Jantje eigenwijs DINGEN VAN DEZE DAGEN gaat alleen op reis! '<p fi&lte jofiq&ni en meifyel! Oplossing raadsel vorige week: Sn ópAo-o-fcjeiiand Q Dit is nu weer voorloopig het laatste con tact tussen ons. De twee maanden zomer, en laten we hopen zon, die nu komen, hebben jullie vrij. Dan moet je zoveel vitamine hap pen, dat je reserve voorraad voor de winter hebt. Je moet net doen als zoveel dieren, ik noem b.v. de bever en de hamster, die in de zomer verzamelen voor de winter. Zo moeten jullie gezondheid opzamelen en die doe je op, door al je vrije tijd buiten door te brengen, in de zon en je longen vol te happen met „zon-amine". Daar teer je nog op tot diep in de herfst. Twee maanden babbelen we dus op dit plekje niet met elkaar. Dan hopen jullie weer naar de pen en ik naar m'n schrijfmachine te grijpen en elkaar te vertellen, wat we in de zomermaanden beleefd hebben. Over twee maanden... dan zijn we misschien allemaal weer thuis, dan is de oorlog mis schien voorbij, dan zwijgen de kanonnenmon- den, dan ratelen de mitrailleurs niet meer, dan donderen de vliegtuigen niet meer boven ons hoofd, dan leggen we 's avonds ons hoofd op het kussen in ons Nieuwediepsche huis en liggen niet te luisteren naar het nare gebrom van een overtrekker. Dat zal een feest zijn. Laat ons hopen, verwachten en geloven, dat dat feest voor de herfst gevierd kan worden. Ik hoop, jongens en meisjes, dat jullie straks met goede rapporten thuis komen en dat je een heel fijne vacantie hebt en dat we elkaar in de komende weken nog eens ont moeten in Len Helder, in Bergen of in Alk maar. De gelukkige winnares van de taart is: TINY VAN BREDERODE, Hoogstraat 31, Den Helder. Hij staat op kantoor, Tini. Kom hem maar gezwind halen, tegen inlevering van twee broodbonnen. En nu de briefjes: Tini v. Brederode. Wat een verrassing, nu nog een taart te winnen bij de laatste verloting. Dat had je zeker niet verwacht. En dan deze week nog wel een briefje in de krant. Maar dat is nog van verleden week blijven liggen. Ben je nu al aan 't strand ge weest? Ja, een klein stukje mag je nu op 't strand wandelen en spelen. Annie Koorn. Bedankt voor je raadsels, Annie. De vacantie zal wel gauw voorbij gaan hoor, iJs 't maar mooi weer blijft en dan ben je in September weer helemaal fris om de raadsels op te lossen. Dillie Goedegebuur. Dat vind ik aardig van je, dat ik, wanneer je naar Schoorl gaat, een ansichtkaart van je krijg; ik zal eens zien of je het onthoudt. Daar zul je fijn kun nen spelen, Dillie en wat zul je bruin bran den, zeg! Suzanna de Boer. Zo, dus jij bent ook weer in Den Helder, 't is te hopen, dat 't nou maar rustig blijft, hè? Wel gefeliciteerd met je broertjes verjaardag. Hij vindt het zeker wel geweldig, met September naar de grote school Bep Boos. Dank je, Bep, voor de goede wensen voor m'n vacantie. Ik hoop, dat jij ook mooi weer hebt. Als je naar Alkmaar gaat, dan moet je, wanneer je er tijd voor hebt, eens naar 't hertenkamp gaan, dat is zo'n grappig gezicht al di ejonge, „springe rige' 'dieren te zien. Daar heb je beslist geen spijt van. Corrie Bekebrede. Daar is 't mooi in de Beemster, je kunt er zo veel uitstapjes maken, maar dat zal je vanzelfsprekend ook wel doen denk ik. Je moet vooral eens letten op die prachtige oude boerderijen en op die eigen „gasfabriekjes". Wel gefeliciteerd met je ver jaardag, Corrie. Heb je een