taaert D op dit blad Totale oorlog! Sago, volksvoedsel in de Molukken Vacantie &tadóMLeuujLó Op avontuur Een KeAJü en ZendUvq* 5nieum ïlimuu utt Ihk Ons Indisch hoekje Vrijdag 25 Juli 1941 Tweede Blad Opgepast bij zwemmen aan het strand Aanrijding de ideale verkooper! Dagjes-kudde Holland Burgerlijke Stand van Den Helder Visscherfi De Tuinspiegel Meer burgers dan militairen in ons land gesneuveld 1 wmir Bij eb een gevaarlijke, diepe geul vlak bjj de kust. Hoewel zwemmen aan het strand, door ongeoefende personen, altijd een waag stuk blijft, blijkt het dat ook personen, die de kunst «v 1 machtig zijn, terdege moe ten'-oppassen voor de gevaren, die mo menteel aan het zwemmen aldaar ver bonden zijn. En dan doelen wij in het bijzonder op de aanwezigheid van de meer dan ander halve meter diep zijnde geul, die ontstaat bij het Ioopen van de eb. Een geul, die reeds verscheidene malen bijna slacht offers geëischt heeft onder stadgenooten. Kwam enkele dagen geleden een jon gen in deze geul terecht, die niet dan met groote moeite bewusteloos op het droge gebracht kon worden, Woensdag avond vond wederom bijna een ernstig ongeluk paats. Een meisje geraakte door den stroom in de geul en voelde zich plotseling tot aan het hoofd ondergaan. Door zoo luid mogelijk om hulp te schreeuwen wist zij de aandacht van een tweetal dames op zich te vestigen, die niet aarzelden terstond, en dat nog wel gekleed, te water te gaan, teneinde het slachtoffer te reden. Een poging, waarin zij zoo fortuinlijk waren te slagen. Het 15-jarig meisje was doodelijk geschrok ken en uiterst dankbaar, dat zij op deze wijze aan wal gebracht was. Het blijkt echter wel, dat hier een waarschuwing op haar plaats is. Een waarschluwing aan het adres van diege nen, die meenen geen acht behoeven te slaan op deze diepe geul, waarin bij eb een gevaarlijke stroom trekt. Men lette terdege op deze gevaren en begeVe zich niet noodeloos te ver in zee, met alle mogelijke gevolgen van dien. 't Waren 2 jongens. De een was 8, de ander 11 jaar. Ze woonden in Alkmaar en hadden in de maanden die achter ons liggen veel gehoord van Den Helder. Van die stad aan den grooten vijver, waar zooveel bommen gevallen waren en die er net mpest uitzien als de plaatsjes yan het front, waar de oorlog gewoed heeft. Zooveel hoorden ze ervan, zulké wonder lijke verhalen deden over de stad de ronde, dat ze tenslotte de koppen bij elkaar staken en een plan beraamden. Een plan, dat strikt geheim gehouden werd. Noch de ouders wisten er iets van, noch de vrienden. Alleen de twee jongens wisten het, samen 19 levenslente's tellende. Op een schoonen dag van deze week, toen de zon des morgens vroeg al stralend en juichend aan den hemel troonde werd het plan der eed-genooten ten uitvoer gebracht. Ze stelden zich verdekt op aan den kant van den Helderschen weg en wachten totdat het goede moment gekomen was. En dat kwam. Het was het oogenblik dat een auto Alkmaar uitgereden kwam en waarop geschreven stond dat hij naar Den Helder moest. Dat was wat de jongens zochten en het zouden geen Hol- landsche jongens geweest zijn als ze geen kans gezien hadden met een paar fiksche sprongen achter op de auto te wippen. Een tocht langs de lineaal-rechte wegen van, noordelijk Noord-Holland volgde. Een tocht langs het kanaal, dat zilverig-blinkend mee- stroomde. En zoo. kwamen ze in Den Helder aan. Wat ze zagen viel hen niet mee. Zij hadden Zich meer voorgesteld van de „verwoeste stad", 't Was wel erg, maar toch ook weer niet zoo erg als ze zich in hun gedurfde jeugd- droomen gedroomd hadden. Ze liepen wat rond, totdatze honger kregen. Dat was het moment waarop ze elkander aanzagen. Vragend en besluiteloos. Want wat doe je in de kou als je zonder zakcenten de breeveertien opgaat, wat doe je in zoo'n stad waar geen familie huist of kennissen te vin den zijn. 