij is in opkomst. De snoekbaarsvisscherij. Het is een daad van groote beteekenis geweest toen geruimen tijd geleden die snoekbaars in het IJsselmeer werd uitgezet. Er schijnt ook in die visscherij toekomst te zitten. Deze maanden is het het gesloten seizoen voor de snoekbaars. Maar over enkelen tijd zal ook die visscherij weer beginnen. Reeds nu hoopt de visscher op goede vangsten. Want in de afgeloopen maanden zijn veel onkosten gemaakt. En die moeten betaald worden! De toekomst van Urk zal anders worden. Urk, de terp in de zee, zal aan de eene kant zijn macht over het water verliezen. Want reeds strekken twee groote dijkarmen zich uit naar het vaste land om een nieuwe toe komst aan te grijpen. Reeds daalt het wa ter in den Noordoostpolder. Terwijl het ge maal "bij Lemmer reeds geruimen tijd werkt, is dezer dagen ook dat bij Vollenhove in ge bruik genomen. En over enkele maanden hoopt men ook klaar te zijn met het gemaal bij Urk. En dan zal het nog slechts een kwestie van eenigen tijd zijn. De zee zal ver dreven worden en het land gemaakt. Da visschen zullen plaats moeten maken voor boerderijen. Maar van den Urker, die thans visscher is, maakt men nooit een boer. Hij verkiest het vrije leven boven boerenarbeid en de zee boven land. Kiezen of deelen. Toch zal de jeugd moeten kiezen of deelen. Reeds thans is op Urk een landbouwonderwij- zer benoemd, die de belangstellenden „boe renkennis" bij zal brengen. Pessimisten. De oudere generatie ziet al deze ver anderingen met leede oogen aan. Ze kan zich niet schikken in al die din gen. En het doet haar hart pijn, dat Urk „Urk" niet blijft. Geef Urk de zee, zoo zeggen ze, en we zijn tevre den. Voor hen beteekent de toekomst een loslaten van de oude zeden en gewoonten. Het is alsof een band, die de Urkers eeuwen door samen heeft gehouden, los zal springen. En nü vooral voelen ze dat. Die toekomst lijkt zoo dicht nabij. En nu de „oude tijd" hen schijnt te ontvallen, is het, alsof het mooie wat er is, hen dubhel schoon lijkt. Want het is een mooi leven. Een leven met karakteristieke gewoonten. Hoe lang nog? stand. Tenslotte mocht Den Haag zelf be slissen: óf 6000 ponden betalen binnen 10 dagen, óf het bosch omhakken en voor timmer- en brandhout verkoopen. Het dorp was echter door alle oorlogsellende dood arm en op den achtsten dag van dezen termijn werd het opnieuw geteisterd door aardbeving en storm. Men zag geen kans, aan geld te komen en vroeg uitstel, waar na Den Haag tenslotte met zeer zware of fers het Bosch nog op het nippertje wist te behouden. Een groot deel van het geld werd in mindering gebracht voor reeds eerder opgebrachte gelden voor de gemeene zaak en voor de klokken uit den Sint Ja- cobstorcn, welke reeds afgestaan waren voor de geschutgieterij te Delft. Zoo moest nog duizend pond contant betaald worden en dit bedrag heeft de burgerij toen nog bii elkaar kunnen schrapen. Hiermede was het Bosch en daarmede een belangrijke factor voor Den Haags aan- trekkeliikheid. gered! Ook toen reeds was men zich hier van Den Haag's schoonheid bewust, want toen Delft in Mei 1575 voor stelde om Den Haag maar met den grond geliik te maken, omdat zijn open ligging een te groot aantrekkingspunt voor den vij and opleverde, heeft de Haagsche Magi straat in haar verweerschrift' aan de Staten o,m. ook gewezen op „die Bchocn- hevt ende plavsance der voorschreven TTage al.s een prieëel die hare ghelijcke in Europa nvet en heeft." Vraag het den echten Hagenaar en hij zal IT zeggen, dat het zoo tot den huidigen dag gebleven is! Links: EEN PAAR PRACHTIGE HANDSCHOENEN. Bij het fleurige kleurige voor- Jaar behooren ook kleurig* handschoenen. Wat denkt U van lichtbruine wildlederen handschoenen met rood afge werkt? Rechts: EEN VLOTTE SPORTBLOUSE. Een blouse, welke bij deze handschoenen past. Zij b ver vaardigd van zware zijde, ln lichtbruine en roode tinten. Het model maakt zeer Jeug dig, staat iedere moderne Jon ge vrouw. Opvallend zijn de twee groote tasschen, de bree- de revers en de korte mouwen (Foto's P.I.B.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 7