prettige dag gehad M. Talens. Wat heb jij me weer een aar dige tekening gestuurd. Je wordt er vriende lijk voor bedankt. Ja, ik zit elke dag in de trein en dan kun je ook goed zien, dat er overal op 't land gehooid wordt, 't is al een mooi gezicht, dat pas gemaaide land. Wan neer jullie elftal zich nou goed aan z'n naam houdt, dan zul en jullie beslist nog wel eens kampioen worden, want oefening, dat is alles bij 't voetbalen. Nelly Koodenburg, Callantsoog. Ik ben blij, dat je 't boek zo mooi vindt, ik had het ook wel gedacht hoor! Zo, dus met Septem ber kom je ook weer in Den Helder, wellicht zijn we er dan allemaal wel weer. Dat zou fijn zijn, zeg! Jop'e Maasland. Ja, zwemmen is heer lijk met warm weer. 't Is natuurlijk in de duinen erg fijn, maar wanneer je een tuin hebt, dan kun je daar ook genieten als 't warm weer is en jè wordt niet zo moe en als je dan nog net als jij een mooi boek hebt, nou dan heb je het ook goed. Een aardig ge zicht is het, wanneer je brood in de vijver gooit voor de goudvissen en de karpers. Dan komen ze met zo'n vaart naar de kant toe, vooral nu ze niet zo verwend worden met brood en afval. Hillie v. d. Put. Maar Je zal toch wel blij geweest zijn met dat vroegertje, dat jul lie van school gehad hebben, want ik weet nog wel, dat ik dat vroeger ook een heel feest vond, op zo'n ongwoon uur op straat te lopen, Dat is veel leuker dan anders, 't Is dan net of alles in de straten anders is; de zon vind je mooier en er zijn meer mensen op straat, o, ik herinner me dat nog reuze o-oed. Ja, Dinsdag was 't prachtig weer, maar lk geloof dat we 't nog wel een poosje zo zullen houden. Ik heb er geen bezwaar tegen en jij? Ik krtjg hier een briefje van een vriendinnetje zonder naam. Dat vriendinne tje schrijft me, dat ze pas meedoet, dus zal ze er nog niet aan gedacht hebben, dat er onder elk briefje een naam moet staan, want hoe moet het dan, wanneer je de taart wint? Ik weet dan immers niet, aan wie ik die sturen moet! Zeg. zul je er in September om denken, dat je je naam op geeft! Wim NieuwenhuizenDat is nou pech Wim, dat je stekeltjes zijn doodgegaan, en je kleine zusje is bang voor je poesje en nou moest dat ook nog weg, maar één troost heb je dan toch nog. dat je poesje weer een goed tehuis heeft gekregen. Misschien krijg je later, als je zusje groter is, wel weer een poes, dan kunnen jullie er samen mee spelen; nog veel leuker, zeg! Ati Pronk. Ja wat kun je van zand fijne dingen bouwen, Ati. Dat van jou lijkt helemaal zo echt een fort met een sloot, 't zal wel iets prachtigs geweest zijn. Dag, Ati, tot September hoor! Ansje Mosterd ijk, Haarlem. Nu moet ik je toch teleurstellen, want verleden week is er geen taart verloot, maar een boek en dat heb jij gewonnen. Wat een bof, hè? Ik denk, dat je een boek nog wel prettiger vindt dan een taart, want die is gauw op en een boek hou je altijd. Je houdt immers wel van lezen! Je boek heb je nog niet ontvan gen, maar dat komt nu gauw hoor! Want door omstandigheden is 't niet eerder ver zonden, maar nu zal het wel in je bezit zijn. Hannie Elout, Castricum. Ja, jij woont daar prachtig, hoor! Zo dicht bij 't Heilooër bos en ook kort bij Alkmaar. Je zult wel genoten hebben van de hertjes denk ik, want dat is zo iets leuks, die jonge dieren. Apen kunnen erg verstandig zijn. Maar nou schrijf jij aan me, dat apen op mensen „lijken", maar dat vindt