't Werd een leelijk perikel en iedere vijf mi nuten daalde het aanvankelijk laaiend enthou siasme van de jongeheeren. Totdat het ten slotte op het O-punt gekomen was en ze niets anders wisten te doen dan ergens op een stoep te gaan zitten en wachten totdat de Voor zienigheid ingreep. Zoo zaten ze daar en wellicht hadden ze er nog lang zitten te zitten, ware daar geen politie-agent langsgekomen, die die twee jon gelieden met treurige gezichten ietwat ver dacht vond en op onderzoek uitging. Toen bleek aldra hoe deze vork in den steel zat en op welke wijze ze in Den Helder waren aan-' gekomen. Lang duurde het niet of de 8- en 11-jarige zaten toen in een ander vehikel. In den trein, die hen retour-bracht naar de Kaasstad, waar ze thuishooren en voorloopig ook w<4 zullen blijven. Zoo eindigde dit zoo poëzie-vol aangevangen avontuur op bar prozaische wijze... Gisteren vond op den Rijksweg nabij het Vliegkamp De Kooij een aanrijding plaats. Een personenauto bleek bij het „snijden" te weinig ruimte te hebben en nam een rechts van den weg rijdende driewielige bakfiets mede. De bestuurder van deze bakfiets werd bij deze aanrijding tamelijk verwond en moest naar huis worden overgebracht, waarvoor ge zorgd werd door den Luchtbeschermings dienst. Als men vanwege vele en velerlei omstan digheden niet in de gelegenheid is een groot- scheepsche en dure vacantie-reis te, onderne men/ is men gedoemd tot het plegen van mi- niatuur-vacantie reizen. Daarbij kan men dan nog altijd gebruik maken van het instituut, dat „picknick" heet. Ook wij zijn gaan picknicken. Op een schoonen morgen omstreeks mid- Juli werd de picknick-zak klaargemaakt. On wilkeurig gaat men in zoo'n geval vergelijkin gen maken met de dagen van weleer. Thans een karig trommeltje brood, 2 eieren, wat hagelsla.g en enkele plakken kaas, hetgeen men, zich vroegere uitstapjes herinnerend, karig kan noemen. Daar staat tegenover dat wij allemaal iets bescheidener geworden zijn en dat is maar goed ook. Zoo trokken we er dus op uit, ins Blaue hinein. Langs de biljartlakengladde fietspaden van Noord-Holland. Met een zon aan den hemel, die juichte van pret en uitbundigheid, zóó blij en zóó uitbun dig, dat een vacantie-vierend mensch iedere zorg vergeet en zich plotseling voelt ondergaan in een zee van vergenoegdheid, levenslust en optimisme. Wèg duistere schimmen van twij fel en rampspoed. Wèg beeld van troostelooze misère... vade retro! Vier uur fietsen brachten ons in een klein nest, ergens aan het strand van een plas water, die eens zee en nu meer geworden is. Een miniatuur strandje ontrolde geel en bruin aan onze voeten en op dat plekske strand zat en ontelbare families met derzelver aanhang. Een Zondagsche vreugde. Vreugde ook in de kleine taveerne op de kaai. „De Rustende Boer" heette het cafétje en met zijn rood- en wit gestreepte gevel en lui fel, met z'n frisch-gegordijnde ramen zag het er inderdaad tot rusten aanlokkend uit. Een welgedaan-dikke kasteleines hielp. Als een machtig galjoen kwam zij vanachter het buffet vandaan zeilen, en, steunend met de tot de pols ontbloote armen op het tafeltje, vroeg ze ons naar de wenschen. Die waren bescheiden, maar dan beleeft men de sensatie dat uit de mysterieuze kasten en hoekjes onder het giganteske buffet een soort wonderhoorn van spijzen en dranken te voor schijn getooverd wordt. Dan staat ineens voor den verbasterenden vacantie-ganger ^en bord met brood, waarvan iedere boterham nog dik met vleesch bedekt is. Dan ziet men een glas met dik-beroomde melk en dan zijn het een paar aromatisch geurende gebakken eieren, die als het ware terstond tot toetasten nooden. Zoo gespijzigd daalt men dan af tot op het kleine strandje onderaan en poogt men een bescheiden plaatsje te ontdekken tusschen die wriemelende massa's Amsterdammers en Zaankanters die er eens „een dagje" van tus schen zijn gegaan. Het blijkt dat hier een groote vrijheid heerscht inzake het strandvermaak. Het uit- kleeden is een zaak die men onder het oog Op een van mijn reizen door den ultge- strekten Indischen archipel zag ik in de buurt van Kendangan (Z.