Zfi&tfónieuwó
EEN KRITIEK OOGENBLIK
2345
Geknoei met
textielkaarten
Verwaarloozing
Er was eens
Yïloedtk
Als de boomen
ruischen
JwceJibcA nieuwe
Het peurtje
De „Tromp" in weerlichthagel
regen en sneeuw Iegelijk
YliewjuJ uil W&
Burgerlijke Stand van Den Helder
N.V. Drukkerij en Uitgeverij v.h.
C. DE BOER JR.
nieuw telefoonnummer
Uit het politierapport
Collecte t-b.c.-besfrijding
Doodelijk ongeval
Het groote moment
Daders gearresteerd en opgesloten.
De tijd, die wij beleven, is een tijd van
knoeierij, in alle opzichten. We knoeien met de
waarheid, we knoeien met de levensmiddelen,
we? knoeien met alles waarmee te knoeien valt
en het is dus geen wonder, dat velen het weinig
benijdenswaardig vinden in dezen tijd te leven.
De overheid is er om voor al deze kifoeierij
een stokje te steken en zij treedt ten strengste
OP als ze constateert; dat er geknoeid wordt
met de distributiebescheiden, die ze in dezen
tijd aan de burgers van dit land verstrekt. Het
verwonderlijke is, dat de meest conscientieuse
menschen er geen been in zien om die
distributiemaatregelen te ontduiken. De over
heid denkt daarover anders dan de burgera en
ze straft niet zuinig als ze overtreders betrapt.
Dezer dagen kwam de politie pp het
spoor van een jongeman, die text'/elkaarten
verkocht aan een Duitsch mlliiair. Bij een
ingesteld onderzoek bleek, dat de jonge
man deze textielkaarten gekocht had van
een Helderschen middenstander. Een broer
van dezen middenstander had zich even
eens laten verleiden textielkaarten aan
denzelfden jongeman te verkoopen.
f
De kaarten werden door dezen jongen ge
kocht voor 6 gulden. Hij verkocht ze voor
9 gulden.
Het drietal is gearresteerd en gisteren naar
de strafgevangenis in Alkmaar overgebracht,
waar ze hun gerechte straf zullen afwachten
De economische rechter, die dit geval zal be
handelen, zal zeker geen consideratie kennen
met deze drie onmaatschappelijke burgers.
Een schade- die verdriedubbelde.
Ergens in Den Helder staat een lïuis. Het
Was eens een vriendelijk, zonnig huis, dat door
■Vele stadgenooten, in den goeden tijd, be
geerd, werd. De huur was behoorlijk. Het pand
was voor den eigenaar een goede geldbeleg
ging. Tfoen kwam de oorlog en op een onza-
ligen nacht kreeg dit huis ruitenschade, door
een bom, die op niet al te verren afstand
explod,eerde.
De schade, die door dezen bom was aange
richt, was vrij gering. Voor een paar tientjes
was zij te herstellen en dan had déze woning
er weer even aantrekkelijk uitgezien als tevo
ren. Wellicht was zij alweer eenige maanden
verhuurd geweest, zooals tal van woningen de
laatste maanden in Den Helder weer een
huurder vonden.
De eigenaar van dit huis echter was den
goeden ouden tijd vergeten en hij dacht er ook
niet meer aan, dat deze woning eens zoo'n
goede geldbelegging voor hem was geweest.
Hij vergat zelfs, dat de toestand binnen afzien-
baren tijd weer normaal zou worden. Hij liet
zijn huis voor wat het was, een huis, zonder
ramen, een woning waar weer en wind vrij
jspel hadden.
En de regen en de wind hebben van dit vrije
epel gebruik gemaakt. Er was geen regenbui,
die dit open huis met rust liet. Fel kletterden
regenstralen naar binnen. Het water kroop
tusschen kieren en reten van het plafond. Het
duurde niet lang of de plafonds begonnen ver
zakkingen te vertoonen. Het water siepelde
tusschen het behang en den wand, zoodat de
vellen behang er bij hingen. En de wind deed
de rest, met een soort luguber genoegen om
de zaak te vernielen. Hij gierde door de leege
kamers, hij rukte aan het losgelaten behang,
hij huilde tusschen het plafond.
