taaert D op dit blad
Totale oorlog!
Sago, volksvoedsel in de Molukken
Vacantie
&tadóMLeuujLó
Op avontuur
Een
KeAJü en ZendUvq*
5nieum
ïlimuu utt Ihk
Ons Indisch hoekje
Vrijdag 25 Juli 1941
Tweede Blad
Opgepast bij zwemmen
aan het strand
Aanrijding
de ideale verkooper!
Dagjes-kudde
Holland
Burgerlijke Stand van Den Helder
Visscherfi
De Tuinspiegel
Meer burgers dan militairen
in ons land gesneuveld
1 wmir
Bij eb een gevaarlijke, diepe geul
vlak bjj de kust.
Hoewel zwemmen aan het strand, door
ongeoefende personen, altijd een waag
stuk blijft, blijkt het dat ook personen, die
de kunst «v 1 machtig zijn, terdege moe
ten'-oppassen voor de gevaren, die mo
menteel aan het zwemmen aldaar ver
bonden zijn.
En dan doelen wij in het bijzonder op
de aanwezigheid van de meer dan ander
halve meter diep zijnde geul, die ontstaat
bij het Ioopen van de eb. Een geul, die
reeds verscheidene malen bijna slacht
offers geëischt heeft onder stadgenooten.
Kwam enkele dagen geleden een jon
gen in deze geul terecht, die niet dan
met groote moeite bewusteloos op het
droge gebracht kon worden, Woensdag
avond vond wederom bijna een ernstig
ongeluk paats. Een meisje geraakte door
den stroom in de geul en voelde zich
plotseling tot aan het hoofd ondergaan.
Door zoo luid mogelijk om hulp te
schreeuwen wist zij de aandacht van een
tweetal dames op zich te vestigen, die
niet aarzelden terstond, en dat nog wel
gekleed, te water te gaan, teneinde het
slachtoffer te reden. Een poging, waarin
zij zoo fortuinlijk waren te slagen. Het
15-jarig meisje was doodelijk geschrok
ken en uiterst dankbaar, dat zij op deze
wijze aan wal gebracht was.
Het blijkt echter wel, dat hier een
waarschuwing op haar plaats is. Een
waarschluwing aan het adres van diege
nen, die meenen geen acht behoeven te
slaan op deze diepe geul, waarin bij eb een
gevaarlijke stroom trekt.
Men lette terdege op deze gevaren en
begeVe zich niet noodeloos te ver in zee,
met alle mogelijke gevolgen van dien.
't Waren 2 jongens.
De een was 8, de ander 11 jaar.
Ze woonden in Alkmaar en hadden in de
maanden die achter ons liggen veel gehoord
van Den Helder. Van die stad aan den grooten
vijver, waar zooveel bommen gevallen waren
en die er net mpest uitzien als de plaatsjes
yan het front, waar de oorlog gewoed heeft.
Zooveel hoorden ze ervan, zulké wonder
lijke verhalen deden over de stad de ronde, dat
ze tenslotte de koppen bij elkaar staken en een
plan beraamden.
Een plan, dat strikt geheim gehouden werd.
Noch de ouders wisten er iets van, noch de
vrienden. Alleen de twee jongens wisten het,
samen 19 levenslente's tellende.
Op een schoonen dag van deze week, toen
de zon des morgens vroeg al stralend en
juichend aan den hemel troonde werd het plan
der eed-genooten ten uitvoer gebracht. Ze
stelden zich verdekt op aan den kant van den
Helderschen weg en wachten totdat het goede
moment gekomen was.
En dat kwam.
Het was het oogenblik dat een auto Alkmaar
uitgereden kwam en waarop geschreven stond
dat hij naar Den Helder moest. Dat was wat
de jongens zochten en het zouden geen Hol-
landsche jongens geweest zijn als ze geen kans
gezien hadden met een paar fiksche sprongen
achter op de auto te wippen.
Een tocht langs de lineaal-rechte wegen van,
noordelijk Noord-Holland volgde. Een tocht
langs het kanaal, dat zilverig-blinkend mee-
stroomde.