-O. Borneo) een Maleier die aan twee touwen een stuk van een sago- palmstam voorttrok op een v ij ze zooals men in havensteden wijnvaten vervoert. Nieuws gierig geworden, vroeg ik hem waar hjj met zijn vracht naar toe ging. „OP zei hij, „naar mijn eenden". Dit antwoord muntte in mijn óoren niet door duidelijkheid uit, ik vroeg dus verder. Hij vertel de nu, dat het in die streek gewonote was om de vele tamme eenden met sago te voeden. De stukken der stammen legt men in slooten en plassen, waarin die vogels dierlijk voedsel vinden, waarbij ze dan tevens het sago-hou- dende merk uit die stammen knabbelen, tot ze geheel zijn uitgehold. Zoo kwam ik te weten, dat sago in die streken eendenvoer is. De cultuur van een den is daai een voornaam middel van be staan voor de bevolking. Ook op Java en elders houdt de bevolking zich er mee bezig. Zoodra ik een goede teekening er over heb, vertel ik er meer van. In de Molukken, het Oostelijk deel van het groote Indische eilandenrijk is sago het volksvoedsel. De boom, een palm, groeit in het wild. In andere streken Flant men hem aan. Op goeden grond en bij goede verzor ging is hij in 10 12 jaar volwassen. Hij wordt dan geveld, in 3 stukken verdeeld, die dan gehalveerd worden. De sago-klopper (zoo genoemd naar den man die de sago wint) klopt of beitelt het merk er uit met een of ander eenvoudig stuk gereedschap. Het merg is gemengd met houtvezels, die in min of meer geciviliseerde streken worden verwijderd. De sagoklopper kneedt het merg met veel water, waardoor het meel vrij komt. van Jan en alleman verricht en niemand schijnt er zich een zier aan te stooren dat anderen bij een en ander toezien. Daar zijn dikke Mokummers; de mannen zit ten' met de zwarte broeken tot aan de knieën opgestroopt. Een peuk sigaar hangt hen on verschillig aan den mond, en iedere minuut neemt de kleur rood, die aldra hun koppen is gaan verven, in intensiteit toe. Moeders van vele kinderen zitten breed-uit op het zand. Blauw-dooraderde bloote beenen hangen in het zand. En de kleine peuters wriemelen, enkelen ervan poedelnaakt, in dat zand om en om, op zoek naar de in het zand verdwenen groote teen van moeder. De zee ligt iets verderop. Of... een zee is dit water feitelijk niet meer. Als men het over de z e e heeft, denkt men automatisch aan iets diep-blauws, iets machtig-wijdsch en oneindig schoons. Dit is een plas. Men kan er 3 kilo meter ver in wegloopen en nog het water tot pas even over de knie voelen. Het zand is er modderig en vies en menigmaal gebeurt het dat er heele eilanden vuil en andere onge rechtigheden voorbijdrijven van de nabij gele gen steden, 't Heeft alles niets van de Noord zee-badplaatsen. Hetgeen allemaal hoegenaamd, geen invloed heeft op de verrukkingen en genietingen van de feestvierende massa op het zand. Er staan zelfs tentjes en in die tentjes hebben zich weer andere menschen verstopt. Gramofoons blèren er de schlagen uit van 10 jaar geleden. Alles picknickt. De meesten doen het met een wit en blauw geruite zak, waarin zich een schier oneindig aantal boterhammen bevin den. Grootendeels onbelegd. Zuurtjes ziet men in velerlei variatie, evenzoo drop en andere kostelijkheden voor den-zomerdag. Een enkele fortuinling beschikt nog over chocolade. De kinderen verven er hun mond mee, totdat die gaat lijken cp een bruinzwarten krater. En de zon, steeds hooger klimmend aan den hemel, ziet toe op dat feest der vacantie-gan- gers. Hij schroeit de ontbloote hoofden, hij bakt op de boterhammen zoodat die nóg har der en taaier worden. En hij maakt het water lauw en warm, zoodat het den pootje-baden den vrijwel geen lavenis brengt. Tegen den avond is driekwart van de dag- jesmenschen-kudde verbrand tot*ver onder den opperhuid. De gevolgen laten niet op zich wachten. De