Het zag er in dat zonnige huis al heel gauw
troosteloos uit. Het w3l er koud en nat en
tochtig. Niemand keek er meer naar om.
Toen kwam op een d&g de eigenaar kijken.
Hij schrok van de ravage. Hij was weer tot
zichzelf gekomen en begreep, dat wanneer hij
niet snel ingreep, zijn huis straks een ruïne
zou zijn, alleen nog geschikt voor afbraak.
De eigenaar herinnerde zich plotseling, dat
er in Den 'Helder nog zooiets was als een
schelde enquête commissie en een commissie
Voor den wederopbouw "en hij haastte zich nu
naar een van deze commissies en vroeg herstel
van de aangerichte schade.
De commissieleden van den wederopbouw
hadden de schade opgenomen, na de bom
explosie. Die was getaxeerd op 50 gulden. En
nu ging men kijken en weer taxeeren en stelde
men vast, dat herstel minstens 150 gulden zou
kosten. Niet meer dan 50 gulden zou vergoed
worden. 100 Gulden kwam voor rekening van
den eigenaar, die zijn bezit zoo schromelijk
verwaarloosd had.
Dit huis had uw huis kunnen zijn, stadge
noot in den vreemde. Laat het u ter waarschu
wing zijn en zorg voor een spoedig herstel
van uw getroffen panden en zorg rtvoor, dat
wknneer het ooit nog eens mocht gebeuren,
dat een woning van U beschadigd wordt, deze
schade zoo snel mogelijk opgegeven wordt bij
een tan de commissies, hierboven genoemd.
V
van 8 September 1941.
BEVALLEN: A. VellekoopHebbink, d. J.
J. F. de WijnMetelerkamp, d. Th. Ellende
Boer, z. C. C. Ekkebu3de Graaf, z.
OVERLEDEN: M! J. C. Breed (v.), 18 jaar.
Heldersche Courant
2 lijnen
een ambtenaar van de afdeeling schoenen
bonnen. Geachte lezer begin nu niet te schel
den, het heeft geen nut meer, ze is weg
Voorgoed weg. Twee jaar lang heeft U haar
kunnen verwenschen en bewonderen, al naar
de schoenenbonnen U meer of minder rijkelijk
zijn toegestroomd. Twee jaar lang heeft zjj in
deze branche gewerkt en niet zonder resultaat.
Thans heeft zjj zelf de stoute schoenen (en
nog wel zonder bon) aangetrokken om zich op
het doornige pad des huwelijks te begeven.v
Alle hulde voor dezen moed.
Maar lezer, wanneer U weer binnen zult
komen, troont er achter de welbekende stand
aan de bali geen blondje meer, dat U reeds
van verre toelacht en U met eindeloos geduld,
voor den zooveelsten keer dien dag, vertelt,
dat TJ deze maand heusch niet voor een bon
in aanmerking komt. En op Uw meestal min
der vleiende op- en aanmerkingen U nog vrien
delijker den raad geeft, het volgende maand
maar weer opnieuw te probeeren...
Dat is voorbij en onder ons gezegd, moppe
rende en niet-mopperende stadgenooten, U
wist wat U had, maar niet wat U kiijgt...!
•Zoo is het leven; als de plant verdord is,
gaan we haar lof bezingen.
Laat het slot van dit moderne sprookje
even goed zijn als dat uit een oud boek.
D. K.
AANRIJDING IN DE KEIZERSTRAAT.
Een dame, die in de Keizerstraat op onvoor
zichtige wijze den rijweg overstak, werd aan
gereden door een passeerenden auto en be
kwam daardoor lichte verwondingen.
AARDAPPELEN EN KOLEN GESTOLEN.
Hoe noodzakelijk het is, dat men z'n bullen
veilig achter slot en grendel sluit, wordt be
wezen door het feit, dat dezer dagen bezoek
gebracht werd aan een veriaten woning van
iemand aan de Breestraat. Toen de man, ge-
evacueerd in Beverwijk, thuiskwam, miste
hij een zak cokes plus 1% zak aardappelen.
