SPAAR- Een timmermanszoon dook onder. RUKSPOST SPAARBANK De legende van de Enkhuizer vrekkin. Nederland en de Olympische Spelen 1928. PEYNENBURG Den blik opwaarts Als echte lava-thee! Pim VAN DER PLAATS Wonderlijke bladzijde uit het leven van Jan Adriaansz. Leeghwater. ZIJ WERKEN voor ons dagelijksch brood. I 'T LUGUBER GEHEIM VAN DE KRUISKAPEL. Een oud mysterie, met een moraal voor het heden H.O.L.L.A.N.DHolland, telt een woordje mee." MELODIE VAN LEED. Van Geld en Goed. Sportrevue van de week. Topprestaties of niet? BU DE „Leeghwater, Jan Adriaansz. (1575c. 1660), Nederlandsch waterbouwkundige, was molenaar in De Rtlp, heeft medegewerkt aan het droogmalen van Beem- ster en Purmer en had reeds plannen yoor de droogmaking van de Haarliemmerm'eer. Ook in Duitschland en Frankriik leidde htl de droogmaking van ver- •chillende moerassen." Dit lezen wij in een encyclopaedie en dit is zoo ongeveer alles, wat de doorsnee-burger van Leeghwater weet niet meer en niet minder. Wanneer men tóch een van beide zou moeten kiezen: meer in geen geval. Wat weet men van het dorpje De t>ud een aantal schamele hutten Slechts in het einde der 16e eeuw? Wat weet men van zijn schaarsche bewoners, van hun eeuwigdurenden strijd tegen het water, dat hen be laagde van allen kant wat van den eenvoudigen molenaarszoon, die een denker was niet alleen, doch ook een doener en die den strijd aan bond tegen den belager, hem insloot in een harnas van dijken, hem temde en zoo den bloeienden Beemster schien? Wij weten van Leeghwater zoo weinig en toch: zijn leven was zoo riik. het was eén groote worste ling. waarin nederlaag en overwin ning met elkaar wisselden geluk eb en vloed, het was een nimmer ver sagen. Nu drie eeuwen later, staat het voor 'ons als een lichtend voorbeeld als een tot vleesch en bloed gewor den .luctor et emergo". doch weder om rijst de vraag: wat weten wn eigenlijk van Leeghwater af? Ken nen wij hem als molenbouwer, als klokkenmaker, als duiker? Ja. waarde lezer, dit laatste was Leeghwater óók. al vindt men in de historie daarvan weinig terug. Die duikgeschiedenis is een geheimzinnige bladzijde in het leven van dezen grooten man. Een feit is. dat Jan Adriaanszoon zich in ziin jeugd vaak moet hebben bezig gehouden met de mogelijkheid om onder water te werken, te loopen en te praten, in één woord zich te be wegen als op den beganen grond. Hii maakt plannen, die hii weer ver werpt opnieuw, telkens en telkens weer. tot hij licht gaat zien en ande ren deelgenbot maakt van wat zijn brein heeft gewrocht. Maar als hij hun ziin plannen voorlegt, wordt hii uitgekreten voor een fantast en ware het niet. dat hij zich den steun en het vertrouwen van Pieter Pieters zoon had verzekerd, den leeraar van de Doopsgezinden in De Riip. zij zouden waarschijnlijk nimmer tot uit voering zijn gekomen. Thans echter zet deze er zijn schouders onder, hij spreekt met invloedrijke relaties en door zijn medewerking is het. dat Leeghwater zijn „waterconste" zal mogen toonen voor Prins Maurits en diens gevolg. Het is tot hun groote verwondering, dat Leeghwater onder water verdwijnt, het is tot .hun nog grooter verwondering, dat hii na ge- ruimen tijd daaruit weer levend en wel te voorschijn treedt. Zoo voldaan is de Prins, dat hij den molenaars zoon een rol goudstukken biedt en dit kan ten bewijze dienen, dat hier geen sprookje wordt verteld dat hem naar aanleiding van deze de monstratie in den iare 1605 door „die Staten-Generaal der Vereenichde Ne derlanden" een octrooi op zijn vin ding wordt uitgereikt. Een jaar later - het is ten tnde van de kermis in Amsterdam zal Leeghwater zijn „conste" den volke toonen en honderden zijn uitgeloopen