Zfi&tfónieuwó EEN KRITIEK OOGENBLIK 2345 Geknoei met textielkaarten Verwaarloozing Er was eens Yïloedtk Als de boomen ruischen JwceJibcA nieuwe Het peurtje De „Tromp" in weerlichthagel regen en sneeuw Iegelijk YliewjuJ uil W& Burgerlijke Stand van Den Helder N.V. Drukkerij en Uitgeverij v.h. C. DE BOER JR. nieuw telefoonnummer Uit het politierapport Collecte t-b.c.-besfrijding Doodelijk ongeval Het groote moment Daders gearresteerd en opgesloten. De tijd, die wij beleven, is een tijd van knoeierij, in alle opzichten. We knoeien met de waarheid, we knoeien met de levensmiddelen, we? knoeien met alles waarmee te knoeien valt en het is dus geen wonder, dat velen het weinig benijdenswaardig vinden in dezen tijd te leven. De overheid is er om voor al deze kifoeierij een stokje te steken en zij treedt ten strengste OP als ze constateert; dat er geknoeid wordt met de distributiebescheiden, die ze in dezen tijd aan de burgers van dit land verstrekt. Het verwonderlijke is, dat de meest conscientieuse menschen er geen been in zien om die distributiemaatregelen te ontduiken. De over heid denkt daarover anders dan de burgera en ze straft niet zuinig als ze overtreders betrapt. Dezer dagen kwam de politie pp het spoor van een jongeman, die text'/elkaarten verkocht aan een Duitsch mlliiair. Bij een ingesteld onderzoek bleek, dat de jonge man deze textielkaarten gekocht had van een Helderschen middenstander. Een broer van dezen middenstander had zich even eens laten verleiden textielkaarten aan denzelfden jongeman te verkoopen. f De kaarten werden door dezen jongen ge kocht voor 6 gulden. Hij verkocht ze voor 9 gulden. Het drietal is gearresteerd en gisteren naar de strafgevangenis in Alkmaar overgebracht, waar ze hun gerechte straf zullen afwachten De economische rechter, die dit geval zal be handelen, zal zeker geen consideratie kennen met deze drie onmaatschappelijke burgers. Een schade- die verdriedubbelde. Ergens in Den Helder staat een lïuis. Het Was eens een vriendelijk, zonnig huis, dat door ■Vele stadgenooten, in den goeden tijd, be geerd, werd. De huur was behoorlijk. Het pand was voor den eigenaar een goede geldbeleg ging. Tfoen kwam de oorlog en op een onza- ligen nacht kreeg dit huis ruitenschade, door een bom, die op niet al te verren afstand explod,eerde. De schade, die door dezen bom was aange richt, was vrij gering. Voor een paar tientjes was zij te herstellen en dan had déze woning er weer even aantrekkelijk uitgezien als tevo ren. Wellicht was zij alweer eenige maanden verhuurd geweest, zooals tal van woningen de laatste maanden in Den Helder weer een huurder vonden. De eigenaar van dit huis echter was den goeden ouden tijd vergeten en hij dacht er ook niet meer aan, dat deze woning eens zoo'n goede geldbelegging voor hem was geweest. Hij vergat zelfs, dat de toestand binnen afzien- baren tijd weer normaal zou worden. Hij liet zijn huis voor wat het was, een huis, zonder ramen, een woning waar weer en wind vrij jspel hadden. En de regen en de wind hebben van dit vrije epel gebruik gemaakt. Er was geen regenbui, die dit open huis met rust liet. Fel kletterden regenstralen naar binnen. Het water kroop tusschen kieren en reten van het plafond. Het duurde niet lang of de plafonds begonnen ver zakkingen te vertoonen. Het water siepelde tusschen het