En zoo. kwamen ze in Den Helder aan.
Wat ze zagen viel hen niet mee. Zij hadden
Zich meer voorgesteld van de „verwoeste
stad", 't Was wel erg, maar toch ook weer niet
zoo erg als ze zich in hun gedurfde jeugd-
droomen gedroomd hadden.
Ze liepen wat rond, totdatze honger
kregen.
Dat was het moment waarop ze elkander
aanzagen. Vragend en besluiteloos. Want wat
doe je in de kou als je zonder zakcenten de
breeveertien opgaat, wat doe je in zoo'n stad
waar geen familie huist of kennissen te vin
den zijn.
't Werd een leelijk perikel en iedere vijf mi
nuten daalde het aanvankelijk laaiend enthou
siasme van de jongeheeren. Totdat het ten
slotte op het O-punt gekomen was en ze niets
anders wisten te doen dan ergens op een stoep
te gaan zitten en wachten totdat de Voor
zienigheid ingreep.
Zoo zaten ze daar en wellicht hadden ze er
nog lang zitten te zitten, ware daar geen
politie-agent langsgekomen, die die twee jon
gelieden met treurige gezichten ietwat ver
dacht vond en op onderzoek uitging. Toen
bleek aldra hoe deze vork in den steel zat en
op welke wijze ze in Den Helder waren aan-'
gekomen.
Lang duurde het niet of de 8- en 11-jarige
zaten toen in een ander vehikel. In den trein,
die hen retour-bracht naar de Kaasstad, waar
ze thuishooren en voorloopig ook w<4 zullen
blijven.
Zoo eindigde dit zoo poëzie-vol aangevangen
avontuur op bar prozaische wijze...
Gisteren vond op den Rijksweg nabij het
Vliegkamp De Kooij een aanrijding plaats.
Een personenauto bleek bij het „snijden" te
weinig ruimte te hebben en nam een rechts
van den weg rijdende driewielige bakfiets
mede. De bestuurder van deze bakfiets werd
bij deze aanrijding tamelijk verwond en moest
naar huis worden overgebracht, waarvoor ge
zorgd werd door den Luchtbeschermings
dienst.
Als men vanwege vele en velerlei omstan
digheden niet in de gelegenheid is een groot-
scheepsche en dure vacantie-reis te, onderne
men/ is men gedoemd tot het plegen van mi-
niatuur-vacantie reizen. Daarbij kan men dan
nog altijd gebruik maken van het instituut,
dat „picknick" heet.
Ook wij zijn gaan picknicken.
Op een schoonen morgen omstreeks mid-
Juli werd de picknick-zak klaargemaakt. On
wilkeurig gaat men in zoo'n geval vergelijkin
gen maken met de dagen van weleer. Thans
een karig trommeltje brood, 2 eieren, wat
hagelsla.g en enkele plakken kaas, hetgeen
men, zich vroegere uitstapjes herinnerend,
karig kan noemen. Daar staat tegenover dat
wij allemaal iets bescheidener geworden zijn
en dat is maar goed ook.
Zoo trokken we er dus op uit, ins Blaue
hinein. Langs de biljartlakengladde fietspaden
van Noord-Holland.
Met een zon aan den hemel, die juichte van
pret en uitbundigheid, zóó blij en zóó uitbun
dig, dat een vacantie-vierend mensch iedere
zorg vergeet en zich plotseling voelt ondergaan
in een zee van vergenoegdheid, levenslust en
optimisme. Wèg duistere schimmen van twij
fel en rampspoed. Wèg beeld van troostelooze
misère... vade retro!
Vier uur fietsen brachten ons in een klein
nest, ergens aan het strand van een plas
water, die eens zee en nu meer geworden is.
Een miniatuur strandje ontrolde geel en bruin
aan onze voeten en op dat plekske strand zat
en ontelbare families met derzelver aanhang.
Een Zondagsche vreugde. Vreugde ook in
de kleine taveerne op de kaai.