om dit mirakuleuze schouwsoel van LANGE jaren is de boerenstand in de verdrukking geweest en nu zouden alle menschen wel een beetje boer willen zijn. Nu lijkt het boeren land immers een dorado, waar het botertje tot den boom is. De werkelijkheid is echter wat an ders, want de boer van tegenwoordig werkt niet meer uitsluitend voor zichzelf of een bepaalde groep, maar voor ons allen en daarbij heeft hij zijn eigen belangen ondergeschikt te maken aan het belang van zijn volk. Dat geeft wel eens moeilijkheden, vooral door verkeerd begrip en in het bijzonder als de oorlog zijn stem pel op al ons doen en laten drukt maar wie een open, eerlijk oog heeft voor alles, weet èn w e r k t. Dan ploegt de boer voort voor zijn volk, ook al zijn hooivorde- ring, veelevering en scheurplichten om eens enkele moeilijkheden te noemen hem niet altijd even aan genaam. Dat gaat weer voorbij, zegt een echte Hollandsche boer ons; één die midden in de praktijk staat van het boerenbedrijf en weet dat zulke dingen voortvloeien uit den oorlogs toestand. Hij kijkt verder en speurt meer vasten grond onder de voeten. Over het algemeen ontwaart hij een stijgende waardeering voor zijn werk, waarbij hij zich niet bedotten laat door hen, die hem thans om der wille van den smeer hemelhoog prijzen. En de Landstand? Wij vroegen het niet alleen hem. doch ook anderen, die zich tot dus verre afzijdig hielden. Daarvoor is de waardeering groeiende, de scherpe tegenkanting bestaat reeds niet meer. Het besef rijpt, dat de verdeeldheid, waarin men tot dusverre leefde, tot eigen onmacht heeft geleid. „We moeten één zijn", zei de boer, „ook als de oorlog voorbij is." En daarmede tikte hij den spijker op den kop. Het vee is weer naar de welden, er is weer volop werk. De veeboer werkt voor zich zelf en zijn gezin, maar ook voor ons voor ons dage lijksch brood. De boer hij ziet zijn taak en ploegt voort. 5 In dezen tijd van moderne tech niek, nu de wereld op dit gebied vervuld is van duizend en één wonder en nu om ong nader te bepalen duikbooten als een machtig middel in den titanen strijd, welke thans wordt gevoerd, alle wereldzeeën doorkruisen, is het wel eens interessant na te gaan, wie het eerst op de gedach te is gekomen zich onder den wa terspiegel te bewegen en wie, wat belangrijker is, daaraan practische uitvoering heeft gegeven. Bij deze vraag zweeft ieder rechtgeaard Nederlander de naam op de lippen van den beroemden Cornelis Drebbe; dat hij de man is geweest van de eerste onder zeeboot, staat wel historisch vast Doch wie denkt daarbij aan zijn eveneens beroemden tijdgenoot Jan Adriaanszoon Leeghwater? Aan den eenvoudigen timmermanszoon uit De Rijp, later de groote land- veroveraar? Het was wei geen duikboot, die hij construeerde, maar toch verbleef hij drie kwar tier onder het wateroppervlak en kwam daarna springlevend weer boven. „Duivelswerk!" zeiden zijn tijd- genooten. En wat zeggen wij? nabij gade te slaan. Mag men de be- beschriivingen hiervan gelooven. dan was het volk over wat het te zien kreeg met stomheid geslagen. Zegge en schrijve drie kwartier vertoefde Leeghwater onder het wateropper vlak. waar hii at. waar hii zong en waar hij schreef. Op heel de hoofd stedelijke kermis was geen attractie, welke hieraan ook maar nabii kwam. „Duivelswerk!" zeiden de men schen. Anderen zeiden niets, doch haalden de schouders op. Zii ver mochten het groote wonder niet te omvatten en dies zw?gen zij. Hoe gebeurde het? Men zou zeggen, dat na dit gebeu ren voor Leeghwater de poorten voor een glorieuze toekomst waren ge opend, dat zich weidsche perspectie ven zouden voordoen en dat hij met ziin vinding de wereld als het ware veroveren