Veerhoed's vraag 4 5 Vriendschap DE OVERTREFFENDE TRAP Om na te tekenen ï3<eAte jonyeni en meiljeA KuideJüPilend Raadsel EEN GOOCHEL-LES GELE REUZEN De vacantie is om, we schrijven September, de bladeren zingen hun ritselend lied. Als ik 's avonds in de tuin zit, vallen ze onverwachts rondom me, links, en rechts en op de tafel in de tuin en op de stoelen. Het is herfst en... de meesten van ons zitten nog in hun evacuatieoord. We hadden gehoopt met September weer thuis te zijn. We heb ben er naar verlangd en we zitten nog te wachten op dat sein, dat straks gegeven zal worden, het sein van de vrede. Wanneer dat komen zal? De optimisten (jullie weten, dat zijn de menschen, die de dingen van de zonnige kant zien) zeggen, dat het nog deze maand zal zijn, of... volgende maand. De pessimisten zeggen, dat de oorlog nog wel een jaar duurt. Ik schaar me achter de eerste groep, die zegt, dat de oorlog de winter niet door duurt. Ik durf nog steeds te gelooven, dat we voor de donkerste dagen, voor de ergste kou, weer rustig in onze eigen stad aan het Marsdiep zitten en dat we de straten in feesttooi zullen steken, omdat deze nacht merrie voorbij is. St. Nicolaas thuis vieren. Kerstfeest in eigen omgeving. Oud en Nieuw bij eigen haard... Wat een vooruitzicht. Ziezo, jongens en meisjes, dat moest er even uit- En nu gaan we dan weer aan de babbel over alles en nog wat. Wat hebben jullie een regenvacantie gehad. Wat een sombere Augustusmaand. Ik denk haast, dat jullie blij waren toen de schoolbel weer riep. En nu zitten jullie alweer, met ge bogen hoofd, over je sommen en taal en luiste ren naar meester als hij vertelt over de ge schiedenis van ons vaderland of als hij een fijn boek voor leest. Doe je best, dan gaat de tijd snel en je komt met prachtige rapporten thuis. Succes met de raadsels. Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag. Ik vond het gezellig, dat ik van jullie het eerste briefje ontving, Loek en Leon. Jullie hebt je dus niet verveeld in de vacantie. Nu, dat be grijp ik. In eenstad verveel je je niet zo gauw en bovendien hebben jullie nog een paar fijne tochten gemaakt en dan... drie verjaardagen gevierd en als klap op de vuurpijl een Roode Kruisbrief van je vader uit Engeland. Wat een vreugde zal dat gegeven hebben. Nu is het verlangen naar zijn terugkomst nog ster ker geworden. Wie weet hoe spoedig jullie hem in z'n armen zullen springen. Wat een rare duikeling heeft Leon gemaakt. Ik hoop dat hij weer spoedig geheel hersteld is. Nu, jongens, het beste, tot volgende week maar weer, hopen we. X e p =r gebruikt de voerman. X S t komt na het zaaien. X r t waar je van alles kunt kopen. X r t om te -beginnen. X e t zit op oud ijzer. X r t heerser. X g t r= vrees. X a a meisjesnaam. X r e waarop wij wonen. X n getal. X r n hoort bij een kerk. X d r allemaal. X e t jongensnaam. De vliegende hoed. Dames en heren! Zo begin je en dan pak je een hoed van een van je gasten en ver volgt: Ik heb hier een keurige hoed, een buitengewone hoed, een hoed, die.vlie gen kan. Gelooft U mij niet? Dan zal ik 't U bewijzen. Ik ga in de kamer hiernaast. U ziet, er is in die kamer maar één deur. Die deur moogt U bewaken. Midden in de ka mer ga ik op een stoel zitten en om U te kunnen bewijzen, dat ik van die stoel niet afkom, zal ik m'n ene voet op dit vel papier zetten. Ik verzoek U m'n voetom- trek' met potlood af te willen tekenen. Dan zet U de