behang en den wand, zoodat de vellen behang er bij hingen. En de wind deed de rest, met een soort luguber genoegen om de zaak te vernielen. Hij gierde door de leege kamers, hij rukte aan het losgelaten behang, hij huilde tusschen het plafond. Het zag er in dat zonnige huis al heel gauw troosteloos uit. Het w3l er koud en nat en tochtig. Niemand keek er meer naar om. Toen kwam op een d&g de eigenaar kijken. Hij schrok van de ravage. Hij was weer tot zichzelf gekomen en begreep, dat wanneer hij niet snel ingreep, zijn huis straks een ruïne zou zijn, alleen nog geschikt voor afbraak. De eigenaar herinnerde zich plotseling, dat er in Den 'Helder nog zooiets was als een schelde enquête commissie en een commissie Voor den wederopbouw "en hij haastte zich nu naar een van deze commissies en vroeg herstel van de aangerichte schade. De commissieleden van den wederopbouw hadden de schade opgenomen, na de bom explosie. Die was getaxeerd op 50 gulden. En nu ging men kijken en weer taxeeren en stelde men vast, dat herstel minstens 150 gulden zou kosten. Niet meer dan 50 gulden zou vergoed worden. 100 Gulden kwam voor rekening van den eigenaar, die zijn bezit zoo schromelijk verwaarloosd had. Dit huis had uw huis kunnen zijn, stadge noot in den vreemde. Laat het u ter waarschu wing zijn en zorg voor een spoedig herstel van uw getroffen panden en zorg rtvoor, dat wknneer het ooit nog eens mocht gebeuren, dat een woning van U beschadigd wordt, deze schade zoo snel mogelijk opgegeven wordt bij een tan de commissies, hierboven genoemd. V van 8 September 1941. BEVALLEN: A. VellekoopHebbink, d. J. J. F. de WijnMetelerkamp, d. Th. Ellende Boer, z. C. C. Ekkebu3de Graaf, z. OVERLEDEN: M! J. C. Breed (v.), 18 jaar. Heldersche Courant 2 lijnen een ambtenaar van de afdeeling schoenen bonnen. Geachte lezer begin nu niet te schel den, het heeft geen nut meer, ze is weg Voorgoed weg. Twee jaar lang heeft U haar kunnen verwenschen en bewonderen, al naar de schoenenbonnen U meer of minder rijkelijk zijn toegestroomd. Twee jaar lang heeft zjj in deze branche gewerkt en niet zonder resultaat. Thans heeft zjj zelf de stoute schoenen (en nog wel zonder bon) aangetrokken om zich op het doornige pad des huwelijks te begeven.v Alle hulde voor dezen moed. Maar lezer, wanneer U weer binnen zult komen, troont er achter de welbekende stand aan de bali geen blondje meer, dat U reeds van verre toelacht en U met eindeloos geduld, voor den zooveelsten keer dien dag, vertelt, dat TJ deze maand heusch niet voor een bon in aanmerking komt. En op Uw meestal min der vleiende op- en aanmerkingen U nog vrien delijker den raad geeft, het volgende maand maar weer opnieuw te probeeren... Dat is voorbij en onder ons gezegd, moppe rende en niet-mopperende stadgenooten, U wist wat U had, maar niet wat U kiijgt...! •Zoo is het leven; als de plant verdord is, gaan we haar lof bezingen. Laat het slot van dit moderne sprookje even goed zijn als dat uit een oud boek. D. K. AANRIJDING IN DE KEIZERSTRAAT. Een dame, die in de Keizerstraat op onvoor zichtige wijze den rijweg overstak, werd aan gereden door een passeerenden auto en be kwam daardoor lichte verwondingen. AARDAPPELEN EN KOLEN GESTOLEN. Hoe noodzakelijk het is, dat men z'n bullen veilig achter slot en grendel sluit, wordt be wezen door het feit, dat