ik geen compliment, hoor, natuurlijk wel voor de apen, maar niet voor ons. Ik zou. liever zeggen: ze kunnen net als mensen „doen". Vind je dat •zelf ook niet Leon en Loek v. d. Wal Den Haag. Wel, dat zal een verrassing geweest zijn, zo gauw weer bericht van je Vader, wat waren jullie allemaal blij. Dat kan ik me begrijpen. Wat een verschillende ooms hebben jullie toch en daar profiteren jullie fijn van. Jij houdt van voetballen en gaat met je Oom „den voet baller" mee en Leon houdt van paarden en land en die gaat met den anderen oom mee 't land afmaaien. Zo hebben jullie allebei je zin. Wat zullen jullie 's avonds een hopp aan je moeder te vertellen hebben, 't Lijkt me fijn, zoals Leon met klompen en een overall aan de paarden haver en drinken geeft. Paar den zijn van die mooie beesten Nou, jongens, 't beste met 't konijn „Pietje" en tot na de vacantie! Jan Zegers. Alweer een donkere-duinen- bezoeker, ik geloof dat haast al m'n vriend jes en vriendinntjes er geweest zijn, maar 't is nu ook wel de moeite waard om er heen te gaan. 't Is jammer, dat er nog maar zo weinig pauwen zijn, maar de vijver-bewoners zijn er toch ook nog en die zijn mooi, vind je niet, Jan. Rein Kramer. Zo, dus jij hebt met Wim zo fijn gezwommen. Dan is Wim zeker alweer over 't verlies van z'n stekeltjes heen, maar ook jullie kunnen in de vacantie misschien nog wel genoeg visjes vangen. Ja, hoor, ik hoop ook, dat al m'n vriendjes en vriendin netjes een mooie zomervacantie hebben. Riekje v. d. Velde. Wat een lange vacan tie ga j\j nemen, Riekje, 's Jonge en dan naar Nunspeet, waar 't zo mooi is. Nee, dat je eerst 14 dagen in bed moet blijven liggen, dat is niet zo prettig, maar dan rust je vast goed uit voor je vacantie, die je dan nog te goed hebt, want 14 dagen zijn gauw om. Wat zal ik van jou met September een lange brief krijgen. Nou dag Riekje, 't beste hoor. Lientje Winkel. Ik vind hier een aan tekening, dat jij mij verleden week geschreven hebt en geen Antwoord hebt gehad. Maar ik heb nog eens overal gekeken, maar kan je briefje niet vinden, misschien heb je 't wel in een verkeerde bus gestopt. Ziezo, alles is beantwoord. Nu gaan we vacantie vieren. Nogmaals, veel genoegen. Goede oplossingen ontvangen vant Suzanna de B.; Bep R.; Corrie B.; Nelly R.; Hillie v. d. P.; Wim N.; Ansje M.; Jan Z.; Sientje de J.; Dieuwi S.; Corrie B.; Frits S.; Hannie E.; Ati P.; Corrie G.; Piet de L.; Gonda G.; Kees de B.; Nina B.; Annie K.; Klaasje Z.; Lucie W.; Joop G.; Tiny v. B.; Teun de B.; Klaas G.; Jacoba P.; Martha P.; Trijntje K.; Henkie en Jantje S.; Jopie en Henkie P.; Martha B.; Gerrie de B.; Annie v. B.; Cor v. B.; Fresia. 1. Drop 2. gier 3. brEm 4. jaaP 5. beEk 6. aNny 7. Vork 8. bEuk 9. zoEt 10. lieN Op de kruisjealijn staat; Diepenveen. door Willy Wierda. Jantje zat „al" zes maanden in de eerste klas en toen vond Jantje, dat hij al zóveel geleerd had en zó groot was, dat hij de school niet meer nodig had en ook niet meer hoefde te luisteren naar: „dit moet je zo doen en dat moet je laten. Jantje!" Daar had Jantje genoeg van en daarom ging hij op reis. Heel alleen. Net als dat jongetje van de plaat, die in z'n klas hing. Hij zou net doen als die jongen. Nét een der. Morgen, Woensdag, dan ging hij. Öp reis. Alleen. Woensdag, kwart over twaalf was Jantje al aan 't pakken. Die jongen op 't plaatje had een grote zak op z'n rug. Jantje