hoed vijf meter van mij vandaan op de grond. Daarna draait U 't licht uit, verlaat de kamer en komt na precies zes tig seconden weer binnen. Dan zal de hoed waarschijnlijk aan 't andere einde van de kamer liggen, maar mij zult U nog steeds op m'n stoel vinden en het papier onder m'n voet zal U overtuigen, dat ik niet van m'n plaats ben geweest Inderdaad zal bij de terugkeer van de gasten het papier met de voet-omtrek aan tonen, dat.... de hoed zich op eigen gele genheid moet hebben verplaatst terwijl je heusjes.... van je stoel bent opgestaan om de hoed te verplaatsen! Weet je wat je gedaan hebt? Je bent opgestaan, hebt de hoed verplaatst, hebt een blad papier uit je zak gehaald, dat precies eender was als dat wat onder je voet lag en bent toen één twee drie weer gaan zitten.met 't scho ne papier onder je voet en 't andere, met je voet-afdruk, in je zak! Haast-je- rep-je, heb je met potlood zelf je voet opnieuw af getekend! En zo bleef je de knappe tover- naar! Goudvingertje was een klein meisje, dat woonde in een heel, heel grote tuin. Daar woonde ze omdat haar vader op die heel grote tuin moest passen en moest zorgen dat zelfs 't kleinste bloempje naar de zon kon groeien. Dat was een reuzewerk! Goud vingert j's vader wastuinman, weineen, geen tuinman, maar bloemen-her- der! Is dat niet een veel betere naam voor een man die moet zorgen, dat de zon elk bloempje strelen kan? Aan 't eind van de tuin stond een heel groot huis met een kleine toren. Daar woonden mensen in, die maar één vreugde kenden: geldverzamelen, zoveel ze maar konden. Daarom hadden ze ook genoeg aan een kleine toren, ze keken haast nooit naar de wolken, alleen maar naar de grond en naar hun geld. Van dat gouden en zil veren geld kochten ze gouden en zilveren dingen voor hun grote huis. Dat stond er helemaal vol mee, en bijna alles in dat huis was van zilver en goud. Nu is goud en zilver wel mooi om naar te kijken, maar raak goud en zilver eens aan! Br! Koud is dat goud en hard is dat zilver en als je 't erg goed bekijkt is 't lang niet zo mooi als je wel hebt gedacht. En de kou van 't goud kruipt door je hand en je arm naar je hart toe en als je hart koud wordt, lijkt alles donker en naar. Dan krijg je om je hart een gouden pantser. Je hoort dan 't kloppen niet meer en als je hart niet meer klopt, gaat alles, alles verkeerd. Dan doe je allerlei lelijke dingen, net als die men sen uit dat huis vol met goud. 7 Je moet 't proberen. Goudvingertje heette eigenlijk „Liselot- te", maar Liselotte had.... een gouden hart. Niet een hart met een gouden pant ser, maar een hart van levend goud! Dat stroomde door haar arm naar haar handen en langs haar vingers kroop 't naar buiten toe. Elk druppeltje hartegoud was een lie ve gedachte en elke lieve gedachte werd bij haar vanzelf een lieve daad. Om al de lieve daden, die haar vingertjes deden, kreeg ze eindelijk de naam, die je nu al weet. In het grote huis met de korte toren, woonden niet alleen grote mensen, een jongen woonde er ook. Veerhoed heette die jongen, omdat hij altijd een hoed droeg met een gouden veer. En door die gouden veer keek die jongen op alle andere jongens neer. Daarom was hij altijd alleen en hij .vond 't wat fijn om af en toe eens met Goudvingertje te praten, al keek hij op haar ook wel neer. Op een keer kwamen ze elkaar weer eens tegen. Veerhoed liep door 't gewicht van de gouden veer zo zwaar als een os en