„De Rustende Boer" heette het cafétje en
met zijn rood- en wit gestreepte gevel en lui
fel, met z'n frisch-gegordijnde ramen zag het
er inderdaad tot rusten aanlokkend uit.
Een welgedaan-dikke kasteleines hielp. Als
een machtig galjoen kwam zij vanachter het
buffet vandaan zeilen, en, steunend met de
tot de pols ontbloote armen op het tafeltje,
vroeg ze ons naar de wenschen.
Die waren bescheiden, maar dan beleeft men
de sensatie dat uit de mysterieuze kasten en
hoekjes onder het giganteske buffet een soort
wonderhoorn van spijzen en dranken te voor
schijn getooverd wordt. Dan staat ineens voor
den verbasterenden vacantie-ganger ^en bord
met brood, waarvan iedere boterham nog dik
met vleesch bedekt is. Dan ziet men een glas
met dik-beroomde melk en dan zijn het een
paar aromatisch geurende gebakken eieren,
die als het ware terstond tot toetasten nooden.
Zoo gespijzigd daalt men dan af tot op het
kleine strandje onderaan en poogt men een
bescheiden plaatsje te ontdekken tusschen die
wriemelende massa's Amsterdammers en
Zaankanters die er eens „een dagje" van tus
schen zijn gegaan.
Het blijkt dat hier een groote vrijheid
heerscht inzake het strandvermaak. Het uit-
kleeden is een zaak die men onder het oog
Op een van mijn reizen door den ultge-
strekten Indischen archipel zag ik in de buurt
van Kendangan (Z.-O. Borneo) een Maleier
die aan twee touwen een stuk van een sago-
palmstam voorttrok op een v ij ze zooals men
in havensteden wijnvaten vervoert. Nieuws
gierig geworden, vroeg ik hem waar hjj met
zijn vracht naar toe ging. „OP zei hij, „naar
mijn eenden".
Dit antwoord muntte in mijn óoren niet door
duidelijkheid uit, ik vroeg dus verder. Hij vertel
de nu, dat het in die streek gewonote was om
de vele tamme eenden met sago te voeden.
De stukken der stammen legt men in slooten
en plassen, waarin die vogels dierlijk voedsel
vinden, waarbij ze dan tevens het sago-hou-
dende merk uit die stammen knabbelen, tot
ze geheel zijn uitgehold.
Zoo kwam ik te weten, dat sago in die
streken eendenvoer is. De cultuur van een
den is daai een voornaam middel van be
staan voor de bevolking. Ook op Java en
elders houdt de bevolking zich er mee bezig.
Zoodra ik een goede teekening er over heb,
vertel ik er meer van.
In de Molukken, het Oostelijk deel van het
groote Indische eilandenrijk is sago het
volksvoedsel. De boom, een palm, groeit in
het wild. In andere streken Flant men hem
aan. Op goeden grond en bij goede verzor
ging is hij in 10 12 jaar volwassen. Hij
wordt dan geveld, in 3 stukken verdeeld, die
dan gehalveerd worden. De sago-klopper
(zoo genoemd naar den man die de sago
wint) klopt of beitelt het merk er uit met
een of ander eenvoudig stuk gereedschap.
Het merg is gemengd met houtvezels, die in
min of meer geciviliseerde streken worden
verwijderd. De sagoklopper kneedt het merg
met veel water, waardoor het meel vrij komt.
van Jan en alleman verricht en niemand
schijnt er zich een zier aan te stooren dat
anderen bij een en ander toezien.
Daar zijn dikke Mokummers; de mannen zit
ten' met de zwarte broeken tot aan de knieën
opgestroopt. Een peuk sigaar hangt hen on
verschillig aan den mond, en iedere minuut
neemt de kleur rood, die aldra hun koppen is
gaan verven, in intensiteit toe.
Moeders van vele kinderen zitten breed-uit
op het zand. Blauw-dooraderde bloote beenen
hangen in het zand. En de kleine peuters
wriemelen, enkelen ervan poedelnaakt, in dat
zand om en om, op zoek naar de in het zand
verdwenen groote teen van moeder.