Een onderzoek wordt ingesteld.
HERRIE AAN DE BASSINGRACHT.
Herrie ontstond Zondagavond aan de Bas
singracht, waar enkele lieden, die vrij diep in
het glaasje gekeken hadden, het niet met el
kaar eens waren.
Evenwel... een en ander vermocht in der
minne geschikt te worden, zoodat deze rumor
in casa geen ernstige gevolgen had.
WEER DE PRUIMEN.
Thans deed een bewoonster van de Koning
dwarsstraat- aangifte, dat jongelieden haar
pruimenboom misbruikt hadden om hun prui-
menlust te stillen.' Een onderzoek naar de
snoodaards wordt ingesteld.
INBRAAK OP DE ZUIDSTRAAT.
Bij de politie werd aangifte gedaan, dat in
een woning aan de Zuidstraat ingebroken
was. Vermist werden o.a. 3 knotten wol. Vijf
paar grijze kousen, 2 paar kinderkousen en 1
paar sokken. Ook hiernaar wordt een onder
zoek ingesteld.
DISTRIBUTIEFRAUDE GEPLEEGD.
Zooals men nu zoo langzamerhand wel mag
weten is het ten strengste verboden distribu
tiekaarten te koopen, te verkoopen of er op
andere wijze mee te sjaggeren. Enkele per
sonen, die ondanks dit verbod toch koop en
verkoop pleegden met hun kaarten, vielen
door de mand en werden deswege bekeurd.
GROENTEN GESTOLEN.
Een bewoner van de Langestraat deed aan-x
gifte, dat uit zijn tuin aan den Fortweg een
hoeveelheid groenten gestolen waren.
Eerst heden vernamen we de opbrengst van
de collecte, die hier gehouden is voor de t.b.c.-
beetrijding. De opbrengst bedroeg 386.01.
Gezien het feit, dat de stad nog vrij mager
bevolkt is, mag dit resultaat niet slecht ge
noemd worden.
Een woord van dank aan collectanten en
collectrices is hier z^ker op zijn plaats.
Haar oogen zijn zoo onuitsprekelijk goed,
Als Sterrenglans zoo zuiver en sereen.
Die stralen met hun mildert, blijden gloed
Een zegeri uit naar alles om zich heen.
Haar handen zijn zoo onuitsprekelijk zacht,
Als porcelein zoo teeder en zoo broos.
Maar pok zij dragen de verborgen kracht,
Het wonder uit van liefde grenzenloos.
O moeder, moeder, kleine, zwakke vrouw,
Vergrijsd nu en gebogen door den tijd,
Hoe welt in mij, wanneer ik denk aan jou,
Zoo machtig op een stille dankbaarheid!
O, liefste moeder, jij, die een heldin
Geweest bent op je post van allen dag,
Ik weet zoo vast: jij gaat ten hemel in,
Zoo blij verwelkomd door Gods gouden lach!
Enkhuizen A. N.
Een zomeravondimpressie.
Met een grootsch gebaar giet ,de zon haar
laatste rood-gouden stralen over de dichte
bosschen uit. Dan zinkt zij dieper en zijn het
bosschen, waarachter vlammen opschieten
tegen een blauw-grijzen hemel. De schemering
gaat vallen. Langs de naar den horizon tot
heel zacht blauw uitvloeiende lucht glijden
witte wolken als smettelöoze watten voort.
Kleine grijs-rose wolken met windveeren als
grove rafelslierten zwéven er achteraan. En
alles glijdt stil over mij heen, heel stil.
Traag suizelt* de wind door het hooge gras
waarin ik lig verscholen. Er schijnt een rilling
aoor het met gele bloemen bezaaide veld te
gaan, een rilling die ook mij bevangt, want nu
de zon weg is wordt het frisscher. Ik kruip
dieper weg in mijn plaid en luister naar het
ritselen van de boomen. Het is zoo'n zacht,
aarzelend ritselen, dat altijd zoo'n prettig ge
voel geeft; dat herinneringen wakker roept
en het verlangen naar alles dat mooi is weer
aanwakkert.