jeugd huilt en dreint va# slaap en pijn op den huid. De moeders zijn'bèk-af van het spelen en verbieden en de vaders ver langen naar hun schemer-donkere huiskamer om... uit te rusten van de strandvermoeienis- sen. Langzaam zeult men naar boven. Op fietsen en andere vervoermiddelen tijgt men huis waarts, met de zon in den nek. Hier en daar worden oorvegen met kwistige hand uitge deeld; Eenzaam, bedekt met papier en ander afval, blijft het strandje achter. Als er geen cycloon opsteekt of een wolkbreuk plaats heeft zal heel die restanten-b4oel er morgen nóg lig gen. En zich ophoopen onder de lijven van de nieuwe dagjes-kudden. De waardin van de „Rustende Boer" slaat de aftocht gade. De poezele arm ligt horizon taal langs haar voorhoofd. Morgen komen er nieuwe scharen... nieuwe drukte voor haar en haar „Rustende Jager". Teekening J. G. Sinia. Het mengsel van meel en water loopt door een zeef, geblaakt van palmvezels. Die zeef is vastgemaakt aan een veerkrachtigen staak, die haar vasthoudt. In een trog of bak opge vangen, bezinkt het meel, het water loopt weg. In sagobladeren verpakt, houdt dit vochtige meel zich weken goed. Dit is zeer in het ruwe de wijze van win nen. Op de vele eilanden varieert de fabricage in onderdeelen; maar alle methoden komen hierin overeen, dat het „fabrieksemplace- ment" doof zijn onaangename lucht zich al op een afstand aandient. Bijgaande teekening heeft betrekking op het eiland - Ceram. Eén boom levert het voedsel op voor een man ge durende een heel jaar. De bewoner van Am- bon eet de sago het liefst gekookt met water. Het voedsel ziet er dan net uit als taaie, dikke stijfsel. Hij kruidt het met zout, citroen (vitaminen!) en Spaansche peper. Maar de Amboneesche huismoeder kent tal van andere bereidingswijzen. Door het bekende „Insti tuut voor volksvoeding" te Batavia is een onderzoek ingesteld naar de voedingswaarde van het sago-dieet. Het bleek, dat het onvol waardig is, tenzij men gebruik maakt van bijvoeding in den vorm van vruchtén, groen ten, visch en andere vitaminen, eiwitten en vetten bevattende voedingsstoffen. Het heeft daarom aanbevolen de b. v. op Java zoo be kende beplanting van het erf met vrucht- boomen in te voeren. Gemakkelijk zal dit niet gaan, omdat men te maken heeft met vaak heel primitieve menschen, die' oer-con- servatief zijn. Maar: „willen is kunnen" en aan den goeden wil ontbreekt het bjj de be stuurders en andere leiders in den grooten Oost nergens! Dr. H. F. TILLEMA. Boven mijn hoofd hebt gij uw licht gebreid: Een hemel, rjjk en wijd van zon en wind, Een warme ruimte, een heldere innigheid, Waaraan ik neerlig als een drinkend kind. Naar antwoord zoekend voor onzekerheden, Droomden we op 't hoogste duin we ont- [waakten, zagen, Hoe vast uw slooten 't land in vakken sneden, Hoe breed uw dorpen langs den einder lagen! Thuis, 's avonds, zonk het licht de vensters [binnen. De bruine meubels dachten aan elkaar, Een zacht gebed wilde overal beginnen. Tusschen ons werd Gods leven diep en klaar: Ik, man, in blauwen kiel, en jjj vrouw, in een Geruiten rok en witten boezelaar. (M. Nijhoff: Uit „De Wandelaar"). MULO-EXAMENS. Voor diploma A slaagde te Alkmaar onze stadgenoot C. Wallast. Geslaagd te Alkmaar voor het M.L.O.- diploma B, onze stadgenoot P. Nyhof. 21 Juli 1941. BEVALLEN: L. J. RepLastdrager, z. M. SchermerhornMinnes, d. OVERLEDEN: D. J. Bennink (m.), 24 jaar. 22 Juli 1941. ONDERTROUWD: N. Pronk en P. Pronk. S. J. Wieren en A. A. Smit. W. van Beekhoven en A. de Jager. BEVALLEN: M. BoonKramer, z. OVERLEDEN: D. S. Iedema (m.), 42 jaar. 24 Juli 1941. BEVALLENJ. PosthumusHoekemeijer, z. GEHUWD: A. Harjer en G. W. Bos. W. J. Boelig en C. M. Hakkert. DE KERK IN DUITSCHLAND. In het artikeltje over de kerken in Duitsch- land, opgenomen in ons nummer van Dinsdag, is een storende fout geslopen. Er werd o.m. in geschreven: „Het jaarlijksch budget van de gezamenlijk Duitsch-Evangelische kerken be loopt 287 millioen. Van dit bedrag komt 222 millioen aan den staat, n.1. 