móest dus ook een zak hebben. De zak van die jongen op de plaat, dat was een echte reis zak en die had Jantje niet. Daarom nam hij een kussensloop, 't kussensloop van z'n eigen bed. Daar stopte hij alles in. Z'n knikkers, want onderweg moest je toch kunnen spelen en speelgenootjes vond je natuurlijk vanzelf! En z'n tekenboek moest ook bepaald in 't sloop, want hij zou, ook al natuurlijk, op reis van allerlei zien, wat hij niet wilde vergeten en dan tekende hij dat maar even na! Hij kon nog wel niets van tekenen, maar als je op reis was, ging dat vanzelf! Dat dacht Jantje tenminste! Dan zou hij ook z'n regenjasje maar mee nemen en dan die reep chocolade, die hij gisteren gekregen had en bewaard voor z'n aanstaande reis! Maar die éne reep leek h'm toch wel wat weinig, want Jantje kon erg goed eten en als je reisde, dan at je vanzelf nog veel meer. Hij ging dus maar even naar de provisiekast en keek daar eens heel goed rond. Boterhammen moest hij in de eerste plaats zien te krijgen. Maar de broodtrommel stond in de eetkamer in 't buffet, Eerst maar eens kijken of hij daar bij kon, gelukkig, in de kamer was niemand te zien. Maar, jammer genoeg, la gen er in de trommel geen gesneden bo terhammen en dus nafn hij maar een heel brood mee. Och. onderweg kreeg hij wel een mes en hij leende ook wel wat boter, want als hij die nu ook nog moest gaan zoeken, dan kwam z'n reis-sloop nooit op tijd vol! Hij zou nog maar gauw een paar appelen pakken en de steelpan uit de keu ken en dan.... begon de reis. Alleen moest hij nog even vaders wandelstok ha len en die stok moest ook nog een beetje versierd. Want zo stond dat op dat plaatje en hij wou nu eenmaal alles net eender doen. Toen hij ook dat klaar had, zag hij opeens z'n schooltas liggen. Op die tas was hij altijd erg trots. Ze was zo mooi glim mend en ze rook zo lekker, maar nu, nu gaf hij die arme tas.... een schop! Op 't mooie glimmende leer kwam een lelijke kras en dat.vond Jantje toch wel jammer en hij ging de kras gauw weer wegwrijven en toen ging hij heus op reis. Op 't hoekje van de straat liep een vriend van vader en die vroeg lachend: „Wat ben je nu aan 't spelen. Jan?" Maar Jantje zei: „Ik spéél niet, meneer, daarvoor ben ik te groot, ik ga op reis." „Zo", zeide meneer, „nu veel plezier dan" en toen stapte hij Jantje voorbij. Jantje dacht: Zie zo! Nu loop ik al maar recht door. dan kom ik vanzelf wel in een andere stad en in die stad.... „Woef-woef-woef! Grrr!" O, wat egn nare hond! 't Beest sprong wild naar 't reissloop, dat op Jantjes rug heen en weer bengelde en.-... 't trok 't reissloop met Jantje erbij op de grond. Al de knikkers en 't tekenboek en de appelen en de regenjas en 't brood en de reep chocola lagen om hem heen. En er stonden een heleboel men sen te kijken. Die keken eerst ernstig, maar toen ze zagen, dat de hond hem niets had gedaan, moesten ze heel erg lachen om Jantje met z'n sloop en z'n versierde wan delstok. Er stonden zeker wel vijf en twin tig .mensen en toen kwam er opeens.... een politieagent! Die wilde eens weten, waarom al die mensen daar zo stonden en hij wou ook wel eens weten, wat dat wel was met dat sloop en die stok. „Hoe heet je?" vroeg de agent. „Jantje", zei Jantje met een benauwd stemmetje. „En verder", zei de agent. „Ik bedoel, hoe is je achternaam?" Jantje gaf geen ant woord en toch wist hij best hoe zijn ach- ternaam was. Maar al die mensen en die grote agent.