Ik ruik de ha'rslucht van de boomen, die aan
het eind van mijn golvend veld beginnen, een
luoht, die mijn zenuwen prikkelt en versterkt.
In de verte loeit een koe. Een vliégmachihe
scheert zacht ronkend langs de kleurige
avondwolken als een groote zwarte vogel. Ik
oog hem na tot hij een kleine stip geworden is,
die door het luchtruim wordt opgeslokte
De lucht wordt donkerder, meerdere wolken
komen aandrijven en hun cadans wordt sneller;
er steekt meer wind op. Het is alsof ik de zee
hoor ruischen, maar het is de wind, die met
meer kracht dan té voren door de takken wie
gelt. En in dat ruischen hoor ik een melodie,
die de sfeer emmijn hart tot één harmonieus
geheel maakt. 1
Behaaglijk van innerlijk en van buiten
lig ik doodstil en staar omhoog in die wijde
hemelruimte. Het is maar zelden, dat ik mij
zoo volmaakt gevoel. Het is altijd iets in de
natuur, dat mjj boeit en ontroert, zooals nu
het wotkenspel en het ruischen der bosschen,
dat als vreemde, lokkende muziek in mijn
ooren klinkt.
Mijn gedachten zwellen aan tot fantasieën
en als ik weer tot de werkelijkheid terugkeer,
is het al laat geworden.
Voor mij liggen de donkere bosschen als een
uitgeknipte silhouet tegen de lichtere avond
lucht en de boomen ruischen......
J. I. H.
Gistermiddag is in de bocht nabij het voor
malige café Burgzicht aan den Schflderweg
een motorrijder, die met zeer groote snelheid
reed, óp een rijdenden vrachtauto gereden,
met het gevolg, dat de motorrijder, de heer
M. de Boer, uit Leeuwarden, die tijdelijk op
Texel werkzaam is, op slag werd gedood.
Het motorrijwiel werd vernield. De autobe
stuurder kwam met den schrik vrij.
Neen, U bent er néést het is geen „wur-
rem" doch een maar laat ik U het
drama volledig en beheerscht verhalen!
Tantaluskwelling no. 1. De gasmeter! Ddér
begon het mee. Eén dezer dagen werd ik bij
m'n thuiskomst verwelkomt met de, door mij
met angst en vrees tegemoetgeziene vraag:
.Controleer jij eens even de meter, wil je?"
„Wil je", zei m'n vrouw. Natuurlijk wilde
ik wel, dus antwoordde ik zoo gewoon moge
lijk „Natuurlijk kindje" en dook zonder eenige
notie omtrent gasmeters in de vestibule.
Daar stond dan sinds de invoering der gas
distributie mijn erfvijand en ik vroeg mij af,
waarom in onze samenleving zoovele, voor
den eenvoudigen mensch, onpleizierige uitvin
dingen werden gedaan.
Op m'n „bloote murregpijpies", zooals 's
menschen knieën door de hoofdstedelingen
betiteld plegen te worden, heb ik gepoogd de
rebus van de vijf cirkeltjes op te lossen met
als eenig resultaat dat, toen ik na 'n half
uur mijn cijferlijst controleerde de huidige
stand lager lag dan de voorafgaande.
Aangezien het niet netjes is de capaciteiten
van anderen te onderschatten, zocht ik de fout
bij mijzelf en begon opnieuw.
Het eene wijzertje loopt achteruit, het an
dere vooruit, dus dan is het zooveel en dan
het Plots schoot het met 'n vaart
door mij heen, dat ik tijdens mijn vestibule
expeditie mijn horloge had bekeken en Jawel,
daar was warempel de tijdsaanduiding tus
schen de getallen van de meterklok verzeild
geraakt en daardoor, maar genoeg
'n Uur heb ik op het matje gezeten, 'n Vol
uur. Zestig minuten. Zes en dertig honderd
seconden!! Ik zal, om de redactie él te groote
coupures te besparen 'n exposé van de door
mij gebruikte termen achterwege lajen, want
toen mijn vrouw op dit moment kwam vragen
wat ik feitelijk zoo lang in de vestibule moest
doen, moet er moordlust in m'n oogen hebben
gestaan.