72 millioen aan subsidies en 150 millioen uit de kerkelijke be lasting." Bedoeld wordt natuurlek, dat dit bedrag van den staat komt. U.L.O.-EXAMENS. Voor de U.L.O.-eindexamens slaagde giste ren te Alkmaar o.a. voor diploma A.: W. Daalder, J. List, J. Dros en J. Hooy- berg, allen te Terel. DE EERSTE WEG IN HET URKER LAND. Naar wjj vernemen, zal op 30 Juli a.s. de aanleg van den aarden weg met gewalste ver harding voor den eersten weg in het Urker land worden aanbesteed. Dit zal worden de weg van Ramspol naar het geprojecteerde dorp C„ de zoogenaamde Kamper weg. Voor Urk is dit zeker een teleurstelling, daar Urk zeker onmiskenbaar voordeel had gehad van een directe goede verbinding met het nieuw verworven land. UHK, 23 Juli 1941. Door 60 vaartuigen werd heden aan den Vischafslag alhier aangevoerd: 7103 pond kuilpaling, van 55570 pond per vaartuig, prijs 3177 ct.; 156 pond snoek baars, 34 ct.; 21 pond baars, 10 ct., 141 pond voorn, 710 ct. per pond en 200 manden nest, 33% ct. per mand. In het bewustzijn, dat de ontwikkeling der kunst helaas niet geheel onafhankelijk is van economische factoren, meent d$ N.V. Amster- damsche Boek- en Courant-Mij. een van de redenen, waarom de novelle als genre in Ne derland tot veel geringere ontwikkeling ge komen is dan b.v. de roman, te moeten zoeken in het feit, dat uitgevers en boekhandelaren tot nu toe in de meening verkeerden hiervoor slechts een gering debiet te vinden bjj het legend publiek. Hierdoor werden de schaarsche beoefenaren van deze volwaardige kunstsoort, welke zulk een groot meesterschap vergt, veelal ontmoedigd, en konden tot nu toe hun novellen gewoonlijk slechts in omvangrijke bundels ondergebracht worden, wanneer ze al niet in portefeuille gehouden werden of in de jaargangen van weinig gelezen literaire tijd schriften verloren lagen. Om aan dit euvel tegemoet te komen en door zelfstandige publicatie in boekvorm de novelle haar autonome beteekenis in onze let terkunde te helpen veroveren, werd besloten, een reeks van afzonderlijke novellen in het licht te geven, die zoowel door vorm als in houd en omvang aanspraak maken op literaire belangstelling. De redactie bestaat uit een drietal prominente figuren in de Nederland- sche literaire wereld, n.1. Antoon Coolen, Al- bert Helman en Johannes Tielrooy. De uitgevers werden bereid gevonden de ge kozen novellen in een daarvoor passende en keurigen boekvorm te doen verschijnen en tegen een lagen prijs verkrijgbaar te stellen. De reeks, waarin dit geschiedt, werd „De Tuinspiegel" genoemd, omdat zij de bedoeling heeft in dezen geconcentreerden novelle-vorm t De totale oorlog, zooals die op het oogen blik in de wereld woedt, is een oorlog, die niet alleen uitgevochten wordt tusschen de mili taire machten, maar waarbij heel de bevolking van het oorlogvoerende land betrokken wordt. Toen in September 1939 de oorlog tusschen Engeland en Duitschland een feit werd, is Engeland oogenblikkelijk begonnen met zijn scherpe blokkade tegen het vaste land van Europa. Deze oorlogstaktiek, die we kennen uit den wereldoorlog van 1911,1918, had de bedoeling, door middel van uithongering, den vijand te dwingen tot capitulatie. Men voelt het, hier gaat het niet om een militaire over winning, maar hier wordt de burgerbevolking even zwaar getroffen. Beter is het te zeggen, zwaarder getroffenwant als de methode van uithongering doeltreffend kan worden doorge voerd, dan lijdt daaronder de burgerbevolking het zwaarst. Een regeering zorgt in de eerste plaats voor haar militairen. Het is niet alleen de Duitsche overheid, die er voor zorgt, dat het haar militairen aan niets ontbreekt (het beste is nog niet goed genoeg), ook onze regee ring zorgde ervoor, dat haar jongens alles hadden. Een leger moet paraat zijn en om paraat te zijn, moet het fit gehouden