„Waar ga je eigenlijk naar toe?" vroeg de agent verder en hij keek eens naar de knikkers en de chocola en de rest daar op de grond. „Ik ga op reis"» zei Jantje opeens heel beslist. „Ik vind 't op school vervelend en thuis eigenlijk ook. „Zo", zei de agent, „nu weet ik gelijk je achternaam. Jij heet natuurlijk Jantje Eigenwijs." Al de mensen begonnen weer te lachen. Jantje vond dat helemaal niet leuk. Toen zei de agent, dat de mensen nu maar moesten doorlopen en Jantje moest mee.... naar 't bureau. Daar wist hij al gauw te vertellen, dat hij niet Jantje Eigen wijs heette, maar Jantje Bergmans en dat hij woonde in de Peterseliestraat nummer 8. En toen kreeg Jantje op 't bureau een preekje en toen mocht hij naar huis. Dat wil zegen, er ging een agent op de fiets naar de Peterseliestraat en vertelde daar van Jantje's reis. De agent met de fiets was zo weer terug en moeder was bij hem. Ook op de fiets. Ze bedankte den agent en Jan tje klom op de bagagedrager met 't reis sloop en de wandelstok. Toen ze thuis wa ren, praatte moeder eens met Jantje, zoals je met een grote jongen praat. En toen vond Jantje, dat je eigenlijk een veel gro tere jongen was, als je niet wegliep, maar in de eerste klas bleef zitten en deed wat je vader en moeder zeiden, omdat je dan met de dag écht groter werd! Hij zette de wandelstok maar gauw weer in de stan daard en het sloop stopte hij ongemerkt in de waszak. 's Avonds zat er een schoon sloop om z'n hoofdkussen. Dat had moeder er ook „ongemerkt" weer voor hem omge daan. Het brood kwam weer in de trom mel en de reep chacola in Jantjes maag. De appelen kwamen weer in de kast en het regenjasje aan de Kapstok. En ook het te kenboek kwam op z'n plaats terug. Maar van de knikkers waren er niet veel meer over. Die waren op straat weggerold. De volgende dag kreeg Jantje op school alle maal mooie cijfers en 's avonds waste hij helemaal uit zichzelf z'n handen voor hij aan tafel ging. Vader zei: „Onze Jan wordt toch al een grote jongen, hè, moeder?" en opeens knikten ze elkaar eens toe. En Jantje zei, zo maar, zonder dat iemand er hem naar vroeg: „Ik ga nooit meer op reis, alleen in de vacantie en dan met U en paps, hè, mam?" Dat reisje is gekomen. Toen Jantje was overgegaan naar de tweede klas. Toen ging hij veertien dagen naar een boerderij op de Veluwe, maar daarover vertel ik op een andere keer. -• ZO ZO! De parel is het enige juweel, dat ons zonder kunstbewerkingen haar glans ver toont. Ganzen kunnen een ouderdom van 60 a 70 jaar bereiken. En dan zijn ze.... nog steeds dom! In Sprookjesland, daar is 't zo fijn, Daar zouden we altijd willen zijn! Bij al die elfjes in wonderbloemen, Waar bijtjes spréken, inplaats van zoemen. In Sprookjesland, daar is 't zo fijn, Daar zouden we altijd willen zijn! LACHEN IS GEZOND. „Wel, mijn zoon", zei een Indiaans op perhoofd tegen een krijgsman, „heb je flink gevochten om de overwinning te behalen?" „O", luidde het antwoord, „ik ging moe dig op een tegenstander los en hakte hem z'n voeten af!" „Z'n voeten? Waarom niet z'n hoofd?" vroeg het opperhoofd verbaasd. „Ja, ziet u", dat was er al af", zei de dappere. Door het gat in de voorwand wordt de kanonloop geschoven, zó, dat het verdikte einde in het gat klemt. Door het gat in de achterwand wordt de slingerconstructie ge schoven, die je op figuur 6 