De zak van Zaaiaka
Iets over vuurtorens
HELDERZIEND
Het wonderlijke feest
DINGEN DIE JE NOOIT MOET DOEN
Een ezel en een haan
tekenen
door Hannie Franken
Ik lag lekker op m'n rechteroor in bed
en zou vast en zeker binnen een paar mi
nuutjes geslapen hebben, als er langs de
droomljjn niet een boodschap in m'n linker
oor was gegleden.
„Komaka dadelijkaka naaraka Aka!"
Nou, je begrijpt, ik was opeens weer
wakker, dat geloof ik tenminste. Want als
je een boodschap krijgt in zo'n vreemd
taaltje, dan moet je wel wakker worden,
zou ik zo denken.
Natuurlijk begon ik met de boodschap
te vertalen en toen kreeg ik: „Kom dade
lijk naar Aka!" Nu, dat wilde ik wel doen,
maar wat was nu „Aka" en waar moest ik
dat vinden! Gelukkig kwam er langs de
droomlijn nog een tweede bericht: „Koma
ka maaraka peraka bedaka." Ik weer aan
't vertalen! „Kom maar per bed." Dat leek
me geen kwaad idee. Maar hoe kreeg ik
m'n bed vooruit en waar.
Wéér een bericht: „Bedaka weetaka wega-
ka. Zegaka alleenaka maaraka: Bedaka
vliegaka." Een bof, dat ik een goed geheu
gen heb, anders had ik al die boodschap
pen vast niet kunnen onthouden en was ik
nooit in Aka gekomen.
Zaaiaka kijkt en hoort
Het laatste bericht was wel het belang
rijkste: „Bed weet weg. Zeg alleen maar:
Bed vlieg". Dat zei ik dan ook en warem
pel, een paar minuten later was ik in Aka.
Dat bleek een nieuwe provincie van Ka-
bouterland te zijn en Zaaiaka was er 't
hoofd van. Heel beleefd vroeg ik of Zaaiaka
me ook zou willen zeggen, waarom de
Aka's of de Aka-jers of hoe de bevolking
dan ook genoemd werd, achter elk woord
de naam van hun provincie zetten. Want
zoveel talenkennis heb ik wel, dat ik ge
merkt had, dat de Aka's of de Aka-jers on
ze taal spreken, maar achter elk woord
„Aka" plakken. Zaaiaka legde 't mij dade
lijk uit. „Ken je 't alphabet?" vroeg hij.
Van die vraag schrok ik. Ik moet er wel
erg dom of slaperig hebben uitgezien, dat
Zaaiaka zo iets kon vragen. Maar door dat
ik schrok en niet dadelijk antwoord gaf,
dacht Zaaiaka natuurlijk, dat ik hem niet
begreep. Daarom zei hij geduldig: „Het
alphabet is het A-B-C. Dat ken je toch
wel?" Ik knikte heel beslist met m'n slaap-
hoofd, want ik wilde niet voor nog dom
mer worden aangezien en toen ging Zaai
aka verder. „Nou, dan weet je ook, dat de
A de eerste letter is van het alphabet. De
A is het begin. De A hoort dus bij alles
wat hieuw is. En de „k" dat is een letter,
waar je aan zien kunt, dat hij zin heeft om
flink aan te pakken. En als je wat nieuws
wilt doen, kun je flinkheid niet missen.
Dus daarom gaven we onze nieuwe pro
vincie de naam Aka. Dat betekent dus
eigenlijk: „Nieuw en Flink". En omdat we
iedereen van dat nieuwe en flinke in onze
provincie willen vertellen en vooral willen
zorgen, dat niemand weer vergeet, dat er
Nieuwheid en Flinkheid is gekomen, be
sloten wij achter ieder woord „Aka" te
zetten. Wil je soms een boterhamaka met
boteraka en kaasaka?" vroeg Zaaiaka op
eens. „En wil je een glaasje melkaka?"
Uit beleefdheid sprak Zaaiaka half in de
oude taal en half in de Aka-taal. Dat was
erg aardig van hem en omdat ik een beet
je aardig terug wilde zijn, zei ik toen:
„Zaaiaka, graagaka wil ik een boterham
aka met kaasaka."