zou. Wonderlijk genoeg echter gebeurde niets van dit alles en verzonk de uitvinding, die vooral bij waterbouwkundige werken van zoo ontzaglijk nut had kunnen zijn. in de vergetelheid. Juist nadat het pleit scheen te ziin gewonnen, verneemt men er niets meer van. Wat hiervan de oorzaak is geweest, hieromtrent tast men in het duister, evenzeer als men dit doet ten aanzien van den aard van het instrument. H<at Leegh water in staat stelde zich tot op den bodem van het water te bewegen. Over het algemeen is men geneigd te denken aan een soort duikerklok, doch omtrent de constructie hiervan is nimmer iets bekend geworden. Slechts gissingen ziin hier mogelijk, doch ook al zal nimmer het iuiste licht hierover schiinen, dan blijft de ze duistere bladzijde toch een be langrijke in het leven van den man. die Noord-Holland's vruchtbaarsten polder uit het water verrijzen deed. Jac. Broersen. In het Be Quick-stadion te Groningen werden de door de Gronlngsche boks- en athletiekvereenlglng „De Sportparken" georganiseerde nationale bokswedstrijden gehouden. Tijdens de partij tusschen D. Bakker (rechts) uit Groningen en A v. d. Kaa uit Eindhoven CNF-Folkers-Pas m Groen valt het licht van de late avondzon door de verweerde ruitjes van Enkhuizens Sint-Pancraskerk en toovert nog nooit geziene kleur- schakeeringen op de scheefgezakte pilaren, de afgesleten grafzerken en het eeuwenoude, bruine eikenhout van de banken. Buiten, op het Kerkplein en in de Westerstraat, boldert het leven van het tierige stadje. Hier, onder de hooge gewelven, suist de stilte. In deze ruimte, waarin geslacht na geslacht zich onder den kansel vereenigd heeft om Gods woord te vernemen, spreken de eeuwen. Veel is er binnen en buiten de muren van de Sint Pancras ge schied; schoone dingen getuigend van diep-religieuzen zin, maar ook gebeurtenissen, die een schril beeld geven van den mensch met al zijn lage hartstochten.... Verhalen van mond tot mond ver teld, die door de eeuwen heen het karakter van een legende hebben gekregen. Een der merkwaardigsten - de legende van Enkhuizen wil ik hier weer geven zooals ik haar hoorde uit den mond van een ouden inwoner, die ook een gedicht bezat over het voorval. Eeuwen geleden was het vier- of vijfhonderd jaar? leefde er in Enk huizen een vrouw, die zich vele rijk dommen had vergaard. Ze bezat een brouwerij, tachtig mor gen land, een prachtig huis en als haar met ijzeren beslag en zware sloten voorziene geldkist openging, dan zag men de zachtgele glans van duizenden goudstukken En al had zij deze aardsche schatten weten te verwerven, tevreden was ze niet. Méér huizen, méér land en bovenal méér goudstukken moesten er komen! Den heelen dag was daarop haar den ken gericht en 's avonds, als ze bij het licht van een stompje vetkaars de glin sterende schijven had nageteld, dan maakte ze in haar bed berekeningen en VIJFTIEN jaar geleden. De Olympi sche Spelen 1928 te Amsterdam! Op een van de mooie zomersche dagen zitten we voor de zooveelste maal in het trotsche bouwwerk van Jan Wils: het groote stadion aan den Amstelveenschen weg. En met ons zitten er eenige tien duizenden anderen. We kijken allemaal naar wat er voor ons gebeurt op het ahtletiekterrein. Daar staan de loopers gereed voor een 100 meter-wedstrijd en daar slingeren de speerwerpers hun speer hoog door de lucht. En elk oogen- blik klinkt er een applaus op uit de menigte: de belooning van het publiek voor een of andere fraaie prestatie. En dan opeenssssssttt Heelemaal in het hoekje, vlak voor de staantribune, op een plaatsje, dat de groote massa eigenlijk uit het oog verloren heeft, gebeurt iets bijzonders, dat slechts van dichtbij door de staan- tribunisten