zo langzaam als een man van bijna hon derd jaar. Maar Goudvingertje huppelde over de paden zo vlug als een vlinder en zo licht als een échte veer. Hard en Kaal. Daar werd Veerhoed jaloers van en hij vroeg een beetje stug hoe dat nu wel kwam. „Omdat mij hart niet met goud is ompant- serd, daarom loop ik zo licht". Zacht legde Goudvingertje een hand op Veerhoed's schouder.een levende goud-stroom spoel de opeens 't koud-gouden pantser weg van z'n warm rood hart. Vrij was dat hart eensklaps! Veerhoed liep vanaf dat ogen blik net zo vlug en licht als Goudvinger tje en op z'n* hoed had hij nu een grote witte veer. Een echte! Hij zag voor 't eerst de zon en de bloemen, daar had hij nog nooit op gelet en hij zag ook 't grote huis met-goud, hij zag duidelijk hoe naar 't daar was. Daarom wilde hij er niet meer wo nen, maar Goudvingertje zei: „Je moet 't proberen, Veerhoed, ik zal je zeggen waar om. In dat huis van jou wonen niets dan mensen met gepantserde harten. Goud-ge pantserd Lagen ze al in de wieg. Daarom moet je ze helpen, want ze weten niet hoe ongelukkig ze zijn. Als jij nu warm harte goud sprenkelt over al die koud-gouden mensen, dan zul je eens wat zien!" Veerhoed heeft alle pantser-harten ge duldig één voor één met harte-goud aan geraakt. Eén voor één zijn de pantsers ver dwenen en de mensen waren zo blij! Ze zijn het koude god gaan haten, ze smeten 't op 't laatst zo maar in de tuin. Daar heeft Veerhoed 't diep in de grond begra ven en zó iets verschrikkelijks is een klomp goud, dat in de grond boven de goudklomp zelfs geen grasje wil groeien. Steenhard is daar de grond. Hoe meer mensen het goud gingen ha ten, hoe meer steenharde en kale plekken je tegen kwam. Maar begin maar nooit naar dat oude goud te graven, 't is helemaal verkleurd en verteerd en dat is maar ge lukkig ook. Maar let eens op de mensen, die wonen in de buurt van die kale, steenharde plaatsen! Met die mensen is 't goudwonder gebeurd. Die hebben hun hart-pantsers voorgoed begraven en houden alleen maar van harte-goud. Willy Wierda Er bestaan schildpad-jes, schildpadden en schildpadden! Die laatste zijn de overtreffende trap van alles wat schildpad mag heten. Dat zijn de reuzen-schildpad den, waarvan je een exemplaar op het plaatje hieronder vindt. Behalve dat er dan schildpadden zijn van allerlei grootte, zijn er ook schildpadden pantsert de rug, de andere beschermt de buik van het dier. De reuzen-schildpad zal eerstdaags wel tot het verleden behoren. Maar in dieren tuinen of opgezet in een museum zal er toch altijd nog wel een exemplaar gevon den kunnen worden. Om je een goede voorstelling te geven van allerlei soort. Wij kennen landschild padden, zoetwaterschildpadden en zee schildpadden. Zij allen behoren tot de krui pende dieren, maar door hun merkwaardig beenachtig schild, waarin bij vele soorten kop en ledematen geheel schuil kunnen gaan, vormen zij een heel bijzondere groep. Maar hoe verschillend de schildpadden ook mogen zijn, één ding hebben zij allen ge meen; het tweedelige schild. De ene helft van de grootte en de kracht van zo'n reu zen-schildpad vertel ik je maar even, dat zo'n dier met gemak een wandelingetje maakt met een volwassen man op z'n rug. Het betekent niets voor hem een paar eeu wen over de wereld te kruipen met een gang van.. 50 m. per uur. Oude schildpadden hebben soms een lief gewicht. Het is voorgevallen dat 8 mannen nodig waren om zo'n