worden. Daarvoor is goede voeding noodig en zoo is het te be grijpen, dat de soldaten nog volop brood heb ben en nog dik boter smeren, als de burgers hun schraapseltje vettigheid op dunne sneetjes smeren. De hongerblokkade treft dus de burgerbevol king het zwaarst. En hoe is het nu met de andere methode van oorlogvoering Het lucht- wapen spreekt het sterkste woord in dezen modernen krijg. Wij, Helderschen, hebben daar helaas maar al te schril de waarheid van on dervonden. Een bom kan een schip treffen en dan kost het honderden slachtoffers. Een bom kan een troep treffen en dan eischt hij tien tallen dooden, maar zeer veel bommen treffen doelen buiten de militaire objecten. Ze spreiden dood en verderf onder een onschuldige burger bevolking. Vrouwen, kinderen, ouden van dagen, zij woeden het slachtoffer van den mo dernen krijg. Londen, Dover, Hamburg, Bre- men, Calais, Rotterdam, Den Helder en zoo veel andere steden spreken een al te duidelijke taal. Duizenden en tienduizenden burgers hebben in dezen twee jaar wereldwaanzin het leven moeten offeren. Dit geeft een beeld van den totalen oorlog. Dezer dagen verschenen bij het Centraal bureau van de statistiek, de bevolkingscijfers van ons land, over 191,0. Bij deze cijfers waren ook de sterftecijfers opgenomen en daaruit bleek, dat'het sterftecijfer vrijwat hooger was, dan in de voorafgaande jaren. Bedroeg het b.v. in de jaren tusschen 1930191,0 gemiddeld 8.9 per duizend inwoners, in 191,0 bedroeg het 9.9 per duizend inwoners. Dit is een be langrijke stijging, die mede te wijten is aan den oorlog. Zonder oorlog zou het cijfer n.1. 9.1, geweest zijn. Ook dit is reeds een hoog cijfer, dat wel mede zijn oorzaak zal vinden in de indirecte gevolgen van den oorlog. De spanning van de laatste jaren hebben vooral de oudere menschen het leven verkort. Bij deze cijfers heeft men ook de getallen gegeven van de oorlogsslachtoffers. En wat blijkt daar nu uit? Dat het aantal burgers, dat als gevolg van-den oorlog het leven liet, nog grooter is dan het aantal militairen. Het Cen- traalbureau geeft als totaal aantal slachtoffers op 1,570, waarvan pl.m. 2100 militairen en 21,00 burgers. De burgers leden dus de grootste verliezen, de burgers werden het zwaarst getroffen. De totale oorlog is niet meerseen militaire krijg alleen. Is het wonder, dat de burgers roepen om het eind van deze verschrikkingen en dat de toestand in het binnenland een woordje mee zal spreken in den einduitslag telkens een breeden levenssector samen te vat ten, zooals de bol van een kleinen tuinspiegel hemel en aarde weerkaatst en schijnt te van gen binnen zijn glinsterend glas. „De Tuinspiegel" wil ertoe bijdragen, dat ook in ons land dit genre meer aanzien gaat genieten, zoowel bij de schrijvers als bij hun lezers, die ook in kleine vormen en in kleine boeken een groote, althans volwaardige kunst kunnen aantreffen. Prof. Dr. J. L. Walch: Vrouwen van for maat, een galerij van vrouwen uit Neder lands verleüen. Uitg.: N.V. Em Querido's Uitg. Mij., Amsterdam. 1941. Deze negen vrouwen uit Nederlands ver leden zullen ons ongetwijfeld, zjj het in ver schillende mate, boeien. Te beginnen met de min of meer legendarische geschiedenis van Lydwina van Schiedam tot en met de negen- tiende-eeuwsche reizigster Alexandrine Tinne, zullen zij ons een stukje politieke of cultuur geschiedenis voor oogen stelen, dat voor de meesten onzer tot dusver wel niet al te be kend zal zijn. In zijn inleiding zegt de schrij ver het zich een vromé plicht teachten om, waar zoo vaak met rechtmatigen trots van onze voorvaderen gewaagd wordt, eenige onzer „voormoederen", zonder wie ons voorgeslacht niet geweest was, nadere aandacht te wijden. Het boek is beslist een aanwinst voor ieder, die historisch geïnteresseerd is, laat zich aan genaam lezen en is bovendien typografisch goed verzorgd. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5