nauwkeurig gevolgd wordt en dat toch de aandacht verdient van alle Nederlanders op Eere- en Mara thontribune. Daar wordt het nummer hoogsprin gen voor dames afgewerkt. OCH, onze Nederlandsche meisjes tellen helaas niet mee. Ze loopen aardig, ze springen lang niet slecht in den springbak, ze kunnen een speer ook vele meters werpen, maarze zijn toch in alle opzichten de minderen van al die andere meisjes uit al die andere landen. En nou opeens de verrassing! Daar in dat vergeten hoekje neemt een onbekend Nederlandsch meisje haar aanloop en ziet, met een sierlijken sprong glijdt zij over de lat. En daarmee verovert ze al vast de volgende ronde, de finale zelfs. Dat weten we niet op de verre tribu nes, Want we hebben slechts oog voor wereldprestaties. Maar dansssttt! Het wordt zeer dringend gesist door de staan-tribunis- ten. En ze hebben gelijk. Want, wat dan niemand verwachtte, gebeurt. De eene na de andere finaliste is afgeval len en om de hoogste eer strijden nog slechts drie meisjes, waaronder een Ne derlandsche! Wie is het toch? Wie verdedigt daar onze kleuren? We moeten in het programmaboekje kijken en vinden den naam J. L. Gi- solf. En even later weten we, dat ze Lien heet. En Lien doet het goed. Ze zal weer springen en nu houdt heel het groote Stadion den adem in De aanloopde sprong en weer kan voor haar de lat iets hooger ge legd worden. En dan nummer drie valt af en het is niet Lien Gislof. WIE het uitgevonden heeft, weten we niet, (naar plotseling >neemt het Stadion de strijdkreet over: H.O.L.L.A. N.D.! Holland spreekt een woordje mee! Daar gaat ze weer! Een nieuwe sprong. Helaas, de lat valt Maar ook haar concurrente mist! Nieuwe spanning bij de menigte. Minuten van spanning gaan voorbij. En tenslotte is er een die zegeviert. Dat het onze Lien niet is, mag mis schien jammer zijn voor ons, Neder landers. Maar allen zijn we trotsch op haar prestatie en als de Nederlandsche vlag waait aan de tweede mast en het volkslied klinkt ter eere van het slan ke Nederlandsche meisje, dan is het, alsof we zelf mee hebben geholpen aan het veroveren van dien tweeden prijs En juichend verlaat even later de massa het stadion. Ze galmt nog langen tijd: H.O.L.L.A.N.D. Holland telt een woordje mee! plannen om de opbrengst van de brou werij nog te verhoogen door de knech ten te korten op hun karige loonen, of de pachters van de landerijen zwaar dere huren te laten betalen.... Slechts één meid, Catrijn genaamd, hield de vrouw er op na, een meid, die met haar oud geworden was en die, door honderden standjes opgevoed, de kunst verstond haar meesteres en zich- zelve in het leven te houden van oud brood, gepikte boonen en vleeschafval, dat alles tezamen nog geen drie dui ten per dag kostte. Tot op eenmaal de vrouw ziek werd en zich te bed meost begeven. In eten had ze geen trek, waarover ze zich hei melijk verheugde, omdat er nu weer eenige duiten gespaard konden worden. Na den vijfden dag liet zich 's avonds een pachter aandienen, die een be langrijke som gelds had te betalen. En als bij toooverslag was de zieke beter! Ze wipte van haar bedstede en telde nauwkeurig de munten na om vervolgens een kwitantie te schrijven en het bedrag in haar boeken aan te teekenen. Doch de plotselinge beterschap was slechts schijn geweest. Dien nacht werd ze overvallen door hevige pijnen, welke haar torteerden als de ijzige vingers van den Dood. Ze begteep, dat ze zou moeten sterven, maar nog had haar wil geen andere belangstelling dan voor goud! 