De zee ligt iets verderop. Of... een zee is
dit water feitelijk niet meer. Als men het over
de z e e heeft, denkt men automatisch aan iets
diep-blauws, iets machtig-wijdsch en oneindig
schoons. Dit is een plas. Men kan er 3 kilo
meter ver in wegloopen en nog het water tot
pas even over de knie voelen. Het zand is er
modderig en vies en menigmaal gebeurt het
dat er heele eilanden vuil en andere onge
rechtigheden voorbijdrijven van de nabij gele
gen steden, 't Heeft alles niets van de Noord
zee-badplaatsen.
Hetgeen allemaal hoegenaamd, geen invloed
heeft op de verrukkingen en genietingen van
de feestvierende massa op het zand. Er staan
zelfs tentjes en in die tentjes hebben zich
weer andere menschen verstopt. Gramofoons
blèren er de schlagen uit van 10 jaar geleden.
Alles picknickt. De meesten doen het met
een wit en blauw geruite zak, waarin zich een
schier oneindig aantal boterhammen bevin
den. Grootendeels onbelegd. Zuurtjes ziet men
in velerlei variatie, evenzoo drop en andere
kostelijkheden voor den-zomerdag. Een enkele
fortuinling beschikt nog over chocolade. De
kinderen verven er hun mond mee, totdat die
gaat lijken cp een bruinzwarten krater.
En de zon, steeds hooger klimmend aan den
hemel, ziet toe op dat feest der vacantie-gan-
gers. Hij schroeit de ontbloote hoofden, hij
bakt op de boterhammen zoodat die nóg har
der en taaier worden. En hij maakt het water
lauw en warm, zoodat het den pootje-baden
den vrijwel geen lavenis brengt.
Tegen den avond is driekwart van de dag-
jesmenschen-kudde verbrand tot*ver onder den
opperhuid. De gevolgen laten niet op zich
wachten. De jeugd huilt en dreint va# slaap
en pijn op den huid. De moeders zijn'bèk-af
van het spelen en verbieden en de vaders ver
langen naar hun schemer-donkere huiskamer
om... uit te rusten van de strandvermoeienis-
sen.
Langzaam zeult men naar boven. Op fietsen
en andere vervoermiddelen tijgt men huis
waarts, met de zon in den nek. Hier en daar
worden oorvegen met kwistige hand uitge
deeld;
Eenzaam, bedekt met papier en ander afval,
blijft het strandje achter. Als er geen cycloon
opsteekt of een wolkbreuk plaats heeft zal
heel die restanten-b4oel er morgen nóg lig
gen. En zich ophoopen onder de lijven van de
nieuwe dagjes-kudden.
De waardin van de „Rustende Boer" slaat
de aftocht gade. De poezele arm ligt horizon
taal langs haar voorhoofd.
Morgen komen er nieuwe scharen... nieuwe
drukte voor haar en haar „Rustende Jager".
Teekening J. G. Sinia.
Het mengsel van meel en water loopt door
een zeef, geblaakt van palmvezels. Die zeef
is vastgemaakt aan een veerkrachtigen staak,
die haar vasthoudt. In een trog of bak opge
vangen, bezinkt het meel, het water loopt
weg. In sagobladeren verpakt, houdt dit
vochtige meel zich weken goed.
Dit is zeer in het ruwe de wijze van win
nen. Op de vele eilanden varieert de fabricage
in onderdeelen; maar alle methoden komen
hierin overeen, dat het „fabrieksemplace-
ment" doof zijn onaangename lucht zich al
op een afstand aandient. Bijgaande teekening
heeft betrekking op het eiland - Ceram. Eén
boom levert het voedsel op voor een man ge
durende een heel jaar. De bewoner van Am-
bon eet de sago het liefst gekookt met water.