„Ik lig op den krantenman te wachten", zei
ik grimmig en sloeg'onverantwoordelijk hard
het luikje van de gasmeter dicht en bande
zoodoende de gehaet vijf cirkeltje 'n wijle uit
'n bestaan.
,,'t Gas ls op", verklaarde ik tenslotte m'n
vrouw, bezijden de waarheid, doch alleen om
mijn wetenschap betreffende gasvehikels in
'n niet te ongunstig daglicht te stellen.
„We moeten de gasfabriek maar eens laten
kijken", repliceerde ze en taxeerde met deze
uitlating de bovengenoemde wetenschap op
nul kontma nul!
Nu had deze geschiedenis zonder meer af-
geloopen kunnen zijn, ware het niet dat mijn
onverbeterlijke vijftig procent de wensch te
kennen had gegeven „Dat er dan maar een
peurtje moest komen!"
De winkelier keek of hij het in Keulen
hoorde, nou u weet wel, en lispelde minzaam
dat hij 'n bone fide zaak had in kachels en
andere roetverwekkende middelen, doch niet
in „wurreme" deed!
En dit alles omdat wij vroegen om 'n Peur
tje! Deze benaming scheen, na eenig heen en
weer gebabbel, niet landelijk te zijn, zoodat
wtj van 'n inmiddels gerustgestelde kachel
exploitant 'n vuurduvel, alias waschfdrnuis,
alias peurtje kochten
Ik heb oprecht en ernstig gepoogd vuur in
het gevél te krijgen. Met kranten met hout
en met vuurmakers.
Nog geen von£ vertoonde zich in het rond-
buikige geval, laat staan 'n vlammetje. „De
houtjes zijn nat", verduidelijkte m'n steeds
in nietlukkende bezigheden belangstellende
ega. „Dan moet je ze door de wringer halen"
antwoordde ik in machtelooze woede eiv
trachtte nogmaals het ding leven in te bla
zen.
„Waar het rookt is het warm"; heeft Tijl
Uylenspiegel eens georeerd, maar toen kenden
ze vast en zeker de „vuurpeur" nog niet,
zooals ik het in m'n zenuwachtigheid betitelde.
„D'r is net 'n mijnheer geweest van het
gas", kwam mijn vrouw, die ik 'n tijd niet
eens gemist had, opgewekt- binnen. „Nou, en
vroeg ik zoo onhebbelijk mogelijk. „We heb
ben nog dertig meter tegoed voor vijf dagen...
verder kwam ze niet, want in dolle
drift gaf ik 'n ruwe trap tegen de wasch-
duvel waaraan ik eenige kostbare uren noo-
deloos had verspild.
Nu hangt er sinds 'n dag of twee 'n bordje
voor ons raam; „Vuurduvel te koop, z.g.a.n.
Tegen elk aannemelijk bod".
Er komt geen mensch, hoe bestéét het!!
Wijo.
V (Slot).
In dit nummer besluiten w(j bet merk-
waardige verhaal van den schrijvenden j
zeeofficier Werumeus Buning over het
grootsche avontuur, beleefd op het oude
Marine zeiifregat „Tromp".
Merkwaardigomdat men in de
oude documenten zelden een relaas vond
dat zoo „heet van de naald", zoo foto-
grafisch-juist weergegeven werd.
Suggestiviteit is de voornaamste
eisch die aan den huldigen reporter ge-
steld wordt. De moderne journalist
heeft in dit opzicht menig stout stukje j
op z'n naam staan. Wat echter deze
„ouderwetsche" schrijvende zeeofficier j
schreef mag zeker de toets van de
zwaarste critiek, gesteld aan een
reporter, doorstaan!
Menig oud marineman zal overigens,
deze artikelen gelezen hebbende, z'n
hart enkele slagen sneller hebben voelen
slaan...!
Op de kampanje staat hjj; aan lij, aan de
benedenzij; de Tromp helt zwaar over onder
al die zeilen.