's Anderen morgen, toen Catrijn aan haar bed kwam, vroeg ze de meid haar een dienst te bewijzen als ze dood zou zijn. Achthonderd gulden belooning en een dubbel rouwgeld stelde ze in het voor uitzicht en Catrijn bij het hooren van zoo'n belangrijke som zwoer een duren eed, dat ze doen wilde al wat de meesteres van haar vroeg. De notaris kwam om de legateering in het testament vast te leggen en toen hij weg was, gaf de stervende aan Ca trijn haar gruwelijke opdracht: Al het goud moest in een zak gedaan worden en daarna mee in de doodkist! Spoedig was het rlu afgeloopen; na een paar zware krampen van de vrek- in vierde de Dood zijn overwinning. Doch over Catrijn kwam een hevige benauwenis, want zij stond voor een vreeselijke taak. Eindelijk, een half uur voor de begrafenis, wist zij de zak met goud in de kist te tillen en- onder het hoofd van de overledene neer te leg gen. In de Kruiskapel van de Zuiderkerk werd de vrouw ter aarde besteld. Kort nadien waren de verwanten .in het sterfhuis vergaderd om de erfenis te verdeelen, doch tot hun groote gramschap bleek er geen duit te vin den en volgens het kasboek moest er toch geld zijn! De verdenking viel op de meid, die al spoedig door Schout en Schepenen werd verhoord en hun onder luid ge ween verklaarde, dat het een diep ge heim was en dat ze eep eed had ge zworen het aan niemand te zullen ver tellen. Doch de erfgenamen wilden de zen eed op zich nemen en toen vertel de Catrijn wat zij wist.... Onze grootste dichteres zingt er gens: „Een mensch voelt zich tot menschen altijd weer aangetrok ken", en zij spreekt daarmee uit, wat onze maatschappij altijd op nieuw tot toch ook weer wa^rlijke samenleving maakt, in bepaalde kleinere kernen. Er blijft, "dwars door alles heen, toch een onuit roeibaar verlangen in ons naar werkelijke gemeenschap met ande re menschen, misschien juist, evenals dat bij haar het geval ls, met hen die verworpen hf verloren schijnen en met wie wij ons in we zen één weten. Dat verlangen, dat Christuszaad in ons, drijft ons steeds weer uit. onszelf en uit onze wanhoop naar de anderen, die oir" noodig kunnen hebben en die wij noodig hebben. Wij weten wel, dat die keuze vóór de menschen ons onze zielerust en ons gemak zal kosten; een intens mede leven met de menschen is niet be vorderlijk voer een stoorloos ge luk. Wij weten dat het ons onher roepelijk veel leed zal brengen. Want waar menschen waarlijk le ven, daar is lijden. En waar liefde is, daar is lijden, want daar wordt sterker dan waar ook elders eigen ontoereikendheid en onvolkomen heid gevoeld. Het leed om hen die ons lief zijn en die ons op een of andere wijze zijn toevertrouwd, is zwaarder te dragen dan eventueel eigen gemis. Maar opnieuw komt een woord van haar ons de richting wijzen: ,,'t Leed is hun lief, als liefde 't heeft gegeven." Zij „wil toch niet anders zijn," niet stoïcijnsch onkwetsbaar, niet harteloos afzij dig. Zij kiest voor de voetwas- sching, zooals Christus ons die op den avond vóór Zijn kruisgang heeft voorgeleefd. Omdat zij niet anders kan. Zij aanvaardt het leed, dat deze keuze haar brengen moet, ja, het kan tenslotte gebeuren dat het haar zelfs lief wordt. Niet omdat zij het leed op zichzelf zoekt, maar omdat het door liefde werd gege ven, en omdat alles wat die liefde brengt haar welkom is. Het valt haar wel eens zwaar, steeds „als een kraan te worden opengezet" en altijd van zichzelf te moeten uit- deelen, ook als zij moe is, ook als zij niets liever zou begeeren dan te „drinken uit het stille bekken der eenzaamheid." Maar toch kan zij niet anders dan weer tot de men schen keeren en hun leven meele ven, en het volkomen met hen deelen, wat het haar ook brengen mag. En aan het eind loutert dat leed, dat het geloof in de zachte krach ten, die zullen winnen, haar bracht, haar zoo, dat zij het tot schoonheid kan herscheppen, of