ziét. Het is alweer een stokje van dezelfde dikte als we zo straks gebruikt hebben voor het maken van de loop. We kunnen er zelfs 't zélfde stokje voor gebruiken, als 't de vereiste lengte heeft. Dingen van deze dagen, „die ons naar betere tijden jagen", zouden we er eigen lijk achter moeten zeggen. En verder: „Als kanonnen en onderzeeërs in musea onder gebracht zijn als een stil verwijt tegen de oude tijd". En voor jullie speelgoed-muse um maken wij nu een onderzeeër en een kanon. We beginnen met de onderzeeër. Die is het vlugste gebouwd! Op onze manier tenminste! Twee kurken, een schijfje kurk, een spijker en dan nog een buisje of iets dergelijks. Dat is al het benodigde materi aal. De kurken maak je aan elkaar met de spijker. De bréde kurkvlakken komen te gen elkaar. Het schijfje kurk komt in het boyen-midden en het buisje wordt in het schijfje geboord. Dat buisje is heel gewichtig! 't Is de pe riscoop van de onderzeeër! Niets minder dan dat. Verder heb ik over de onderzeeër niets meer te zeggen. Succes met de proef vaart! Nu het kanon. Die constructie is minder eenvoudig, die imitatie valt niet mee. Wij gaan eerst de loop van het kanon onder handen nemen. Daartoe hebben we een stokje een rond natuurlijk nodig, iy2 a 2 cM. dik. Daar wikkelen wij een lange strook papier omheen. Op het voor beeld kun je bij figuur 1 duidelijk zien hoe dat moet gebeuren. Je werkt met twee handen tegelijk. Met ie ene hand gom je de papierstrook en met je andere hand wikkel je hem om de stok. Als alles door en door droog is, trek je de stok er uit en je hebt dan een ordentelijke kanonloop. Aan het einde van de loop brengen wij nog een strook gegomd papier aan (fig. 2), want op die plaats moet de loop verdikt worden. Eenmaal bevestigd in de bok van het kanon, mag de loop niet meer uit schieten, maar moet onwrikbaar blijven zitten. De bok is van dun hout. Het grondvlak is 12 x 7 cm. groot. De hoogte van de voor wand bedraagt 8 cm., die van de ach terwand 6 cm. Figuur 3 toont de voorwand 3c zijn de 2 cm., die de voorwand meer heeft dan de achterwand. Op figuur 4 zie je de bok in elkaar getimmerd en vanzelf zie je ook het ronde gat in de voor- en achterwand. Onderzeeër. Zwaar geschut. Aan. emde van het stokje bevestig je de helft van een garenklosje en in het klosje draai je een oogje, wat straks bij het afschieten van het kanon van pas komt. Je zou ook wel aan het klosje kun nen trekken, de bedoeling van het oogje is echter, dat je er een touwtje aan kunt binden waaraan je dan bij het afschieten van het kanon kunt trekken, wat gemak kelijker gaat dan het trekken aan het xClOSJ6. 6a van het voorbeeld laat je zien waar je nog een oogje moet inschroeven. En daar k nJf 2 daVer in de rand van het Vervolde gaatje. geboord moet worden, elastfelf ?n w™ C6n stukic zéér stevig i j'b het einde leg je een knoop hetwatio Se e steek je daarna door mnft A? rand van de kJ°s. De knoop varf knn8 fjn' dat er geen sprake tekii v elastiek er doorheen gat vaiwfo SC^lf je het stokie door het -de achterwand van de bok en be- SfJe he* nog losse einde van het bok 3311 °°gje in de zijwand van de Tenslotte schuiven we in de loop van on« anon een van onze houten granaten, waarvan je er een ziet afgebeeld op het voorbeeld. Nu trekken we de laadstok '•aar achteren.boem., het eerste schot i» gelost.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 12