„De ouwe" kijkt onder ai de "zeilen door,
naar dien leelijken hoek.
Wij moeten boven dien hoek. Ziet ge wel
daar links van den muur, die rij van fantas
tische rotsblokken, waarvan ik hierboven
reeds sprak? Die buitenste, het meeste
naar links daar moeten we buiten om heen.
En daar achter in de vei;te, ziet ge daar
het blauwe nevelachtige land?
Daar heeft de „ouwe" nu het oog op, en
daarom kijkt hij steeds zoo strak onder ie
zeilen door,, naar die buitenste punt.
t Is nu zoowat een handbreed, wat er van
dat nevelachtige land buiten de punt uit
steekt... wat er achter uit komt kijken...
Een „handbreed" maar.'
Zie, als dat grooter wordt, als er meer van
dat land daarachter te zien komt, als we er
meer van beginnen te zien dan is dit een
bewijs, dat we den hoek voorbij beginnen te
schfliven. Dan gaat het goed.
Maar... als het kleiner wordt, die „hand
breed", als het kleiner wordt, dat lichtblauwe
stukje, en we er dus hoe langer hoe minder
van kunnen zien, dan is dat een bewijs...
dat wè achter, beneden den hoek raken, dat
we de bocht in schuiven, dat we zakken dat
we...
Stil maar, zoover is het nog niet.
We komen dichter onder den wal, we kun
nen de menschen zien loopen, we zien de
vensters van dekhuizen, we zien een kerk
Het lijkt wel, of ze daar aan den wal in
hoopjes bij elkaar staan en naar ons kij
ken... Jawel, zie, daar bij het landingshoofd,
daar is het zwart van de menschen...
Jawel, kijk maar toe, we houden ons goed.
De Tromp houdt zich best, al loopt er ook
nu reeds zoo'n vliegende, onstuimige zee, dat
hij van tijd tot tijd een hoop water over
krijgt, vooruit op zijn ouwe kop, dat hij er
van schudt en trilt en dat het een lust is om
te zien...
Maar, 't wordt pijnlijker, we komen zoo
dicht bij den hoek om en... 't Is of de Tromp
begint te zakken...!
Den ouwe kijkt nog maar altoos... naar
die handbreed; geen spier van z'n ge
laat die zich vertrekt... Hjj kijkt maar en
houdt zich vast aan de reelnig van de kam
panje. Van tijd tot t\jd zegt hij iets tegen
den man aan het roer... Recht zoo!... Loe
ven een beetje... Study... Recht zoo!...
Maar hij zakt.hjj zakt, we komen er
niet boven... Dat blauwe stukje land ^daar
achter, wordt kleiner... we drijven de 'bocht
in, het lukt niet, het gaat niet... Er moet
nog meer zeil op!
„Meer?"... maar er staat nu al te veel op,
en de bui!... de bui, die nu bijna vlak boven
ons is, en op het punt van los te barsten.
Maar het moet, het moet, het kam niet
anders!
„Grootzeil zetten!" buldert de ouwe
in eens. 1
Het klinkt door de lucht, als hij dat huilt...
Maar meer nog buldert en slaat het in de
lucht, als die groote lap zeil los wordt ge
maakt en het zeil er op wordt gezet.
Het grootzeil... de groote lap gaat los, en
het zeil wordt gezet!
Het is alsof het dondert hoog in de lucht,
als het ééne geitouw voorzichtig afgevierd
wordt en we probeeren om de schoot, een
stuk van het zeil, bij te zetten.
De ra buigt. Alles kraakt, alles buigt en
siddert!
De ouwe Tromp helt op een verschrikke
lijke manier over naar lij... Hij bezwijkt er
bijna onder... en...
Hij zakt nog, hij zakt... we komen er niet
boven... we raken beneden den hoek...
Maar neen... toch niet, zie hjj richt zifch
op, het ouwe vaartuig... de Tromp richt zich
weer op... en nu schiet hij vooruit... Daar
gaat hij heen! Hjj vliegt en steigert door het
water... De zêeën breken op het schip en
spoelen over het dek... Dat doet er niet toe,
vooruit maar!...