beter: dat het zich in haar vanzelf tot schoonheid vormt, in haar ge dichten, in haar geheele levens houding. Zij weet melodie te ma ken van haar leed, van dat zware en toch zoo dierbare dat haar leven met de menschen haar heeft aangedaan. En zoo keert het als vreugde tot diezelfde menschen terug, zooals de regen, na de aarde te hebben doordrenkt, als bloesem en vrucht naar den hemel terugstreeft. Mochten ook wij zóó het leed leeren liefkrijgen en omsmeden, tot vreugde voor onze medemen- schen, zoodat ook wij eenmaal mogen getuigen: Veel stond tusschen mij in en mijn werk. Groeiende heb ik dat op zij gezet: Het werd al lichter, alle kluisters braken, en ik zag liefde als de levenswet. Reeds vele malen vernamen wij vun onze lezers de klacht, dat de koersen van eenige toonaangevende, aan te beurs te Amsterdam genoteerde, fond sen niet ln ons blad werden opgenomen. In verband hiermede hebben wij ge meend weer tot dagelijksche publicatie van deze koersen te moeten overgaan, des Zaterdags zullen wij eenige regels wijden aan de belangrijkste gebeur .e- nissen op financiëel gebied. Wat de Amsterdamsche Beurs in de afgeloopen week betreft, deze storm weer geheel ln het teeken van bijna geen aanbod en daartegenover een on veranderd groote vraag. Deze toestand zal voorloopig wel zoo blijven. Wat de ln de afgeloopen week gepu bliceerde Jaarverslagen betreft, daarvan ls dat van de Hollandsche Draad- cn Kabelfabrlek wel het belangrijksie. Deze vennootschap heeft nog een be trekkelijk goed jaar gemaakt. De baten daalden weliswaar van f 1.049.462.— tot f 759.638.— en het divi dend van 8 tot 6°/o, maar deze cijfers m<- ken nog een zeer gunstigen indruk in dien men bedenkt, dat aan belastingen zoo'n f 6 ton betaald werd. De vooruit zichten zijn onzeker, maar de vennoot schap blijft financiëel zeer sterk. Ook de andere gepubliceerde versla gen geven lagere dividenden te zien: Hoynlg aandeelen C 5 (v.j. 5,2 Hoynig aandeelen A.B. 3 (v.j. 6 Hollandsche Beton Mij. 4 (v. J. 6 •Al- Drukkerij de Spaafnestad 3 Vt (v.j. 6 Holl. Sociëteit v. Levensverz. 8 (onv.) Ned. Springstoffenfabrieken 2J4 (v J. 4 'Ie.) Industrie Lohuizen nihil (v.j. 6 Het verbod tot aflevering en verkoop van meubelen door fabrikanten is deze week uitgebreid tot grossiers, detaillis ten en ambachtslieden. De bedoeling van dezen maatregel ls vermoedelijk te komen tot een billijke verdeeling van de aanwezige meubelen. FONDS Heden 4 Nederl. 1940II 1Ü2»/M 4 Nederl. 1941 102'/, 3% Nederl. 1941 100-1/» 3% Nèderl. 1942 100-7» 3—3 Nederl. 1938 98J-9 3 Ned.-Indië 1937 94 Twentsche Bank 153 Nederl. Handel Mij. 173 Ned.-Ind. Handelsbank 130 Aku 187 van Berkel 164 Philips Gloeil. 369 Wilton Feijenoord 238 Holl.-Amer. Lijn 150 Ned. Scheepvaart Unie 1727, Deli Maatschappij 1 O'A Senembah 1531/* 3% Arnh.sche Hyp. 1027, 3>A Fr.-Gron. Hyp. 10274 3 y, Nationale Hyp. 10 iU V. k. 102 1025/13 100 100»/lg 93">/lp 94»/« 153 173 1/95/g 187 1637, 369 238 150 172V4 18074 15574 10274 10274 10274 De dorst naar het goud had echter de neven en nichten zoo aangegrepen, dat zij besloten kostte was het kost het geld weer tevoorschijn te halen. Snel togen zij naar de stille Kruis kapel, waarin weldra een luid gerucht van schoppen en houweelen hoorbaar was. Na een half uur graven stiet men op de kist. Een neef kon zijn ongeduld niet be dwingen en met één slag van zijn hou weel spleet hij het deksel. Doch het was geen goud, dat er in de kist lag.... Met oogen, wijdopen van ontzetting, zagen de erfgenamen serpenten en ha gedissen, die zich aan het lijk vastge- slingerd hadden.'; Op de hartkuil zat een pad uit wiens afzichtelijke bek vlammen en sulferdampen omhoogkwa men, doch