Zaaiaka keek me eens vriendelijk aan en
zei: „Jij zal je wel gauw thuis voelen in de
Aka-provincie en de taal leer je ook wel.
Ik had trouwens niet anders van je ver
wacht en daarom liet ik je roepen. Dan
kun je hier eens rondkijken en je voordeel
mee doen. Want jij schrijft toch immers in
kranten, heb ik gehoord?'
Ik zei dat dit zo was en dat ik graag zo
het een cn ander van de Aka-provincie en
de Aka-nieuwigheden zou willen horen. En
ik beloofde, dat ik 't aan jullie zou over
vertellen. Ik kreeg m'n boterham met kaas
en m'n glaasje melk en intussen had
Zaaiaka een zak te voorschijn gehaald.
„De Zak van Zaaiaka" stond er op.
Zaaiaka kwam naast me zitten en begon
meteen de zak leeg te halen. Er zaten al
lemaal bolletjes in.
De taak van Zaaiaka was om zaad te
strooien in de harten van de kabouters van
de andere provincies.
„Kijk", zei Zaaiaka en hield me een
mooi wit zaadkorreltje voor. „Dat is een
Eerlijkheidszaadje. Nou en als ik op zaai-
tocht ben, kijk ik in alle kabouterhuizen.
M'n zak leg ik dan om 't hoekje, dan heb
ben ze niet zo gauw erg in me. Als ik naar
binnen kijk, zie ik natuurlijk een heleboel
en hoor ik vanzelf ook heel wat. En bijna
altijd merk ik, dat er daarbinnen dringend
behoefte is aan eerlijkheidszaad. Soms tref
ik 't en zitten ze net soep te eten. Dan mik
ik gauw een paar zaadjes in de borden en
tussen de soep-balletjes zien ze niet zó
gauw dat ze ook een paar bolletjes eerlijk
heidszaad inslikken. Maar dat merken ze
later wel. En dit", zei Zaaiaka, „dit gele
driekantige zaadje is het zaadje van Moed.
Als je eens wist hoe weinig moedige ka
bouters er zijn." „Dan is dat bij jullie al
net zo als bij ons" zei ik een beetje mis
moedig. en de manier waarop ik 't zei,
was zeker niet naar de zin van Zaaiaka,
want hij gaf me dadelijk twéé moedzaad-
jes. „Eet ze maar dadelijk op!" „Dat deed
ik en nou zal ik maar afwachten wat er
van komt! Toen nam Zaaiaka een rood
zaadje. Dat vond ik erg mooi en ik vroeg
dadelijk waar dat voor was. Maar net wou
Zaaiaka 't me zeggen of daar gebeurde
iets in de lucht. De maand werd afgelost
door de zon. En op 't zelfde ogenblik begon
m'n bed weer te vliegen. „Zaaiaka! Totaka
ziensaka!" kon ik nog net roepen en toen
merkte ik opeens, dat ik.... in m'n eigen
kamer lagnaast m'n bed! Je zou dus
zeggen, dat ik gedroomd had en doodge
woon uit m'n bed was gerold. Maar ik
weef 't toch niet zeker, Zaaiaka en z'n zak
en de Aka-provincie kunnen best bestaan!
Verzamel in een hoed een aantal geld
stukken en laat je dan blinddoeken. Ver
volgens laat je iemand één ,van de munten
uit de hoed nemen. Die laat je de munt
nauwkeurig bekijken en vooral moet hij
onthouden welk jaartal er op staat. Daarna
moet hij 't geldstuk aan z'n buurman of
buurvrouw geven en zo moet de munt van
hand tot hand gaan tot alle gasten haar
bekeken hebben. Onderwijl schudt je al
maar met de hoed. Als de laatste gast je
de munt wil teruggeven, verzoek je hem
of haar dit niet te doen, maar 't geldstuk
liever in de gesloten hand te willen hou
den. Die hand moet tegen je voorhoofd
gehouden worden. Een minuut lang! Een
van de andere gasten vraag je, je te wil
len waarschuwen als de minuut om is.