Het voedsel ziet er dan net uit als taaie,
dikke stijfsel. Hij kruidt het met zout, citroen
(vitaminen!) en Spaansche peper. Maar de
Amboneesche huismoeder kent tal van andere
bereidingswijzen. Door het bekende „Insti
tuut voor volksvoeding" te Batavia is een
onderzoek ingesteld naar de voedingswaarde
van het sago-dieet. Het bleek, dat het onvol
waardig is, tenzij men gebruik maakt van
bijvoeding in den vorm van vruchtén, groen
ten, visch en andere vitaminen, eiwitten en
vetten bevattende voedingsstoffen. Het heeft
daarom aanbevolen de b. v. op Java zoo be
kende beplanting van het erf met vrucht-
boomen in te voeren. Gemakkelijk zal dit
niet gaan, omdat men te maken heeft met
vaak heel primitieve menschen, die' oer-con-
servatief zijn. Maar: „willen is kunnen" en
aan den goeden wil ontbreekt het bjj de be
stuurders en andere leiders in den grooten
Oost nergens!
Dr. H. F. TILLEMA.
Boven mijn hoofd hebt gij uw licht gebreid:
Een hemel, rjjk en wijd van zon en wind,
Een warme ruimte, een heldere innigheid,
Waaraan ik neerlig als een drinkend kind.
Naar antwoord zoekend voor onzekerheden,
Droomden we op 't hoogste duin we ont-
[waakten, zagen,
Hoe vast uw slooten 't land in vakken sneden,
Hoe breed uw dorpen langs den einder lagen!
Thuis, 's avonds, zonk het licht de vensters
[binnen.
De bruine meubels dachten aan elkaar,
Een zacht gebed wilde overal beginnen.
Tusschen ons werd Gods leven diep en klaar:
Ik, man, in blauwen kiel, en jjj vrouw, in een
Geruiten rok en witten boezelaar.
(M. Nijhoff: Uit „De Wandelaar").
MULO-EXAMENS.
Voor diploma A slaagde te Alkmaar onze
stadgenoot C. Wallast.
Geslaagd te Alkmaar voor het M.L.O.-
diploma B, onze stadgenoot P. Nyhof.
21 Juli 1941.
BEVALLEN: L. J. RepLastdrager, z. M.
SchermerhornMinnes, d.
OVERLEDEN: D. J. Bennink (m.), 24 jaar.
22 Juli 1941.
ONDERTROUWD: N. Pronk en P. Pronk.
S. J. Wieren en A. A. Smit. W. van Beekhoven
en A. de Jager.
BEVALLEN: M. BoonKramer, z.
OVERLEDEN: D. S. Iedema (m.), 42 jaar.
24 Juli 1941.
BEVALLENJ. PosthumusHoekemeijer,
z.
GEHUWD: A. Harjer en G. W. Bos. W. J.
Boelig en C. M. Hakkert.
DE KERK IN DUITSCHLAND.
In het artikeltje over de kerken in Duitsch-
land, opgenomen in ons nummer van Dinsdag,
is een storende fout geslopen. Er werd o.m.
in geschreven: „Het jaarlijksch budget van de
gezamenlijk Duitsch-Evangelische kerken be
loopt 287 millioen. Van dit bedrag komt 222
millioen aan den staat, n.1. 72 millioen aan
subsidies en 150 millioen uit de kerkelijke be
lasting."
Bedoeld wordt natuurlek, dat dit bedrag van
den staat komt.
U.L.O.-EXAMENS.
Voor de U.L.O.-eindexamens slaagde giste
ren te Alkmaar o.a. voor diploma A.:
W. Daalder, J. List, J. Dros en J. Hooy-
berg, allen te Terel.
DE EERSTE WEG IN HET URKER LAND.
Naar wjj vernemen, zal op 30 Juli a.s. de
aanleg van den aarden weg met gewalste ver
harding voor den eersten weg in het Urker
land worden aanbesteed. Dit zal worden de
weg van Ramspol naar het geprojecteerde
dorp C„ de zoogenaamde Kamper weg.
Voor Urk is dit zeker een teleurstelling,
daar Urk zeker onmiskenbaar voordeel had
gehad van een directe goede verbinding met
het nieuw verworven land.
UHK, 23 Juli 1941.