gevaarte op te tillen. Wat vinden jullie van meneer Kwadaard en zijn twee honden, Woest en Wild? Me neer Kwaadaard is altijd kwaad, omdat de honden nooit bij hem willen blijven, zoals je hier ziet. Wie van jullie tekent meneer Kwaadaard en zijn honden netjes na, in één trek, dus zonder zijn potlood van het papier af te halen? Graag sprekende cijfers! Dacht je dat 4 en 5 negen was? Maak je maar niet ongerust hoor! 4 en 5 is negen, is altijd negen geweest en zal altijd negen blijven. Maar in 1941 kan 4 en 5 ook vriendschap als uitkomst geven. Met 4 was 't vóór 1941 zielig gesteld. Zielig? Neen, treurig! Treurig? Neen, méér dan treurig! Weet jij somS een woord voor meer dan treurig? Ik niet. Maar wacht eens! Meer dan treurig mag natuurlijk niet bestaan. Daarom is er geen woord voor. Maar die niet met woorden te beschrijven meer dan treurige vier, die was er wél. Ik heb de 4 gezien en ik heb de 4 gesproken en jullie zien de 4 hier afgedrukt op 't papier." 4 van achteren. Je ziet de 4 eerst van achteren en dan peins je hard over dat meer dan treurige woord, dat niet bestaat. En dan zie je de 4 ook van voren en aan de vier 4-gezichten zie je dadelijk: ze waren de belangstelling van de 5 echt waard. Kijken ze ontevreden? O neen! Lopen ze soms te mopperen? O neen! Ik hoor niets. Helemaal niets. Ik geloof veel eerder dat de 4 wil gaan lachen. 4 voelde zeker dat 5 op komst was. Voor 5, daar was wél een woord voor te vinden. Meer dan vro lijk was 5. Maar 5 was niet alleen vrolijk, 5 had 10 ogen en goede ook! Alsjeblieft! Ze zagen meer-dan-goed hoe 4 er aan toe was en dat vonden ze met een nét woord: onrechtvaardig en met een niet-net-woord: gemeen. Want 4 en 5 waren allerbei jong en al les wat jong is moet bloeien. Zie je ooit een jong dier met kale plekken of zie je jonge planten met half verdorde bladeren? Neen, zulke fouten maakt de Natuur niet! Maar de mensen maken zulke fouten wél. Die laten sommige jonge mensen lopen in verdordekleren. En daar trekken de mooi-kleerders zich niets van aan. Maar de 4 en de 5 die elkaar gezien hadden, die trokken 't zich wél aan. Neen, 4 trok 't zich niet of eigenlijk4 trok 't zich toch wel aan. Maar 4 liet dat niet merken, want 4 had wel verdorde kleren, maar een bloeiend lente-hart. En daarom was 4 niet jaloers. Maar 5, die trok 't zich aan! Omdat 5 niet alleen lente-kléren had, maar ook een lente-hart. Jonge 5 keek verwonderd naar jonge 4. Die was alles behalve mooi om te zien. Toen keek 5 naar de jonge planten. Die waren allen fris en niet één had ge stópte of gelapte bladen. Daarna keek jon ge 5 naar zichzelf en toen weer naar jonge •vier, en 't lente-hart zei: „Hoe kan dat? 4 is jong als wij en...." 4 van voren. 5 stormde naar huis, 5 deed ellenlange verhalen, jonge 5 rukte aan grote-mensen- onverschilligheid. 5 overwon. Natuurlijk! Waarvoor ben je anders jong? Dan om on verschilligheid omver te rennen! En om nog heel wat meer! Maar dat komt later. Eerst loop je de onverschilligheid tegen de vloer. Als 5. Toen jonge 5 de grote-mensen had wak ker geschud, begonnen ze te rommelen Jonge 5 én de grote-mensen. Jonge 5 rom melde in eigen kasten. De grote-mensen scharrelden wat in koffers rond Nee'" riep jonge 5, „weg met die koffers." Wat daar in zit is oud en muf! Wij geven al leen dat, wat we zelf graag hebben, anders blijft jonge 4 toch nog dor!" 4 stond eerst wat onwennig te kijken. 