Is de minuut verstreken, dan laat je de
munt in de hoed gooien, weer een. van de
andere gasten verzoek je de hoed nog eens
flink te willen schudden, en dan geblind
doekt en wel. grijp je in de hoed en....
haalt ei/ de goede munt uit te voorschijn!
Desnoods laat je 't geldstuk vooraf door
een van de gasten merken, zodat niemand
kan zeggen, dat er meer van dezelfde mun
ten in de hoed waren en je toevallig een
goede greep hebt gedaan. Hoe je de goede
munt er uit kunt vissen? Heel eenvoudig,
't Geldstuk is door zoveel handen gegaan
en door z'n verblijf van één minuut in een
gesloten hand dusdanig verwarmd, dat je
hem onmiddellijk weet te vinden.
Nu moet je horen, de keuken-kastdeur was
jarig. Een feest dat er op touw was gezet.
Schitterend gewoon.
Toen het middernacht was ging de lamp
branden, de kastdeur ging open en alle ge
nodigden kwamen de gelukkigen feliciteren.
Na veel redevoeringen van allemaal statige
vorken, messen en lepels kwam een klein thee
lepeltje naar voren en sprak met haar zil
veren stemmetje: „Nu open ik het bal."
Na een luid hoerageroep kwam het orkest
op de proppen. De klok zou de maat slaan
en het veger en blik speelden voor trommel.
Nu moeten we nog een trompet hebben,
zeiden ze; daar zorgde de schoorsteen wel
voor, de wind zou blazen. Alles bij elkaar zou
het een grote vreugde geven.
De vorken vroegen de lepels ten dans en
ze zwierden er lustig op los. De messen
moesten toekijken, want niemand wilde met
die gevaarlijke scherpe messen dansen, stel
je voor dat je een schram of zo iets op liep,
wat zou het dienstmeisje wel zeggen, ze was
toch al zo trots op het tafelzilver!
Toen de vorken en messen eenmaal vrolijk
bezig waren, kwamen de schoteltjes en bor
den ook los. (De messen begonnen boos te
kijken). Onder veel lawaai kwamen twee
soepterrinen te voorschijn en klepperden met
hun deksels, dat verhoogde de feestvreugde.
(De messen werden woest.) Dat lieten de
pannen niet op zich zitten en begonnen nu
ook een fraai muzieknummertje te gWen. De
toeschouwers klapten in hun handen van
blijdschap. De deur knikte vriendelijk naar
het vroolijke gezelschap en luisterde naar de
lieflijke muziek. De messen werden nu recht
kwaad. Stel je voor, niemand wilde met hen
dansen. Ze sprongen in de feestzaal (de keu
ken) en liepen alle feestvierenden onder de
voet.
De een na de ander kroop toén weer op
zijn plaats, maar de messen vonden het nu
met recht leuk. Ze holden de hele keuken
door en joegen alle feestvierenden naar bed.
De muziek speelde niet meer.
De lamp ging uit en de messen gingen nu
ook, nog steeds luidruchtig, naar hun plaats.
Allen waren ze boos op die onbeschaamde
mèsSen en de deur was verdrietig ovér de
afloop van het vrolijke feest.
Op 't ogenblik zijn bijna alle vuurtorens
gedoofd, maar als eenmaal de tijd van rus-
tigen scheepvaart'weer zal zijn aangebro
ken, dan zullen in helle vreugde al die
dienstbereide wachters weer hun geweldi
ge lichtbundels over land en zee werpen,
soms kilometers ver. Bij helder weer is bij
voorbeeld het licht van de vuurtoren van
Helgoland op een afstand van 64 kilometer
waar te nemen. Hoe nu echter een gesloten
vuurtoren, dat is een vuurtoren, die be
woond kan worden, er van binnen wel uit
ziet, dat weten de meesten van jullie wel
niet, denk ik. Hiernaast zie je zo'n gesloten
vuurtoren in doorsnee. Als een reusachtige,
waarschuwende vinger steekt hij uit zee
omhoog. De muren zijn dik als van een
middeleeuws slot. Dat moet ook wel, want
't Is altijd leuk in kastjes rond te kijken.
Misschien is er wel iets dat je zoif lijken.
Maar 't is een groot, heel groot gevaar
En de gevolgen zijn soms heel naar!