dezer dagen bezoek gebracht werd aan een veriaten woning van iemand aan de Breestraat. Toen de man, ge- evacueerd in Beverwijk, thuiskwam, miste hij een zak cokes plus 1% zak aardappelen. Een onderzoek wordt ingesteld. HERRIE AAN DE BASSINGRACHT. Herrie ontstond Zondagavond aan de Bas singracht, waar enkele lieden, die vrij diep in het glaasje gekeken hadden, het niet met el kaar eens waren. Evenwel... een en ander vermocht in der minne geschikt te worden, zoodat deze rumor in casa geen ernstige gevolgen had. WEER DE PRUIMEN. Thans deed een bewoonster van de Koning dwarsstraat- aangifte, dat jongelieden haar pruimenboom misbruikt hadden om hun prui- menlust te stillen.' Een onderzoek naar de snoodaards wordt ingesteld. INBRAAK OP DE ZUIDSTRAAT. Bij de politie werd aangifte gedaan, dat in een woning aan de Zuidstraat ingebroken was. Vermist werden o.a. 3 knotten wol. Vijf paar grijze kousen, 2 paar kinderkousen en 1 paar sokken. Ook hiernaar wordt een onder zoek ingesteld. DISTRIBUTIEFRAUDE GEPLEEGD. Zooals men nu zoo langzamerhand wel mag weten is het ten strengste verboden distribu tiekaarten te koopen, te verkoopen of er op andere wijze mee te sjaggeren. Enkele per sonen, die ondanks dit verbod toch koop en verkoop pleegden met hun kaarten, vielen door de mand en werden deswege bekeurd. GROENTEN GESTOLEN. Een bewoner van de Langestraat deed aan-x gifte, dat uit zijn tuin aan den Fortweg een hoeveelheid groenten gestolen waren. Eerst heden vernamen we de opbrengst van de collecte, die hier gehouden is voor de t.b.c.- beetrijding. De opbrengst bedroeg 386.01. Gezien het feit, dat de stad nog vrij mager bevolkt is, mag dit resultaat niet slecht ge noemd worden. Een woord van dank aan collectanten en collectrices is hier z^ker op zijn plaats. Haar oogen zijn zoo onuitsprekelijk goed, Als Sterrenglans zoo zuiver en sereen. Die stralen met hun mildert, blijden gloed Een zegeri uit naar alles om zich heen. Haar handen zijn zoo onuitsprekelijk zacht, Als porcelein zoo teeder en zoo broos. Maar pok zij dragen de verborgen kracht, Het wonder uit van liefde grenzenloos. O moeder, moeder, kleine, zwakke vrouw, Vergrijsd nu en gebogen door den tijd, Hoe welt in mij, wanneer ik denk aan jou, Zoo machtig op een stille dankbaarheid! O, liefste moeder, jij, die een heldin Geweest bent op je post van allen dag, Ik weet zoo vast: jij gaat ten hemel in, Zoo blij verwelkomd door Gods gouden lach! Enkhuizen A. N. Een zomeravondimpressie. Met een grootsch gebaar giet ,de zon haar laatste rood-gouden stralen over de dichte bosschen uit. Dan zinkt zij dieper en zijn het bosschen, waarachter vlammen opschieten tegen een blauw-grijzen hemel. De schemering gaat vallen. Langs de naar den horizon tot heel zacht blauw uitvloeiende lucht glijden witte wolken als smettelöoze watten voort. Kleine grijs-rose wolken met windveeren als grove rafelslierten zwéven er achteraan. En alles glijdt stil over mij heen, heel stil. Traag suizelt* de wind door het hooge gras waarin ik lig verscholen. Er schijnt een rilling aoor het met gele bloemen bezaaide veld te gaan, een rilling die ook mij bevangt, want nu de zon weg is wordt het frisscher. Ik kruip dieper weg in mijn plaid en luister naar het ritselen van de boomen. Het is zoo'n zacht, aarzelend ritselen, dat altijd zoo'n prettig ge voel