4 geloofde nog niet zo dadelijk in 5 en ook 5 moest even wennen. Om te wennen gingen ze toen dicht naast elkaar staan. Zó werd 4 en 5 vriendschap! En toen bleek dat 4 ook wat te geven had. 5 leefde altijd in de zon en wist van geen schaduw en 4 kende alleen de scha duw en was niet gewend aan de zon. Nou, je begrijpt, 5 vertelde toen allerlei zonne verhalen en 4 op z'n beurt vertelde lotge vallen uit Schaduwland. De zonne-verhalen waren allemaal blij en stralend, maar 't was net of ze een beetje eentonig waren ook. En dat waren de schaduw-verhalen beslist, héél beslist niet. Ze tsaren vol en vol afwisseling, maar Als ik plaatjes moest maken bij de ver halen uit Schaduwland, dan zou op de plaatjes veel zwart zijn en haast evenveel grijs. Ook rood zou je er dikwijls in vin den. Van dat echte warme harte-rood. Want dat vindt je veel in Schaduwland. Ook vindt je er veel groen. In allerlei tin ten. Van bleek-groen tot hoopvol-helgroen toe. Groen zou ik dus ook veel gebruiken. Je merkt wel, in Schaduwland is het lang niet eentonig, maar.... toch is 't er een beetje raar. Er ontbreken te veel jo lige kleuren. Dat geeft 't vreemde aan Schaduwland. Toen gaf schaduw-4 handenvol zwart- grijs-rood-groen aan zonne-5. Weg was op eens alle eentonigheid van de zonne-ver halen. Pracht-verhalen werden 't nu! Tin telend van leven! Jonge 5. Natuurlijk gaf zonne-5 ook handenvol jolige kleuren aan schaduw-4. Toen waren er eensklaps geen twéé landen meer met in 't ene allemaal vieren en schaduw en in 't andere alleen maar vijven en zon, maar één groot rijk. Zonder vieren en vijven. In de nieuwe rijk woonden alleen maar: Vriendschap en Geluk! Hannie Franken Uit een zaadje, dat slechts een deel van een gram weegt, komen zij voort, de gele reuzen. „Gele reuzen" is wel de beste naam voor deze geweldige vruchten. Men noemt ze echter: pompoenen. Pompoenen kunnen buitengewoon groot worden enbuiten gewoon zwaar. Wat denk je van een vrucht vanvijfenzeventig kilo? Natuurlijk worden niet alle pompoenen zo groot. Er zijn er zelfs, die niet groter worden dan een appel. Maar dat zijn dan ook dwergjes! Of je de pompoenen kunt opeten? En of. Je kunt er een massa lekkere hapjes van ma ken. Ik begin er maar niet aan daar meer van te vertellen, dat is meer werk voor keukenprinsessen, snap je? De pompoenen-familie is al heel erg oud. De Egyptenaren kenden haar al, maar of zij de pompoenen aten, weten wij niet. Wel w.u ?jW^' Z'J ze> evenals de Romeinen uitholden, om ze daarna als vaten te ge bruiken. In deze pompoenvaten bèwaarde men wijn, water en honing. De Romeinen evenwel aten het vruchtvlees op. Qekookt of gebraden. Die wisten wat lekker'is! En ae Grieken zeiden van iemand, die er erg welvarend uitzag: Hij ziet er uit als een pompoen! De pompoen is heus een be roemde vrucht te noemen. Zij wordt ook wei eens „Indiaanse appel" genoemd. Deze naam vinden wij in een oud kruidenboek, aat in 1543 verscheen. Waarschijnlijk heeft men haar die naam gegeven, omdat de In dianen van midden Amerika uitstekende pompoenkwekers waren. De inboorlingen van Afrika kennen zelfs een „pompoen- Kunst,. Van pompoenen weten zij mooie gebruiksvoorwerpen te maken. En om niets te vergeten, moet ik tot slot nog even ver- •l u' men °°k eens geprobeerd heeft uitgeholde pompoenen met snaren te be spannen. Maar als muziekinstrument heeft de pompoen nu niet bepaald voldaan!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 8