Door 60 vaartuigen werd heden aan den
Vischafslag alhier aangevoerd:
7103 pond kuilpaling, van 55570 pond per
vaartuig, prijs 3177 ct.; 156 pond snoek
baars, 34 ct.; 21 pond baars, 10 ct., 141 pond
voorn, 710 ct. per pond en 200 manden nest,
33% ct. per mand.
In het bewustzijn, dat de ontwikkeling der
kunst helaas niet geheel onafhankelijk is van
economische factoren, meent d$ N.V. Amster-
damsche Boek- en Courant-Mij. een van de
redenen, waarom de novelle als genre in Ne
derland tot veel geringere ontwikkeling ge
komen is dan b.v. de roman, te moeten zoeken
in het feit, dat uitgevers en boekhandelaren
tot nu toe in de meening verkeerden hiervoor
slechts een gering debiet te vinden bjj het
legend publiek. Hierdoor werden de schaarsche
beoefenaren van deze volwaardige kunstsoort,
welke zulk een groot meesterschap vergt,
veelal ontmoedigd, en konden tot nu toe hun
novellen gewoonlijk slechts in omvangrijke
bundels ondergebracht worden, wanneer ze al
niet in portefeuille gehouden werden of in de
jaargangen van weinig gelezen literaire tijd
schriften verloren lagen.
Om aan dit euvel tegemoet te komen en
door zelfstandige publicatie in boekvorm de
novelle haar autonome beteekenis in onze let
terkunde te helpen veroveren, werd besloten,
een reeks van afzonderlijke novellen in het
licht te geven, die zoowel door vorm als in
houd en omvang aanspraak maken op literaire
belangstelling. De redactie bestaat uit een
drietal prominente figuren in de Nederland-
sche literaire wereld, n.1. Antoon Coolen, Al-
bert Helman en Johannes Tielrooy.
De uitgevers werden bereid gevonden de ge
kozen novellen in een daarvoor passende en
keurigen boekvorm te doen verschijnen en
tegen een lagen prijs verkrijgbaar te stellen.
De reeks, waarin dit geschiedt, werd „De
Tuinspiegel" genoemd, omdat zij de bedoeling
heeft in dezen geconcentreerden novelle-vorm
t
De totale oorlog, zooals die op het oogen
blik in de wereld woedt, is een oorlog, die niet
alleen uitgevochten wordt tusschen de mili
taire machten, maar waarbij heel de bevolking
van het oorlogvoerende land betrokken wordt.
Toen in September 1939 de oorlog tusschen
Engeland en Duitschland een feit werd, is
Engeland oogenblikkelijk begonnen met zijn
scherpe blokkade tegen het vaste land van
Europa. Deze oorlogstaktiek, die we kennen
uit den wereldoorlog van 1911,1918, had de
bedoeling, door middel van uithongering, den
vijand te dwingen tot capitulatie. Men voelt
het, hier gaat het niet om een militaire over
winning, maar hier wordt de burgerbevolking
even zwaar getroffen. Beter is het te zeggen,
zwaarder getroffenwant als de methode van
uithongering doeltreffend kan worden doorge
voerd, dan lijdt daaronder de burgerbevolking
het zwaarst. Een regeering zorgt in de eerste
plaats voor haar militairen. Het is niet alleen
de Duitsche overheid, die er voor zorgt, dat
het haar militairen aan niets ontbreekt (het
beste is nog niet goed genoeg), ook onze regee
ring zorgde ervoor, dat haar jongens alles
hadden.
Een leger moet paraat zijn en om paraat te
zijn, moet het fit gehouden worden. Daarvoor
is goede voeding noodig en zoo is het te be
grijpen, dat de soldaten nog volop brood heb
ben en nog dik boter smeren, als de burgers
hun schraapseltje vettigheid op dunne sneetjes
smeren.