geeft; dat herinneringen wakker roept en het verlangen naar alles dat mooi is weer aanwakkert. Ik ruik de ha'rslucht van de boomen, die aan het eind van mijn golvend veld beginnen, een luoht, die mijn zenuwen prikkelt en versterkt. In de verte loeit een koe. Een vliégmachihe scheert zacht ronkend langs de kleurige avondwolken als een groote zwarte vogel. Ik oog hem na tot hij een kleine stip geworden is, die door het luchtruim wordt opgeslokte De lucht wordt donkerder, meerdere wolken komen aandrijven en hun cadans wordt sneller; er steekt meer wind op. Het is alsof ik de zee hoor ruischen, maar het is de wind, die met meer kracht dan té voren door de takken wie gelt. En in dat ruischen hoor ik een melodie, die de sfeer emmijn hart tot één harmonieus geheel maakt. 1 Behaaglijk van innerlijk en van buiten lig ik doodstil en staar omhoog in die wijde hemelruimte. Het is maar zelden, dat ik mij zoo volmaakt gevoel. Het is altijd iets in de natuur, dat mjj boeit en ontroert, zooals nu het wotkenspel en het ruischen der bosschen, dat als vreemde, lokkende muziek in mijn ooren klinkt. Mijn gedachten zwellen aan tot fantasieën en als ik weer tot de werkelijkheid terugkeer, is het al laat geworden. Voor mij liggen de donkere bosschen als een uitgeknipte silhouet tegen de lichtere avond lucht en de boomen ruischen...... J. I. H. Gistermiddag is in de bocht nabij het voor malige café Burgzicht aan den Schflderweg een motorrijder, die met zeer groote snelheid reed, óp een rijdenden vrachtauto gereden, met het gevolg, dat de motorrijder, de heer M. de Boer, uit Leeuwarden, die tijdelijk op Texel werkzaam is, op slag werd gedood. Het motorrijwiel werd vernield. De autobe stuurder kwam met den schrik vrij. Neen, U bent er néést het is geen „wur- rem" doch een maar laat ik U het drama volledig en beheerscht verhalen! Tantaluskwelling no. 1. De gasmeter! Ddér begon het mee. Eén dezer dagen werd ik bij m'n thuiskomst verwelkomt met de, door mij met angst en vrees tegemoetgeziene vraag: .Controleer jij eens even de meter, wil je?" „Wil je", zei m'n vrouw. Natuurlijk wilde ik wel, dus antwoordde ik zoo gewoon moge lijk „Natuurlijk kindje" en dook zonder eenige notie omtrent gasmeters in de vestibule. Daar stond dan sinds de invoering der gas distributie mijn erfvijand en ik vroeg mij af, waarom in onze samenleving zoovele, voor den eenvoudigen mensch, onpleizierige uitvin dingen werden gedaan. Op m'n „bloote murregpijpies", zooals 's menschen knieën door de hoofdstedelingen betiteld plegen te worden, heb ik gepoogd de rebus van de vijf cirkeltjes op te lossen met als eenig resultaat dat, toen ik na 'n half uur mijn cijferlijst controleerde de huidige stand lager lag dan de voorafgaande. Aangezien het niet netjes is de capaciteiten van anderen te onderschatten, zocht ik de fout bij mijzelf en begon opnieuw. Het eene wijzertje loopt achteruit, het an dere vooruit, dus dan is het zooveel en dan het Plots schoot het met 'n vaart door mij heen, dat ik tijdens mijn vestibule expeditie mijn horloge had bekeken en Jawel, daar was warempel de tijdsaanduiding tus schen de getallen van de meterklok verzeild geraakt en daardoor, maar genoeg 'n Uur heb ik op het matje gezeten, 'n Vol uur. Zestig minuten. Zes en dertig honderd seconden!! Ik zal, om de redactie él te groote coupures