Een lucifer aanstrijken is een dol leuk spel
Alleen 't is gevaarlijk, wat ik je vertel,
Lucifers zijn een groot, heel groot gevaar
En de gevolgen zijn soms heel naar!
Buig niet te ver over de leuning van
een brug,
Doe je dat wel, kan je opeens niet
meer terug.
Dan ben je in een groot, heel groot gevaar
En de gevolgen zijn soms heel naar!
Je loopt van de trap, zo vlug als je kunt,%
Waarom, je niet even wat meer tijd gegund?
Want zo hard lopen is een groot,
heel groot gevaar,
En de gevolgen zijn soms heel naar!
een vuurtoren moet de meest wilde zeeen
kunnen trotseren. Dat kunnen de vuurto
rens ook, maar soms toch gaat een beven
door deze voor de golven onneembare ves
ting, doch de muren bezwijken niet. We
zullen de steile trappen van de dienstbe
reide wachter maar eens samen beklimmen
en kijken wat er in die kleine ronde ver
trekjes alzo te zien is. In 't midden van de
eerste trap stoppén wij even en wandelen
naar links. Dat is alweer gezien-. De zoet
watertank ligt hier (1). Wij klimmen maar
weer verder, gaan de toegangsdeur door en
staan.... in een lege ruimte (2). Weer een
trapje op! Pakken, zakken, dozen, flessen,
potten en kannen. Dat is de voorraadka
mer (3). Verder maar weer. De twee vol
gende verdiepingen n de zogenaamde
oliekamers (4 en 5). Hoe hoger we komen,
hoe gezelliger 't wordt! We belanden in
een woonkamer, waar wel niet véél plaats
is voor meubelen, maar waar toch wel iets
van te maken valt (6). Een slaapkamer
mankeert ook. al niet (7. Op de volgende
verdieping vinden we warempel nog al een
woonkamer (8). Klimmen we verder, dan
naderen wij de strenge ernst. Wqjtreden de
dienstkamer binnen (9). Een tafel, een
paar stoelen, een kacheltje, een telefoon,
een klok. Hier vinden wij den dienstdoen-
den wachter en vanuit zijn vertrek kunnen
wij langs een steil laddertje in de „lan
taarn" komen. Die „lantaarn" is een reus
achtige petroleumlamp. „Geen electrische
lamp?" vraag je natuurlijk verwonderd.
Ik wijs U de weg.
(Novissima).
Neen, heel veel vuurtorens zijn nog voor
zien van petroleumlampen, omdat\het geel
achtige licht bij mist veel doordringender
is dan het blauw-witte electrische licht.
Deze petroleumlampen zijn overigens wel
dingen om respect voor te hebben. Ze zijn
zo groot als een volwassen man en de bran
der is zo dik als een arm. Wil deze reuze
lamp goed licht geven, dan moet zij veel
lucht hebben. Öaarom zijn er in de muur
waarop het glazen huis rust, luchtgaten,
terwijl er op het dak een soort schoorsteen
is aangebracht. Daardoor kunnen de door
het branden van de petroleum ontstane
gassen ontsnappen. De onophoudelijke
luchttoevoer voorkomt tevens dat de rui
ten van de lantaarn beslaan. Voor de lamp
staat een soort lens. die het licht versterkt.
Door een bepaalde constructie van de lamp
kan het verschijnen en verdwijnen van de
lichtbundel fiauwkeurig geregeld worden.
In alle scheepsboeken zijn de tijden van het
verschijnen en verdwijnen van het vuur
torenlicht vermeld. Elke vuurtoren heeft
een bepaald lichtsein en alle lichtseinen
zijn den zeeman bekend, zodat hij altijd
kan weten, waar hij zich bevindt. De dienst
van vuurtorenwachter is eenzaam en ver
antwoordelijk. Meestal zijn het wat oudere
zeelieden, die met dit ambt belast worden.