We staan allemaal op verschillende plaat
sen. Vóóruit en achteruit, overal staan men
schen met angstige gezichten. Daar zjjn er
wel driehonderd, en nog meer. Wjj houden
ons vast, wjj staan en wjj kjjken en wjj zjjn
bang... En toch is het mooi...!
't Is stil, niemand zegt iets. Alleen de
Tromp is aan het woord...
De ouwe kijkt ook, maar h jj ls niet bang.
Op zjjn gelaat ligt een verschrikkeljjke trek...
Iets dat woest is, maar toch fermNu met
recht, kommandeert hjj de Tromp.
Hjj kjjkt naar den hoek en... naar de bui.
We komen dichter bjj...
De bui, de bui! Hjj Is vlak boven ons. Don
kerblauw, zwart en onheilspellend. Het is, of
er hagel in zit. Nog een oogenblikje maar.
Als hij invalt gaat het tuig over boord!
We komen dichter bij. We zijn vlak bij den
muur met zijn rotsblokken... We zijn bijna
midden in de branding, midden in het schui
mende, kokende water... maar'we vliegen er
door h^en... Alles huilt en giert om ons heen
en door elkaar.», en... Daar komt de bui...
Daar komt hij. hóór!... Het dondert boven in
de lucht... Weerlicht... hagel, regen sneeuw,
alles te gelijk. Daar heb je 'em! Met een-
ratelend en donderend geluid... valt de
bui in de zeilenDe Tromp haalt
heelemaal over naar lij, en ligt dwars in de
zee. Het water, de zeeën slaan over ons heen.
„Over, op je roer" huilt de ouwe, mid-
dan in het lawaai van alles wat om ons is
Op je roer, op, op, op, op asjeblieft!
Hij moet draaien.•„Vallen" noemen we
dat... Van den wind af... .moet hij
draaien. Daarom leggen we het roer te loe-
vert op; aan de windzij.
We kjjken naar voren, naar de kop van de
Tromp... Zal hij het doen... zal hij draaien,
of niet.
Daar kraakt wat boven. Het is in het
groottuig, de bramsteng buigt, breekt... Het
grootmarszeil scheurt... waait uit de lijken,
waait weg... Goddank!... Weg er mee!
want nu... zie, achter waait de boedel weg
en voor blijven de zeilen staan... en dus
nu... draait hij... daar gaat hij... Het
schip richt zich andermaal op en hij draait...
hij draait... hóera!... Daar gaat hij heen.
Wij gieren precies eventjes om de buitenste
rotspunt heen. Vlak langs den rotsmuur...
Wij kijken er tegen op... tegen den muur.
Boven op den rand staan menschen... We
kunnen ze zienZe zijn heelemaal boven
ons... We kijken er heelemaal tegen op...
We zeilen er langs... vlak er onder langs.
Langzamerhand zien we al naar achteren,
als we er naar kijkenDe muur is al ach
terlijker dan dwars; we zijn er voorbijwe
komen in de ruimte... En nu, draait' de
Tromp nog verder den hoek om... wij stu
ren ruim van den wind weg... en...
Doar gaan we... daar gaan we... hoera...
het gevaar is voorbij! Extra oorlam a,an de
klok! en nog eens, hoera...!
Nog een poosje en we zien die leelijke-pun
ten en rotsblokken van straks, met hun bran
ding en lawaai... heel ver aan de kim.
Al verder en verder... nog verder... Wij
zien ze al -niet meer.We gaan straks weer
over den ahderen boek, en... 't Is alles
voorbij
Wij komen ten anker op een Engelsche reê
en herstellen onze averij. Een dag of wat
later loopen We weer het Kanaal in, maar nu
meteen mooie bries van het zuidwesten... Het
Kanaal uit, de Noordzee in,- en op een Za
terdagmorgen, net zooals we dachten, maar
een week later, liggen we veilig in de haven
van het Nieuwe Diep. Wij adelborsten vieren
een feest, zooals er nooit een geweest is, we
zijn allemaal dronken en we komen den ouwe
tegen, als wij in een grooten wagen zitten,
met twee Nieuwe Diepsche magere paarden
er voor.