te besparen 'n exposé van de door mij gebruikte termen achterwege lajen, want toen mijn vrouw op dit moment kwam vragen wat ik feitelijk zoo lang in de vestibule moest doen, moet er moordlust in m'n oogen hebben gestaan. „Ik lig op den krantenman te wachten", zei ik grimmig en sloeg'onverantwoordelijk hard het luikje van de gasmeter dicht en bande zoodoende de gehaet vijf cirkeltje 'n wijle uit 'n bestaan. ,,'t Gas ls op", verklaarde ik tenslotte m'n vrouw, bezijden de waarheid, doch alleen om mijn wetenschap betreffende gasvehikels in 'n niet te ongunstig daglicht te stellen. „We moeten de gasfabriek maar eens laten kijken", repliceerde ze en taxeerde met deze uitlating de bovengenoemde wetenschap op nul kontma nul! Nu had deze geschiedenis zonder meer af- geloopen kunnen zijn, ware het niet dat mijn onverbeterlijke vijftig procent de wensch te kennen had gegeven „Dat er dan maar een peurtje moest komen!" De winkelier keek of hij het in Keulen hoorde, nou u weet wel, en lispelde minzaam dat hij 'n bone fide zaak had in kachels en andere roetverwekkende middelen, doch niet in „wurreme" deed! En dit alles omdat wij vroegen om 'n Peur tje! Deze benaming scheen, na eenig heen en weer gebabbel, niet landelijk te zijn, zoodat wtj van 'n inmiddels gerustgestelde kachel exploitant 'n vuurduvel, alias waschfdrnuis, alias peurtje kochten Ik heb oprecht en ernstig gepoogd vuur in het gevél te krijgen. Met kranten met hout en met vuurmakers. Nog geen von£ vertoonde zich in het rond- buikige geval, laat staan 'n vlammetje. „De houtjes zijn nat", verduidelijkte m'n steeds in nietlukkende bezigheden belangstellende ega. „Dan moet je ze door de wringer halen" antwoordde ik in machtelooze woede eiv trachtte nogmaals het ding leven in te bla zen. „Waar het rookt is het warm"; heeft Tijl Uylenspiegel eens georeerd, maar toen kenden ze vast en zeker de „vuurpeur" nog niet, zooals ik het in m'n zenuwachtigheid betitelde. „D'r is net 'n mijnheer geweest van het gas", kwam mijn vrouw, die ik 'n tijd niet eens gemist had, opgewekt- binnen. „Nou, en vroeg ik zoo onhebbelijk mogelijk. „We heb ben nog dertig meter tegoed voor vijf dagen... verder kwam ze niet, want in dolle drift gaf ik 'n ruwe trap tegen de wasch- duvel waaraan ik eenige kostbare uren noo- deloos had verspild. Nu hangt er sinds 'n dag of twee 'n bordje voor ons raam; „Vuurduvel te koop, z.g.a.n. Tegen elk aannemelijk bod". Er komt geen mensch, hoe bestéét het!! Wijo. V (Slot). In dit nummer besluiten w(j bet merk- waardige verhaal van den schrijvenden j zeeofficier Werumeus Buning over het grootsche avontuur, beleefd op het oude Marine zeiifregat „Tromp". Merkwaardigomdat men in de oude documenten zelden een relaas vond dat zoo „heet van de naald", zoo foto- grafisch-juist weergegeven werd. Suggestiviteit is de voornaamste eisch die aan den huldigen reporter ge- steld wordt. De moderne journalist heeft in dit opzicht menig stout stukje j op z'n naam staan. Wat echter deze „ouderwetsche" schrijvende zeeofficier j schreef mag zeker de toets van de zwaarste critiek, gesteld aan een reporter, doorstaan! Menig oud marineman zal overigens, deze artikelen gelezen hebbende, z'n hart enkele slagen sneller hebben voelen slaan...! Op de kampanje staat hjj; aan lij, aan de benedenzij; de Tromp helt zwaar over onder