De hongerblokkade treft dus de burgerbevol
king het zwaarst. En hoe is het nu met de
andere methode van oorlogvoering Het lucht-
wapen spreekt het sterkste woord in dezen
modernen krijg. Wij, Helderschen, hebben daar
helaas maar al te schril de waarheid van on
dervonden. Een bom kan een schip treffen en
dan kost het honderden slachtoffers. Een bom
kan een troep treffen en dan eischt hij tien
tallen dooden, maar zeer veel bommen treffen
doelen buiten de militaire objecten. Ze spreiden
dood en verderf onder een onschuldige burger
bevolking. Vrouwen, kinderen, ouden van
dagen, zij woeden het slachtoffer van den mo
dernen krijg. Londen, Dover, Hamburg, Bre-
men, Calais, Rotterdam, Den Helder en zoo
veel andere steden spreken een al te duidelijke
taal.
Duizenden en tienduizenden burgers hebben
in dezen twee jaar wereldwaanzin het leven
moeten offeren. Dit geeft een beeld van den
totalen oorlog.
Dezer dagen verschenen bij het Centraal
bureau van de statistiek, de bevolkingscijfers
van ons land, over 191,0. Bij deze cijfers waren
ook de sterftecijfers opgenomen en daaruit
bleek, dat'het sterftecijfer vrijwat hooger was,
dan in de voorafgaande jaren. Bedroeg het b.v.
in de jaren tusschen 1930191,0 gemiddeld 8.9
per duizend inwoners, in 191,0 bedroeg het
9.9 per duizend inwoners. Dit is een be
langrijke stijging, die mede te wijten is aan
den oorlog. Zonder oorlog zou het cijfer n.1. 9.1,
geweest zijn. Ook dit is reeds een hoog cijfer,
dat wel mede zijn oorzaak zal vinden in de
indirecte gevolgen van den oorlog. De spanning
van de laatste jaren hebben vooral de oudere
menschen het leven verkort.
Bij deze cijfers heeft men ook de getallen
gegeven van de oorlogsslachtoffers. En wat
blijkt daar nu uit? Dat het aantal burgers, dat
als gevolg van-den oorlog het leven liet, nog
grooter is dan het aantal militairen. Het Cen-
traalbureau geeft als totaal aantal slachtoffers
op 1,570, waarvan pl.m. 2100 militairen en
21,00 burgers.
De burgers leden dus de grootste verliezen,
de burgers werden het zwaarst getroffen.
De totale oorlog is niet meerseen militaire
krijg alleen. Is het wonder, dat de burgers
roepen om het eind van deze verschrikkingen
en dat de toestand in het binnenland een
woordje mee zal spreken in den einduitslag
telkens een breeden levenssector samen te vat
ten, zooals de bol van een kleinen tuinspiegel
hemel en aarde weerkaatst en schijnt te van
gen binnen zijn glinsterend glas.
„De Tuinspiegel" wil ertoe bijdragen, dat
ook in ons land dit genre meer aanzien gaat
genieten, zoowel bij de schrijvers als bij hun
lezers, die ook in kleine vormen en in kleine
boeken een groote, althans volwaardige kunst
kunnen aantreffen.
Prof. Dr. J. L. Walch: Vrouwen van for
maat, een galerij van vrouwen uit Neder
lands verleüen. Uitg.: N.V. Em Querido's
Uitg. Mij., Amsterdam. 1941.
Deze negen vrouwen uit Nederlands ver
leden zullen ons ongetwijfeld, zjj het in ver
schillende mate, boeien. Te beginnen met de
min of meer legendarische geschiedenis van
Lydwina van Schiedam tot en met de negen-
tiende-eeuwsche reizigster Alexandrine Tinne,
zullen zij ons een stukje politieke of cultuur
geschiedenis voor oogen stelen, dat voor de
meesten onzer tot dusver wel niet al te be
kend zal zijn. In zijn inleiding zegt de schrij
ver het zich een vromé plicht teachten om,
waar zoo vaak met rechtmatigen trots van
onze voorvaderen gewaagd wordt, eenige onzer
„voormoederen", zonder wie ons voorgeslacht
niet geweest was, nadere aandacht te wijden.
Het boek is beslist een aanwinst voor ieder,
die historisch geïnteresseerd is, laat zich aan
genaam lezen en is bovendien typografisch
goed verzorgd.
I