„Hoerah voor den ouwe!" roepen we alle
maal uit den wagen. -
En „den ouwe" kijkt en lacht, want hij
loopt met zijn vrouw en zijn jongen... en
dan... heeft hij niet veel te vertellen.
Adieu, tot weerziens, oude heer.
Door 65 vaartuigen werd heden aan den
vischafslag alhier aangevoerd.
7254 kg kuiipaling, van 30 tot- 650 kg per
vaartuig, prijs 74 ct. per kg; 354 kg lijn- of
beugaal, van 0.68i.54 per kg; 494 kg
snoekbaars, 68 ct. per kg; 550 kg voorn en
baars, van 2036 ct. ppr kg en 550 manden
nest ZZVz ct. per mand.
URK, 8 September 1941. Door 55 vaar
tuigen werd j.1. Zaterdag aan den vischaf3lag
alhier aangevoerd: 8128 kg aal en paling, van
45 tot 200 kg per vaartuig, prps 74 ct.; 500 kg
lijn- of beugaal, 68 tot 154 ct.; 290 kg snoek
baars, 68 ct.; 400 kg voorn en baars, 20 tot
36 ct. per kg; 400 manden nestj prijs 33y2 ct.
en 25 manden possen, 3.per mand van
27H kg.
De visscherij op de voormalige Zuiderzee is
nog steeds van de grootste beteekenis. Dat er
nog veel aal en paling in het IJselmeer aan
wezig is, blijkt duidelijk uit de groote vangsten
i>an de motorlooze zeilvaartuigen. Zelfs bij ge
heel windstil' weer. De vangsten zijn dan in
veel gevallen nog hooger dan 50 kg per vaar
tuig. Bij een goede wind en windrichting
worden per etmaal door deze categorie
visschers vangsten geboekt van soms wel meer
dan 150 kg. Door de motorlooze zeilvaartuigen
werden verleden week besommingen geboekt
Van 100 tot 500 gulden per zeilvaartuig. De
kleine motorvaartuigen hebben slechts ten
hoogste 2 tot 3 etmaal kunnen visschen op aal
en paling. Vangsten tot 700 kg pen vaartuig.
De weekresultaten waren tot 900 gulden. Was
de beugaalvisscherij de laatste weken van zeer
weinig beteekenis, thans is hierin eenige ver
andering gekomen. De vangsten waren voor
heen te gering om de beug in zee te brengen.
Begunstigd door het mooie weer, worden nti
weer vangsten geboekt tot 70 kg per beuger. De
weekbesommingen van de kustlijnaalvisschers
waren tot 60. De stoombeugers tot 200.
De fuikaalvisscherij was van weinig be
teekenis. Voor het eerst sinds weken is men
hier ook weer met de visscherij op possen be
gonnen. De nestvangsten bleven de vorige
week hoog. De snoekbaars-, roode baars- en
voornvisscherjj nemen dusdanig in omvang toe,
dat men algemeen van gedachte ls, dat een
zeer goede snoekbaarsvisscherij voor de herfst
en winter op komst ls. Zéfer velen maken zich
nu dan ook al voor deze belangrijke visscherij
gereed.
De resultaten van onze groote Noordzeevloot
waren van goed tot zeer hoog. Dit was vooral
het geval met de snurrevaadvaartuigen. Be
sommingen veelal hooger dan duizend gulden
per vaartuig. De vorige week (1 tot en met
6 September) werd door 15 tot 80 vaartuigen
per dag aan den vischafslag alhier aangevoerd:
25100 kg kuiipaling, prijs 74 ct.; 1260 kg lijn-
of beugaal. 68 tot 154 ct.; 120 kg fuikaal,
74 ct.; 2330 kg snoekbaars, 68 ct.; 470 kg
roode baars, 36 ct.; 1940 kg voorn, 20 ct. per
kg; 2700 manden nest, prijs 33J-£ ct. en 30
manden possen, prijs 3.per mand van
27y2 kg.