al die zeilen. „De ouwe" kijkt onder ai de "zeilen door, naar dien leelijken hoek. Wij moeten boven dien hoek. Ziet ge wel daar links van den muur, die rij van fantas tische rotsblokken, waarvan ik hierboven reeds sprak? Die buitenste, het meeste naar links daar moeten we buiten om heen. En daar achter in de vei;te, ziet ge daar het blauwe nevelachtige land? Daar heeft de „ouwe" nu het oog op, en daarom kijkt hij steeds zoo strak onder ie zeilen door,, naar die buitenste punt. t Is nu zoowat een handbreed, wat er van dat nevelachtige land buiten de punt uit steekt... wat er achter uit komt kijken... Een „handbreed" maar.' Zie, als dat grooter wordt, als er meer van dat land daarachter te zien komt, als we er meer van beginnen te zien dan is dit een bewijs, dat we den hoek voorbij beginnen te schfliven. Dan gaat het goed. Maar... als het kleiner wordt, die „hand breed", als het kleiner wordt, dat lichtblauwe stukje, en we er dus hoe langer hoe minder van kunnen zien, dan is dat een bewijs... dat wè achter, beneden den hoek raken, dat we de bocht in schuiven, dat we zakken dat we... Stil maar, zoover is het nog niet. We komen dichter onder den wal, we kun nen de menschen zien loopen, we zien de vensters van dekhuizen, we zien een kerk Het lijkt wel, of ze daar aan den wal in hoopjes bij elkaar staan en naar ons kij ken... Jawel, zie, daar bij het landingshoofd, daar is het zwart van de menschen... Jawel, kijk maar toe, we houden ons goed. De Tromp houdt zich best, al loopt er ook nu reeds zoo'n vliegende, onstuimige zee, dat hij van tijd tot tijd een hoop water over krijgt, vooruit op zijn ouwe kop, dat hij er van schudt en trilt en dat het een lust is om te zien... Maar, 't wordt pijnlijker, we komen zoo dicht bij den hoek om en... 't Is of de Tromp begint te zakken...! Den ouwe kijkt nog maar altoos... naar die handbreed; geen spier van z'n ge laat die zich vertrekt... Hjj kijkt maar en houdt zich vast aan de reelnig van de kam panje. Van tijd tot t\jd zegt hij iets tegen den man aan het roer... Recht zoo!... Loe ven een beetje... Study... Recht zoo!... Maar hij zakt.hjj zakt, we komen er niet boven... Dat blauwe stukje land ^daar achter, wordt kleiner... we drijven de 'bocht in, het lukt niet, het gaat niet... Er moet nog meer zeil op! „Meer?"... maar er staat nu al te veel op, en de bui!... de bui, die nu bijna vlak boven ons is, en op het punt van los te barsten. Maar het moet, het moet, het kam niet anders! „Grootzeil zetten!" buldert de ouwe in eens. 1 Het klinkt door de lucht, als hij dat huilt... Maar meer nog buldert en slaat het in de lucht, als die groote lap zeil los wordt ge maakt en het zeil er op wordt gezet. Het grootzeil... de groote lap gaat los, en het zeil wordt gezet! Het is alsof het dondert hoog in de lucht, als het ééne geitouw voorzichtig afgevierd wordt en we probeeren om de schoot, een stuk van het zeil, bij te zetten. De ra buigt. Alles kraakt, alles buigt en siddert! De ouwe Tromp helt op een verschrikke lijke manier over naar lij... Hij bezwijkt er bijna onder... en... Hij zakt nog, hij zakt... we komen er niet boven... we raken beneden den hoek... Maar neen... toch niet, zie hjj richt zifch op, het ouwe vaartuig... de Tromp richt zich weer op... en nu schiet hij vooruit... Daar gaat hij heen! Hjj vliegt en steigert door het water... De zêeën breken op het schip en spoelen over het dek... Dat doet er niet toe, vooruit maar!... We staan allemaal op verschillende plaat sen. Vóóruit en achteruit, overal staan men schen met angstige gezichten. Daar zjjn er wel driehonderd, en nog meer. Wjj houden ons vast, wjj staan en wjj kjjken en wjj zjjn bang... En toch is het mooi...! 