Lieden, die niet meer geschikt zijn voor de
vaart, maar nog zéér geschikt voor deze
gewichtige post. Zij aanvaarden die post
gaarne. Zo blijven ze dicht bij hun gelief
de zee. Gespannen let de vuurtorenwachter
op de in- en uitvarende schepen, hij weet
uit eigen ervaring wat de vuurtoren voor
den zeeman betekent en als in hevige
stormnachten het licht van zijn toren troos
tend over de zee glijdt, dan voelt hij hoe
dankbare gedachten van voorbijvarende
kameraden naar hem omhoog gezonden
worden. Naar hem, die in de eenzaamheid
van de toren waakt over hun wel en wee.
Op déze wijze een ezel tekenen en een
kip, heus, dat kan iedereen. Als je maar
precies doet wat op het voorbeeld staat
aangegeven, lukt 't beslist en 't is honderd
maal leuker iets te tekenen op deze manier
dan door overtrekken met kalkeerpapier.
Door 't zo te doen, zie je hoe de ezel en de
kip in elkaar zitten en dat is de eerste stap
om uit de hand te leren tekenen: zien
wélke lijnen genomen moeten worden.
Je begint met de ezelromp te tekenen.
Nu, dat is feitelijk niets anders dan een
kringetje met een kuiltje erin. De kop is
iets dergelijks (Fig. 1). Bij figuur 2 zie je
dat romp en kop verbonden werden door
een halslijntje en de kop kreeg één oor.
Nu moet je er vooral aan denken: éérst
weer de romp tekenen, daarna de kop en
dan pas het halslijntje en het oor. Anders
gaat 't mis.
Figuur 3 begint al aardig op een ezel te
lijken. Een tweede halslijntje is er bij ge
komen, een tweede oor, de staart en wa
rempel alle vier de poten tegelijk! Met het
halslijntje en het tweede oor kun je geen
moeite hebben en met de staart ook al niet.
Een poot maak je door een lijntje, een
kringetje, een lijntje en nog een lijntje. Op
de juiste richting van de lijntjes komt 't
aan.
Figuur 4 laat je zien dat de ezel hoeven
heeft. Van het laatste poot-lijntje wordt
eenvoudig een driehoekje gemaakt. Twee
streepjes zijn al voldoende voor de neus
en de mond van de ezel, dan nog een krin
getjesoog met een wenkbrauw en klaar is
de ezel! Hia!
De haan is haast nog gemakkelijker te
tekenen dan de ezel. Figuur 1 is niets dan
een kippenei. Figuur 2 maakt van het ei
zo maar een haan! Met een hals, een sna
vel een oog en een kam. Als je goed
kijkt, zie je dat de kam bestaat uit vier
korte lijntjes én de snavel uit drie. Je doet
't best de bovenste halslijn te tekenen, dan
de vier kam-lijntjes, daarna de drie snavel
lijntjes en tenslotte de onderste halslijn.
Dat is gauw genoeg voor elkaar. Maar nu
heeft de stumper nog geen veren, geen po
ten en geen keellel. Daar moet dadelijk wat
aan gedaan! Wat er aan te doen valt, zie
je bij figuur 3: Eén veer is voorlopig vol
doende en het keellelletje da+ is er zo aan
gezet! Twee poten van drie streepjes is
toch ook al geen werk te noemen en de
twee sporen aan de poten zijn niet veel
meer dan twee puntjes. Dat is dus heele-
maal geen werk. De haan gaat al heel erg
op een echte haan lijken, alleen: hij is wel
een beetje kaal. En een paar tenen kan hij
ook nog best gebruiken. Die geven we hem
maar eerst. Twee streepjes aan 't derde
poot-streepje: alweer klaar! Een booglijn,
die uitloopt in de lijn Van de eerste veer,
maakt van die sprieterige veer opeens een
prachtveer en als je de haan nu nog even
een vleugel geeft, dan voelt hij zich mooier
dan mooi!
Merk je wel hoe leuk deze wijze van
tekenen is? Zoek nu eens een plaatje
van een vogel! Och, je hoeft niet eens te
zoeken, kijk maar paar het zwaluwenplaatje
in het midden van dc k-ant. Probeer zo'n
zwaluw nu eens op dezelfde manier „in
elkaar" te zetten! Als je maar goed naar
de lijnen kijkt, gaat 't best om op onze
stukjes- en brokjes-manier ook een zwa
luw te tekenen.