in de buik van het lijk ram melden de goudstukken.... Het graf werd toegemaakt en zooals in het gedicht van mijn, zegman staat, besloten „de Edele Heeren van de Ma gistraat" er een zerk op te laten plaat sen met afbeeldingen „so als het daer van binnen ghevonden was", tot een voortdurende waarschuwing, tot een spiegel van alle gierigaards en begeeri- ge erfgenamen. Gr. We bekeren nog steeds! Ondanks het gesloten seizoen. Maar dit is het gelukkige van de bepaling van het ge sloten seizoen, dat zii met soepelheid wordt toegepast en zoo zullen Ajax en Wageningen morgen elkaar in de haren vliegen om een plaatsje in de finale en terzelfdertijd zullen M.V.V. en D.F.C. onder elkaar uitmaken, wie de tweede finalist is. Het wil ons voorkomen, dat de be kerwedstrijden een werkelijke aange legenheid wordt 5 O Op de sportpersconferentie van deze week heeft de heer A. Smit een uit eenzetting gegeven over de sport, in den loop der eeuwen. Natuurlijk wer den de Grieken onder de loupe geno men, even natuurlijk werd gewezen op het verband tusschen verschillen de takken van sport en het tempera- mept der volkeren en tenslotte werd de hedendaagsche sportbeoefening na der bekeken. De heer Smit herinnerde in dit verband aan de uitwassen van de sport (de wielerzesdaagsche o.a.!) en wees er op, dat de taak van de sport ligt op het gebied van de phv- sieke vorming van het volk ln de breedte. Dat wil zeggen: beter wat minder hooge afzonderlijke prestaties, maar daartegenover goede prestaties en zooveel mogelijk sportbeoefenaars uit alle deelen der bevolking. Daar is veel voor te zeggen, maar men zij toch voorzichtig. Topprestaties hebben we noodig, om de massa te be reiken. Topprestaties zijn eigenlijk de beste propagandamiddelen voor de sport zelf. Een voorbeeld? Toen Euwe met Aljechln streed om het wereldkampioenschap schaken, schaakte half Nederland. En ofschoon dit al weer verscheidene jaren ge'e- den is, blijft Nederland schaken. En goed ook! Of. wilt u een ander voorbeeld: toen Lien Gisolf op de Olympische Spelen te Amsterdam, nu 15 jaar geleden, de finale hoogspringen bereikte en in die finale de tweede plaats veroverde, toen was dat de groote stoot tot de populariseering der athletlekbeoefe- ning door dames. En kijk maar eens: onze meisjes weren zich geducht en tellen mee! Zoo zijn er tal van voorbeelden Waarmee we maar willen zeggen, dat topprestaties noodig zijn om de groo te massa te bereiken. O Elfduizend menschen waren er ver leden Zondag op de courses te Alk maar! Een record voor Noord-Hol land. Maar.... hoevelen waren er, die werkelijk voor de paardensport kwa men? i Wij meenen, dat de goklust hier ver re nummer één was en toch zeggen we allemaal, dat het met de paardensport »>o goed gaat.**,, De man, die huiselick- heyt waardeert I Soet is hem 't rusten bij de schouw. Maer soeter nog. wanneer de vrouw Krick-Kracks van Peynenbucg tracteert. Vrug Uw winkelier, misschien heeft hi] ie net ontvingen. geniet Ik geloof vast, dat van der Plaats' thee-surrogaat dè drank wordt! Zóó ongelooflijk veel lijkt 't op thee, die vroeger van Java kwamDa's waar I Proef 't maar! Achttien karaat 10 thee-tabletten 14 cent VAN DER PLAATS' KOFFIEBRANDERIJEN EN THEEHANDEL ,*OSTSP^ SPAARBANKBOEKJE HET SPAARBANKLOKET IS OOK NA 3 UUR GEOPEND Wanneer U in een café een kop thee wordt geserveerd en deze smaakt warempel als echt, tien tegen één dat het „Nettie" is. IEDEREEN) ZEGT ET ECHT! Uitsluitend verkrijgbaar voor hotels» café's, restaurants, pensions, ziekenhuizen, kloos- ters en andere groote instellingen* C. J. M. HILLING Heerengracht 435 - Amsterdam (C)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1943 | | pagina 3