't Is stil, niemand zegt iets. Alleen de Tromp is aan het woord... De ouwe kijkt ook, maar h jj ls niet bang. Op zjjn gelaat ligt een verschrikkeljjke trek... Iets dat woest is, maar toch fermNu met recht, kommandeert hjj de Tromp. Hjj kjjkt naar den hoek en... naar de bui. We komen dichter bjj... De bui, de bui! Hjj Is vlak boven ons. Don kerblauw, zwart en onheilspellend. Het is, of er hagel in zit. Nog een oogenblikje maar. Als hij invalt gaat het tuig over boord! We komen dichter bij. We zijn vlak bij den muur met zijn rotsblokken... We zijn bijna midden in de branding, midden in het schui mende, kokende water... maar'we vliegen er door h^en... Alles huilt en giert om ons heen en door elkaar.», en... Daar komt de bui... Daar komt hij. hóór!... Het dondert boven in de lucht... Weerlicht... hagel, regen sneeuw, alles te gelijk. Daar heb je 'em! Met een- ratelend en donderend geluid... valt de bui in de zeilenDe Tromp haalt heelemaal over naar lij, en ligt dwars in de zee. Het water, de zeeën slaan over ons heen. „Over, op je roer" huilt de ouwe, mid- dan in het lawaai van alles wat om ons is Op je roer, op, op, op, op asjeblieft! Hij moet draaien.•„Vallen" noemen we dat... Van den wind af... .moet hij draaien. Daarom leggen we het roer te loe- vert op; aan de windzij. We kjjken naar voren, naar de kop van de Tromp... Zal hij het doen... zal hij draaien, of niet. Daar kraakt wat boven. Het is in het groottuig, de bramsteng buigt, breekt... Het grootmarszeil scheurt... waait uit de lijken, waait weg... Goddank!... Weg er mee! want nu... zie, achter waait de boedel weg en voor blijven de zeilen staan... en dus nu... draait hij... daar gaat hij... Het schip richt zich andermaal op en hij draait... hij draait... hóera!... Daar gaat hij heen. Wij gieren precies eventjes om de buitenste rotspunt heen. Vlak langs den rotsmuur... Wij kijken er tegen op... tegen den muur. Boven op den rand staan menschen... We kunnen ze zienZe zijn heelemaal boven ons... We kijken er heelemaal tegen op... We zeilen er langs... vlak er onder langs. Langzamerhand zien we al naar achteren, als we er naar kijkenDe muur is al ach terlijker dan dwars; we zijn er voorbijwe komen in de ruimte... En nu, draait' de Tromp nog verder den hoek om... wij stu ren ruim van den wind weg... en... Doar gaan we... daar gaan we... hoera... het gevaar is voorbij! Extra oorlam a,an de klok! en nog eens, hoera...! Nog een poosje en we zien die leelijke-pun ten en rotsblokken van straks, met hun bran ding en lawaai... heel ver aan de kim. Al verder en verder... nog verder... Wij zien ze al -niet meer.We gaan straks weer over den ahderen boek, en... 't Is alles voorbij Wij komen ten anker op een Engelsche reê en herstellen onze averij. Een dag of wat later loopen We weer het Kanaal in, maar nu meteen mooie bries van het zuidwesten... Het Kanaal uit, de Noordzee in,- en op een Za terdagmorgen, net zooals we dachten, maar een week later, liggen we veilig in de haven van het Nieuwe Diep. Wij adelborsten vieren een feest, zooals er nooit een geweest is, we zijn allemaal dronken en we komen den ouwe tegen, als wij in een grooten wagen zitten, met twee Nieuwe Diepsche magere paarden er voor. „Hoerah voor den ouwe!" roepen we alle maal uit den wagen. - En „den ouwe" kijkt en lacht, want hij loopt met zijn vrouw en zijn jongen... en dan... heeft hij niet veel te vertellen. Adieu, tot weerziens, oude heer. Door 65 vaartuigen werd heden aan den vischafslag alhier aangevoerd. 7254 kg kuiipaling, van 30 tot- 650 kg per vaartuig, prijs 74 ct. per kg; 354 kg lijn- of beugaal, van 0.68i.54 per kg; 494 kg snoekbaars, 68 ct. per kg; 550 kg voorn en baars, van 2036 ct. ppr kg en 550 manden nest ZZVz ct. per mand. URK, 8 September 1941. Door 55 vaar tuigen werd j.1. Zaterdag aan den vischaf3lag alhier aangevoerd: 8128 kg aal en paling, van 45 tot 200 kg per vaartuig, prps 74 ct.; 500 kg lijn- of beugaal, 68 tot 154 ct.; 290 kg snoek baars, 68 ct.; 400 kg voorn en baars, 20 tot 36 ct. per kg; 400 manden nestj prijs 33y2 ct. en 25 manden possen, 3.per mand van 27H kg. De visscherij op de voormalige Zuiderzee is nog steeds van de grootste beteekenis. Dat er nog veel aal en paling in het IJselmeer aan wezig is, blijkt duidelijk uit de groote vangsten i>an de motorlooze zeilvaartuigen. Zelfs bij ge heel windstil' weer. De vangsten zijn dan in veel gevallen nog hooger dan 50 kg per vaar tuig. Bij een goede wind en windrichting worden per etmaal door deze categorie visschers vangsten geboekt van soms wel meer dan 150 kg. Door de motorlooze zeilvaartuigen werden verleden week besommingen geboekt Van 100 tot 500 gulden per zeilvaartuig. De kleine motorvaartuigen hebben slechts ten hoogste 2 tot 3 etmaal kunnen visschen op aal en paling. Vangsten tot 700 kg pen vaartuig. De weekresultaten waren tot 900 gulden. Was de beugaalvisscherij de laatste weken van zeer weinig beteekenis, thans is hierin eenige ver andering gekomen. De vangsten waren voor heen te gering om de beug in zee te brengen. Begunstigd door het mooie weer, worden nti weer vangsten geboekt tot 70 kg per beuger. De weekbesommingen van de kustlijnaalvisschers waren tot 60. De stoombeugers tot 200. De fuikaalvisscherij was van weinig be teekenis. Voor het eerst sinds weken is men hier ook weer met de visscherij op possen be gonnen. De nestvangsten bleven de vorige week hoog. De snoekbaars-, roode baars- en voornvisscherjj nemen dusdanig in omvang toe, dat men algemeen van gedachte ls, dat een zeer goede snoekbaarsvisscherij voor de herfst en winter op komst ls. Zéfer velen maken zich nu dan ook al voor deze belangrijke visscherij gereed. De resultaten van onze groote Noordzeevloot waren van goed tot zeer hoog. Dit was vooral het geval met de snurrevaadvaartuigen. Be sommingen veelal hooger dan duizend gulden per vaartuig. De vorige week (1 tot en met 6 September) werd door 15 tot 80 vaartuigen per dag aan den vischafslag alhier aangevoerd: 25100 kg kuiipaling, prijs 74 ct.; 1260 kg lijn- of beugaal. 68 tot 154 ct.; 120 kg fuikaal, 74 ct.; 2330 kg snoekbaars, 68 ct.; 470 kg roode baars, 36 ct.; 1940 kg voorn, 20 ct. per kg; 2700 manden nest, prijs 33J-£ ct. en 30 manden possen, prijs 3.per mand van 27y2 kg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 3